Samenstelling
Replagal XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor i.v.-infusie
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 3,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fabrazyme XGVS Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 35 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de ziekte van Fabry (onvoldoende activiteit van het enzym α-galactosidase) leidt stapeling van glycosfingolipiden, vooral globotriaosylceramide (Gb3), tot progressieve orgaandisfunctie. Symptomatische behandeling bestaat uit onder andere nierdialyse en -transplantatie bij nierinsufficiëntie, behandeling van hartritmestoornissen en pijnbestrijding met carbamazepine. De Commissie beveelt enzymtherapie met agalsidase α of agalsidase β aan, omdat er aanwijzingen zijn dat dit effectiever is dan niet behandelen met enzymtherapie.
Advies
Bij de ziekte van Fabry (onvoldoende activiteit van het enzym α-galactosidase) leidt stapeling van glycosfingolipiden, vooral globotriaosylceramide (GL-3), tot progressieve orgaandisfunctie. Symptomatische behandeling bestaat uit onder andere nierdialyse en -transplantatie bij nierinsufficiëntie, behandeling van hartritmestoornissen en pijnbestrijding met carbamazepine. Enzymtherapie met agalsidase α of agalsidase β wordt aanbevolen, omdat er aanwijzingen zijn dat dit effectiever is dan niet behandelen met enzymtherapie.
Indicaties
Chronische enzym-substitutietherapie bij patiënten met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry.
Indicaties
Chronische enzym-substitutietherapie bij patiënten ≥ 8 jaar met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry.
Doseringen
Ziekte van Fabry
Volwassenen en kinderen ≥ 7 jaar
I.v. als infusie: 0,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken.
Verminderde nierfunctie: de dosering hoeft niet aangepast te worden. Een omvangrijke vermindering van de nierfunctie (eGFR < 60 ml/min) kan de respons van de nieren op de enzymvervangingstherapie wel beperken. Ondanks relatief weinig gegevens over gebruik door patiënten die dialyse of een niertransplantatie (hebben) ondergaan, wordt aanpassing van de dosis niet aanbevolen.
Toediening
- Het infuus met behulp van een intraveneuze lijn met een integraalfilter gedurende 40 min toedienen. Niet gelijktijdig toedienen met andere geneesmiddelen in dezelfde lijn.
- Thuisinfusie en/of zelftoediening overwegen voor patiënten die de infusies goed verdragen. De dosis en infusiesnelheid moet thuis constant blijven. Bij optreden van bijwerkingen de thuisinfusie direct stopzetten en contact opnemen met de arts.
Doseringen
Ziekte van Fabry
Volwassenen en kinderen ≥ 8 jaar
I.v. als infusie: 1 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken. De infusiesnelheid mag in het begin niet hoger zijn dan 0,25 mg/min (= 15 mg/uur). Nadat de tolerantie bij de patiënt is vastgesteld, en het lichaamsgewicht is minimaal 30 kg, mag de infusiesnelheid bij opeenvolgende infusies geleidelijk worden verhoogd, in stappen van 0,05 tot 0,083 mg/min (oftewel stappen van 3 tot 5 mg/uur). Voor kinderen die < 30 kg wegen, moet de max. infusiesnelheid 0,25 mg/min blijven. De infusiesnelheid verlagen bij infusiegerelateerde reacties.
Bij verminderde nierfunctie hoeft de dosis niet te worden aangepast.
Bij goed verdragen van de infusies, kan toediening thuis worden overwogen. De doseer- en infusiesnelheid moeten thuis constant worden gehouden. In geval van bijwerkingen direct stoppen met de infusie en de arts raadplegen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): perifeer oedeem. Hoofdpijn, duizeligheid, neuropathische pijn, tremor, hypo-esthesie, paresthesie. Tinnitus. Hartkloppingen. Dyspneu, hoesten, (naso)faryngitis. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Huiduitslag. Artralgie, myalgie, pijn in ledemaat, rugpijn. Pijn of beklemd gevoel in de borst, koorts, asthenie, vermoeidheid.
Vaak (1-10%): dysgeusie, hypersomnie. Verhoogde traanvochtproductie. Verergering van tinnitus. Tachycardie, atriumfibrilleren. Hypertensie, hypotensie, overmatig blozen. Heesheid, beklemd gevoel in de keel, rinorroe. Urticaria, erytheem, jeuk, acne, hyperhidrose. Gewrichtszwelling. Overgevoeligheid. Gevoel van warmte of koude, griepachtige verschijnselen, malaise.
Soms (0,1-1%): parosmie. Tragere cornea-reflex. Tachyaritmie. Daling zuurstofsaturatie, toename keelsecretie. Angioneurotisch oedeem, livedo reticularis. Zwaar gevoel. Anafylactische reactie. Huiduitslag op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld: myocardischemie, hartfalen, ventriculaire extrasystolen.
De meest voorkomende infusiegerelateerde reacties zijn rillingen, koorts, roodheid in het gezicht, hoofdpijn, misselijkheid, dyspneu, tremor, jeuk en vermoeidheid. Infusiegerelateerde reacties kunnen ook cardiale gebeurtenissen zijn (hartritmestoornis, myocardischemie, hartfalen) bij patiënten met de ziekte van Fabry waarbij structuren van het hart zijn aangetast.
Ernstige bijwerkingen zijn vaker gemeld bij patiënten die van agalsidase β overstapten op agalsidase α, dan bij patiënten die therapienaïef waren.
Bijwerkingen
Infusie-gerelateerde bijwerkingen treden zeer vaak op. De meeste van deze bijwerkingen worden toegeschreven aan de vorming van IgG-antistoffen en/of complementactivering. Het gaat voornamelijk om koorts en koude rillingen, en verder ook oedeem in het gezicht, angio-oedeem, blozen, dyspneu, bronchospasmen, tachypneu, piepende ademhaling, hypoxie, ongemakkelijk gevoel op de borst, beklemd gevoel op de keel, rinitis, hypertensie, hypotensie, tachycardie, hartkloppingen, buikpijn, misselijkheid, braken, pijn in ledematen, spierpijn, hoofdpijn, jeuk en urticaria.
Zeer vaak (> 10%): paresthesie en koud gevoel.
Vaak (1-10%): (draai-)duizeligheid, slaperigheid, lethargie, (orale) hypo-esthesie, brandend gevoel, syncope. Tranenvloed. Oorsuizen. Bleekheid, bradycardie, opvliegers. Exacerbatie van dyspneu, hoesten, verstopte neus, nasofaryngitis. Diarree, last van de maag. (Maculopapuleuze) huiduitslag, erytheem. Rugpijn, gewrichtspijn, stijve of strakke spieren, spierspasmen. Vermoeidheid, asthenie, heet gevoel, hyperthermie, perifeer oedeem, pijn op de borst.
Verder zijn gemeld: anafylactische reacties en leukocytoclastische vasculitis.
Interacties
Niet combineren met chloroquine, amiodaron of gentamicine vanwege een theoretische kans op remming van intracellulaire activiteit van α-galactosidase.
Niet gelijktijdig met andere werkzame stoffen in dezelfde intraveneuze lijn toedienen.
Interacties
Niet combineren met chloroquine, amiodaron of gentamicine vanwege een theoretische kans op remming van intracellulaire activiteit van α-galactosidase.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik bij voorkeur ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Eerder voorgekomen levensbedreigende overgevoeligheid voor agalsidase α.
Contra-indicaties
Eerder voorgekomen levensbedreigende overgevoeligheid voor agalsidase β.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde bijwerkingen treden meestal op in de eerste 2 tot 4 maanden, maar ook wel na een jaar behandeling. De lichte tot matige overgevoeligheidsreacties (infusiereacties) kunnen worden verminderd door preventief antihistaminica en/of corticosteroïden te geven. Tevens dient men de infusie tijdelijk (5–10 min) te onderbreken. Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken.
Bij circa 24% van de volwassen patiënten en bij ca. 7% van de kinderen ontwikkelen zich na 3-12 maanden IgG-antistoffen tegen agalsidase α.
De werkzaamheid en veiligheid zijn onvoldoende vastgesteld bij kinderen ≤ 6 jaar (de relatief weinig beschikbare gegevens tonen geen specifieke veiligheidsproblemen aan). De werkzaamheid en veiligheid zijn eveneens onvoldoende vastgesteld bij ouderen > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij lichte tot matige infusiegerelateerde reacties kan de behandeling worden voortgezet na het verlagen van de infusiesnelheid (~0,15 mg/min; 10 mg/uur) en/of profylactische behandeling met een antihistaminicum, ibuprofen, paracetamol en/of een corticosteroïd.
Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken. Hierna kan de behandeling voorzichtig worden voortgezet met een lage dosis (50% van therapeutische dosis) en een lage infusiesnelheid (4% van standaard infusiesnelheid). Vervolgens op geleide van de tolerantie verhogen.
Immunogeniciteit: Het merendeel van de patiënten ontwikkelt binnen 3 maanden na start van de behandeling IgG-antistoffen tegen agalsidase β; in de loop van de tijd kunnen deze weer verdwijnen of afnemen, maar bij ca. 35% (in klinische onderzoeken) blijven ze in dezelfde mate aanwezig. Patiënten met antistoffen hebben meer kans op het ontstaan van infusiegerelateerde reacties. Controleer de antilichaamstatus regelmatig.
Er is geen onderzoek uitgevoerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 8 jaar en ouderen > 65 jaar.
Eigenschappen
Agalsidase α is een recombinante vorm van het enzym α-galactosidase A en is vervaardigd in een menselijke cellijn. Het wordt na toediening snel opgenomen in de lysosomen van o.a. endotheel- en gladde spiercellen van de bloedvaten, waar het opgehoopt Gb3 of GL-3 in nieren-, hart- en huidweefsel afbreekt.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,17 l/kg. |
Metabolisering | door hydrolyse. |
T 1/2el | 80–120 minuten bij 0,2 mg/kg in ca. 40 min toegediend. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Agalsidase β is een recombinante vorm van het enzym α-galactosidase. Het wordt na toediening snel opgenomen in de lysosomen van vasculaire endotheelcellen en van parenchymcellen, waarschijnlijk via de receptoren voor mannose-6-fosfaat, mannose en asialoglycoproteïne. Bij de ziekte van Fabry is er een tekort aan α-galactosidase. Verminderde of afwezige activiteit van dit enzym leidt tot ophoping van GL-3 in de lysosomen van veel celtypen waaronder endotheel- en parenchymcellen, wat uiteindelijk leidt tot nier-, hart- en cerebrovasculaire complicaties. Door substitutietherapie met agalsidase β wordt het ophopende GL-3 afgebroken.
Kinetische gegevens
V d | 0,12–0,57 l/kg. |
Metabolisering | door hydrolyse. |
T 1/2el | 80–120 min bij 1 mg/kg in 300 min toegediend. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
agalsidase alfa hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk
Groepsinformatie
agalsidase bèta hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk