Geneesmiddelen
Stofnaam |
Geneesmiddel |
Indicatie |
Toediening |
---|---|---|---|
Idelvion |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Jivi |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Elocta |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Alprolix |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Hemlibra |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Novoseven |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Cevenfacta |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Octanate |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Haemate P, Wilate |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Cluvot |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Fibclot, Fibryga, Haemocomplettan P |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Afstyla |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
ReFacto AF |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Benefix |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Refixia |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Rixubis |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Advate, Kovaltry |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Beriplex P/N, Cofact, Octaplex, Prothromplex |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Feiba |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Adynovi |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Nuwiq |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
NovoEight |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Esperoct |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Wilfactin |
|
parenteraal (inj./inf.) |
|
Veyvondi |
|
parenteraal (inj./inf.) |
Een volledig overzicht van alle indicaties per geneesmiddel kunt u vinden in de geneesmiddelteksten.
Werking
Werkingsmechanisme
- bloedstollingsfactoren substitueren een stollingsfactor bij een aangeboren of verworven deficiëntie van een bepaalde stollingsfactor. Dit corrigeert een te lange stollingstijd.
Effect
- bevordering van de bloedstolling. Hierdoor worden bloedingen voorkómen of behandeld bij aangeboren of verworven deficiëntie van een stollingsfactor zoals hemofilie A (factor VIII-deficiëntie), hemofilie B (factor IX-deficiëntie) of de ziekte van Von Willebrand.
Typerende bijwerkingen
Relatief frequent
- vorming van neutraliserende antistoffen (remmers);
- overgevoeligheid.
Minder frequent
- ernstige anafylaxie;
- overdracht van infecties.
Meer informatie
De vorming van remmers tegen de deficiënte stollingsfactor treedt op bij 5–20% van de patiënten met hemofilie A en bij 1–4% van de patiënten met hemofilie B. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats (in zeldzame gevallen daarna) en is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan de bloedstollingsfactor. Risicofactoren voor de ontwikkeling van remmers zijn: ernst van de aandoening, leeftijd < 30 jaar, genetische predispositie, ras (hogere prevalentie bij mensen met een donkere huidskleur). Bij aanwezigheid van remmers is er meer kans op anafylaxie bij opvolgende behandelingen. Symptomen zoals netelroos, gegeneraliseerde urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij het optreden van allergische of anafylactische reacties, de patiënt onderzoeken op de aanwezigheid van remmers en de toediening direct staken 1.
Stollingsfactoren die bereid zijn uit humaan plasma kunnen infecties veroorzaken. Ondanks het gebruik van virale inactivatiemethoden is er een kleine kans op overdracht van Parvovirus B19; wees voorzichtig bij zwangeren, immunodeficiëntie en toegenomen erytropoëse omdat parvovirus B19 bij deze mensen schadelijk kan zijn. Hoewel transmissie van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob door toediening van stollingsfactoren nooit is aangetoond, is er een theoretische kans dat deze overdracht plaatsvindt door toediening van plasmaproducten 1.