Samenstelling
Anagrelide (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 0,5 mg
Xagrid (als hydrochloride) XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 0,5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lumykras (als monohydraat) XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 120 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Anagrelide heeft een beperkte plaats in de therapie van essentiële trombocytose met een groot risico van complicaties. Het komt pas in aanmerking indien met hydroxycarbamide en interferon-α onvoldoende resultaat wordt bereikt óf indien deze geneesmiddelen niet goed worden verdragen.
Advies
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
- Verlaging van het aantal trombocyten bij essentiële trombocytose (ET) bij patiënten met een vergroot risico, die onvoldoende reageren op bestaande therapie of deze niet goed verdragen.
Van een vergroot risico is sprake bij leeftijd > 60 jaar, een trombocytenaantal > 1.000 × 109 en/of een voorgeschiedenis van trombose of bloedingen.
Indicaties
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een KRAS G12C-mutatie bij volwassenen als monotherapie, bij progressie na minimaal één eerdere systemische therapie.
Doseringen
Essentiële trombocytose
Volwassenen (incl. ouderen)
In het algemeen wordt gestart met 0,5 mg 2×/dag. Na een week de dosis stapsgewijs titreren naar de laagst effectieve dosering op geleide van het trombocytenaantal: < 600 × 10 9/l en idealiter 150 à 400 × 10 9/l. Een wekelijkse verhoging van de dosis mag niet groter zijn dan 0,5 mg/dag; de maximale enkelvoudige dosis is 2,5 mg. Bij de meeste patiënten wordt een voldoende therapeutische respons verkregen en gehandhaafd bij 1–3 mg/dag.
Bij een startdosering > 1 mg/dag gedurende één week om de 2 dagen het aantal trombocyten bepalen; daarna ten minste eenmaal wekelijks.
Kinderen tot 18 jaar
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen is niet vastgesteld. De ervaring bij hen is zeer beperkt. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven. De behandeling mag alleen worden gestart bij ziekteprogressie of trombose. Indien na 3 maanden geen bevredigend resultaat is opgetreden, overwegen de behandeling te staken. Zie voor meer gegevens over het gebruik van anagrelide bij kinderen de officiële productinformatie CBG/EMA , zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening: de capsules in zijn geheel doorslikken; de inhoud niet verpulveren of in vloeistof verdunnen.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op aanwezigheid van KRAS G12C-mutatie met behulp van een gevalideerde test.
Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
960 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 60-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtigheid bij een matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 60 ml/min), vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie ((ASAT of ALAT < 2,5 × ULN of totaal bilirubine < 1,5 × ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie gebruik ontraden, vanwege onvoldoende gegevens.
Gemiste dosis: deze binnen 6 uur alsnog innemen, daarna niet meer. Neem de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Na braken: géén extra dosis innemen. Neem de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. hepatotoxiciteit, interstitiële longziekte, gastro-intestinale toxiciteit), de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2 en rubriek 4.4). Er zijn maximaal twee dosisverlagingen toegestaan. Als de patiënt de minimale dosering van eenmaal per dag 240 mg niet kan verdragen, de behandeling staken.
Toediening
- De tabletten in hun geheel innemen met water, met of zonder voedsel, iedere dag op hetzelfde tijdstip. Zie voor toedieninstructies bij de combinatie met een zuurremmend middel, de rubriek Interacties.
- Bij slikproblemen de tablet in zijn geheel dispergeren in 120 ml koolzuurvrij water bij kamertemperatuur. Blijven roeren totdat de tabletten in kleine stukjes uiteen zijn gevallen; de tabletten lossen niet volledig op. Drink de dispersie direct op of dien toe via sonde. Spoel vervolgens het glas met nog eens 120 ml water en drink dit ook op of dien eveneens toe via sonde. Het mengsel opnieuw doorroeren vlak voor toediening. Gooi de dispersie weg indien deze niet binnen 2 uur is toegediend.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree, flatulentie, buikpijn. Palpitaties, tachycardie. Vochtretentie. Duizeligheid, vermoeidheid. Huiduitslag. Anemie.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, bloedingen, ecchymose, pancytopenie. (Congestief) hartfalen, hypertensie, QT-verlenging, ritmestoornissen ((supra-)ventriculaire tachycardie, atriumfibrilleren), syncope. Pulmonale hypertensie. Bloedneus, dyspneu, pleura-effusie, pneumonie. Gewichtsverlies, oedeem. Anorexie. Droge mond, dyspepsie, obstipatie, gastro-intestinale bloedingen. Pancreatitis. Hypo- of paresthesie, slapeloosheid, depressie, verwardheid, nervositeit, amnesie. Alopecia, huidverkleuring, jeuk. Spierpijn, artralgie, rugpijn. Zwakte, rillingen, malaise, koorts, pijn op de borst. Impotentie. Stijging van leverenzymwaarden.
Zelden (0,01-0,1%): gewichtstoename. Slaperigheid, dysartrie, gestoorde coördinatie, migraine, visusstoornissen zoals diplopie, tinnitus. Angina pectoris, Prinzmetal-angina-pectoris, myocardinfarct, pericardiale effusie, cardiomegalie of -myopathie, vasodilatatie, orthostatische hypotensie. Pulmonale infiltraten. Colitis, gastritis, tandvleesbloeding. Nycturie, nierfalen, verhoogd creatinine. Droge huid. Asthenie, griepachtig syndroom.
Verder zijn gemeld: 'torsade de pointes', interstitiële longziekte (incl. pneumonitis en allergische alveolitis), hepatitis, tubulo-interstitiële nefritis, cerebraal infarct.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): anemie. Hoofdpijn. Hoesten, dyspneu. Diarree, misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn. Artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, koorts. Stijging ALAT en ASAT in het bloed.
Vaak (1-10%): geneesmiddelgeïnduceerde leverschade. Stijging alkalische fosfatase, bilirubine en γ-glutamyltransferase in het bloed.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Interacties
Anagrelide wordt uitgebreid gemetaboliseerd door CYP1A2. Bij gelijktijdig gebruik met sterke CYP1A2-remmende middelen, zoals fluvoxamine of ciprofloxacine, kan theoretisch de blootstelling aan anagrelide stijgen; bij combinatie met een inductor zoals omeprazol kan de blootstelling aan anagrelide afnemen.
Bij de combinatie met geneesmiddelen, die de trombocytenaggregatie remmen of modificeren zoals acetylsalicylzuur, kunnen ernstige bloedingen optreden.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, methadon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, chinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
De effecten van andere remmers van fosfodi-esterase III (zoals milrinon en enoximon) kunnen door anagrelide versterkt worden.
Interacties
In combinatie met een zuurremmend middel, zoals een protonpompremmer (bv. omeprazol, pantoprazol) of een H2-receptorantagonist, sotorasib innemen met een zuurhoudende drank, zoals cola. Als alternatief innemen met een lokaal antacidum. Sotorasib moet dan 4 uur vóór of 10 uur na de toediening van het antacidum worden ingenomen.
Sotorasib wordt gemetaboliseerd door o.a. CYP3A4. Vermijd gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-inductor (zoals rifampicine, carbamazepine, enzalutamide, mitotaan, fenytoïne en sint-janskruid), omdat hierdoor de blootstelling aan sotorasib kan afnemen.
Sotorasib is een matige CYP3A4-inductor. Vermijd gelijktijdig gebruik van een CYP3A4-substraat met een kleine therapeutische breedte (zoals alfentanil, ciclosporine, dihydro-ergotamine, ergotamine, fentanyl, hormonale anticonceptiva, pimozide, kinidine, sirolimus en tacrolimus), omdat de blootstelling aan het CYP3A4-substraat kan afnemen. Als gelijktijdige toediening niet kan worden vermeden, de dosering van het CYP3A4-substraat verhogen.
Sotorasib is een remmer van P-glycoproteïne (Pgp). Vermijd gelijktijdig gebruik van een Pgp-substraat met een smalle therapeutische breedte (zoals digoxine), omdat de blootstelling aan het Pgp-substraat kan toenemen. Als gelijktijdige toediening niet kan worden vermeden, de dosering van het Pgp-substraat verlagen.
Sotorasib is een zwakke remmer van BCRP. Bij gelijktijdig gebruik van substraten van BCRP (zoals lapatinib, methotrexaat, mitoxantron, rosuvastatine, topotecan) de patiënt extra monitoren en zonodig de dosering van het BCRP-substraat verlagen.
In-vitro induceert sotorasib CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9 en CYP2C19. Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die door deze enzymen worden gemetaboliseerd, de patiënt extra monitoren.
In-vitro remt sotorasib CYP2D6. Bij gelijktijdig gebruik van substraten van CYP2D6 de patiënt extra monitoren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, alleen in zeer hoge doses of in voor het moederdier toxische doseringen, schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren in hogere dosering schadelijk gebleken (lager foetaal lichaamsgewicht en een afname in het aantal geossificeerde middenhandsbeentjes bij konijnfoetussen).
Advies: Gebruik ontraden. Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 7 dagen na de therapie. Sotorasib verlaagt mogelijk de effectiviteit van hormonale anticonceptiva, daarom is het nodig een extra barrièremiddel toe te voegen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, bij de mens. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- matige tot ernstige leverinsufficiëntie (5× ULN);
- matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 50 ml/min).
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire toxiciteit: anagrelide is een remmer van fosfodi-esterase III is en heeft daardoor positief inotrope en chronotrope effecten. Ernstige cardiovasculaire bijwerkingen zijn gemeld, zowel bij patiënten met als zonder cardiale voorgeschiedenis en na normale eerdere cardiovasculaire onderzoeken. Verricht cardiovasculair onderzoek (incl. ECG en echocardiografie) vóór én op indicatie tijdens de behandeling. Monitor nauwlettend op effect op het QT-interval. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitale of verworven QT-verlenging. Informeer naar plots overlijden van familieleden op jonge leeftijd, omdat dit een indicatie kan zijn van een aangeboren verlengde QT-tijd.
Pulmonale hypertensie is gemeld; controleer op symptomen van een onderliggende cardiopulmonale aandoening voorafgaand aan en tijdens behandeling.
Monitoring: tijdens behandeling is tevens klinische controle noodzakelijk op leverenzymen (ASAT, ALAT), nierfunctie (serumcreatinine, -ureum) en het volledig bloedbeeld incl. tellingen van bloedcellen (hemoglobine, witte bloedcellen en trombocyten). Het trombocytenaantal zal binnen 4 dagen na staken van de behandeling toenemen en zal daarna in 10–14 dagen terugkeren naar waarden van vóór de behandeling. Controleer bovendien regelmatig de elektrolyten, vooral kalium, calcium en magnesium. Wees voorzichtig bij lever- of nierinsufficiëntie (zie ook Contra-indicaties); gebruik van anagrelide bij verhoogde transaminasewaarden (> 5× ULN) wordt afgeraden.
Trombotisch risico: vermijd abrupt staken van de behandeling vanwege de kans op het plotseling toenemen van het aantal trombocyten, wat kan leiden tot mogelijk fatale trombotische complicaties, zoals cerebraal infarct. Informeer de patiënt over vroege tekenen en symptomen van trombotische complicaties, zoals ernstige hoofdpijn, duizeligheid, wazig zien of doof of tintelend gevoel in de ledematen.
Pediatrische patiënten: wees voorzichtig bij toepassing bij kinderen < 18 jaar, omdat er weinig gegevens zijn over het gebruik bij deze leeftijdsgroep (zie Doseringen).
Waarschuwingen en voorzorgen
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; er zijn echter nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Hepatotoxiciteit: controleer de leverfunctie (ALAT, ASAT en totaal bilirubine), vanwege de kans op hepatotoxiciteit (waaronder geneesmiddelgeïnduceerde leverschade en hepatitis), voordat wordt gestart met sotorasib, elke 3 weken gedurende de eerste 3 maanden van de behandeling en vervolgens eenmaal per maand of zoals klinisch geïndiceerd. Controleer patiënten die een verhoging van transaminasen en/of bilirubine ontwikkelen vaker. Bij ASAT of ALAT graad 2 met symptomen of ASAT of ALAT graad ≥ 3 de behandeling staken tot herstel naar graad ≤ 1 of de graad bij baseline en hervatten met een lagere dosis. Bij ASAT of ALAT > 3× ULN met totaal bilirubine > 2× ULN, zonder andere oorzaken de behandeling definitief staken.
Interstitiële longziekte (ILD)/pneumonitis: bij patiënten die eerder werden behandeld met immunotherapie of radiotherapie is ILD/pneumonitis gemeld. Controleer patiënten op nieuwe of verergerende pulmonale symptomen die kenmerkend zijn voor ILD/pneumonitis (bv. dyspneu, hoesten, koorts). Onderbreek de behandeling direct bij patiënten met verdenking op ILD/pneumonitis en staak de behandeling definitief wanneer geen andere mogelijke oorzaken voor ILD/pneumonitis worden gevonden.
Kinderen: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met anagrelide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met sotorasib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Anagrelide is een remmer van cyclisch AMP-fosfodi-esterase III. Het onderdrukt in vitro de expressie van transcriptiefactoren, zoals GATA-1 en FOG-1, die noodzakelijk zijn voor megakaryocytopoëse. Dit resulteert in een verminderde trombocytenproductie. Het remt in vitro de vorming van trombocyten door vertraging van de rijping van megakaryocyten door vermindering van hun grootte en ploïdie. Mogelijk is dit een gevolg van de specifieke remming van de c-MPL-receptor van trombopoëtine door anagrelide. Werking: na 14–21 dagen. Werkingsduur: < 4 dagen na staken van de behandeling zal het trombocytenaantal toenemen en daarna in 10–14 dagen terugkeren naar waarden van vóór de behandeling.
Kinetische gegevens
Resorptie | ≥ 70%. |
T max | ca. 1 uur. |
Metabolisering | uitgebreid, vnl. via CYP1A2 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk als metabolieten, deels met de urine; < 1% onveranderd met de urine. |
T 1/2el | ca. 1,3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sotorasib is een irreversibele remmer van KRAS G12C ((Kirsten-rat-sarcoomvirus oncogenhomoloog), een oncogene driver van tumorgenese. De KRAS G12C-mutatie komt voor in ca. 13% van alle niet-kleincellige longcarcinomen. Door deze mutatie van glycine naar cysteïne wordt het KRAS-eiwit overactief en zorgt het voor proliferatie en overleving in tumorcellen. Sotorasib bindt aan het cysteïneresidu van KRAS G12C en blokkeert hiermee de activiteit van KRAS G12C.
Kinetische gegevens
T max | 1 uur. |
V d | 3,01 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk door CYP2C8 en CYP3A4/5 via conjugatie en oxidatie tot inactieve metabolieten. |
Eiwitbinding | 97,6%. |
T 1/2el | 5 uur. |
Eliminatie | voornamelijk via de feces (74%), en in mindere mate (6%) in de urine (waarvan 1% in onveranderde vorm). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
anagrelide hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
sotorasib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk