caspofungine
Samenstelling
Cancidas (als acetaat) XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg, 70 mg
Caspofungine (als acetaat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg, 70 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van een invasieve schimmelinfectie de SWAB-richtlijn invasieve schimmelinfecties (2017, op p. 33 en 34). Voor invasieve aspergillose kijk in hoofdstuk 2, voor candidiasis in hoofdstuk 3.
Indicaties
- Behandeling van:
- invasieve aspergillose als andere middelen (amfotericine B, itraconazol) onvoldoende effectief zijn óf niet worden verdragen;
- invasieve candidiasis.
- Als empirische therapie voor vermoede schimmelinfecties (zoals Candida of Aspergillus) met koorts en neutropenie.
Doseringen
Invasieve aspergillose of candidiasis
Volwassenen
Intraveneus: Lichaamsgewicht ≤ 80 kg: eerste dag 70 mg, gevolgd door 50 mg 1×/dag. Lichaamsgewicht > 80 kg: eerste dag 70 mg, gevolgd door 70 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig-ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 7–9): eerste dag 70 mg, (op basis van farmacokinetische gegevens) gevolgd door 35 mg 1×/dag. Er is geen klinische ervaring bij volwassen patiënten met ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore ≥ 10).
Bij comedicatie met enzyminductoren (efavirenz, nevirapine, rifampicine, fenytoïne, carbamazepine of dexamethason): overweeg: eerste dag 70 mg, gevolgd door 70 mg 1×/dag.
Kinderen 12 maanden–17 jaar
Intraveneus: Eerste dag 70 mg/m² lichaamsoppervlak (max. 70 mg), gevolgd door 50 mg/m² 1×/dag (max. 70 mg). Als de dosis van 50 mg/m² per dag goed wordt verdragen maar geen adequate klinische respons geeft, de dagelijkse dosis verhogen naar 70 mg/m² 1×/dag (max. 70 mg). Er is géén ervaring bij kinderen met leverinsufficiëntie.
Bij comedicatie met enzyminductoren (efavirenz, nevirapine, rifampicine, fenytoïne, carbamazepine of dexamethason): overweeg: eerste dag 70 mg/m² (max. 70 mg), gevolgd door 70 mg/m²/dag (max. 70 mg).
Kinderen < 12 maanden
De effectiviteit en veiligheid van caspofungine zijn niet voldoende onderzocht in klinisch onderzoek bij deze leeftijdsgroep. Bij behandeling is voorzichtigheid geboden. Er zijn beperkt gegevens die suggereren dat caspofungine 25 mg/m² 1×/dag bij pasgeborenen en zuigelingen (< 3 mnd. oud) en 50 mg/m² 1×/dag bij jonge kinderen (3–11 mnd.) overwogen kan worden. Er is géén ervaring bij kinderen met leverinsufficiëntie.
Behandelduur
- Invasieve aspergillose: op geleide van de ernst van infectie, herstel van immuunsuppressie en klinische respons. Over het algemeen geldt: de behandeling voortzetten tot ten minste 7 dagen nadat de symptomen zijn verdwenen.
- Invasieve candidiasis: op geleide van klinische en microbiologische respons; bij negatieve kweken overstap naar orale antifungale therapie overwegen. Over het algemeen geldt: de antifungale therapie voortzetten tot minstens 14 dagen na de laatste positieve kweek.
- Empirische therapie: op geleide van de klinische respons; de therapie voortzetten tot 72 uur nadat de neutropenie is verdwenen (=absoluut aantal neutrofielen ≥ 0,5 × 109). Bij een gediagnosticeerde schimmelinfectie minimaal 14 dagen behandelen; waarbij de behandeling minstens 7 dagen wordt voortgezet nadat zowel de neutropenie als de klinische verschijnselen zijn verdwenen.
- Er zijn weinig gegevens over de veiligheid van het gebruik langer dan 4 weken, maar langere behandelingen (tot 162 dagen bij volwassenen en 87 dagen bij kinderen) zijn goed verdragen.
Ouderen (≥ 65 jaar): De blootstelling (AUC) aan caspofungine neemt met ca. 30% toe, een dosisaanpassing is echter niet standaard vereist.
Verminderde nierfunctie Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Vóór gebruik oplossen en verder verdunnen. Niet oplossen in oplosmiddelen die glucose bevatten.
- Separaat van andere geneesmiddelen toedienen via langzame intraveneuze infusie gedurende ca. 1 uur.
Bijwerkingen
Volwassenen
Vaak (1-10%): koorts, rillingen. Hoofdpijn. Flebitis. Dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree. Verlaagd hemoglobine, verlaagd hematocriet, verminderd aantal leukocyten. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, alkalische fosfatase) en van de bilirubineconcentratie. Verlaagd bloedalbumine. Hypokaliëmie. Gewrichtspijn. Huiduitslag, jeuk, erytheem, hyperhidrose. Jeuk op infusieplaats.
