tamoxifen
Samenstelling
Tamoxifen (als citraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg, 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van hormoongevoelig mammacarcinoom staat op richtlijnendabase.nl de geldende behandelrichtlijn borstkanker.
Indicaties
- Behandeling van hormoongevoelige tumoren zoals mammacarcinoom.
Doseringen
Hormoongevoelig mammacarcinoom
Volwassenen
20 mg per dag in 1–2 doses. Indien binnen een maand geen effect, verhogen tot 40 mg per dag in 1–2 doses. De optimale behandelduur is nog niet vastgesteld.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): irregulaire menses. Vaginaal bloedverlies, vaginale afscheiding, pruritus vulvae. Transpireren, opvliegers.
Vaak (1-10%): ischemisch cerebrovasculair accident. Trombo-embolie. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken. Amenorroe, endometriumveranderingen (o.a. hyperplasie, poliepen), kramp in benen. Alopecia, huiduitslag. Vochtretentie. Cataract, retinopathie, veranderingen van de cornea, verhoogde triglyceridenspiegels.
Soms (0,1-1%): endometriumcarcinoom, fibromyomen of sarcomen van de uterus. Hypercalciëmie (bij botmetastasen). Verandering in leverenzymwaarden. Trombocytopenie, leukopenie, neutropenie, anemie.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties, incl. angio-oedeem. Optische neuropathie, optische neuritis. Pancreatitis. Vetlever, cholestase, hepatitis. Endometriose, ovariumcysten (bij premenopauzale vrouwen). Toxische epidermale necrolyse.
Zeer zelden (< 0,01%) : interstitiële pneumonitis. Erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, bulleus pemfigoïd, cutane lupus erythematodes. Radiatie-recallfenomeen.
Verder zijn gemeld: tachycardie. Depressie. Levercelnecrose. Andere primaire tumoren (causaal verband met tamoxifen is onvoldoende aangetoond). Blindheid. Tumor 'flare'. Hirsutisme, droge huid. Obstipatie. Gewichtstoename. Artralgie, artritis. Bot- en tumorpijn. Vermoeidheid. Agranulocytose. Exacerbatie van erfelijk angio-oedeem.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met oestrogenen (bv. orale anticonceptiva) vermijden vanwege wederzijdse vermindering van werkzaamheid.
Vermijd gelijktijdig gebruik met sterke remmers van CYP2D6 (zoals paroxetine, fluoxetine, kinidine, cinacalcet en bupropion), omdat de concentratie van de sterk actieve metaboliet endoxifen met 65–75% kan dalen.
Gelijktijdig gebruik met sterke inductoren van CYP3A4 (zoals carbamazepine, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid) kan de concentratie van tamoxifen verlagen.
Bij combinatie met cytotoxische middelen bestaat meer kans op trombo-embolische complicaties.
De werking van anticoagulantia van vitamine K-antagonisten kan worden versterkt.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Zwangerschap
Teratogenese: Spontane abortus, geboorte-afwijkingen en foetale dood zijn gemeld.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vóór behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate barrière- of andere niet-hormonale anticonceptieve methoden te gebruiken tijdens en tot ten minste negen maanden (vrouw) of zes maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Beperkte gegevens suggereren dat tamoxifen en zijn actieve metabolieten worden uitgescheiden en zich na verloop van tijd ophopen in de moedermelk.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Voor contra-indicaties: zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Genetische veranderingen in het CYP2D6-systeem kunnen leiden tot een verminderde werkzaamheid. Overweeg genotypering van CYP2D6 vóór (of direct na) start van de behandeling.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor of een voorgeschiedenis van trombo-embolische complicaties.
Een opleving (tumore 'flare') kan optreden met lokale pijn (vooral in botmetastasen), vergroting van de tumor en erytheem van de laesies; deze verschijnselen kunnen een aanwijzing zijn van respons op de behandeling en verdwijnen dan spontaan.
In verband met meer kans op endometriumafwijkingen, zoals endometriumpoliepen, -hyperplasie en -carcinoom, gynaecologisch onderzoek verrichten bij onverklaarde gynaecologische klachten. Bv. bij pijn of druk in het bekken en in het bijzonder bij vaginale bloedingen. Controleer minstens eenmaal per jaar op verandering van het endometrium.
Bij hyperlipidemie in de voorgeschiedenis wordt aangeraden om regelmatig plasma triglyceriden en cholesterol te bepalen.
Indien (bij botmetastasen) hypercalciëmie optreedt de behandeling onderbreken of de dosering verlagen.
Ernstige huidreacties, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN), die levensbedreigend of fataal kunnen zijn, zijn gemeld. Informeer de patiënt over tekenen van dergelijke ernstige huidreacties en controleer hier nauwlettend op. Bij een vermoeden van deze huidreacties tamoxifen onmiddellijk staken en indien SJS of TEN wordt bevestigd niet hervatten.
Bij patiënten met erfelijk angio-oedeem kan tamoxifen symptomen van angio-oedeen induceren of verergeren.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet onderzocht.
Eigenschappen
Niet-steroïd trifenylethyleenderivaat. Tamoxifen heeft een anti-oestrogene werking op mammaweefsel door verhindering van de binding van natuurlijk oestrogeen aan de oestrogeenreceptor. Daarnaast bezit het een zwak oestrogeen effect op endometrium (stimulering van het endometrium en meer kans op endometriumcarcinoom), op bot bij postmenopauzale vrouwen (remming botresorptie), op hypofyse en bloedlipiden (daling totaal- en LDL-cholesterol). De affiniteit van de natuurlijke oestrogenen voor de oestrogeenreceptor is veel groter dan die van tamoxifen. De affiniteit van de actieve metabolieten van tamoxifen is echter veel groter dan van tamoxifen zelf (zie de rubriek Kinetische gegevens). Bij premenopauzale vrouwen kunnen de oestrogeen- en progestageenspiegels gaan stijgen; bij postmenopauzale vrouwen heeft gebruik van tamoxifen geen invloed op de oestrogeenspiegels. Bij een CYP2D6-polymorfisme, bij de zgn. poor metabolizers, kan sprake zijn van een verminderde respons.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 3–7 uur. |
V d | 50–60 l/kg, door sterke binding in de weefsels. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Overig | Tamoxifen en een deel van de metabolieten doorlopen een enterohepatische kringloop. |
Metabolisering | in de lever, via CYP3A4 tot de actieve metabolieten N-demethyltamoxifen en 4-OH-tamoxifen; deze worden via CYP2D6 verder omgezet tot actief endoxifen (4-OH-N-demethyltamoxifen). 4-OH-tamoxifen en endoxifen hebben een hogere affiniteit voor de oestrogeenreceptor dan tamoxifen zelf. Genetische veranderingen in het CYP2D6-systeem kunnen leiden tot een verminderde werkzaamheid. |
Eliminatie | via de gal en met de feces. |
T 1/2el | ca. 7 dagen (tamoxifen), ca. 14 dagen (N-demethyltamoxifen en 4-OH-tamoxifen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tamoxifen hoort bij de groep anti-oestrogenen.