omalizumab
Samenstelling
Xolair
Bijlage 2
Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '75'
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml, wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '150'
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1 ml, wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '300'
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 2 ml
Xolair XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 150 mg
Met solvens. Bevat na reconstitutie 125 mg/ml; 1,2 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De belangrijkste niet-medicamenteuze adviezen bij astma zijn stoppen met roken en zorgen voor een rookvrije omgeving. Verder is het vermijden van expositie aan allergenen en andere prikkels van groot belang, met name bij allergisch astma. Bij volwassenen is de basis van de medicamenteuze behandeling een inhalatiecorticosteroïde (ICS), al dan niet in combinatie met een langwerkend β2-sympathicomimeticum (LABA). Het indicatiegebied voor gebruik van een kortwerkend β2-sympathicomimeticum (SABA) is beperkt; alleen bij zeer weinig frequente astmaklachten (≤ 2×/week overdag) of bij inspanningsklachten is 'zo nodig'-gebruik (max. 2x/week) van een SABA geïndiceerd. Bij kinderen bestaat de behandeling bij weinig frequente klachten (≤ 2×/week overdag) of bij inspanningsklachten uit ‘zo nodig’-gebruik een SABA; bij frequentere klachten deze behandeling combineren met een onderhoudsbehandeling ICS.
Omalizumab komt in de tweedelijnszorg bij ernstig allergisch IgE-gemedieerd astma in aanmerking bij patiënten vanaf 6 jaar die ondanks hoge doses ICS en een LABA ≥ 2 longaanvallen per jaar hebben.
Vermijd bij urticaria in eerste instantie uitlokkende factoren indien bekend. Start bij jeuk bij urticaria met lokale anti-jeukmiddelen. Geef vervolgens een tweedegeneratie-antihistaminicum, bij voorkeur levocetirizine of desloratadine en verdubbel de dosering bij onvoldoende effect. Overweeg bij aanhoudende, ernstige klachten van acute urticaria bij volwassenen ondanks een dubbele dosering antihistaminicum, eenmalig een kuur prednisolon. Doseer bij chronische spontane urticaria in de tweedelijnszorg tweedegeneratie-antihistaminica tot viermaal de geregistreerde dosis. Bij onvoldoende effect, overweeg als zijstap om te switchen tussen tweedegeneratie-antihistaminica, de toevoeging van montelukast en/of een korte kuur orale corticosteroïden. Vervolgens kan omalizumab en/of ciclosporine worden overwogen.
Aan de vergoeding van omalizumab zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Overtuigend IgE-gemedieerd ernstig astma, als aanvullende behandeling om de astmacontrole te verbeteren, bij volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar met een positieve huidtest of in-vitroreactiviteit tegen een permanent aanwezig aeroallergeen én (bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar) een verminderde longfunctie (FEV1< 80%). Tevens is er bij alle patiënten sprake van regelmatig symptomen overdag, of ’s nachts wakker worden én zijn er meerdere ernstige astma-longaanvallen gedocumenteerd, ondanks de dagelijkse hoge dosis inhalatiecorticosteroïden plus een langwerkende β2-agonist.
- Ernstige chronische rinosinusitis met neuspoliepen, als aanvullende behandeling bij volwassenen bij wie de aandoening onvoldoende onder controle is met alleen intranasale corticosteroïden.
- Chronische spontane urticaria, als aanvullende behandeling bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar die onvoldoende reageren op behandeling met H1-antihistaminica.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij patiënten met een IgE lager dan 76 IE/ml (≥ 12 j.) of een IgE lager dan 200 IE/ml (6–12 j.) is het optreden van een klinisch effect minder waarschijnlijk; behandeling bij deze patiënten alleen beginnen bij een onmiskenbare in vitro reactiviteit (RAST) op een permanent aanwezig allergeen.
De patiënt dient in elk geval bij de eerste 3 doses minimaal 2 uur na de toediening onder medisch toezicht te blijven met het oog op acute overgevoeligheidsreacties.
Niet toepassen bij patiënten met aanvangswaarden van IgE < 30 IE/ml of > 1500 IE/ml, of met een lichaamsgewicht < 20 kg of > 150 kg.
Overtuigend IgE- gemedieerd ernstig astma
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar
Onderhoudsdosering: s.c. 75–600 mg per keer in 1 tot 4 injecties elke 2 of 4 weken; maximaal 150 mg per injectieplaats en 600 mg omalizumab iedere 2 weken. De geschikte dosis en toedieningsfrequentie wordt bepaald aan de hand van de beginwaarde van het IgE-gehalte en het lichaamsgewicht. Zie voor de dosisbepalingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 2 en 3), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. De doses aanpassen bij significante verandering in lichaamsgewicht (zoals tijdens de groei bij kinderen). Vóór de eerste dosering het totaal serum-IgE meten ter bepaling van de dosis. Na 16 weken de effectiviteit evalueren alvorens de behandeling voor te zetten. Na staken of een tijdelijke onderbreking de dosisbepaling bij hervatten baseren op de initiële beginwaarde van het IgE-gehalte. Bij staken langer dan 1 jaar de beginwaarde opnieuw bepalen.
Ernstige chronische rinosinusitis met neuspoliepen
Volwassenen
Onderhoudsdosering: s.c. 75–600 mg per keer in 1 tot 4 injecties elke 2 of 4 weken; maximaal 150 mg per injectieplaats en 600 mg omalizumab iedere 2 weken. De geschikte dosis en toedieningsfrequentie wordt bepaald aan de hand van de beginwaarde van het IgE-gehalte en het lichaamsgewicht. Zie voor de dosisbepalingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 2 en 3), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. De doses aanpassen bij significante verandering in lichaamsgewicht. Vóór de eerste dosering het totaal serum-IgE meten ter bepaling van de dosis. Periodiek de ernst van de ziekte en de mate van symptoomcontrole beoordelen alvorens de behandeling voort te zetten. Na staken of tijdelijke onderbreking de dosisbepaling bij hervatten baseren op de initiële beginwaarde van het IgE-gehalte. Bij staken langer dan 1 jaar de beginwaarde opnieuw bepalen.
Chronische spontane urticaria
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
S.c. 300 mg 1×/4 weken; maximaal 150 mg per injectieplaats. Herbeoordeel periodiek (elke 3–6 maanden) de noodzaak tot behandeling. Er is weinig ervaring met behandeling > 6 maanden.
Ouderen (> 65 j.): er is (op basis van relatief weinig gegevens) geen dosisaanpassing nodig op basis van de leeftijd.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig omdat omalizumab vnl. door het reticulo-endotheliaal systeem wordt afgebroken; er zijn echter geen studies uitgevoerd bij een verminderde nierfunctie.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig omdat omalizumab vnl. door het reticulo-endotheliaal systeem wordt afgebroken; er zijn echter geen studies uitgevoerd bij een verminderde leverfunctie.
Toediening: de injecties subcutaan toedienen. Als er meerdere injecties nodig zijn, deze verdelen over twee of meer injectieplaatsen. De injectievloeistof (via wegwerpspuit) kan vanaf de 4e dosis door de patiënt (zonder bekende voorgeschiedenis van anafylaxie) na instructie worden toegediend, als dit door de arts als passend is beoordeeld.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): koorts bij kinderen van 6–12 jaar.
Vaak (1-10%): hoofdpijn (vaker bij kinderen van 6–12 j.). Reacties op de injectieplaats zoals pijn, jeuk, erytheem, zwelling. Pijn in de bovenbuik (bij kinderen van 6–12 j. en bij chronische rinosinusitis met neuspoliepen). Bovensteluchtweginfectie, sinusitis (bij urticaria). Artralgie (vooral bij chronische rinosinusitis met neuspoliepen)
Soms (0,1-1%): misselijkheid, diarree, dyspepsie. Gewichtstoename. Moeheid, slaperigheid, duizeligheid (vaker bij chronische rinosinusitis met neuspoliepen), paresthesie, syncope. Orthostatische hypotensie, blozen. Hoesten, faryngitis, allergische bronchospasmen. Urticaria, huiduitslag, jeuk, fotosensibilisatie. Opgezwollen armen, influenza-achtig beeld.
Zelden (0,01-0,1%): parasitaire infecties. Anafylaxie, angio-oedeem, vorming van antilichamen tegen omalizumab. Larynxoedeem, Systemische lupus erythematodes.
Verder zijn gemeld: (ernstige) immuungemedieerde trombocytopenie. Allergische granulomateuze vasculitis (met name Churg-Strauss-syndroom), serumziekte (waaronder koorts, lymfadenopathie). Artralgie, myalgie, gewrichtszwelling. Alopecia.
Interacties
Indirect kan omalizumab de werkzaamheid van geneesmiddelen voor de behandeling van worm- of andere parasitaire infecties verminderen omdat IgE betrokken kan zijn bij de immunologische respons tegen sommige worminfecties.
Zwangerschap
Omalizumab passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens; relatief weinig gedocumenteerde ervaring (uit 'case reports' en een zwangerschapsregister) geeft geen duidelijke aanwijzingen voor nadelige effecten. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Waarschijnlijk zeer gering vanwege de grootte van het eiwitmolecuul. Omalizumab wordt niet opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel tijdens het geven van borstvoeding is waarschijnlijk veilig.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen (relevante) contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Astma: Behandeling met omalizumab alleen overwegen bij patiënten met overtuigend IgE-gemedieerd astma. Niet toepassen bij de behandeling van acute verergering van astma, acute bronchospasmen of status asthmaticus.
Parasitaire infecties: Voorzichtig toepassen bij patiënten die veel kans lopen op worminfecties, vooral wanneer zij naar gebieden reizen waar deze infecties endemisch zijn, omdat IgE mogelijk betrokken is bij de immunologische respons op sommige worminfecties. Bij onvoldoende reactie op de aanbevolen behandeling met anthelminthica, overwegen de behandeling met omalizumab te staken.
Behandeling met systemische, intranasale of inhalatiecorticosteroïden niet abrupt staken bij starten met omalizumab. Bij vermindering van systemische corticosteroïdbehandeling alert zijn op symptomen van eosinofilie, vasculitische huiduitslag, achteruitgang van pulmonale symptomen, paranasale sinusafwijkingen, cardiale complicaties en/of neuropathie. Overweeg de behandeling met omalizumab te staken bij ernstige systemische eosinofilie of vasculitis.
Overgevoeligheid: Lokale of systemische allergische reacties (waaronder anafylaxie/anafylactische shock) kunnen optreden, ook na langdurige behandeling; gewoonlijk binnen 2 uur, maar ook 2–24 uur na injectie. Meestal treden anafylactische reacties op binnen de eerste 3 doses. Een voorgeschiedenis van anafylaxie niet gerelateerd aan omalizumab kan een risicofactor zijn. De behandeling staken bij ernstige overgevoeligheidsreacties. Serumziekte en serumziekte-achtige reacties (allergische reactie type III) kunnen optreden 1–5 dagen na toediening van de eerste of daaropvolgende injecties, ook na langdurige behandeling. Wees alert op symptomen die wijzen op serumziekte, zoals artritis/artralgie, huiduitslag, koorts en lymfadenopathie.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij auto-immuunziekten, immuuncomplexgemedieerde aandoeningen of reeds bestaande nier- of leverinsufficiëntie vanwege onvoldoende onderzoeksgegevens. Bij hyperimmunoglobuline E-syndroom of allergische bronchopulmonaire aspergillose of voor de preventie van anafylactische reacties (waaronder die reacties die worden veroorzaakt door voedselallergie), atopisch eczeem of allergische rinitis is omalizumab niet onderzocht. Voor gebruik bij ernstige chronische rinosinusitis met neuspoliepen zijn de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen niet vastgesteld. Voor gebruik bij allergisch astma zijn de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 6 jaar niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met omalizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gehumaniseerd monoklonaal antilichaam, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster, dat zich selectief bindt aan humaan immunoglobuline E (IgE). Het voorkomt binding van IgE aan de hoog-affiene FCεRI-receptor, waardoor de hoeveelheid vrij IgE die beschikbaar is om een allergische cascade teweeg te brengen, afneemt. Voorts neemt het aantal eosinofielen (van bloed en weefsel) en het aantal ontstekingsmediatoren (zoals IL-4, IL-5 en IL-13) door aangeboren en adaptieve immuuncellen en niet-immuuncellen, af. Binnen 1 uur na injectie wordt de serumconcentratie vrij IgE verlaagd. De gemiddelde vermindering is 84–99% van de beginwaarde. Effect is aangetoond na ten minste 4 weken (chronische rinosinusitis met poliepen) 12–16 weken (allergisch astma) behandeling.
Kinetische gegevens
Resorptie | traag na enkelvoudige dosering. |
F | ca. 62%. De farmacokinetiek neemt evenredig toe bij doses hoger dan 0,5 mg/kg. |
T max | ca. 6–8 dagen. |
V d | gem. 78 ml/kg. |
Metabolisering | bij de klaring van omalizumab zijn zowel IgG-klaringsprocessen betrokken als klaring via specifieke binding en complexvorming met het target-ligand, IgE. Eliminatie van IgG door de lever omvat afbraak in het macrofagensysteem van het weefsel en endotheelcellen. Intact IgG wordt ook in gal uitgescheiden. |
T 1/2el | ca. 26 dagen (bij astma); ca. 24 dagen (bij urticaria). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
omalizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen, pulmonaal.