Samenstelling
Piqray XGVS Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 150 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Venclyxto XGVS Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 10 mg, 50 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor alpelisib bij lokaal gevorderd of gemetastaseerd HR-positief, HER2-negatief mammacarcinoom met een PIK3CA-mutatie staan de adviezen van commissie BOM op NVMO.org.
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie en acute myeloïde leukemie de geldende behandelrichtlijnen (2020) op hovon.nl.
- ZIN-rapport 2019 venetoclax Venclyxto® icm rituximab bij volwassen patiënten met CLL die ten minste één andere therapie hebben gehad
- ZIN-rapport 2020 venetoclax Venclyxto® icm obinutuzumab bij de behandeling van niet eerder behandelde CLL
- ZIN-rapport 2021 venetoclax Venclyxto® icm een hypomethylerend middel bij volwassenen met nieuw gediagnosticeerde AML die niet in aanmerking komen voor intensieve chemotherapie
Indicaties
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd hormoonreceptor (HR)-positief, humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-negatief mammacarcinoom met een PIK3CA-mutatie bij postmenopauzale vrouwen, en mannen, na ziekteprogressie volgend op endocriene therapie als monotherapie, in combinatie met fulvestrant.
Indicaties
Voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL)
-
Als monotherapie
- in aanwezigheid van een 17 p-depletie óf TP53-mutatie bij volwassenen die ongeschikt zijn voor een B-celreceptorremmer, óf bij wie deze heeft gefaald;
- in afwezigheid van een 17 p-depletie óf TP53-mutatie bij volwassenen bij wie zowel chemo-immunotherapie als een B-celreceptorremmer heeft gefaald.
-
Als combinatietherapie
- in combinatie met obinutuzumab bij volwassenen met eerder onbehandelde CLL;
- in combinatie met rituximab bij volwassenen die minstens één andere therapie hebben gehad.
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML)
- in combinatie met een hypomethylerend middel (azacitidine/decitabine) bij volwassenen met nieuw gediagnosticeerde ziekte die niet in aanmerking komen voor intensieve chemotherapie.
Doseringen
Bij patiënten met HR-positieve, HER2-negatieve gevorderde borstkanker dient vooraf de aanwezigheid van een PIK3CA-mutatie in tumor- of plasmamonsters aangetoond te zijn middels een gevalideerde test.
HR-positieve, HER2-negatieve mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
300 mg 1×/dag op continue basis. Toepassen in combinatie met fulvestrant 500 mg i.m. (langzaam in de bilspier) op dag 1, 15 en 29, daarna 1×/maand. Zie ook fulvestrant. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis, vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5-15) is een dosisaanpassing niet nodig.
(Ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. hyperglykemie, huiduitslag, diarree en colitis) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1-5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Gemiste dosis: De gemiste dosis kan direct na het eten binnen 9 uur na het gebruikelijke tijdstip worden ingenomen, daarna het gebruikelijke schema weer aanhouden. Na meer dan 9 uur moet de dosis worden overgeslagen. Na braken geen nieuwe dosis innemen en de volgende dag het gebruikelijke schema weer aanhouden.
Toediening: tabletten direct na het eten in het geheel (zonder kauwen of fijnmaken) innemen, iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip.
Doseringen
Zie voor alle maatregelen om het tumorlysissyndroom te voorkomen, de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zie voor de noodzakelijke bloedcontroles na de eerste dosis en na elke dosisverhoging tijdens de begin- en titratiefase de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: 20 mg 1×/dag gedurende 7 dagen (= week 1). Daarna in verband met de kans op het tumorlysissyndroom de dosis gedurende 5 weken geleidelijk verhogen: week 2: 50 mg 1×/dag, week 3: 100 mg 1×/dag, week 4: 200 mg 1×/dag en week 5 en daarna: 400 mg 1×/dag.
Monotherapie: De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Bij combinatie met obinutuzumab: geef venetoclax gedurende in totaal 12 cycli van 28 dagen; 6 cycli in combinatie met obinutuzumab, gevolgd door 6 cycli als monotherapie. Geef obinutuzumab op dag 1, (eventueel dag 2), 8 en 15 van elke cyclus gedurende 6 cycli. Start het 5-weekse opbouwschema (zie hierboven) voor venetoclax op dag 22 van cyclus 1 en continueer tot en met dag 28 van cyclus 2. Hierna is de aanbevolen dosis venetoclax 400 mg 1×/dag; tot aan het einde van cyclus 12 of tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor dosisaanwijzingen voor obinutuzumab de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 5.1).
Bij combinatie met rituximab: rituximab toevoegen nadat de dosering venetoclax is opgebouwd tot 400 mg 1× per dag én de patiënt dit gedurende 7 dagen heeft ontvangen, de behandelduur met venetoclax is vervolgens 24 maanden vanaf cyclus 1 dag 1 van rituximab of tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor dosisaanwijzingen voor rituximab de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 5.1).
Acute myeloïde leukemie
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: 100 mg 1×/dag op dag 1 van een cyclus van 28 dagen. Vervolgens 200 mg 1×/dag op dag 2 en 400 mg 1×/dag op dag 3 en verder. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Zie voor de dosering van het hypomethylerend middel: azacitidine#doseringen of decitabine#doseringen.
Bij combinatie met een matige CYP3A4-remmer: indien vermijden niet mogelijk is de begin-, titratie- en onderhoudsdosis ten minste met 50% verminderen en de patiënt goed controleren op tekenen van toxiciteit. De combinatie alleen toepassen indien het niet anders kan.
Bij combinatie met een sterke CYP3A4-remmer is venetoclax bij CLL tijdens de begin- en titratiefase gecontra-indiceerd. Bij AML is tijdens de begin- en titratiefase de aanbevolen dosis venetoclax 10 mg op dag 1, 20 mg op dag 2, 50 mg op dag 3 en 100 mg of minder op dag 4. Tijdens de onderhoudsbehandeling van CLL en AML kan eventueel wel worden gecombineerd, maar dan is de aanbevolen dosis venetoclax 100 mg of minder of dient de dosis met minimaal 75% te worden verminderd als om andere redenen de dosis al is aangepast. Bij staken van de CYP3A4-remmer, de dosis venetoclax na 2–3 dagen (of langer, afhankelijk van de eliminatiehalfwaardetijd van de CYP3A4-remmer) verhogen.
Bij (ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (tumorlysissyndroom, niet-hematologische toxiciteiten CTCAE graad 3–4, neutropenie graad 3–4 met koorts of infectie, hematologische toxiciteiten graad 4) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 4 en 5 bij CLL; tabel 6 bij AML).
Verminderde nierfunctie: bij lichte, matige of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≥ 15–89 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15-29 ml/min) alleen toedienen indien het voordeel opweegt tegen het risico; vanwege de extra toegenomen kans op TLS de patiënt nauwlettend controleren op toxiciteit. Bij een creatinineklaring <15 ml/min en bij nierdialyse zijn de werkzaamheid en veiligheid niet vastgesteld. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij lichte tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) de dosis ten minste halveren. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bij het uitbraken van een ingenomen dosis geen nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.
Een vergeten dosis binnen 8 uur alsnog innemen, als het langer dan 8 uur geleden is de dosis overslaan en de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening: de tablet 's morgens in zijn geheel (zonder kauwen, breken, fijnmalen) met water (en in verband met de biologische beschikbaarheid tijdens de maaltijd) innemen. Tijdens de behandeling grapefruitproducten, Sevilla-sinaasappelen en stervrucht (carambola) vermijden vanwege CYP3A4-remming (zie de rubriek Interacties).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): urineweginfectie. Anemie, lymfocytopenie, trombocytopenie. Hypertensie. Minder eetlust, stijging plasmaglucose, daling plasmaglucose, hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie. Hoofdpijn, dysgeusie (incl. hypogeusie en ageusie). Stomatitis (incl. aften en mondulceratie), misselijkheid (braken, buikpijn, dyspepsie, diarree. Huiduitslag (incl. (maculo)papuleuze, vlekkerige en gegeneraliseerde uitslag), jeuk, droge huid (incl. huidkloven, xerose, xeroderma), alopecia. Vermoeidheid (incl. asthenie), mucosale ontsteking, mucosale droogheid (incl. droge mond en vulvovaginale droogte), perifeer oedeem, koorts, Daling lichaamsgewicht, stijging bloedcreatinine, stijging γ-GT, stijging ALAT, stijging lipase, verlengd aPTT, daling albumine.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid (incl. allergische dermatitis). Dehydratie. Slapeloosheid. Wazig gezichtsvermogen, droge ogen. Lymfoedeem. Pneumonitis (incl. interstitiële longziekte). Tandpijn, gingivitis, gingiva-pijn, cheilitis. (Gegeneraliseerd) erytheem, (acneïforme) dermatitis, palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom, erythema multiforme. Spierspasmen, myalgie, osteonecrose van kaak. Acuut nierletsel. Oedeem (incl. gezichtsoedeem en ooglidoedeem). Stijging geglycosyleerde hemoglobine. (Diabetische) ketoacidose.
Soms (0,1-1%): pancreatitis. Stevens-Johnson-syndroom.
Verder is gemeld: geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Uveïtis.
Bijwerkingen
Bij toepassing voor CLL
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, pneumonie. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Vermoeidheid. Neutropenie, anemie, lymfopenie. Hyperkaliëmie, hyperfosfatemie, hypocalciëmie.
Vaak (1–10%): tumorlysissyndroom (waaronder met fataal verloop). Sepsis, urineweginfectie. Febriele neutropenie. Hyperurikemie. Stijging creatininespiegel in bloed.
Bij toepassing voor AML
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, sepsis, urineweginfectie. Duizeligheid, syncope, hoofdpijn. Hypotensie, bloeding. Dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, stomatitis. Artralgie. Vermoeidheid, asthenie. Gewichtsverlies, stijging bilirubine in het bloed. Hypokaliëmie, verminderde eetlust. Neutropenie, febriele neutropenie, anemie, trombocytopenie.
Vaak (1-10%): tumorlysissyndroom (waaronder met fataal verloop). Cholecystitis, cholelithiase.
Algemeen: Wanneer bijwerkingen optreden zijn deze relatief vaak van CTCAE graad 3 of hoger en dus ernstig. In de klinische studies werden bij de combinatie met obinutuzumab, rituximab, azacitidine of dectabine de therapie zeer frequent (> 65%) onderbroken vanwege bijwerkingen, meestal neutropenie. Als monotherapie werd in 40% van de gevallen de therapie onderbroken vanwege bijwerkingen (in 5% van de gevallen vanwege neutropenie).
Interacties
Vermijd gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-inductor (zoals apalutamide, carbamazepine, enzalutamide, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid), omdat de blootstelling van alpelisib kan afnemen.
Alpelisib is een substraat voor 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Controleer op toxiciteit bij gelijktijdig gebruik van BCRP-remmers (zoals eltrombopag, lapatinib, pantoprazol), omdat de blootstelling aan alpelisib hierbij verhoogd kan zijn.
Gelijktijdige toediening met ranitidine verlaagde de blootstelling met ca. 21% en de Cmax met ca. 36%; bij inname zonder voedsel is dit effect groter. Gelijktijdige toediening van een protonpompremmer, H2-receptorantagonist of een antacidum is daarom mogelijk als alpelisib wordt ingenomen direct na de maaltijd.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met CYP3A4-substraten, die ook een aanvullend tijdsafhankelijk inhibitie- en inductiepotentieel op CYP3A4 hebben dat het eigen metabolisme beïnvloedt (bv. rifampicine, ribociclib, encorafenib). Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met CYP2B6- en CYP2C9-substraten met een smalle therapeutische index (zoals bupropion), omdat de werking van deze substraten mogelijk kan afnemen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig of opeenvolgend gebruik van bisfosfonaten of denosumab, vanwege meer kans op osteonecrose van de kaak. .
Interacties
Combinatie met sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir, en grapefruit-/pompelmoessap) tijdens de begin- en titratiefase van de behandeling van CLL is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op het tumorlysissyndroom. Tijdens de begin- en titratiefase van de behandeling van AML wordt een dosisverlaging van venetoclax geadviseerd, zie de rubriek Dosering. Combinatie met matig-sterke CYP3A4-remmers (zoals erytromycine, ciprofloxacine, fluconazol, diltiazem, verapamil) tijdens de begin- en titratiefase van de behandeling van zowel CLL als AML vermijden. Indien vermijden niet mogelijk is, dan de dosering venetoclax halveren en de patiënt nauwlettend controleren op tekenen van toxiciteit. Tijdens de onderhoudsfase de dosis venetoclax altijd aanpassen bij de combinatie met een matig-sterke tot sterke CYP3A4-remmer, zie de rubriek Dosering.
Combinatie met sint-janskruid (een sterke CYP3A4-inductor) is gecontra-indiceerd. Combinatie met andere sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine) en matig-sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifabutine, bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil) vermijden.
Venetoclax is een substraat voor Pgp en BCRP. Combinatie met Pgp-remmers of BCRP-remmers vermijden; indien toch wordt gekozen voor de combinatie met zo'n remmer de patiënt nauwlettend controleren op tekenen van toxiciteit.
Combinatie met een galzuurbindend hars vermijden. Bij gelijktijdig gebruik venetoclax ten minste 4–6 uur ná de bindende hars innemen. Zie ook de productinformatie (SmPC) van het bindende hars voor informatie hierover.
Venetoclax is in vitro een remmer van Pgp, BCRP en OATP1B1. Vermijd daarom combinatie met substraten voor deze transporters die tevens een smalle therapeutische breedte hebben (zoals digoxine, colchicine, paclitaxel, vincristine, dabigatran, pravastatine, rosuvastatine, methotrexaat, sulfasalazine). Indien toch gekozen wordt voor een combinatie, dan de patiënt nauwlettend controleren op tekenen van toxiciteit van het substraat.
De werkzaamheid en veiligheid van immunisatie met levende verzwakte vaccins tijdens of na de behandeling met venetoclax zijn niet onderzocht. Daarom geen levende vaccins toedienen tijdens de behandeling, en daarna niet tot de B-cellen zich hebben hersteld.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden en mannen dienen contraceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot 7 dagen na de behandeling.
Vruchtbaarheid: op grond van onderzoek bij dieren bij herhaalde dosering kan alpelisib de vruchtbaarheid bij vruchtbare mannen en vrouwen verminderen.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren bij therapeutische blootstellingen schadelijk gebleken (verhoogd postimplantatieverlies, verlaagd foetaal gewicht).
Advies: Gebruik bij vruchtbare vrouwen zonder adequate anticonceptie ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 30 dagen na de therapie. Bij gebruik van orale anticonceptiva tevens een barrièremiddel toevoegen, omdat niet bekend is of venetoclax de werkzaamheid van orale anticonceptiva kan verminderen.
Lactatie
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor de contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Staak de behandeling definitief bij ernstige overgevoeligheidsreacties. Start direct een passende behandeling.
De behandeling niet starten bij een voorgeschiedenis van ernstige huidreacties. Informeer patiënten over symptomen van ernstige huidreacties, zoals een prodroom van koorts, griepachtige symptomen, mucosale laesies of progressieve huiduitslag. Onderbreek de behandeling bij symptomen tot de oorzaak is vastgesteld; overleg zo nodig met een dermatoloog. Staak de behandeling definitief bij een bewezen ernstige huidreactie. Als een ernstige huidreactie niet wordt bevestigd, kan dosisonderbreking, -verlaging of stopzetting van alpelisib vereist zijn (zie rubriek Dosering).
Ernstige hyperglykemie, incl. ketoacidose, is gemeld en treedt vaker op bij (pre)diabetes en obesitas. Het risico op hyperglykemie is verhoogd bij ouderen. Informeer patiënten over symptomen van hyperglykemie. Frequente zelfcontroles worden in de eerste 4 weken van de behandeling aanbevolen. Zie voor een schema voor nuchtere glucosecontroles tabel 6 van de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4, tabel 6), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Afhankelijk van de ernst van de hyperglykemie kan dosisonderbreking, -verlaging of stopzetting van alpelisib vereist zijn (zie rubriek Dosering).
Ernstige pneumonitis/acute interstitiële longziekte is gemeld. Informeer patiënten om nieuwe of verergerende ademhalingssymptomen direct te melden en onderbreek de behandeling. Staak de behandeling definitief bij een bevestigde pneumonitis.
Controleer de patiënt op diarree en andere verschijnselen van colitis. Adviseer patiënten bij diarree of andere verschijnselen van colitis hun klachten te melden en hun vochtinname te verhogen. Start een motiliteitsremmend middel (zoals loperamide) om ernstige klachten te voorkomen en behandel zo nodig colitis. Op basis van de ernst van de diarree of colitis, kan dosisonderbreking, -verlaging of stopzetting van alpelisib vereist zijn (zie rubriek Dosering).
De behandeling niet starten bij aanhoudende osteonecrose van de kaak als gevolg van eerdere of gelijktijdige behandeling met bisfosfonaten of denosumab. Informeer patiënten om nieuwe of verergerende orale symptomen, zoals tandmobiliteit, pijn, zwelling, niet-genezende wondjes en afscheiding direct te melden. Start een passende behandeling.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid van Piqray bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn beperkte gegevens bij patiënten ≥ 75 jaar, en vooral ≥ 85 jaar. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij patiënten met symptomatische viscerale ziekte.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles vóór en tijdens de behandeling: vóór aanvang van de behandeling en tijdens de behandeling de nier- en leverfunctie controleren en het volledig bloedbeeld. Tijdens de behandeling vooral monitoren op het ontstaan van het tumorlysissyndroom en van bloedbeeldafwijkingen, waaronder neutropenie. Zie verder de betreffende subkopjes hieronder.
Tumorlysissyndroom: door lysis van een grote hoeveelheid maligne cellen kan het (mogelijk fatale) tumorlysissyndroom optreden met kans op nierfalen met een verminderde diurese en verhoging van ureum en creatinine, hyperkaliëmie, hyperurikemie, hyperfosfatemie, hypocalciëmie (met als gevolg convulsies), verhoging LDH, hypo-/hypertensie en ritmestoornissen. Risicofactoren voor het optreden van het syndroom zijn hoge tumorlast (bv. groot tumorvolume, hoge concentraties circulerende maligne cellen), hypovolemie (bv. dehydratie), gestoorde nierfunctie, splenomegalie bij CLL en een verhoogde serumfosfaat, urinezuurspiegel en/of lactaatdehydrogenasespiegel voorafgaand aan de behandeling. Venetoclax kan een snelle afname van de tumormassa veroorzaken, waardoor er vooral tijdens de eerste 5 weken van de behandeling een kans is op het tumorlysissyndroom. De kans op het tumorlysissyndroom blijkt groter bij een hoge tumorlast (bv. lymfeklier met een diameter ≥ 5 cm of hoge absolute lymfocytentelling (ALC) ≥ 25 × 109/l) en neemt verder toe bij een verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 80 ml/min). Daarom voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie controleren en daarna vóór elke dosisverhoging. Tevens voor de beoordeling van een eventueel op te treden tumorlysissyndroom 6–8 uur en 24 uur na de eerste dosis venetoclax de bloedwaarden controleren. Afwijkingen in de elektrolyten (kalium en calciumfosfaat) direct corrigeren. Het aantal witte bloedcellen dient bij alle patiënten met AML < 25 × 109 te zijn voordat wordt gestart met venetoclax; cytoreductie voorafgaand aan de behandeling kan nodig zijn. De volgende dosis pas toedienen als de 24-uurswaarden voor de bloedchemie beoordeeld zijn. Overweeg bij veel kans op tumorlysissyndroom een ziekenhuisopname bij de toediening van de eerste dosis. Dezelfde procedure tevens toepassen bij elke dosisverhoging. Vanwege de kans op het tumorlysissyndroom, voorafgaand aan de behandeling de patiënt tijdens de begin- en titratiefase voldoende hydrateren. Laat de patiënt 1,5–2 liter water per dag drinken, vooral 2 dagen vóór de behandeling en bij iedere dosisverhoging; indien dit niet haalbaar is of bij een gemiddelde of hoge tumorlast zonodig i.v.-vocht toedienen. Verder 2–3 dagen vóór de behandeling en gedurende de gehele titratiefase zonodig aanvullende maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals het toedienen van allopurinol of rasburicase. De behandeling zo nodig onderbreken en hervatten met een lagere dosis.
Neutropenie en infecties: tijdens de gehele behandeling regelmatig volledige bloedtellingen uitvoeren. Bij optreden van ernstige neutropenie de behandeling onderbreken of de dosis verlagen. In klinisch onderzoek bij CLL kwam ernstige neutropenie, waarvoor dosisonderbreking nodig was, frequent voor; in combinatie met obinutuzumab in ca. 41% van de gevallen, in combinatie met rituximab in ca. 43% van de gevallen en als monotherapie in ca. 5% van de gevallen. Bij AML kwam neutropenie graad 3 of 4 vóór aanvang van de behandeling vaak voor. Neutropenie kan verergeren in combinatie met een hypomethylerend middel en terugkeren bij volgende behandelcycli. Ernstige infecties, waaronder gevallen van sepsis met fatale afloop, zijn gemeld. Controleer patiënten op tekenen van een infectie en behandel een vermoedelijke infectie met antimicrobiële middelen. Onderbreek daarnaast de therapie of verlaag de dosering.
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≥ 30–89 ml/min) hoeft de dosis niet te worden aangepast. Wel kan tijdens de begin- en titratiefase een intensievere profylaxe en monitoring op het tumorlysissyndroom nodig zijn. De werkzaamheid en veiligheid bij een creatinineklaring < 15 ml/min en bij nierdialyse zijn niet vastgesteld; alleen op strikte indicatie en onder zorgvuldige controle toedienen.
Verminderde leverfunctie: bij lichte tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9) hoeft de dosis niet te worden aangepast. Bij matige leverinsufficiëntie kunnen wel meer bijwerkingen optreden; bij instellen van de behandeling en bij dosisverhoging de patiënt nauwlettend controleren op tekenen van toxiciteit. Bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) kan de blootstelling aan venetoclax aanzienlijk verhoogd zijn; pas de dosis aan en dien toe onder zorgvuldige controle van de toxiciteit, zie de rubriek Dosering.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met alpelisib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Symptomen van het tumorlysissyndroom (onregelmatige hartslag, dyspneu, convulsies, koorts, rillingen, misselijkheid, braken, spier- of gewrichtspijn, ongebruikelijke moeheid, donkere of troebele urine) en andere toxiciteiten.
Therapie
Door grote verdelingsvolume en hoge eiwitbinding is dialyse waarschijnlijk niet zinvol.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met venetoclax contact op met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Alpelisib is een proteïnekinaseremmer, een α-specifieke klasse I fosfatidylinositol 3-kinase (PI3Kα)-remmer. In borstkankercellijnen remt het de fosforylering van PI3K downstream doelwitten, waaronder AKT, en vertoont het activiteit in cellijnen met een PIK3CA-mutatie. Remt in vivo de PI3K/AKT-signaaltransductieroute en vermindert de tumorgroei in xenotransplantaatmodellen, waaronder modellen van borstkanker. PI3K-remming induceert een toename van de oestrogeenreceptor (ER)-transcriptie in borstkankercellen. In combinatie met fulvestrant in xenotransplantaatmodellen afgeleid van ER-positieve, PIK3CA-gemuteerde borstkankercellijnen werd een toegenomen antitumoractiviteit gezien vergeleken met monotherapie met alpelisib of fulvestrant. De PI3K/AKT-signaaltransductieroute is verantwoordelijk voor glucosehomeostase. Remming van deze signaaltransductieroute leidt tot hyperglykemie als bijwerking.
Kinetische gegevens
F | niet-nuchter: > 99% en nuchter: ca. 69%. |
T max | 2–4 uur. |
V d | ca. 1,6 l/kg. |
Metabolisering | middels enzymatische amide-hydrolyse tot hydrolysemetaboliet BZG791 en in geringere mate door CYP3A4. |
Eliminatie | ca. 81% met de feces, ca. 13,5% (2% onveranderd) met de urine. |
T 1/2el | 8–9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Venetoclax is een krachtige, selectieve remmer van B-cellymfoom (BCL)-2, een anti-apoptotisch eiwit. Hierdoor worden permeabilisatie van de mitochondriale buitenmembraan (MOMP), caspase-activatie en geprogrammeerde celdood in gang gezet. Venetoclax is daardoor werkzaam bij tumorcellen met overexpressie van BCL-2, waaronder CLL-cellen.
Kinetische gegevens
Resorptie | verhoogd met een factor 3,4 bij toediening met een vetarme maaltijd en met een factor 5,1–5,3 met een vetrijke maaltijd. |
T max | 5–8 uur. |
V d | 3,7–4,6 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | gedeeltelijk, door CYP3A4. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (> 99,9%), ca. 21% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 26 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
alpelisib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
venetoclax hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk