Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Translarna Bijlage 2 Aanvullende monitoring PTC Therapeutics International Ltd.

Toedieningsvorm
Granulaat voor orale suspensie
Sterkte
125 mg
Verpakkingsvorm
sachet
Toedieningsvorm
Granulaat voor orale suspensie
Sterkte
250 mg
Verpakkingsvorm
sachet
Toedieningsvorm
Granulaat voor orale suspensie
Sterkte
1000 mg
Verpakkingsvorm
sachet

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

De voorwaardelijke toelating van ataluren is verlengd tot 1 oktober 2025.

Aan de vergoeding van ataluren zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering bijlage 2.

Indicaties

  • Spierdystrofie van Duchenne als gevolg van een nonsense-mutatie in het dystrofine-gen, bij ambulante patiënten van 2 jaar en ouder. De aanwezigheid van een nonsense-mutatie in het dystrofine-gen moet worden vastgesteld door middel van genetisch onderzoek.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Spierdystrofie van Duchenne

Kinderen ≥ 2 jaar met lichaamsgewicht ≥ 12 kg

Oraal: 10 mg/kg lichaamsgewicht 's ochtends, 10 mg/kg lichaamsgewicht ’s middags en 20 mg/kg lichaamsgewicht 's avonds (totale dagelijkse dosis: 40 mg/kg lichaamsgewicht). Hanteer een toedieningsinterval van 6 uur tussen de ochtenddosis en de middagdosis, 6 uur tussen de middagdosis en de avonddosis en 12 uur tussen de avonddosis en de eerste dosis de volgende dag. Voor een tabel met de benodigde sachets bij een bepaald lichaamsgewicht, raadpleeg de officiële productinformatie CBG/EMA, rubriek 4.2.

Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.

Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (eGFR ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min), gebruik ontraden vanwege verhoging van de blootstelling aan ataluren (mogelijk gepaard gaand met verminderde werkzaamheid) en zijn metaboliet. Indien de behandeling noodzakelijk is, een lagere dosering overwegen en zorgvuldig controleren op mogelijke toxiciteit van de metaboliet en verminderde werkzaamheid van ataluren.

Verlate of gemiste dosis: Als de ochtend- of middagdosis < drie uur of de avonddosis < zes uur verlaat is, de volgende dosis op de gebruikelijke tijd innemen zonder het verdere doseerschema te wijzigen. Als de ochtend- of middagdosis meer dan drie uur of de avonddosis meer dan zes uur verlaat is, de volgende dosis niet meer innemen maar het gewone doseerschema hervatten. De patiënt mag geen dubbele of extra dosis innemen, als er een dosis is overgeslagen. Verhoging van de dosis tot boven de aanbevolen dosis kan gepaard gaan met een verminderde werkzaamheid.

Toediening: Open de sachet alleen bij het klaarmaken van een dosis. Vermeng de inhoud met minimaal 30 ml vloeistof (zoals water, melk, vruchtensap) of met minimaal drie eetlepels dik vloeibare voeding (yoghurt, appelmoes) zodanig dat de gehele dosis ingenomen wordt.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): braken.

Vaak (1-10%): hoofdpijn, hypertensie. Hoest, neusbloeding. Maagklachten, misselijkheid, buikpijn, flatulentie, obstipatie. Verminderde eetlust. Erytheem. Pijn in de ledematen, skeletspierpijn op de borst. Hematurie, enurese. Koorts. Gewichtsafname. Hypertriglyceridemie.

Verder zijn gemeld: verhoogde concentratie cholesterol, verandering in nierfunctietesten (verhoogde waarden van serumcreatinine, ureum, cystatine C).

Interacties

Gelijktijdig gebruik van intraveneuze aminoglycosiden is gecontra-indiceerd vanwege gevallen met een verminderde nierfunctie bij gelijktijdig gebruik. Ook verminderen aminoglycosiden de 'read through'-activiteit van ataluren. Indien intraveneus aminoglycoside nodig is, de behandeling met ataluren tijdelijk staken en deze 2 dagen na de laatste toediening van de aminoglycoside weer hervatten. Aangezien het mechanisme waarmee ataluren de nefrotoxiciteit van intraveneuze aminoglycosiden verhoogt niet bekend is, wordt gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische geneesmiddelen en ataluren niet aanbevolen. Indien onvermijdelijk (bv. vancomycine bij de behandeling van MRSA), de nierfunctie zorgvuldig controleren. Patiënten dienen voldoende te drinken tijdens behandeling met ataluren.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van inductoren voor UGT1A9, of substraten van OAT1, OAT3 of OATP1B3. Ataluren is een substraat voor UGT1A9. Gelijktijdig gebruik met rifampicine (een sterke inductor van o.a. UGT1A9) verlaagt de blootstelling aan ataluren met 29%. Ataluren kan mogelijk OAT1, OAT3 en OATP1B3 remmen; ataluren verhoogt de blootstelling aan ciprofloxacine (OAT3-substraat) met 32%.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.

Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Zie voor gecontra-indiceerd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Controleer:

  • het serumcreatinine, ureum en cystatine C iedere 6–12 maanden en totaalcholesterol, LDL, HDL, en triglyceriden jaarlijks, vaker indien nodig;
  • de bloeddruk iedere 6 maanden bij comedicatie met corticosteroïden, vaker indien nodig.

Bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min), gebruik ontraden vanwege verhoging van de blootstelling aan ataluren en zijn metaboliet. Aangezien de toxiciteit van de metaboliet niet bekend is en een verhoogde blootstelling aan ataluren geassocieerd is met een verminderde werkzaamheid, raadt de fabrikant aan bij een ernstig verminderde nierfunctie uitsluitend te behandelen indien dit strikt noodzakelijk is. Overweeg dan een lagere dosering van ataluren en controleer zorgvuldig op mogelijke toxiciteit (van de metaboliet) en verminderde werkzaamheid. Controleer alle patiënten met nierinsufficiëntie zorgvuldig.

De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij:

  • kinderen < 12 kg;
  • kinderen van 6 maanden–2 jaar;
  • patiënten ≥ 65 jaar.

Overdosering

Symptomen

Bij gezonde vrijwilligers zijn vastgesteld (na een enkelvoudige orale dosis van 200 mg/kg) tijdelijke lichte symptomen van hoofdpijn, misselijkheid, braken en diarree.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met ataluren contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Bij een nonsense-mutatie in het DNA is er een voortijdig stopcodon in de genetische mRNA-code aanwezig, waardoor de aanmaak van een volledig eiwit niet mogelijk is; de translatie stopt voordat de volledige lengte van een eiwit is bereikt. Door interactie van ataluren met het ribosoom leest het ribosoom over het nonsense-stopcodon in het mRNA molecuul heen. Deze ribosomale 'read-through' van mRNA resulteert in de productie van een eiwit van volledige lengte.

Kinetische gegevens

F ≥ 55%.
T max 1,5 uur.
Metabolisering via conjugatie door met name UGT1A9 in de lever en darmen.
Eliminatie is waarschijnlijk afhankelijk van hepatische en intestinale glucuronidering gevolgd door renale klaring van de glucuronide metaboliet; < 1% onveranderd met de urine.
T 1/2el 2–6 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd