Samenstelling
Anagrelide (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 0,5 mg
Xagrid (als hydrochloride) XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 0,5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tibsovo Aanvullende monitoring Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Anagrelide heeft een beperkte plaats in de therapie van essentiële trombocytose met een groot risico van complicaties. Het komt pas in aanmerking indien met hydroxycarbamide en interferon-α onvoldoende resultaat wordt bereikt óf indien deze geneesmiddelen niet goed worden verdragen.
Advies
Zie voor het advies van de commissie BOM over ivosidenib als tweede- of derdelijnsbehandeling bij gevorderd IDH1-gemuteerd cholangiocarcinoom nvmo.org (onder ivosidenib).
Indicaties
- Verlaging van het aantal trombocyten bij essentiële trombocytose (ET) bij patiënten met een vergroot risico, die onvoldoende reageren op bestaande therapie of deze niet goed verdragen.
Van een vergroot risico is sprake bij leeftijd > 60 jaar, een trombocytenaantal > 1.000 × 109 en/of een voorgeschiedenis van trombose of bloedingen.
Indicaties
Nieuw gediagnosticeerde acute myeloïde leukemie (AML) met een R132-mutatie in isocitraatdehydrogenase-1 (IDH1), bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor standaard inductiechemotherapie. Geef in combinatie met azacitidine.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd cholangiocarcinoom met een R132-mutatie in IDH1 bij volwassenen die eerder zijn behandeld met minstens één eerdere lijn van systemische therapie. Geef als monotherapie.
Doseringen
Essentiële trombocytose
Volwassenen (incl. ouderen)
In het algemeen wordt gestart met 0,5 mg 2×/dag. Na een week de dosis stapsgewijs titreren naar de laagst effectieve dosering op geleide van het trombocytenaantal: < 600 × 10 9/l en idealiter 150 à 400 × 10 9/l. Een wekelijkse verhoging van de dosis mag niet groter zijn dan 0,5 mg/dag; de maximale enkelvoudige dosis is 2,5 mg. Bij de meeste patiënten wordt een voldoende therapeutische respons verkregen en gehandhaafd bij 1–3 mg/dag.
Bij een startdosering > 1 mg/dag gedurende één week om de 2 dagen het aantal trombocyten bepalen; daarna ten minste eenmaal wekelijks.
Kinderen tot 18 jaar
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen is niet vastgesteld. De ervaring bij hen is zeer beperkt. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven. De behandeling mag alleen worden gestart bij ziekteprogressie of trombose. Indien na 3 maanden geen bevredigend resultaat is opgetreden, overwegen de behandeling te staken. Zie voor meer gegevens over het gebruik van anagrelide bij kinderen de officiële productinformatie CBG/EMA , zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening: de capsules in zijn geheel doorslikken; de inhoud niet verpulveren of in vloeistof verdunnen.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de R132-mutatie in IDH1 bij de patiënt bevestigen met een gevalideerde test.
Maak in de eerste 3 weken van behandeling minstens wekelijks een ECG voorafgaand aan de behandeling, en daarna maandelijks indien het QTc-interval ≤ 480 ms blijft.
Acute myeloïde leukemie
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag op dag 1 bij een cyclusduur van 28 dagen, in combinatie met azacitidine#doseringen De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Cholangiocarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
500 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
In combinatie met matige of sterke CYP3A4-remmer: indien vermijden niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis 250 mg 1×/dag. -
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij bv. differentiatiesyndroom, leukocytose of QTc-intervalverlenging, de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees extra voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege een gebrek aan gegevens bij deze patiëntengroep.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5-6) is geen dosisaanpassing nodig. Wees extra voorzichtig bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 7), vanwege een gebrek aan gegevens.
Gemiste dosis of braken: binnen 12 uur na de gemiste dosis alsnog de dosis innemen, daarna niet meer. Na braken geen vervangende dosis innemen, maar de volgende dosis innemen op het gebruikelijke tijdstip.
Toediening: de tabletten 1×/dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in hun geheel innemen met water. Ten minste 2 uur voor tot 1 uur na inname van de tabletten mag de patiënt niets eten. Vermijd grapefruit(sap) (pompelmoes(sap)), zie ook de rubriek Interacties.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree, flatulentie, buikpijn. Palpitaties, tachycardie. Vochtretentie. Duizeligheid, vermoeidheid. Huiduitslag. Anemie.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, bloedingen, ecchymose, pancytopenie. (Congestief) hartfalen, hypertensie, QT-verlenging, ritmestoornissen ((supra-)ventriculaire tachycardie, atriumfibrilleren), syncope. Pulmonale hypertensie. Bloedneus, dyspneu, pleura-effusie, pneumonie. Gewichtsverlies, oedeem. Anorexie. Droge mond, dyspepsie, obstipatie, gastro-intestinale bloedingen. Pancreatitis. Hypo- of paresthesie, slapeloosheid, depressie, verwardheid, nervositeit, amnesie. Alopecia, huidverkleuring, jeuk. Spierpijn, artralgie, rugpijn. Zwakte, rillingen, malaise, koorts, pijn op de borst. Impotentie. Stijging van leverenzymwaarden.
Zelden (0,01-0,1%): gewichtstoename. Slaperigheid, dysartrie, gestoorde coördinatie, migraine, visusstoornissen zoals diplopie, tinnitus. Angina pectoris, Prinzmetal-angina-pectoris, myocardinfarct, pericardiale effusie, cardiomegalie of -myopathie, vasodilatatie, orthostatische hypotensie. Pulmonale infiltraten. Colitis, gastritis, tandvleesbloeding. Nycturie, nierfalen, verhoogd creatinine. Droge huid. Asthenie, griepachtig syndroom.
Verder zijn gemeld: 'torsade de pointes', interstitiële longziekte (incl. pneumonitis en allergische alveolitis), hepatitis, tubulo-interstitiële nefritis, cerebraal infarct.
Bijwerkingen
Bij acute myeloïde leukemie
Zeer vaak (> 10%): differentiatiesyndroom, leukocytose, trombocytopenie, neutropenie. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid. Braken. Pijn in extremiteit, artralgie, rugpijn. Verlenging QT-interval.
Vaak (1-10%): leukopenie. Perifere neuropathie. Orofaryngeale pijn.
Bij cholangiocarcinoom
Zeer vaak (> 10%): anemie. Verminderde eetlust. Perifere neuropathie. Hoofdpijn. Ascites, diarree, braken, misselijkheid, buikpijn. Huiduitslag, vermoeidheid. Stijging ASAT en bilirubine in het bloed.
Vaak (1-10%): cholestatische geelzucht, hyperbilirubinemie. Vallen. Verlenging QT-interval, stijging ALAT in het bloed. Daling leukocyten- en trombocytentelling.
Interacties
Anagrelide wordt uitgebreid gemetaboliseerd door CYP1A2. Bij gelijktijdig gebruik met sterke CYP1A2-remmende middelen, zoals fluvoxamine of ciprofloxacine, kan theoretisch de blootstelling aan anagrelide stijgen; bij combinatie met een inductor zoals omeprazol kan de blootstelling aan anagrelide afnemen.
Bij de combinatie met geneesmiddelen, die de trombocytenaggregatie remmen of modificeren zoals acetylsalicylzuur, kunnen ernstige bloedingen optreden.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, methadon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, chinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
De effecten van andere remmers van fosfodi-esterase III (zoals milrinon en enoximon) kunnen door anagrelide versterkt worden.
Interacties
Ivosidenib is een CYP3A4-substraat. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) is gecontra-indiceerd, omdat dit de blootstelling aan ivosidenib naar verwachting verlaagt.
Ivosidenib kan Pgp zowel remmen als induceren. Gelijktijdige toediening van dabigatran is gecontra-indiceerd, omdat de blootstelling aan dabigatran kan wijzigingen.
Vermijd gelijktijdig gebruik van matige of sterke CYP3A4-remmers (zoals aprepitant, ciclosporine, claritromycine, diltiazem, erytromycine, grapefruit(sap) (pompelmoes(sap)), ketokonazol, ritonavir, triazolen, verapamil), omdat de blootstelling aan ivosidenib naar verwachting stijgt, met een toegenomen kans op QT-verlenging als gevolg. Kies bij voorkeur een geschikt alternatief. Indien dit niet mogelijk is, de dosering ivosidenib verlagen, zie de rubriek Dosering. Indien het gebruik van itraconazol of ketoconazol niet kan worden vermeden, controleer op verlies van werkzaamheid tegen schimmels.
Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QTc-interval verlengen (zoals antiaritmica, fluorchinolonen, 5-HT3-receptorantagonisten, triazolen). Kies bij voorkeur een geschikt alternatief. Indien dit niet mogelijk is de patiënt extra nauwlettend controleren op verlenging van het QTc-interval, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Ivosidenib remt OAT3, organische anion-transporterende polypeptide 1B1 (OATP1B1) en organische anion-transporterende polypeptide 1B3 (OATP1B3). Vermijd gelijktijdig gebruik van OAT3-substraten (bv. benzylpenicilline, furosemide) of gevoelige OATP1B1/1B3-substraten (bv. atorvastatine, pravastatine, rosuvastatine), omdat de blootstelling aan deze substraten kan stijgen.
Indien furosemide klinisch noodzakelijk is voor de behandeling van het differentiatiesyndroom, de patiënt nauwlettend controleren op verstoringen in de elektrolytenbalans en verlenging van het QTc-interval.
Ivosidenib induceert CYP3A4, CYP2B6, CYP2C8 CYP2C9, CYP2C19. Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die worden omgezet door een of meerdere van deze enzymen (zoals alfentanil, ciclosporine, cyclofosfamide, everolimus, fentanyl, fenytoïne, ifosfamide, kinidine, methadon, paclitaxel, pimozide, pioglitazon, repaglinide, sirolimus, tacrolimus) omdat de blootstelling aan deze geneesmiddelen kan toenemen.
Ivosidenib induceert uridinedifosfaatglucuronosyltransferasen (UGT) en kan daardoor de systemische blootstelling aan substraten van deze enzymen (bv. lamotrigine, raltegravir) verlagen. Overweeg een geschikt alternatief. Als een geschikt alternatief niet beschikbaar is de werkzaamheid van het substraat controleren.
Ivosidenib kan de blootstelling van hormonale anticonceptiemiddelen verlagen. Adviseer daarom toevoeging van een barrièremiddel als anticonceptie gedurende minstens 1 maand na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, alleen in zeer hoge doses of in voor het moederdier toxische doseringen, schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 1 maand na de therapie. Ivosidenib kan de blootstelling van hormonale anticonceptiemiddelen verlagen. Adviseer daarom toevoeging van een barrièremiddel als anticonceptie gedurende minstens 1 maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, bij de mens. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: De borstvoeding staken tijdens en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Contra-indicaties
- matige tot ernstige leverinsufficiëntie (5× ULN);
- matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min).
Contra-indicaties
- aangeboren lang-QT-syndroom;
- familievoorgeschiedenis van plotseling overlijden of polymorfe ventriculaire aritmie;
- QT/QTc-interval > 500 ms, ongeacht de correctiemethode.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire toxiciteit: anagrelide is een remmer van fosfodi-esterase III is en heeft daardoor positief inotrope en chronotrope effecten. Ernstige cardiovasculaire bijwerkingen zijn gemeld, zowel bij patiënten met als zonder cardiale voorgeschiedenis en na normale eerdere cardiovasculaire onderzoeken. Verricht cardiovasculair onderzoek (incl. ECG en echocardiografie) vóór én op indicatie tijdens de behandeling. Monitor nauwlettend op effect op het QT-interval. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging. Informeer naar plots overlijden van familieleden op jonge leeftijd, omdat dit een indicatie kan zijn van een aangeboren verlengde QT-tijd.
Pulmonale hypertensie is gemeld; controleer op symptomen van een onderliggende cardiopulmonale aandoening voorafgaand aan en tijdens behandeling.
Monitoring: tijdens behandeling is tevens klinische controle noodzakelijk op leverenzymen (ASAT, ALAT), nierfunctie (serumcreatinine, -ureum) en het volledig bloedbeeld incl. tellingen van bloedcellen (hemoglobine, witte bloedcellen en trombocyten). Het trombocytenaantal zal binnen 4 dagen na staken van de behandeling toenemen en zal daarna in 10–14 dagen terugkeren naar waarden van vóór de behandeling. Controleer bovendien regelmatig de elektrolyten, vooral kalium, calcium en magnesium. Wees voorzichtig bij lever- of nierinsufficiëntie (zie ook Contra-indicaties); gebruik van anagrelide bij verhoogde transaminasewaarden (> 5× ULN) wordt afgeraden.
Trombotisch risico: vermijd abrupt staken van de behandeling vanwege de kans op het plotseling toenemen van het aantal trombocyten, wat kan leiden tot mogelijk fatale trombotische complicaties, zoals cerebraal infarct. Informeer de patiënt over vroege tekenen en symptomen van trombotische complicaties, zoals ernstige hoofdpijn, duizeligheid, wazig zien of doof of tintelend gevoel in de ledematen.
Pediatrische patiënten: wees voorzichtig bij toepassing bij kinderen < 18 jaar, omdat er weinig gegevens zijn over het gebruik bij deze leeftijdsgroep (zie Doseringen).
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij patiënten met acute myeloïde leukemie is het differentiatiesyndroom (soms fataal) gemeld na behandeling met ivosidenib. Het differentiatiesyndroom is geassocieerd met snelle proliferatie en differentiatie van myeloïde cellen. Informeer de patiënt over klachten en verschijnselen van differentiatiesyndroom en adviseer onmiddellijk contact op te nemen als symptomen zich voordoen. Bij vermoeden van het differentiatiesyndroom of leukocytose dit behandelen volgens lokale richtlijnen. Stel hemodynamische controle in gedurende minimaal 3 dagen of tot de sypmtomen zijn verdwenen. Onderbreek de behandeling indien ernstige klachten en verschijnselen langer dan 48 uur aanhouden na instellen van de behandeling voor de klachten en hervat ivosidenib in gebruikelijke dosering wanneer klachten en verschijnselen matig of minder zijn en bij verbetering van de klinische toestand van de patiënt.
Verlenging van het QTc-interval is gemeld. Maak in de eerste 3 weken van behandeling minstens wekelijks een ECG voorafgaand aan de behandeling, en daarna maandelijks indien het QTc-interval ≤ 480 ms blijft. Behandel afwijkingen in het QTc-interval direct en maak een ECG indien klinisch noodzakelijk. Informeer de patiënt over het risico van QT-verlenging en over de klachten en verschijnselen (o.a. palpitatie, duizeligheid, syncope of zelfs hartstilstand). Geef het advies onmiddellijk contact op te nemen indien deze zich voordoen. Staak de behandeling definitief bij verlenging van het QTc-interval met klachten of verschijnselen van levensbedreigende aritmie. Vermijd gelijktijdige toediening van geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze het QTc-interval verlengen of risico van verlenging van het QTc-interval verhogen (zie ook de rubriek Interacties). Controleer patiënten met congestief hartfalen of elektrolytenafwijkingen tijdens de behandeling nauwlettend met periodieke controle van ECG’s en elektrolyten. Bij hevig braken en/of diarree, elektrolytafwijkingen in het serum beoordelen, in het bijzonder hypokaliëmie en hypomagnesiëmie. Wees extra voorzichtig bij albuminespiegels lager dan het normale bereik of bij patiënten met ondergewicht.
Onderzoeksgegevens: ivosidenib is niet onderzocht bij:
- ouderen ≥ 85 jaar;
- kinderen < 18 jaar;
- een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min);
- een matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pugh score ≥ 7).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met anagrelide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ivosidenib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Anagrelide is een remmer van cyclisch AMP-fosfodi-esterase III. Het onderdrukt in vitro de expressie van transcriptiefactoren, zoals GATA-1 en FOG-1, die noodzakelijk zijn voor megakaryocytopoëse. Dit resulteert in een verminderde trombocytenproductie. Het remt in vitro de vorming van trombocyten door vertraging van de rijping van megakaryocyten door vermindering van hun grootte en ploïdie. Mogelijk is dit een gevolg van de specifieke remming van de c-MPL-receptor van trombopoëtine door anagrelide. Werking: na 14–21 dagen. Werkingsduur: < 4 dagen na staken van de behandeling zal het trombocytenaantal toenemen en daarna in 10–14 dagen terugkeren naar waarden van vóór de behandeling.
Kinetische gegevens
Resorptie | ≥ 70%. |
T max | ca. 1 uur. |
Metabolisering | uitgebreid, vnl. via CYP1A2 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk als metabolieten, deels met de urine; < 1% onveranderd met de urine. |
T 1/2el | ca. 1,3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ivosidenib is een remmer van het isocitraatdehydrogenase (IDH)-1 met een R132-puntmutatie. IDH1 speelt een rol bij de omzetting van isocitraat naar alfa-ketoglutaraat (α-KG) in het celmetabolisme. Gemuteerd IDH1 zet α-KG om in 2-hydroxyglutaraat (2-HG), dat de celdifferentiatie blokkeert en tumorgenese bij zowel hematologische als niet-hematologische maligniteiten bevordert.
Kinetische gegevens
T max | ca. 2 uur. |
V d | 3,20 l/kg (AML) en 2,97 l/kg (cholangiocarcinoom). |
Metabolisering | door CYP3A4 via oxidatieve routes, met een kleine mate van N-dealkylering en hydrolyse. |
Eliminatie | voor ca. 77% met de feces (waarvan 67% in onveranderde vorm), en voor ca. 17% met de urine (waarvan 10% in onveranderde vorm). |
T 1/2el | ca. 98 uur (AML) en ca. 129 uur (cholangiocarcinoom). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
anagrelide hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
ivosidenib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk