Geneesmiddelen

Stofnaam

Geneesmiddel

Indicatie

Toediening

atracurium

Atracurium, Tracrium

parenteraal (inj./inf.)

cisatracurium

Cisatracurium, Nimbex

parenteraal (inj./inf.)

mivacurium

Mivacron

parenteraal (inj./inf.)

rocuronium

Esmeron, Rocuronium

parenteraal (inj./inf.)

suxamethonium

Suxamethonium

parenteraal (inj./inf.)

Een volledig overzicht van alle indicaties per geneesmiddel kunt u vinden in de geneesmiddelteksten.

Werking

Werkingsmechanisme

Algemeen

  • Perifeer werkende intraveneuze spierrelaxantia blokkeren de acetylcholine (nicotine) receptoren op de motorische eindplaat van de spier. Dit resulteert in blokkade van de neuromusculaire prikkeloverdracht;
  • Deze spierrelaxantia zijn op basis van het werkingsmechanisme onderverdeeld in depolariserende (suxamethonium) en niet-depolariserende stoffen (overige middelen)1

Niet-depolariserende spierrelaxantia (overige middelen)

  • Binden competitief aan de acetylcholine (Ach)-receptoren op de motorische eindplaat zonder deze te activeren. Hierdoor blijven minder tot geen receptoren beschikbaar voor acetylcholine (Ach) om aan te binden. Zij voorkomen zo de door Ach geïnduceerde depolarisatie.

Het depolariserende spierrelaxans suxamethonium

  • Bindt als niet-competitieve agonist aan de acetylcholine (ACh)-receptoren op de motorische eindplaat en activeert deze, dit veroorzaakt depolarisatie van spiercellen, wat leidt tot (voorbijgaande) ongecoördineerde spiercontracties. In tegenstelling tot acetylcholine wordt suxamethonium niet afgebroken door acetylcholinesterase maar door het veel langzamer werkende enzym cholinesterase in het plasma. Hierdoor houdt de depolarisatie van de spiercellen langer aan. Het gevolg is blokkade van de neuromusculaire prikkeloverdracht met de gewenste relaxatie van de spieren.

Effect

  • Spierrelaxatie.

In tabel 1 is een overzicht van de farmacologische eigenschappen van de niet-depolariserende spierrelaxantia en suxamethonium weergegeven.

start (in)werking

werkingsduur

vagolytisch effect (tachycardie, hypertensie)

histaminevrijgifte

atracurium

matig snel

middellang

geen

soms

cisatracurium

matig snel

middellang

geen

zelden

mivacurium

matig snel

kort

geen

soms

rocuronium

snel

middellang

geen

zelden

suxamethonium

zeer snel

zeer kort

bradycardie gevolgd door tachycardie

zelden

Overzicht farmacologische eigenschappen. Vergroot tabel

Typerende bijwerkingen

Relatief frequent

Suxamethonium

  • bradycardie (bij kinderen al na de eerste gift, bij volwassenen m.n. vanaf de tweede gift), gevolgd door tachycardie;
  • spierzwakte, -pijn en/of -stijfheid tot enkele dagen na de operatieve ingreep;
  • myoglobinemie, myoglobinurie;
  • voorbijgaande hyperkaliëmie;
  • verhoogde druk in de maag;
  • toename van de intra-oculaire druk.

Meer informatie

Bij suxamethonium treden bradycardie en tachycardie op door stimulatie van muscarinereceptoren en sympatische ganglia. Spierzwakte, -pijn en/of -stijfheid zijn het gevolg van de initiële ongecontroleerde spiervezelcontracties (fasciculaties). Door de depolarisatie verliezen de spiercellen veel kalium en treedt een verhoging van de kaliumspiegel op.

Minder frequent

Suxamethonium

  • hartritmestoornissen, hartstilstand (door hyperkaliëmie);
  • verlengde paralyse bij verminderde activiteit van het enzym cholinesterase in plasma;
  • (ernstige) anafylactische of anafylactoïde reacties;
  • door histaminevrijgifte: m.n. een rode huid, andere huiduitslag;
  • maligne hyperthermie.

Niet-depolariserende spierrelaxantia

  • verlengde neuromusculaire blokkade resulterend in respiratoire insufficiëntie en/of apneu;
  • (ernstige) anafylactische of anafylactoïde reacties;
  • door histaminevrijgifte: vasodilatatie, hypotensie, bronchospasmen, jeuk, urticaria, overmatig blozen (m.n. bij atracurium, mivacurium);
  • andere cardiovasculaire effecten, door een vagolytisch effect: tachycardie, hypertensie.

Meer informatie

Anafylactische of anafylactoïde reacties: Het is nog niet geheel bekend via welke mechanismen de neuromusculaire blokkerende middelen het typisch klinisch beeld van een anafylactische of anafylactoïde reactie veroorzaken. Meestal betreft dit een type 1 overgevoeligheidsreactie, hoewel directe histaminevrijgifte en diverse andere mechanismen ook een rol spelen. Aangezien er een hoog percentage van kruisovergevoeligheid (> 50%) tussen de verschillende niet-depolariserende neuromusculaire blokkers is gemeld, wordt verondersteld dat de IgE antilichamen die tegen deze stoffen zijn aangetoond, specifiek gericht zijn tegen de quaternaire en tertiaire ammoniumgroepen die aanwezig zijn in de molecuulstructuur van deze verbindingen. Anafylactische reacties worden gemakkelijk over het hoofd gezien gedurende anesthesie omdat circulatoire collaps en sinustachycardie de enige symptomen kunnen zijn (in 70–90% van de gevallen). Huidreacties zoals angio-oedeem, erytheem en urticaria (in 60–80% van de gevallen) worden vaak pas veel later, als de acute fase voorbij is, gezien. Bronchospasmen treden op in ca. 40% van de gevallen. Verder treden anafylactische reacties vaker op bij vrouwen (tot 80% van de gevallen), bij patiënten met atopie, (voorgeschiedenis van) astma of allergie, en bij patiënten die eerder een reactie hebben vertoond na toediening van anesthetica. Verder lijken anafylactische reacties op neuromusculair blokkerende stoffen vaker voor te komen bij een leeftijd < 40 jaar.

Histaminevrijgifte: het wordt verondersteld dat er mogelijk twee quaternaire ammoniumgroepen in de molecuulstructuur van de neuromusculair blokkerende stof nodig zijn, om de vrijgifte van histamine te geven 2.