Geneesmiddelen

Stofnaam

Geneesmiddel

Indicatie

Toediening

rifabutine

Mycobutin

Tuberculose

oraal

rifampicine

Rifadin, Rifampicine

tuberculose

oraal, parenteraal (inj./inf.)

rifaximine

Xifaxan

oraal

Een volledig overzicht van alle indicaties per geneesmiddel kunt u vinden in de geneesmiddelteksten.

Werking

Werkingsmechanisme

Antibiotica van de rifamycine-groep:

  • binden zich aan de β-subunit van DNA-afhankelijke RNA-polymerasen en remmen daarmee de RNA-synthese;
  • remmen de deling van ureum desaminerende bacteriën, waardoor de productie van onder andere ammoniak afneemt (rifaximine);
  • werken zowel intra- als extracellulair en zijn het meest werkzaam tegen actief-delende cellen;
  • werken in het algemeen bactericide maar kunnen ook bacteriostatisch werken, afhankelijk van de concentratie die wordt bereikt op de infectieplaats en de gevoeligheid van het micro-organisme.

Effect

Elke stof als onderdeel van een combinatietherapie:

rifabutine:

  • klaring en preventie van een Mycobacterium avium-infectie;
  • klaring van een Mycobacterium tuberculosis-infectie;
  • bij resistentie van Mycobacterium tuberculosis tegen rifampicine kan rifabutine nog werkzaam zijn.

rifampicine:

  • klaring en preventie van een bacteriële infectie;
  • klaring van Mycobacterium tuberculosis- en Mycobacterium lepra-infecties;
  • preventie (als monotherapie of combinatietherapie) van een actieve tuberculose-infectie;
  • preventie (als monotherapie of combinatietherapie) van de verspreiding van tuberculose onder de bevolking.

rifaximine:

  • preventie van recidiverende episoden van manifeste hepatische encefalopathie (HE).

Typerende bijwerkingen

Rifampicine in normale doseringen wordt doorgaans goed getolereerd en geeft in een beperkt deel van de gebruikers bijwerkingen. Ook een 300 mg-dosering van rifabutine wordt doorgaans goed getolereerd. Rifaximine wordt oraal slecht geabsorbeerd en geeft daardoor weinig systemische bijwerkingen.

Relatief frequent

  • misselijkheid en braken (rifampicine en rifabutine);
  • allergische reacties (zie Meer informatie);
  • neutropenie (bij rifabutine 2%, ca. 25% bij personen met een ernstige HIV-infectie 1);
  • Clostridioides difficile-infectie (rifaximine, zeer zelden ook bij rifampicine);
  • oranje-bruine verkleuring van huid, urine, feces, sputum, traanvocht, contactlenzen (rifampicine en rifabutine) 1.

Minder frequent

  • hepatitis, leverfalen (bij combinatie met isoniazide, pyrazinamide, gebruik van andere hepatotoxische geneesmiddelen of de aanwezigheid van een pre-existente leveraandoening 1 2);
  • hematologische effecten:
    • (hemolytische) anemie, leukopenie, trombocytopenie 1 2;
    • bij de behandeling van tuberculose: een staat van hypercoagulabiliteit, met toegenomen plasmafibrine, reactieve trombocytose en directe endotheelschade door de tuberkelbacil en door rifampicine;
    • toegenomen bloedingsneiging (zie Meer informatie);
  • geneesmiddel-geïnduceerd lupus-achtig syndroom (rifabutine en rifampicine 2);
  • neurologische effecten door rifampicine: slaperigheid, hoofdpijn, duizeligheid, gegeneraliseerd afgenomen sensibiliteit, pijn in de extremiteiten, spierzwakte, verwardheid, concentratiestoornis, desoriëntatie, hallucinaties, agitatie 2;
  • uveïtis en gewrichtspijn, bij gelijktijdig gebruik van rifabutine met claritromycine of fluconazol (remmers van cytochroom P450), leidend tot een toegenomen concentratie van rifabutine 1;
  • hypothyroïdie (rifampicine, door toegenomen klaring van thyroxine door de lever en excretie van mono-joodthyronine) 2;
  • toegenomen waarde alkalische fosfatase (meer uitgesproken bij combinatie van rifampicine met isoniazide, er kan sprake zijn van een effect op de lever of op bot) 2.

Meer informatie

Allergische reacties veroorzaken o.a. huiduitslag (vaker bij rifabutine dan bij rifampicine 2), koorts, griepachtige ziekte (malaise, hoofd-, spier- en botpijn), eosinofilie, en veel minder frequent: hemolytische anemie, hemoglobinurie, nierschade met acute nierinsufficiëntie (immuungeïnduceerd). Deze reacties treden vooral op bij intermitterende therapie met of na re-introductie van rifampicine. Ook de kans op trombocytopenie neemt toe bij intermitterende therapie.

Een toegenomen bloedingsneiging komt tot stand door toegenomen hepatische afbraak van vitamine K (door leverenzym-inductie) en is o.a. gezien bij zwangere vrouwen en hun kinderen 2.

Zie ook

Indicaties