Soms (0,1–1%): hypertensie, hypotensie. Angst, desoriëntatie, slapeloosheid. Duizeligheid, dysgeusie, paresthesie, hypo-esthesie, tremoren, slaperigheid. Rugpijn, pijn in extremiteiten, botpijn, spierzwakte, spierpijn. Palpitaties, tachycardie, aritmieën, atriumfibrilleren, congestief hartfalen, pijn/ongemakkelijk gevoel op de borst. Tromboflebitis, overmatig blozen, opvliegers. Verstopte neus, keelpijn, tachypneu, bronchospasmen, hoest, paroxysmale dyspneu 's nachts, ademnood, hypoxie, ratelgeluiden, piepende ademhaling, andere afwijkende ademgeluiden. Afwijkende laboratoriumuitslagen in verband met verminderde nierfunctie (verhoogd serumcreatinine en/of ureum), (acuut) nierfalen. Oculaire icterus, wazig zien, oedeem van het ooglid, toegenomen traanvorming. Droge mond, dysfagie, maagklachten zoals dyspepsie, (boven)buikpijn; een opgezwollen buik, ascites, obstipatie, flatulentie. Anorexie. Cholestase, hepatomegalie, hyperbilirubinemie, geelzucht, gestoorde leverfunctie, hepatotoxiciteit, andere leveraandoening. Erythema multiforme, maculeuze of maculopapuleuze uitslag, urticaria, allergische dermatitis, gegeneraliseerde jeuk, erythemateuze uitslag, gegeneraliseerde uitslag, morbilliforme uitslag, huidlaesie. Anemie, leukopenie, verhoogd aantal leukocyten en/of eosinofielen, verminderd aantal lymfocyten en/of neutrofielen, trombocytopenie, verhoogd aantal trombocyten. Coagulopathie. Veranderde protrombinetijd, verlengde aPTT, verhoogde INR. Hyperglykemie. Verstoorde elektrolytenbalans; hypocalciëmie, hypomagnesiëmie. Metabole acidose, verlaagd kooldioxidegehalte. Verlaagd totaal eiwit, verlaagde én verhoogde waarden natrium/calcium/chloride en fosfor in bloed, verhoogde waarde van kalium. Waarden van glucose verhoogd, γ-GT verhoogd, bicarbonaat verlaagd, urinezuur in bloed verlaagd. In de urine: het voorkomen van eiwit, bloed of rode bloedcellen, witte bloedcellen, een verhoogde pH, cilinders in het sediment. Bij gebruik van immunosuppresiva: verhoogde concentratie van immunosuppressivum. Vermoeidheid, koud of warm gevoel, (perifeer) oedeem, aangezichtsoedeem, malaise. Andere reacties op infusieplaats zoals: oedeem, irritatie, flebitis, erytheem, pijn, verharding, uitslag, urticaria.
Verder zijn gemeld: toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens Johnson-syndroom (SJS).
Kinderen
Zeer vaak (> 10%): koorts.
Vaak (1–10%): hoofdpijn. Tachycardie, hypotensie, voorbijgaande roodheid van gezicht en hals, rillingen. Verhoogd aantal eosinofielen. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT). Huiduitslag, jeuk. Verlaagde kaliumwaarde, hypomagnesiëmie, verhoogde glucosewaarde, verlaagde en verhoogde fosforwaarde. Pijn op de infusieplaats.
Interacties
Ciclosporine vergroot de AUC met circa 35%. Bij gelijktijdige toediening met ciclosporine is een voorbijgaande stijging van ALAT en ASAT van ≤ 3× ULN waargenomen; controleer daarom de leverfunctie.
De dalconcentratie van tacrolimus neemt met circa 26% af bij gelijktijdig gebruik van caspofungine; controleer de plasmaconcentratie van tacrolimus en pas zo nodig de dosering tacrolimus aan.
Bij gelijktijdig gebruik met rifampicine is op de eerste dag een verhoging van de dalconcentratie van en blootstelling (AUC) aan caspofungine met 170% resp. 60% waargenomen; na herhaalde toediening nam de dalconcentratie af en na twee weken was deze waarde 30% verlaagd ten opzichte van normaal (proefpersonen die alleen caspofungine kregen). Deze interactie berust mogelijk op initiële remming en daaropvolgende inductie van transporteiwitten. Een soortgelijk effect valt te verwachten voor andere geneesmiddelen die metabole enzymen induceren; bij gelijktijdig gebruik van andere enzyminductoren (zoals efavirenz, nevirapine, fenytoïne, carbamazepine en dexamethason) kan eveneens herhaalde toediening leiden tot een verlaging van de AUC en kan een dosisaanpassing nodig zijn; zie ook de rubriek Dosering.
Al het hierboven genoemde onderzoek naar geneesmiddelinteracties bij volwassenen is verricht met dagelijkse dosering van 50 of 70 mg caspofungine, interacties van hogere doses caspofungine met andere geneesmiddelen zijn niet formeel onderzocht.
Zwangerschap
Caspofungine passeert bij dieren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen aanwijzingen voor schadelijkheid (onvolledige ossificatie van de wervels, sternebrae en het schedelbot).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor echinocandinen zoals anidulafungine.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij ernstige leverfunctiestoornissen. Wanneer waarden van leverfunctietesten afwijken tijdens de behandeling controleren op aanwijzingen van een verslechterde leverfunctie en evalueren of voortzetting van de behandeling geïndiceerd is.
Wees tevens voorzichtig bij een voorgeschiedenis van allergische huidreacties vanwege meldingen van SJS en TEN.
Onvoldoende onderzocht: De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen jonger dan 12 maanden zijn onvoldoende onderzocht. Er is beperkte ervaring met de behandeling bij patiënten ≥ 65 jaar. Er is geen klinische ervaring van het gebruik bij volwassenen met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10) en bij kinderen met elke mate van leverfunctiestoornis.
Overdosering
Symptomen
Bij onbedoelde toediening van tot 400 mg caspofungine op één dag zijn geen klinisch belangrijke bijwerkingen waargenomen.
Neem voor meer informatie over een overdosering van caspofungine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Caspofungine is een semisynthetisch lipopeptide (echinocandine) dat gesynthetiseerd wordt uit een fermentatieproduct van Glarea lozoyensis. Het remt selectief de β-(1,3)–D–glucaansynthetase, waardoor de aanmaak van het voor de schimmelcelwand essentiële β–(1,3)-D–glucaan wordt geremd.
Caspofungine heeft een fungicide werking voor Candida spp. en Aspergillus spp.
In vitro is caspofungine actief tegen de volgende soorten:
- Aspergillus-soorten: A. fumigatus, A. flavus, A. niger, A. nidulans, A. terreus en A. candidus.
- Candida-soorten: C. albicans, C. dubliniensis, C. glabrata, C. guilliermondii, C. kefyr, C. krusei, C. lipolytica, C. lusitaniae, C. parapsilosis, C. rugosa en C. tropicalis, waaronder isolaten met meervoudig resistente transportmutaties en met verworven of intrinsieke resistentie tegen fluconazol en amfotericine B. Candida-isolaten die gevoelig zijn voor zowel anidulafungine als micafungine, mogen als gevoelig voor caspofungine worden beschouwd. C. parapsilosis-isolaten die intermediair gevoelig zijn voor anidulafungine en micafungine kunnen als intermediair gevoelig voor caspofungine worden beschouwd.
Isolaten van Candida met verminderde gevoeligheid voor caspofungine zijn geïdentificeerd bij een klein aantal patiënten gedurende de behandeling. Het geïdentificeerde resistentiemechanisme is FKS-1 en/of FKS2 (voor C. glabrata) genmutaties. Dergelijke gevallen zijn geassocieerd met slechte klinische resultaten. Resistentie tegen caspofungine bij Candida is waargenomen, maar de incidentie kan verschillen per soort of regio. De ontwikkeling van in vitro resistentie tegen caspofungine door Aspergillus-soorten is, zeldzaam, geconstateerd. In de beperkte klinische ervaring is er resistentie tegen caspofungine waargenomen bij patiënten met invasieve aspergillose. Het resistentiemechanisme hierbij is niet vastgesteld.
Kinetische gegevens
Eiwitbinding | ca. 92-97% (aan albumine); de ongebonden fractie in het plasma varieert van 3,5% bij gezonde vrijwilligers tot 7,6% bij invasieve candidiasis. |
Overig | De distributie naar de weefsels verloopt relatief langzaam; na 1½–2 dagen is ca. 92% van de dosis naar de weefsels gedistribueerd. |
Metabolisering | langzaam, door hydrolyse en N-acetylering. |
Eliminatie | De eliminatie uit het plasma verloopt langzaam en trifasisch. Circa 75% van een radioactieve dosis komt terug gedurende 27 dagen; ca. 41% met de urine, waarvan een geringe hoeveelheid (ca. 1,4% van de toegediende dosis) als onveranderde verbinding, en ca. 34% met de feces, vnl. als afbraakproduct. Wordt niet verwijderd door hemodialyse. |
T 1/2el | Na een korte α-fase zijn de halfwaardetijden in de β-fase 9–11 uur en van de γ-fase ca. 45 uur, echter het meest beïnvloed door de distributie naar de weefsels. De T½el van de radioactiviteit van gelabeld caspofungine (met de urine en feces) is 12–15 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
caspofungine hoort bij de groep echinocandinen.