Samenstelling
Tavneos Aanvullende monitoring Vifor Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Idefirix XGVS Aanvullende monitoring Hansa Biopharma AB
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 11 mg
Na reconstitutie bevat het concentraat 10 mg imlifidase per ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Avacopan kan worden overwogen bij de behandeling van volwassenen met ernstige, actieve granulomatose met polyangiitis (GPA) of microscopische polyangiitis (MPA) bij antineutrofiele cytoplasmatische antistof (ANCE)-geassocieerde vasculitis (AAV) wanneer er sprake is van gegeneraliseerde ziekte, als inductiebehandeling in combinatie met rituximab- of cyclofosfamideregime of als onderhoudstherapie na inductiebehandeling met cyclofosfamide. Avacopan dient bij behoud van remissie na 1 jaar na de start van de remissie-inductietherapie te worden gestopt.
Advies
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Voor de beschrijving van wie er voor desensibilisatie met imlifidase in aanmerking komt, en van de zorg voor én na HLA-incompatibele niertransplantatie met imlifidase, zie protocol Imlifidase desensibilisatie voor overleden donor HLA-incompatibele niertransplantatie op transplantatievereniging.nl.
Indicaties
- Ernstige, actieve granulomatose met polyangiitis (GPA) of microscopische polyangiitis (MPA) in combinatie met een rituximab- of cyclofosfamideregime, bij volwassenen.
Indicaties
- Desensibilisatiebehandeling van sterk gesensibiliseerde niertransplantatiepatiënten bij wie de kruisproef met een beschikbare overleden donor positief is. Het gebruik is bedoeld voor patiënten bij wie de kans klein is dat ze een transplantatie zullen ondergaan binnen het beschikbare toewijzingssysteem voor donornieren, waaronder prioriteringsprogramma’s voor hoog gesensibiliseerde patiënten.
Doseringen
Granulomatose met polyangiitis (GPA), microscopische polyangiitis (MPA)
Volwassenen (incl. ouderen)
oraal 30 mg in de ochtend en 30 mg in de avond in combinatie met rituximab 4-wekelijkse i.v. doses, of cyclofosfamide i.v. of oraal gedurende 13 of 14 weken, gevolgd door oraal azathioprine of mycofenolaatmofetil, en glucocorticoïden zoals klinisch geïndiceerd.
Bij ALAT of ASAT > 3 × ULN: tijdelijk staken en behandeling opnieuw klinisch beoordelen.
Bij ALAT of ASAT > 5 × ULN, of bij ontwikkeling van leukopenie (aantal witte bloedcellen < 2×10 9/l), neutropenie (aantal neutrofielen < 1×10 9/l) of lymfopenie (aantal lymfocyten < 0,2×10 9/l) of bij een actieve, ernstige infectie: behandeling tijdelijk staken en hervatten na normalisatie.
Overweeg behandeling definitief te staken bij ALAT of ASAT > 8 × ULN, of bij > 5 × ULN gedurende meer dan 2 weken, of bij > 3 × ULN en totaal bilirubine > 2 × ULN of INR > 1,5, of bij > 3 × ULN met het optreden van vermoeidheid, misselijkheid, braken, pijn of gevoeligheid in het kwadrant rechtsboven, koorts, huiduitslag en/of eosinofilie (> 5%) of bij vaststelling verband tussen avacopan en disfunctie van de lever.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig. De veiligheid bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10-15) is niet vastgesteld; gebruik wordt niet aanbevolen.
Gemiste dosis: neem gemiste dosis zo snel mogelijk in, tenzij de volgende geplande dosis binnen 3 uur is.
Toediening
- Innemen met voedsel;
- Heel innemen met water; niet fijnmaken, kauwen of capsule openen;
- Vermijd gebruik van grapefruit(sap)/pompelmoes(sap).
Doseringen
Voorafgaand aan de infusie premedicatie geven, die bestaat uit een corticosteroïd en een antihistaminicum, ter preventie en bestrijding van infusiegerelateerde reacties.
Geef gedurende 4 weken profylactisch orale antibiotica tegen luchtweginfecties (meest voorkomende infectie bij hypogammaglobulinemie).
Geef daarnaast standaard T-cel-depletiemiddelen met of zonder B-cel-depletiemiddelen, aangezien imlifidase de noodzaak van standaard immunosuppressieve therapie niet wegneemt.
Desensibilisatiebehandeling van sterk gesensibiliseerde niertransplantatiepatiënten
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v. als infusie eenmalig 0,25 mg/kg lichaamsgewicht toedienen in 15 minuten, bij voorkeur binnen 24 uur voorafgaand aan de transplantatie. Eventueel kan binnen 24 uur na de eerste dosis een tweede dosis worden toegediend. Na toediening moet de conversie van de kruisproef van positief naar negatief vóór de transplantatie worden bevestigd (zie ook rubriek Waarschuwingen/Voorzorgen).
Toediening
- Poeder reconstitueren met 1,2 ml water voor injectie. Zorg ervoor dat het water langs de glazen wand stroomt en niet direct op het poeder wordt gespoten.
- Poeder oplossen door flacon voorzichtig te zwenken gedurende 30 seconden.
- Benodigde hoeveelheid gereconstitueerde oplossing direct langzaam toevoegen aan infuuszak met 50 ml 0,9% NaCl-oplossing voor infusie. Meng grondig.
- De infuuszak beschermen tegen licht.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis. Hoofdpijn. Misselijkheid, diarree, braken. Verhoging ALAT, ASAT, totaal bilirubine en γ-GT, leverfunctie afwijkend, afname witte bloedcellen (inclusief leukopenie).
Vaak (1-10%): infecties (pneumonie, rinitis, urineweginfectie, sinusitis, bronchitis, gastro-enteritis, ondersteluchtweginfectie, cellulitis, herpes zoster, influenza, orale candidiasis, orale herpes, otitis media). Neutropenie. Bovenbuikpijn. Creatinekinase verhoogd.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem.
Gemeld: geneesmiddelgeïnduceerd leverletsel, 'vanishing bile duct'-syndroom (VBDS).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bacteriële en virale infecties.
Vaak (1-10%): abdominale infectie, adenovirusinfectie, influenza, parvovirusinfectie, pneumonie, sepsis, bovensteluchtweginfectie, urineweginfectie, wondinfectie of infectie op de katheterplaats. Anemie. Afstoting van het transplantaat. Duizeligheid, hoofdpijn. Sclerale bloeding, wazig zien. Sinustachycardie, hypertensie, hypotensie. Huiduitslag. Spierpijn. Het heet hebben. Infusiegerelateerde reacties (waaronder, dyspneu en overmatig blozen). Verhoging van de ALAT- en ASAT-waarden.
Bijna alle infusiegerelateerde reacties begonnen op de dag van infusie en verdwenen binnen 90 minuten.
Interacties
Avacapon is een substraat van CYP3A4. Gelijktijdige toediening van remmers of inductoren van dit enzym kan het metabolisme van avacapon beïnvloeden.
Stoffen die de plasmaspiegel van avacopan kunnen verlagen (enzyminductoren): combinatie met sterke CYP3A4-inductoren vermijden (zoals carbamazepine, enzalutamide, mitotaan, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid). Als kortdurende gelijktijdige toediening niet kan worden vermeden, tijdens de behandeling nauwlettend controleren op enige terugkeer van ziekteactiviteit. Wees voorzichtig bij matige CYP3A4-inductoren (bv. bosentan, efavirenz, etravirine en modafinil).
Stoffen die de plasmaspiegel van avacopan kunnen verhogen (enzymremmers): wees voorzichtig bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, itraconazol, ketoconazol, lopinavir/ritonavir, posaconazol, ritonavir en voriconazol). Controleer op mogelijke toename van bijwerkingen van avacopan. Vermijd gebruik van grapefruit(sap)/pompelmoes(sap).
Avacopan is zelf een zwakke remmer van CYP3A4. Wees voorzichtig bij combinatie met CYP3A4-substraten met een smalle therapeutische breedte (zoals alfentanil, ciclosporine, ergotamine, fentanyl, sirolimus en tacrolimus).
De veiligheid van immunisatie met levende virale vaccins na behandeling met avacopan is niet onderzocht. Dien vaccinaties bij voorkeur toe vóór start van de behandeling of tijdens de rustige fase van de ziekte.
Een klinisch relevant effect van de hulpstof macrogolglycerolhydroxystearaat op gevoelige P-glycoproteïne (Pgp)-substraten met relatief lage biologische beschikbaarheid (bv. dabigatranetexilaat) kan niet worden uitgesloten. Wees voorzichtig bij het voorschrijven van Pgp-substraten met lage biologische beschikbaarheid.
Interacties
Imlifidase splitst specifiek IgG; de soortspecificiteit leidt tot afbraak van alle subklassen van humane en konijnen-IgG. Daardoor kunnen geneesmiddelen op basis van humane of konijnen-IgG worden geïnactiveerd, als deze worden toegediend tegelijkertijd met imlifidase. Door imlifidase gesplitste geneesmiddelen op basis van antilichamen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, basiliximab, rituximab, alemtuzumab, adalimumab, denosumab, belatacept, etanercept, konijnen-antithymocytenglobuline (rATG) en intraveneuze immunoglobuline (IVIg). Zie voor de aanbevolen tijdsintervallen voor toediening van geneesmiddelen op basis van antilichamen na toediening imlifidase, de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.5, tabel 1); zie hiervoor onder 'zie ook'.
IVIg kan neutraliserende antilichamen tegen imlifidase bevatten, die imlifidase kunnen inactiveren als IVIg vóór imlifidase wordt toegediend. Er dient rekening te worden gehouden met de halfwaardetijd van IVIg (3-4 weken) voordat imlifidase wordt toegediend aan patiënten die met IVIg worden behandeld. In klinische onderzoeken werd IVIg niet binnen 4 weken vóór imlifidase-infusie toegediend.
Vanwege de verlaagde IgG-spiegels na behandeling met imlifidase bestaat er een risico op een tijdelijke vermindering van de vaccinbescherming, tot maximaal 4 weken na de behandeling met imlifidase.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vrouw in de vruchtbare leeftijd dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens aangezien zwangerschap een contra-indicatie is voor niertransplantatie. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Bij zogende dieren niet gemeten in de melk, echter wel gevonden in plasma van nakomelingen van zogende dieren, zonder duidelijke effecten op de nakomelingen. Risico voor zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Risico voor zuigelingen kan niet worden uitgesloten.
Advies: Borstvoeding staken vóór blootstelling aan imlifidase.
Contra-indicaties
Er zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- ernstige aanhoudende infectie.
- trombotische trombocytopenische purpura (TTP) vanwege het risico op het ontstaan van serumziekte.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd gebruik van avacopan bij tekenen van leverziekte, zoals verhoogd ASAT, ALAT, alkalische fosfatase (AF), of totaal bilirubine > 3 × upper limit of normal (ULN). Bepaal vóór start van de therapie de levertransaminasen en totaal bilirubine en controleer vervolgens periodiek en op klinische indicatie. Ernstige bijwerkingen van verhoogde levertransaminasen met verhoogd totaal bilirubine zijn waargenomen bij patiënten die avacopan kregen in combinatie met cyclofosfamide (gevolgd door azathioprine of mycofenolaat) of rituximab en trimethoprim en sulfamethoxazol. (Fatale) gevallen van geneesmiddelgeïnduceerd leverletsel en VBDS zijn gemeld.
Bloed en immuunsysteem: Bepaal vóór start aantal witte bloedcellen (WBC) en monitor. Niet starten bij WBC < 3,5×109/l, aantal neutrofielen < 1,5×109/l of aantal lymfocyten < 0,5×109/l. Instrueer patiënt om bij tekenen van infectie, onverwachte blauwe plekken, bloedingen en andere verschijnselen van beenmergfalen zich onmiddellijk te melden.
Ernstige infecties zijn gemeld bij combinatie van middelen voor de behandeling van GPA of MPA, waaronder avacopan in combinatie met rituximab of cyclofosfamide. Controleer op ernstige infecties. Wees voorzichtig bij een HIV-infectie of (een voorgeschiedenis van) tuberculose, hepatitis B, hepatitis C; dit is niet onderzocht. Monitor bij ANCA-geassocieerde vasculitis op klinische klachten en symptomen van Neisseria-infecties.
Profylaxe van Pneumocystis jiroveci-pneumonie wordt aanbevolen.
Angio-oedeem is gemeld. Instrueer patiënt om bij symptomen zoals zwelling van het gezicht, de lippen of de tong, keelbeklemming of moeilijk ademen zich te melden. Staak avacapon bij angio-oedeem.
Patiënten met GPA of MPA hebben een risico op hartaandoeningen, waaronder myocardinfarct, hartfalen en cardiale vasculitis. Ernstige cardiale bijwerkingen zijn gemeld. Combinatie met cyclofosfamide gevolgd door azathioprine kan het risico op hartaandoeningen verhogen in vergelijking met de combinatie met rituximab.
Immunomodulatoire middelen kunnen de kans op maligniteit verhogen; klinische gegevens hierover zijn beperkt.
Onderzoekgegevens: Gegevens uit klinische onderzoeken zijn beperkt tot 52 weken blootstelling, gevolgd door 8 weken observatie. Gebruik van avacopan is niet onderzocht bij patiënten met antineutrofiele cytoplasmatische antistof (ANCA)-geassocieerde vasculitis met een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) lager dan 15 ml/min/1,73 m² die dialyse ondergaan of die dialyse of plasmavervanging nodig hebben, of bij patiënten met een ernstige ziekte die zich uit in alveolaire bloedingen. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties: Bij een ernstige allergische of anafylactische reactie, de behandeling onmiddellijk staken en een passende behandeling starten. Bij milde of matige infusiegerelateerde reacties, onderbreek tijdens de behandeling de infusie tijdelijk en/of geef geneesmiddelen zoals antihistaminica, antipyretica en corticosteroïden. Een onderbroken infusie opnieuw starten wanneer de symptomen zijn afgenomen.
Voorzichtig zijn bij chronische infecties, zoals hepatitis B of HIV-infectie. Houd rekening met een tijdelijke daling van IgG door imlifidase. Het gebruik van imlifidase en T-cel-depletietherapie als inductietherapie, met of zonder geheugen B-cel-depletietherapie, kan het risico op reactivering van levende verzwakte vaccins en/of latente tuberculose verhogen.
Voorzichtig zijn bij een bevestigde positieve T-cel-complementafhankelijke cytotoxiciteitskruisproef (CDC-kruisproef), omdat de ervaring hierbij zeer beperkt is.
Antilichaam-gemedieerde afstoting (antibody-mediated rejection – AMR) kan optreden als gevolg van ‘rebound’ van donorspecifieke antilichamen (DSA). Voorzichtig zijn bij zeer hoge DSA-spiegels voorafgaand aan de transplantatie, omdat hierbij het risico op vroegtijdige AMR verhoogd is. De meeste patiënten in de klinische onderzoeken hadden een ‘rebound’ van DSA die een piek bereikte tussen 7 en 21 dagen na toediening van imlifidase. Bij ca. 30% van de patiënten trad AMR op. Controleer tijdens de behandeling nauwlettend op HLA-antilichamen en serum- of plasmacreatinine. Bij vermoede antilichaam-gemedieerde afstoting (AMR) moet een biopsie worden genomen.
Geef profylaxe ter voorkoming van opportunistische infecties, zoals CMV-infecties, Pneumocystis-pneumonie en orale candidiasis. Geef alle patiënten gedurende 4 weken ook profylaxe met antibiotica tegen luchtweginfecties. Dit geldt ook als een patiënt na toediening van imlifidase uiteindelijk toch geen transplantatie ondergaat.
Volg een protocol voor bevestiging van de kruisproefconversie van positief naar negatief. Bij het uitvoeren van een complementafhankelijke cytotoxiciteitskruisproef (CDCXM) moet IgM geïnactiveerd worden om de cytotoxische capaciteit van IgG specifiek te kunnen beoordelen. Vermijd het gebruik van anti-humane globuline (AHG). Bij gebruik van AHG moet worden bevestigd dat de AHG gericht is tegen het Fc-deel en niet tegen het Fab-deel van de IgG. Bij gebruik van AHG gericht tegen het Fab-deel kan een CDCXM bij een patiënt die met imlifidase wordt behandeld, niet correct worden uitgelezen.
Niet onderzocht: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen en bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met avacopan contact op met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met imlifidase contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Avacopan is een selectieve antagonist van de humane complement 5a-receptor (C5aR1 of CD88) en remt competitief de interactie tussen C5aR1 en het anafylatoxine C5a. De specifieke en selectieve blokkade van C5aR1 vermindert de pro-inflammatoire effecten van C5a, waaronder neutrofiel-activatie, migratie en adherentie aan plaatsen van ontsteking van kleine bloedvaten, terugtrekking van vasculaire endotheelcellen en vaatpermeabiliteit. Het blokkeert de door C5a geïnduceerde opregulatie van CD11b (integrine alfa M) op neutrofielen. CD11b vergemakkelijkt de hechting van neutrofielen aan vasculaire endotheliale oppervlakken, één van de stappen in het ziekteproces van vasculitis.
Kinetische gegevens
Resorptie | een vetrijke, calorierijke maaltijd verhoogt de plasmablootstelling (AUC) met ca. 72%; de Cmax wordt echter niet beïnvloed. |
T max | ca. 2 uur bij inname zonder voedsel. Vet- en calorierijk voedsel vertraagt de tmax met ongeveer 3 uur. |
Metabolisering | voornamelijk via fase-1 metabolisme. CYP3A4 is het belangrijkste enzym verantwoordelijk voor klaring avacapon en de vorming en klaring van metaboliet M1 (30-50% van de oorspronkelijke blootstelling met ongeveer dezelfde activiteit op C5aR1). |
Eliminatie | ca 77% via feces en 10% via urine (waarvan resp. 7% en < 0,1 % onveranderd). |
T 1/2el | 21 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Imlifidase is een cysteïne-protease, afgeleid van het immunoglobuline G (IgG) afbrekende enzym van Streptococcus pyogenes. Dit enzym splitst de zware keten van alle humane IgG-subklassen, maar niet van andere immunoglobulinen. De splitsing van IgG leidt tot eliminatie van Fc-afhankelijke effectorfuncties, waaronder CDC en antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC). Door alle IgG te splitsen verlaagt imlifidase de DSA-spiegel (donorspecifieke antilichamen), waardoor transplantatie mogelijk is. De terugkeer van endogene IgG begint 1-2 weken na de toediening van imlifidase en houdt de daaropvolgende weken aan.
Kinetische gegevens
Eliminatie | De eliminatie verloopt bifasisch, met een initiële distributiefase met een halfwaardetijd van gemiddeld 1,8 uur, en een tragere eliminatiefase met een halfwaardetijd van gemiddeld 89 uur. |
T 1/2el | ca. 1,8 uur (distributiefase) |
T 1/2el | ca. 89 uur (eliminatiefase) |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
avacopan hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
imlifidase hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk