Samenstelling
Nexviadyme XGVS Aanvullende monitoring Sanofi bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 10 mg avalglucosidase α per ml in een totaal extraheerbaar volume van 10,0 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Aldurazyme XGVS Genzyme Europe bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusie
- Sterkte
- 100 U/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Er zijn geen klinisch relevante verschillen aangetoond tussen avalglucosidase α en alglucosidase α, welke beide als enzymvervangende therapie kunnen worden toegepast bij de ziekte van Pompe. Voor evidence-based aanbevelingen met betrekking tot het voorschrijven van alglucosidase α bij volwassenen met de ziekte van Pompe, raadpleeg de Europese richtlijnen voor start/stop-behandeling met enzymtherapie (van der Ploeg et al., Eur J Neurol 2017). Dezelfde aanbevelingen kunnen ook gelden voor avalglucosidase α.
Advies
De ziekte mucopolysaccharidose type I is een heterogeen voorkomende erfelijke stofwisselingsziekte waarbij sprake is van een enzymdeficiëntie voor α-L-iduronidase. Bij een bevestigde diagnose van mucopolysaccharidose type I kan laronidase worden gebruikt, behandeling dient plaats te vinden in gespecialiseerde centra.
Indicaties
Langdurige enzymvervangingstherapie bij de ziekte van Pompe (zure α-glucosidase-deficiëntie).
Indicaties
- Langdurige enzym-substitutietherapie bij patiënten met een bevestigde diagnose van mucopolysaccharidose I (MPS I; α-L-iduronidasedeficiëntie) ter behandeling van de niet-neurologische manifestaties van de ziekte.
Doseringen
Behandel eventueel vooraf met een antihistaminicum, antipyreticum en/of corticosteroïd, om allergische reacties te voorkomen of te verminderen.
Ziekte van Pompe
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 6 maanden
Als intraveneus infuus: 20 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per twee weken.
Als er onvoldoende respons optreedt bij infantiel-verworven ziekte van Pompe, en er zijn geen veiligheidsproblemen (bv. ernstige overgevoeligheid, anafylactische reactie of risico op overvulling): overweeg de dosis te verhogen naar 40 mg/kg eenmaal per twee weken. Als deze hogere dosering niet wordt verdragen: overweeg weer te verlagen naar 20 mg/kg eenmaal per twee weken.
Infusiesnelheid: begin met 1 mg/kg/uur en verhoog stapsgewijs elke 30 minuten als er geen tekenen zijn van infusiegerelateerde reacties. Controleer voor iedere verhoging van de infusiesnelheid de vitale functies. Raadpleeg voor de stappen ter verhoging van de infusiesnelheid, de maximale infusiesnelheid en maatregelen bij infusiegerelateerde reacties, rubriek 4.2 van de officiële productinformatie CBG/EMA onder Zie ook.
Bij verminderde leverfunctie kan geen doseringsadvies worden gegeven, vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde nierfunctie: bij een licht verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij matig of ernstig verminderde nierfunctie kan geen doseringsadvies worden gegeven, vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening
- Toedienen via een geleidelijke intraveneuze infusie.
- Thuisinfusie is mogelijk voor patiënten die de infusies goed verdragen en gedurende een paar maanden geen matige of ernstige infusiegerelateerde bijwerkingen hebben gehad. De voorwaarden staan vermeld in de officiële productinformatie CBG/EMA.
Doseringen
Overweeg toediening van antihistaminica en/of antipyretica (paracetamol of ibuprofen) 60 minuten vóór begin van de infusie; dit wordt in ieder geval aanbevolen bij de eerste infusie en na een onderbreking van de behandeling; zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.
Mucopolysaccharidose type I
Volwassenen en kinderen
I.v. als infusie: 100 U/kg lichaamsgewicht 1× per week. De aanvankelijke infusiesnelheid van 2 U/kg/uur kan, als dit wordt verdragen, elke 15 minuten stapsgewijs worden verhoogd tot maximaal 43 U/kg/uur. De totale dosis in 3–4 uur toedienen.
Toediening
- als intraveneuze infusie, gedurende in ieder geval de eerste maanden in een geschikte klinische omgeving waar reanimatieapparatuur voorhanden is.
- Overweeg thuisinfusie voor patiënten die de infusies goed verdragen en gedurende een paar maanden geen matige of ernstige infusiegerelateerde bijwerkingen hebben gehad. Een zorgverlener moet de thuisinfusie controleren en altijd beschikbaar zijn gedurende de infusie en een bepaalde tijd erna. De dosis en infusiesnelheid moeten thuis constant blijven. Bij optreden van bijwerkingen de thuisinfusie direct stopzetten en passende medische behandeling inzetten.
Bijwerkingen
Overgevoeligheidsreacties komen voor bij ca. 60% van de patiënten en infusiegerelateerde reacties (tijdens en/of binnen paar uur na de infusie) bij ca. 40%.
Zeer vaak (> 10%): overgevoeligheid. Hoofdpijn. Misselijkheid. Huiduitslag, jeuk.
Vaak (1-10%): anafylaxie. Duizeligheid, tremor, slaperigheid, branderig gevoel. Oculaire of conjunctivale hyperemie, oculaire jeuk, ooglidoedeem. Tachycardie, hypertensie, hypotensie, overmatig blozen, cyanose, opvliegers, bleekheid. Ademnood, dyspneu, hoest, irritatie van de keel, keelpijn. Gezwollen tong of lip, braken, dyspepsie, buikpijn, diarree. Urticaria, (palmair) erytheem, hyperhidrose, erythemateuze of jeukende huiduitslag, huidplaque. Spierspasmen, spierpijn, pijn in de extremiteiten, flankpijn. Vermoeidheid, koude rillingen, ongemak op de borst, influenza-achtige ziekte, pijn op de infusieplaats, koorts, asthenie, gezichtsoedeem, het koud/warm hebben, futloos gevoel. Daling zuurstofsaturatie, stijging lichaamstemperatuur.
Soms (0,1-1%): conjunctivitis. Paresthesie. Toename traanproductie. Ventriculaire extrasystolen. Tachypneu, larynxoedeem. Orale hypo-esthesie, orale paresthesie, dysfagie. Angio-oedeem, verkleuring van de huid. Aangezichtspijn, hyperthermie, gelokaliseerd oedeem, perifeer oedeem, reactie op de infusieplaats (bv. gewrichtspijn, huiduitslag, urticaria). Abnormaal ademgeruis, stijging bloedconcentratie complementfactor of immuuncomplex.
Bijwerkingen
De meeste bijwerkingen houden verband met de infusie en zijn in sommige gevallen ernstig. Bij een acute onderliggende ziekte lijkt het risico op infusiegerelateerde bijwerkingen groter.
Volwassenen en kinderen ≥ 5 jaar
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Koorts. Misselijkheid, buikpijn. Artropathie, artralgie, rugpijn, pijn in de ledematen. Huiduitslag, roodheid in het gezicht. Reacties rond de plaats van infusie.
Vaak (1-10%): anafylactische reactie. Hypotensie, bleekheid, koude handen of voeten. Tachycardie. Braken, diarree. Ademhalingsproblemen, dyspneu, hoesten, afname zuurstofverzadiging. Angio-oedeem, opgezwollen gezicht, urticaria, jeuk, alopecia. Rusteloosheid. Paresthesie, duizeligheid. Toegenomen transpiratie, koud zweet, rillingen, warmte of koude sensaties, pijn in skeletspieren, vermoeidheid, griepachtige verschijnselen.
Verder zijn gemeld: bradycardie, hypertensie. Cyanose, hypoxie, tachypneu, bronchospasme, ademhalingsstilstand, ademhalingsfalen, faryngeaal of laryngeaal oedeem, stridor, obstructieve luchtwegaandoening. Zwelling van de lippen, gezwollen tong. Erytheem. Perifeer oedeem, extravasatie. Geneesmiddelspecifieke antilichamen, neutraliserende antilichamen.
Kinderen < 5 jaar
Zeer vaak (> 10%): stijging bloeddruk, afname zuurstofverzadiging, tachycardie, koorts, rillingen.
Interacties
Er is geen onderzoek uitgevoerd naar interacties met avalglucosidase α.
Interacties
Chloroquine kan interfereren met de intracellulaire opname van laronidase.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijke effecten; indirecte foetale effecten bij muizen waren waarschijnlijk het gevolg van een anafylactische reactie.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding wordt ontraden.
Contra-indicaties
Levensbedreigende overgevoeligheid voor avalglucosidase α, wanneer hernieuwde toediening niet succesvol was.
Contra-indicaties
- Eerder voorgekomen ernstige overgevoeligheid (bv. een anafylactische reactie) voor laronidase.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties en overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, kunnen optreden. Cardiopulmonale reanimatieapparatuur moet direct beschikbaar zijn tijdens de toediening, met name voor patiënten met harthypertrofie of een aanzienlijk verminderde ademhalingsfunctie. Als ernstige infusie- of overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylaxie) optreden, de infusie onmiddellijk staken en een passende medische behandeling opstarten. Opnieuw toedienen van avalglucosidase α na ernstige reacties alleen na zorgvuldige afweging van de risico's en voordelen, en uitsluitend in een klinische omgeving. Sommige patiënten zijn opnieuw behandeld met een langzamere infusiesnelheid bij een lagere dosis dan de aanbevolen dosis. Bij lichte tot matige infusie- of overgevoeligheidsreacties, de infusiesnelheid vertragen of de infusie tijdelijk onderbreken.
Risicofactoren voor infusiereacties zijn een hogere infusiesnelheid en acute onderliggende ziekte gedurende de infusie. Patiënten met gevorderd stadium van de ziekte van Pompe met een verminderde hart- en ademhalingsfunctie lopen meer risico op ernstige complicaties van infusiereacties. Antihistaminica, antipyretica en/of corticosteroïden kunnen als premedicatie worden gegeven; infusiereacties kunnen dan echter nog steeds optreden.
Er is risico op acuut hart- of ademhalingsfalen tijdens de infusie bij patiënten die vatbaar zijn voor volumeoverbelasting, met een acute onderliggende aandoening van de luchtwegen of met een verminderde hart- of ademhalingsfunctie bij wie vochtbeperking is geïndiceerd.
Wees voorzichtig met het gebruik van algemene anesthesie voor operatieve verrichtingen (zoals het plaatsen van een centraal veneuze katheter) bij patiënten met infantiel-verworven ziekte van Pompe met harthypertrofie. Hartaritmie, waaronder ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie en bradycardie zijn opgetreden.
Vorming van antilichamen tegen het geneesmiddel (ADA) is opgetreden bij 95% van de niet eerder behandelde patiënten en bij 62% van de eerder behandelde patiënten. In studies had de vorming van ADA geen invloed op de klinische werkzaamheid. Overweeg ADA-testen bij gebrek aan respons. Overweeg immunologische testen, waaronder IgG en IgE ADA, bij mensen die risico lopen op een allergische reactie of die een eerdere anafylactische reactie hadden op alglucosidase α.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen ≤ 6 maanden zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een intraveneus eiwitproduct zoals laronidase kan ernstige overgevoeligheidsreacties veroorzaken. In dat geval de toediening direct staken. Reanimatieapparatuur moet voorhanden zijn. Wees voorzichtig met epinefrine, vanwege de verhoogde prevalentie van coronaire hartziekte bij deze patiëntengroep. Bij ernstige overgevoeligheid kan een desensibilisatieprocedure worden overwogen.
Om de kans op infusiegerelateerde bijwerkingen (IAR's) te verminderen, overweeg toediening van antihistaminica en/of antipyretica (paracetamol of ibuprofen) 60 minuten vóór begin van de infusie. Dit wordt in ieder geval aanbevolen bij de eerste infusie en na een onderbreking van de behandeling. Bij een acute onderliggende ziekte lijkt het risico op IAR's groter.
Staak de infusie bij één ernstige IAR tot aan herstel en overweeg symptomatische behandeling met bv. antihistaminica en paracetamol of ibuprofen. De infusie kan worden hervat met een infusiesnelheid die 25–50% is van de snelheid waarbij de IAR optrad. Overweeg bij een milde of matige IAR symptomatische behandeling met bv. antihistaminica en paracetamol of ibuprofen en/of halveer de infusiesnelheid. Zodra de infusie wordt verdragen, kan de dosis worden verhoogd.
Bij bijna alle patiënten ontwikkelen zich antilichamen tegen het geneesmiddel (ADA), meestal binnen 3 maanden na aanvang van de behandeling. Controleer regelmatig antilichaamstatus, inclusief IgG, IgE en neutraliserende antilichamen voor enzymactiviteit of heropname van het enzym. Controleer de patiënt nauwlettend op infusiegeassocieerde reacties, vertraagde reacties en mogelijke immunologische reacties. Bij aanhoudend hoge ADA-titers wordt vaker een minder sterke verlaging van de GAG-uitscheiding in de urine gezien. De aanwezigheid van ADA is niet consistent gerelateerd aan de incidentie van infusiegerelateerde bijwerkingen. De ontwikkeling van IgE-antilichamen kan gepaard gaan met overgevoeligheid of anafylactische reacties.
Er is geen onderzoek gedaan bij patiënten met lever- of nierinsufficiëntie. Er zijn geen gegevens beschikbaar over veiligheid en werkzaamheid bij ouderen > 65 jaar.
Eigenschappen
Avalglucosidase α is een vorm van het menselijk enzym zure α-glucosidase (GAA), geproduceerd in ovariumcellen van Chinese hamsters met behulp van DNA-recombinatietechniek. GAA zorgt voor het afbreken van glycogeen tot glucose. Bij de ziekte van Pompe ontbreekt het GAA-enzym, wat resulteert in de ophoping van glycogeen in lysosomen en progressieve verstoring van de cellulaire functie, vooral in gladde, hart- en skeletspiercellen. Avalglucosidase α is een chemisch aangepaste vorm van alglucosidase α. Het GAA-molecuul is geconjugeerd met mannose-6-fosfaat (M6P)-delen, welke binden aan de kation-onafhankelijke mannose-6-fosfaatreceptor (CI-MPR) op het celoppervlak. Avalglucosidase alfa wordt geïnternaliseerd in lysosomen, waar de actieve vorm van het GAA-enzym wordt gevormd.
Kinetische gegevens
V d | ca. 3,4 l bij laat-verworven ziekte van Pompe (LOPD); 3,5-5,4 l bij infantiel-verworven ziekte van Pompe (IOPD). |
T 1/2el | ca. 1,55 uur bij LOPD; 0,60-1,19 uur bij IOPD. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinante vorm van humaan α-L-iduronidase. Na intraveneuze infusie wordt het snel uit de circulatie verwijderd en door cellulaire lysosomen opgenomen, hoogstwaarschijnlijk via mannose-6-fosfaatreceptoren. Bij mucopolysaccharidose I (MPS I) is er sprake van een tekort aan het enzym α-L-iduronidase. Dit leidt tot stapeling van glycosaminoglycanen, dermatan- en heparansulfaat in een groot aantal celtypen en weefsels. Systemische manifestaties van MPS I zijn o.a. slecht uithoudingsvermogen, restrictieve longziekten, obstructie van de bovenste luchtwegen, beperkte gewrichtsbeweeglijkheid, hepatomegalie en visuele beperkingen. Enzymsubstitutie therapie met laronidase verhoogt de capaciteit om opgehoopt substraat (glycosaminoglycanen) te hydrolyseren en verdere stapeling te voorkomen. Er zijn geen klinische gegevens die een gunstig effect laten zien op de neurologische verschijnselen.
Kinetische gegevens
V d | bij aanvang van de therapie ca. 0,4 l/kg, later afnemend tot ca. 0,2 l/kg. Het verdelingsvolume neemt bij voortgezette behandeling af, mogelijk door antilichaamvorming en/of een afgenomen levervolume. |
Metabolisering | waarschijnlijk door middel van peptidehydrolase. |
T 1/2el | bij aanvang van de therapie ca. 4 uur, later afnemend tot ca. 2 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
avalglucosidase alfa hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk
Groepsinformatie
laronidase hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- avalglucosidase alfa (A16AB22) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- cipaglucosidase alfa (A16AB23) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk