Samenstelling
Rapifen (als hydrochloride) Piramal critical care
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml, 10 ml
Alfentanil Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml, ampul 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Nalbufine (hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 2 ml
Nubain (hydrochloride) XGVS Altamedics GmbH
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De toepassing van alfentanil is beperkt. Alfentanil wordt als analgeticum gebruikt tijdens anesthesie bij kortdurende en poliklinische ingrepen en in combinatie met een hypnoticum om anesthesie bij kinderen in te leiden.
Advies
De toepassing van een partiële agonist/antagonist heeft geen bewezen voordelen boven toepassing van een opioïd-receptor-agonist.
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Indicaties
Volwassenen
- Analgeticum tijdens anesthesie bij kortdurende en poliklinische ingrepen; voor inductie van anesthesie en/of onderhoud van algehele anesthesie.
Kinderen vanaf de geboorte
- In combinatie met een hypnoticum om anesthesie in te leiden.
- Als opioïde analgeticum in combinatie met algehele anesthesie en voor zowel kort- als langdurende operatieve ingrepen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Kortdurende verlichting van matige tot ernstige pijn (inclusief pre- en postoperatieve pijn).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Beademingsapparatuur dient beschikbaar te zijn, ook bij kortdurende procedures bij kinderen die uit zichzelf ademen. Om anesthesie in te leiden, combineren met een hypnoticum zoals propofol of thiopental.
De dosering wordt individueel bepaald en is afhankelijk van leeftijd, lichaamsgewicht, fysieke toestand, onderliggende pathologie, gebruik van andere geneesmiddelen, het soort operatieve ingreep en de vorm van anesthesie.
Als analgeticum bij (algehele) anesthesie
Volwassenen (< 65 jaar) en kinderen vanaf 12 jaar
Inductie van anesthesie (in combinatie met een standaarddosis van een hypnoticum als propofol of thiopental): de aanbevolen i.v. bolus is bij gezonde volwassenen 10–40 microg/kg lichaamsgewicht.
Onderhoud van anesthesie: Bij een ingreep < 10 minuten: doorgaans volstaat een bolus van 7–30 microg/kg lichaamsgewicht (1,0–4,2 ml bij 70 kg lichaamsgewicht). Als de ingreep toch langer dan 10 minuten duurt, deze dosis aanvullen met doses van 7–15 microg/kg (1,0–2,1 ml bij 70 kg) voor elke 10 tot 15 min of naargelang dit noodzakelijk is. Bij een ingreep van 10–30 minuten: een initiële i.v. bolus van 10–30 microg/kg (1,4–4,2 ml bij 70 kg); bij een ingreep van 30–60 minuten: een bolus van 30–50 microg/kg (4,2–7,0 ml bij 70 kg). Als de ingreep toch langer duurt of pijnlijker blijkt: geef een aanvullende dosis van 10–15 microg/kg (1,4–2,1 ml/70 kg) elke 10–15 minuten (maar, om postoperatieve ademhalingsdepressie te voorkomen, niet tijdens de laatste 10 min van de ingreep), óf als continue infusie met een snelheid van 1 microg/kg lichaamsgewicht/minuut (0,14 ml/70 kg/minuut). Bij een langer durende ingreep: pas de i.v. bolusdosis individueel aan en pas de infusiesnelheid aan op basis van de ernst van de operatieve stimuli en de reacties van de patiënt.
Vóór het einde van de ingreep: Staak de toediening 10 minuten (bij injecties) of 5–10 minuten (bij infusie) voor het einde van de ingreep.
Bij chronisch opioïd-gebruik of een voorgeschiedenis van opioïd-verslaving kan een hogere dosis nodig zijn.
Ouderen > 65 jaar, lever- en nierfunctiestoornis
Verlaag de dosering bij ouderen en verzwakte patiënten. Bij lever- of nierinsufficiëntie kunnen lagere doses aangewezen zijn. De klaring van alfentanil is onveranderd bij nierfalen; wel is er een grotere vrije fractie, waardoor toch een lagere dosis benodigd kan zijn.
Kinderen < 12 jaar algemeen
Rapifen en generiek: 'Oudere kinderen' (niet gedefinieerd): voor de inductie van de anesthesie (als aanvulling op propofol of inhalatie-anesthetica) of als analgeticum een i.v. bolusinjectie van 10–20 microg/kg lichaamsgewicht. Geef zonodig aanvullende bolusdoseringen van 5–10 microg/kg lichaamsgewicht. Om analgesie tijdens de ingreep te handhaven een infusiesnelheid van 0,5–2 microg/kg/min toepassen; bij gebruik in combinatie met een i.v. anestheticum ca. 1 microg/kg/min. Voor 'jongere kinderen' (niet gedefinieerd) is vanwege de variabiliteit in respons geen doseeradvies beschikbaar; de dosering titreren op geleide van de respons. Bij neonaten lager doseren; bij baby's, peuters en kinderen tot 12 jaar kan het nodig zijn de infusiesnelheid te verhogen (zie hieronder).
Kinderen van 28 dagen tot en met 11 jaar
Bij baby's, peuters en kinderen tot 12 jaar kan het nodig zijn de infusiesnelheid te verhogen, in vergelijking met volwassenen en oudere kinderen, vanwege een mogelijk hogere klaring.
Neonaten 0 t/m 27 dagen
De farmacokinetische eigenschappen zijn erg variabel bij neonaten, vooral bij prematuren. De klaring en eiwitbinding zijn lager; mogelijk moet een lagere dosis alfentanil gegeven worden. Titreer op basis van de respons.
Toediening
- Alfetanil wordt toegediend als i.v. bolusinjectie (voor kortdurende ingrepen) óf als bolus aangevuld met stapsgewijs bijkomende doses of als infusie (bij langdurige, pijnlijke operatieve ingrepen).
- Draag handschoenen tijdens het openen van de ampul.
Doseringen
Nalbufine is niet geschikt voor langdurige behandeling.
Voor i.v.-, i.m.- of s.c.-toediening.
Pijn
Volwassenen
10–20 mg (komt overeen met 0,1-0,3 mg/kg lichaamsgewicht), zo nodig iedere 3-6 uur herhalen. Max. 20 mg per keer; max. 160 mg per dag.
Kinderen en adolescenten
0,1–0,2 mg/kg lichaamsgewicht, zo nodig na 3-6 uur herhalen. Max. 0,2 mg/kg per keer; max. 1,6 mg/kg per dag. Bij voorkeur i.v. toedienen i.v.m. pijn bij i.m.- of s.c.-toediening.
Ouderen
Starten met een zo laag mogelijke dosis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pijn op de injectieplaats, misselijkheid, braken, slaperigheid.
Vaak (1–10%): spierrigiditeit (ook thoraxrigiditeit) vooral bij neonaten, mogelijk fatale ademhalingsdepressie, apneu, hik, niet-epileptische myoklone bewegingen, dyskinesie. Hypo- of hypertensie, bradycardie, tachycardie. Duizeligheid, vermoeidheid, rillen. Agitatie, euforie.
Soms (0,1-1%): desoriëntatie, postoperatieve verwardheid of agitatie. Hoofdpijn. Wazig of dubbel zien. Aritmie. Bronchospasme, laryngospasmen, hypercapnie, hoesten, neusbloeding. Jeuk, allergische reacties waaronder urticaria en allergische dermatitis, zweten.
Zeer zelden (> 0,01%): ademstilstand.
Verder zijn gemeld: bewustzijnsverlies (postoperatief), hartstilstand, koorts, convulsies, miose.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): sedatie.
Vaak (1-10%): slaperigheid, overmatig zweten, droge mond, duizeligheid, hoofdpijn, dysforie. Misselijkheid, braken.
Zelden (0,01-0,1%): licht gevoel in het hoofd, nervositeit, rillingen, paresthesie. Ademhalingsmoeilijkheden.
Zeer zelden (< 0,01%): euforie, hallucinaties, verwardheid, depersonalisatie. Brady- of tachycardie, longoedeem, hypo- of hypertensie. Waterige ogen, wazig zien. Allergische reacties, plotseling rood worden van de huid. Netelroos. Ademhalingsdepressie of circulatoire depressie bij de pasgeborene.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, anti-epileptica m.n. gabapentine en pregabaline, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering). Verlaag bij combinatie de dosering van beide middelen.
Gelijktijdig gebruik van opioïden en gabapentine of pregabaline verhoogt de kans op opioïd-overdosering, ademhalingsdepressie en overlijden.
Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden, met name bij patiënten die spontaan ademen. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.
Alfentanil wordt vooral gemetaboliseerd door CYP450 3A4. Het metabolisme van alfentanil wordt geremd door fluconazol, voriconazol, erytromycine, diltiazem, cimetidine en mogelijk ook door andere krachtige CYP3A4-remmers als ketoconazol, itraconazol, ritonavir en andere proteaseremmers (meer kans op verlengde of vertraagde ademhalingsdepressie). Verlaag zo nodig de dosis van alfentanil.
Bij gelijktijdig gebruik van alfentanil en propofol kan een lagere dosis alfentanil vereist zijn.
Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer. Staak de MAO-remmer 2 weken voorafgaand aan de ingreep.
Bij combinatie met een SSRI of SNRI neemt de kans op een serotonerg syndroom toe.
Opioïden kunnen afhankelijkheid teweegbrengen. Bij uitsluitend intra-operatieve toepassing wordt geen verslaving verwacht.
Interacties
Gelijktijdig behandeling met µ-agonistische narcotica (bv. morfine, fentanyl, methadon) is gecontra-indiceerd, vanwege een vermindering van het effect van de μ-agonist. Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals anaesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering). Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.
Zwangerschap
Alfentanil passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Gebruik van alfentanil tijdens de baring (waaronder sectio caesarea) kan depressie van de ademhaling bij de foetus en pasgeborene veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Als toediening tijdens de baring noodzakelijk is, beademingsapparatuur voor moeder en kind en naloxon voor het kind beschikbaar houden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Over het gebruik van opioïden tijdens het 1e en 2e trimester is weinig bekend. Een causaal verband tussen gebruik van opioïden in het 1e trimester en neuralebuisdefecten of hartafwijkingen is niet vastgesteld. Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Gebruik van opioïden in het 3e trimester kan onthoudingsverschijnselen bij de baby veroorzaken (hard huilen, trillen, slecht drinken, slecht slapen en agitatie); de kans hierop neemt toe bij langer durend gebruik. Toediening aan de moeder vlak vóór of tijdens de partus kan de variatie van de foetale hartfrequentie verminderen en/of ademhalingsdepressie, apneu of hypotensie bij de pasgeborene veroorzaken. Ademhalingsdepressie komt vooral bij prematuren voor. Een mogelijk verband tussen opioïd-gebruik en vroeggeboortes of ADHD is niet vastgesteld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, zo kort mogelijk en in de laagst mogelijke effectieve dosering.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Als de moeder gedurende maximaal enkele dagen een opioïde gebruikt, is de kans klein dat dit effect heeft op het kind. De kans neemt toe bij hogere dosering en langer durend gebruik. Eventuele effecten zijn: ademhalingsdepressie, sufheid, meer slapen, slecht drinken, obstipatie, misselijkheid, braken, niet toenemen in gewicht.
Advies: Het geven van borstvoeding < 24 uur na toediening van alfentanil wordt afgeraden, dit geldt ook voor in die periode afgekolfde melk.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Als de moeder gedurende maximaal enkele dagen een opioïde gebruikt, is de kans klein dat dit effect heeft op het kind. De kans neemt toe bij hogere dosering en langer durend gebruik. Eventuele effecten zijn: ademhalingsdepressie, sufheid, meer slapen, slecht drinken, obstipatie, misselijkheid, braken, niet toenemen in gewicht.
Advies: Geen borstvoeding geven tot 24 uur na toediening van nalbufine.
Contra-indicaties
- acute ademhalingsdepressie, astma en chronisch obstructieve longziekten;
- hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
- hypovolemie, hypotensie;
- myasthenia gravis.
Contra-indicaties
- ernstige nierfunctiestoornis;
- leverfunctiestoornis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij lever- en nierfunctiestoornissen, niet gecontroleerde hypothyroïdie, verminderde longfunctie, alcoholisme, obesitas en bij ouderen dient de dosering te worden aangepast.
Ter preventie van bradycardie en hartstilstand wordt aangeraden vlak voor de inductie i.v. (in plaats van i.m.) een parasympathicolyticum te geven als premedicatie.
Opioïden kunnen hypotensie veroorzaken, vooral bij patiënten met hypovolemie of hartfalen.
Spierrigiditeit, o.a. van de thoracale spieren, kan optreden en tot ademhalingsdepressie leiden. De incidentie hiervan kan worden verlaagd door langzame i.v. injectie. Vooraf behandelen met een benzodiazepine kan de reactie voorkomen. Als ademhalingsdepressie en spierrigiditeit optreden, behandelen met kunstmatige ademhaling en indien nodig spierrelaxantia. Omdat spierrelaxantia niet geschikt zijn voor patiënten met myasthenia gravis, alfentanil bij hen niet toepassen. Een significante ademhalingsdepressie zal optreden bij doses boven 1 mg alfentanil. Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie 0,1–0,2 mg naloxon i.v. of i.m. worden toegediend; zo nodig na 2–3 min herhalen tot gewenst effect intreedt. Deze dosering kan na 45–90 min worden herhaald.
Bij kinderen dient altijd ondersteunende beademingsapparatuur beschikbaar te zijn; bij neonaten en jonge baby's een spierrelaxans overwegen, omdat er een grotere kans is op ademhalingscomplicaties en spierrigiditeit. Alle kinderen monitoren tot voldoende lang na de behandeling.
Bij ernstige leverfunctiestoornissen kan de werkingsduur verlengd zijn.
Tolerantie en lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid kunnen optreden na herhaald gebruik van opioïden zoals alfentanil. Verslaving kan ontstaan. Misbruik kan leiden tot overdosering en/of overlijden. Het risico van een opioïdengebruiksstoornis is verhoogd bij een persoonlijke of familiegeschiedenis van middelenmisbuik (incl. alcoholmisbruik) bij rokers, of bij patiënten met een persoonlijke geschiedenis van geestelijke gezondheidsproblemen zoals ernsige depressie, angststoornis en persoonlijkheidstoornis. Bij chronisch opioïd-gebruik of een voorgeschiedenis van opioïd-verslaving kunnen hogere doses nodig zijn.
Hyperalgesie kan optreden, met name bij hoge doses; verlaag bij vermoeden hiervan de dosis.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tijdens de toediening dient een antidotum (naloxon) voorhanden te zijn.
Het gebruik kan leiden tot gewenning en psychische en lichamelijke afhankelijkheid. Bij emotioneel onevenwichtige of voor verslaving gevoelige patiënten is voorzichtigheid geboden.
Alleen op strikte indicatie gebruiken bij hoofdletsel/verhoogde intracraniële druk, vanwege kans op verhoging van de intracraniële druk door nalbufine en daardoor ademhalingsdepressie en maskering van het ziektebeloop van het hoofdletsel.
Voorzichtig bij lichte tot matige nierfunctiestoornis, abnormale reacties kunnen optreden bij normale doseringen.
Voorzichtig bij hartfalen, paralytische ileus, galkoliek, epilepsie, hypothyroïdie en vanwege mogelijke ademhalingsdepressie uiterst voorzichtig bij een zwakke ademhaling (door bv. astma, uremie, cyanose).
Bij cumulatieve toediening van 50 mg nalbufine gedurende een korte toedieningsperiode vindt een maximering van het pijnstillend effect plaats. Indien een hogere dosering nodig is voor het pijnstillend effect, dan een ander opioïde toepassen zonder dit analgetische plafondeffect. Het plafond voor ademhalingsdepressie ligt bij een dosis van ca. 30 mg.
Niet gebruiken bij kinderen < 1,5 jaar vanwege het ontbreken van gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
ademhalingsdepressie, van bradypneu tot apneu.
Therapie
Eventueel naloxon i.v., zo nodig herhalen. Eventueel een neuromusculaire blokker i.v. Verder symptomatisch.
Voor meer informatie over symptomen en behandeling, zie Nationaal vergiftigingen informatiecentrum of Toxicologie, opioïden.
Overdosering
Symptomen
Ademhalingsdepressie, sedatie en bewusteloosheid.
Therapie
Gebruik eventueel naloxon.
Eigenschappen
Synthetische opiaatagonist, μ-agonist, met sterk analgetische werking. Chemisch verwant aan fentanyl. In hoge doses (> 120 microg/kg lichaamsgewicht) induceert alfentanil slaap. Werking: max. analgetisch en ademhalingsonderdrukkend effect na 1-2 min. Werkingsduur: 10–20 min. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.
Kinetische gegevens
V d | volwassenen 0,4–1,0 l/kg. |
Eiwitbinding | 92%, bij neonaten ca. 75%, bij kinderen 85–90%. |
Metabolisering | in de lever door CYP3A4 tot niet-actieve metabolieten. |
Eliminatie | 70-80% met de urine, vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 90 (83–223) min, gemiddeld langer bij neonaten en korter bij kinderen. Verlengd bij cirrose. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Partiële opiaatagonist met κ-agonistische en µ-antagonistische eigenschappen; werkt sterk analgetisch. Werking: i.v. na 2–3 min, i.m. of s.c. na 15 min (bij kinderen > 1,5 jaar i.m. of s.c. na 20-30 min) Werkingsduur: 3-6 uur (bij kinderen > 1,5 jaar 3-4 uur).
Kinetische gegevens
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine als glucuronide metabolieten. |
T 1/2el | ca. 2,9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
alfentanil hoort bij de groep opioïden.
- buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
- fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
- fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
- fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
- hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
- morfine (N02AA01) Vergelijk
- morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
- nalbufine (N02AF02) Vergelijk
- oxycodon (N02AA05) Vergelijk
- oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
- pethidine (N02AB02) Vergelijk
- piritramide (N02AC03) Vergelijk
- remifentanil (N01AH06) Vergelijk
- sufentanil (N01AH03) Vergelijk
- tapentadol (N02AX06) Vergelijk
- tramadol (N02AX02) Vergelijk
Groepsinformatie
nalbufine hoort bij de groep opioïden.
- alfentanil (N01AH02) Vergelijk
- buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
- fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
- fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
- fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
- hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
- morfine (N02AA01) Vergelijk
- morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
- oxycodon (N02AA05) Vergelijk
- oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
- pethidine (N02AB02) Vergelijk
- piritramide (N02AC03) Vergelijk
- remifentanil (N01AH06) Vergelijk
- sufentanil (N01AH03) Vergelijk
- tapentadol (N02AX06) Vergelijk
- tramadol (N02AX02) Vergelijk