Samenstelling
Nexviadyme XGVS Aanvullende monitoring Sanofi bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 10 mg avalglucosidase α per ml in een totaal extraheerbaar volume van 10,0 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fabrazyme XGVS Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 35 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Er zijn geen klinisch relevante verschillen aangetoond tussen avalglucosidase α en alglucosidase α, welke beide als enzymvervangende therapie kunnen worden toegepast bij de ziekte van Pompe. Voor evidence-based aanbevelingen met betrekking tot het voorschrijven van alglucosidase α bij volwassenen met de ziekte van Pompe, raadpleeg de Europese richtlijnen voor start/stop-behandeling met enzymtherapie (van der Ploeg et al., Eur J Neurol 2017). Dezelfde aanbevelingen kunnen ook gelden voor avalglucosidase α.
Advies
Bij de ziekte van Fabry (onvoldoende activiteit van het enzym α-galactosidase) leidt stapeling van glycosfingolipiden, vooral globotriaosylceramide (GL-3), tot progressieve orgaandisfunctie. Symptomatische behandeling bestaat uit onder andere nierdialyse en -transplantatie bij nierinsufficiëntie, behandeling van hartritmestoornissen en pijnbestrijding met carbamazepine. Enzymtherapie met agalsidase α of agalsidase β wordt aanbevolen, omdat er aanwijzingen zijn dat dit effectiever is dan niet behandelen met enzymtherapie.
Indicaties
Langdurige enzymvervangingstherapie bij de ziekte van Pompe (zure α-glucosidase-deficiëntie).
Indicaties
Chronische enzym-substitutietherapie bij patiënten ≥ 8 jaar met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry.
Doseringen
Behandel eventueel vooraf met een antihistaminicum, antipyreticum en/of corticosteroïd, om allergische reacties te voorkomen of te verminderen.
Ziekte van Pompe
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 6 maanden
Als intraveneus infuus: 20 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per twee weken.
Als er onvoldoende respons optreedt bij infantiel-verworven ziekte van Pompe, en er zijn geen veiligheidsproblemen (bv. ernstige overgevoeligheid, anafylactische reactie of risico op overvulling): overweeg de dosis te verhogen naar 40 mg/kg eenmaal per twee weken. Als deze hogere dosering niet wordt verdragen: overweeg weer te verlagen naar 20 mg/kg eenmaal per twee weken.
Infusiesnelheid: begin met 1 mg/kg/uur en verhoog stapsgewijs elke 30 minuten als er geen tekenen zijn van infusiegerelateerde reacties. Controleer voor iedere verhoging van de infusiesnelheid de vitale functies. Raadpleeg voor de stappen ter verhoging van de infusiesnelheid, de maximale infusiesnelheid en maatregelen bij infusiegerelateerde reacties, rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA onder Zie ook.
Bij verminderde leverfunctie kan geen doseringsadvies worden gegeven, vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde nierfunctie: bij een licht verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij matig of ernstig verminderde nierfunctie kan geen doseringsadvies worden gegeven, vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening
- Toedienen via een geleidelijke intraveneuze infusie.
- Thuisinfusie is mogelijk voor patiënten die de infusies goed verdragen en gedurende een paar maanden geen matige of ernstige infusiegerelateerde bijwerkingen hebben gehad. De voorwaarden staan vermeld in de officiële productinformatie CBG/EMA.
Doseringen
Ziekte van Fabry
Volwassenen en kinderen ≥ 8 jaar
I.v. als infusie: 1 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken. De infusiesnelheid mag in het begin niet hoger zijn dan 0,25 mg/min (= 15 mg/uur). Nadat de tolerantie bij de patiënt is vastgesteld, en het lichaamsgewicht is minimaal 30 kg, mag de infusiesnelheid bij opeenvolgende infusies geleidelijk worden verhoogd, in stappen van 0,05 tot 0,083 mg/min (oftewel stappen van 3 tot 5 mg/uur). Voor kinderen die < 30 kg wegen, moet de max. infusiesnelheid 0,25 mg/min blijven. De infusiesnelheid verlagen bij infusiegerelateerde reacties.
Bij verminderde nierfunctie hoeft de dosis niet te worden aangepast.
Bij goed verdragen van de infusies, kan toediening thuis worden overwogen. De doseer- en infusiesnelheid moeten thuis constant worden gehouden. In geval van bijwerkingen direct stoppen met de infusie en de arts raadplegen.
Bijwerkingen
Overgevoeligheidsreacties komen voor bij ca. 60% van de patiënten en infusiegerelateerde reacties (tijdens en/of binnen paar uur na de infusie) bij ca. 40%.
Zeer vaak (> 10%): overgevoeligheid. Hoofdpijn. Misselijkheid. Huiduitslag, jeuk.
Vaak (1-10%): anafylaxie. Duizeligheid, tremor, slaperigheid, branderig gevoel. Oculaire of conjunctivale hyperemie, oculaire jeuk, ooglidoedeem. Tachycardie, hypertensie, hypotensie, overmatig blozen, cyanose, opvliegers, bleekheid. Ademnood, dyspneu, hoest, irritatie van de keel, keelpijn. Gezwollen tong of lip, braken, dyspepsie, buikpijn, diarree. Urticaria, (palmair) erytheem, hyperhidrose, erythemateuze of jeukende huiduitslag, huidplaque. Spierspasmen, spierpijn, pijn in de extremiteiten, flankpijn. Vermoeidheid, koude rillingen, ongemak op de borst, influenza-achtige ziekte, pijn op de infusieplaats, koorts, asthenie, gezichtsoedeem, het koud/warm hebben, futloos gevoel. Daling zuurstofsaturatie, stijging lichaamstemperatuur.
Soms (0,1-1%): conjunctivitis. Paresthesie. Toename traanproductie. Ventriculaire extrasystolen. Tachypneu, larynxoedeem. Orale hypo-esthesie, orale paresthesie, dysfagie. Angio-oedeem, verkleuring van de huid. Aangezichtspijn, hyperthermie, gelokaliseerd oedeem, perifeer oedeem, reactie op de infusieplaats (bv. gewrichtspijn, huiduitslag, urticaria). Abnormaal ademgeruis, stijging bloedconcentratie complementfactor of immuuncomplex.
Bijwerkingen
Infusie-gerelateerde bijwerkingen treden zeer vaak op. De meeste van deze bijwerkingen worden toegeschreven aan de vorming van IgG-antistoffen en/of complementactivering. Het gaat voornamelijk om koorts en koude rillingen, en verder ook oedeem in het gezicht, angio-oedeem, blozen, dyspneu, bronchospasmen, tachypneu, piepende ademhaling, hypoxie, ongemakkelijk gevoel op de borst, beklemd gevoel op de keel, rinitis, hypertensie, hypotensie, tachycardie, hartkloppingen, buikpijn, misselijkheid, braken, pijn in ledematen, spierpijn, hoofdpijn, jeuk en urticaria.
Zeer vaak (> 10%): paresthesie en koud gevoel.
Vaak (1-10%): (draai-)duizeligheid, slaperigheid, lethargie, (orale) hypo-esthesie, brandend gevoel, syncope. Tranenvloed. Oorsuizen. Bleekheid, bradycardie, opvliegers. Exacerbatie van dyspneu, hoesten, verstopte neus, nasofaryngitis. Diarree, last van de maag. (Maculopapuleuze) huiduitslag, erytheem. Rugpijn, gewrichtspijn, stijve of strakke spieren, spierspasmen. Vermoeidheid, asthenie, heet gevoel, hyperthermie, perifeer oedeem, pijn op de borst.
Verder zijn gemeld: anafylactische reacties en leukocytoclastische vasculitis.
Interacties
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar interacties met avalglucosidase α.
Interacties
Niet combineren met chloroquine, amiodaron of gentamicine vanwege een theoretische kans op remming van intracellulaire activiteit van α-galactosidase.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijke effecten; indirecte foetale effecten bij muizen waren waarschijnlijk het gevolg van een anafylactische reactie.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik bij voorkeur ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Levensbedreigende overgevoeligheid voor avalglucosidase α, wanneer hernieuwde toediening niet succesvol was.
Contra-indicaties
Eerder voorgekomen levensbedreigende overgevoeligheid voor agalsidase β.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties en overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, kunnen optreden. Cardiopulmonale reanimatieapparatuur moet direct beschikbaar zijn tijdens de toediening, met name voor patiënten met harthypertrofie of een aanzienlijk verminderde ademhalingsfunctie. Als ernstige infusie- of overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylaxie) optreden, de infusie onmiddellijk staken en een passende medische behandeling opstarten. Opnieuw toedienen van avalglucosidase α na ernstige reacties alleen na zorgvuldige afweging van de risico's en voordelen, en uitsluitend in een klinische omgeving. Sommige patiënten zijn opnieuw behandeld met een langzamere infusiesnelheid bij een lagere dosis dan de aanbevolen dosis. Bij lichte tot matige infusie- of overgevoeligheidsreacties, de infusiesnelheid vertragen of de infusie tijdelijk onderbreken.
Risicofactoren voor infusiereacties zijn een hogere infusiesnelheid en acute onderliggende ziekte gedurende de infusie. Patiënten met gevorderd stadium van de ziekte van Pompe met een verminderde hart- en ademhalingsfunctie lopen meer risico op ernstige complicaties van infusiereacties. Antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden kunnen als premedicatie worden gegeven; infusiereacties kunnen dan echter nog steeds optreden.
Er is risico op acuut hart- of ademhalingsfalen tijdens de infusie bij patiënten die vatbaar zijn voor volumeoverbelasting, met een acute onderliggende aandoening van de luchtwegen of met een verminderde hart- of ademhalingsfunctie bij wie vochtbeperking is geïndiceerd.
Wees voorzichtig met het gebruik van algemene anesthesie voor operatieve verrichtingen (zoals het plaatsen van een centraal veneuze katheter) bij patiënten met infantiel-verworven ziekte van Pompe met harthypertrofie. Hartaritmie, waaronder ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie en bradycardie zijn opgetreden.
Vorming van antilichamen tegen het geneesmiddel (ADA) is opgetreden bij 95% van de niet eerder behandelde patiënten en bij 62% van de eerder behandelde patiënten. In studies had de vorming van ADA geen invloed op de klinische werkzaamheid. Overweeg ADA-testen bij gebrek aan respons. Overweeg immunologische testen, waaronder IgG en IgE ADA, bij mensen die risico lopen op een allergische reactie of die een eerdere anafylactische reactie hadden op alglucosidase α.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen ≤ 6 maanden zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij lichte tot matige infusiegerelateerde reacties kan de behandeling worden voortgezet na het verlagen van de infusiesnelheid (~0,15 mg/min; 10 mg/uur) en/of profylactische behandeling met een antihistaminicum, ibuprofen, paracetamol en/of een corticosteroïd.
Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken. Hierna kan de behandeling voorzichtig worden voortgezet met een lage dosis (50% van therapeutische dosis) en een lage infusiesnelheid (4% van standaard infusiesnelheid). Vervolgens op geleide van de tolerantie verhogen.
Immunogeniciteit: Het merendeel van de patiënten ontwikkelt binnen 3 maanden na start van de behandeling IgG-antistoffen tegen agalsidase β; in de loop van de tijd kunnen deze weer verdwijnen of afnemen, maar bij ca. 35% (in klinische onderzoeken) blijven ze in dezelfde mate aanwezig. Patiënten met antistoffen hebben meer kans op het ontstaan van infusiegerelateerde reacties. Controleer de antilichaamstatus regelmatig.
Er is geen onderzoek uitgevoerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 8 jaar en ouderen > 65 jaar.
Eigenschappen
Avalglucosidase α is een vorm van het menselijk enzym zure α-glucosidase (GAA), geproduceerd in ovariumcellen van Chinese hamsters met behulp van DNA-recombinatietechniek. GAA zorgt voor het afbreken van glycogeen tot glucose. Bij de ziekte van Pompe ontbreekt het GAA-enzym, wat resulteert in de ophoping van glycogeen in lysosomen en progressieve verstoring van de cellulaire functie, vooral in gladde, hart- en skeletspiercellen. Avalglucosidase α is een chemisch aangepaste vorm van alglucosidase α. Het GAA-molecuul is geconjugeerd met mannose-6-fosfaat (M6P)-delen, welke binden aan de kation-onafhankelijke mannose-6-fosfaatreceptor (CI-MPR) op het celoppervlak. Avalglucosidase alfa wordt geïnternaliseerd in lysosomen, waar de actieve vorm van het GAA-enzym wordt gevormd.
Kinetische gegevens
V d | ca. 3,4 l bij laat-verworven ziekte van Pompe (LOPD); 3,5-5,4 l bij infantiel-verworven ziekte van Pompe (IOPD). |
T 1/2el | ca. 1,55 uur bij LOPD; 0,60-1,19 uur bij IOPD. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Agalsidase β is een recombinante vorm van het enzym α-galactosidase. Het wordt na toediening snel opgenomen in de lysosomen van vasculaire endotheelcellen en van parenchymcellen, waarschijnlijk via de receptoren voor mannose-6-fosfaat, mannose en asialoglycoproteïne. Bij de ziekte van Fabry is er een tekort aan α-galactosidase. Verminderde of afwezige activiteit van dit enzym leidt tot ophoping van GL-3 in de lysosomen van veel celtypen waaronder endotheel- en parenchymcellen, wat uiteindelijk leidt tot nier-, hart- en cerebrovasculaire complicaties. Door substitutietherapie met agalsidase β wordt het ophopende GL-3 afgebroken.
Kinetische gegevens
V d | 0,12–0,57 l/kg. |
Metabolisering | door hydrolyse. |
T 1/2el | 80–120 min bij 1 mg/kg in 300 min toegediend. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
avalglucosidase alfa hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk
Groepsinformatie
agalsidase bèta hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- avalglucosidase alfa (A16AB22) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk