Samenstelling
Yescarta Kite Pharma EU bv
- Toedieningsvorm
- Dispersie voor infusie
Bevat: 0,4 – 2 × 10 8 cellen. De dispersie kan resthoeveelheden van gentamicine bevatten.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Imlygic XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mln. PFU/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mln. PFU/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
PFU = plaquevormende eenheden.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Om de behandeling met axicabtagen ciloleucel voor alle in aanmerking komende patiënten mogelijk te maken is er een centrale registratieprocedure en wordt de indicatie in landelijk overleg besproken. Meer informatie over de aanvraagprocedure en in-/exclusiecriteria voor DLBCL-behandeling met Yescarta is te vinden via hovon.nl.
Zie voor de behandeling van diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom of folliculair lymfoom de geldende behandelrichtlijnen op hovon.nl.
- ZIN-rapport 2018 axicabtagene ciloleuce Yescarta® bij volwassenen met recidiverend of refractair DLBCL en PMBCL na twee of meer lijnen systemische therapie
- ZIN-rapport 2024 axicabtagene ciloleuce Yescarta® bij volwassenen met DLBCL en HGBL, dat recidiveert binnen 12 maanden na of refractair is voor eerstelijns chemo-immunotherapie
Advies
Zie voor de behandeling van de betreffende indicatie de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
- Diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) en hooggradig B-cellymfoom (HGBL) bij volwassenen, dat recidiveert binnen 12 maanden na of refractair is voor eerstelijns chemo-immunotherapie;
- Recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) en primair mediastinaal grootcellig B-cellymfoom (PMBCL) bij volwassenen, na twee of meer lijnen systemische therapie;
- Recidiverend of refractair folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen, als vierdelijnsbehandeling.
Indicaties
- Niet operatief te verwijderen maligne melanoom van de huid bij volwassenen, dat regionaal of op afstand gemetastaseerd is (stadium IIIB, IIIC en IVM1a), zonder bot-, hersen-, long- of andere viscerale ziekte.
Doseringen
Geef chemotherapie voor lymfocytendepletie voorafgaand aan de infusie, zie het gebruiksvoorschrift.
Voorafgaand aan infusie met axicabtagen ciloleucel moet tocilizumab en noodapparatuur aanwezig zijn, vanwege het mogelijk optreden van het cytokineafgiftesyndroom. Zorg bij een eventueel tekort aan tocilizumab voor een geschikt alternatief.
Geef premedicatie bestaande uit paracetamol en een H1-antihistaminicum ca. 60 minuten voorafgaand aan de infusie, om potentiële acute infusiereacties te beperken. Gebruik geen corticosteroïden, zie ook de rubriek Interacties.
DLBCL, HGBL, PMBCL en FL
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
Enkelvoudige streefdosis: 2 × 10 6 cellen per kg lichaamsgewicht (bereik 1 × 10 6 – 2 × 10 6 cellen/kg). Bij een lichaamsgewicht ≥ 100 kg is de maximale dosis 2 × 10 8 cellen.
Chemotherapie voor lymfocytendepletie: geef op dag 5, 4 en 3 voorafgaand aan de infusie axicabtagen ciloleucel chemotherapie: cyclofosfamide i.v. 500 mg/m² lichaamsoppervlak en fludarabine i.v. 30 mg/m².
Toediening: uitsluitend voor autoloog gebruik. Na ontdooien binnen 30 minuten via infusie toedienen. Geen leukodepletiefilter gebruiken.
Doseringen
Niet operatief te verwijderen melanoom met metastasen
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij de eerste behandeling max. 4 ml van de sterkte 1 mln. PFU/ml injecteren. Het volume verdelen over verschillende laesies, waarbij de grootste laesies eerst worden behandeld. Het aantal ml per laesie is afhankelijk van de grootte van de laesie: > 5 cm: tot 4 ml, 2,5–5 cm: tot 2 ml, 1,5–2,5 cm: tot 1 ml, 0,5–1,5 cm: tot 0,5 ml en ≤ 0,5 cm: tot 0,1 ml. De tweede behandeling is 3 weken na de eerste behandeling en ook hierbij max. 4 ml, maar nu de sterkte 100 mln. PFU/ml injecteren en eerst eventuele nieuwe laesies behandelen en daarna de andere laesies op basis van de laesiegrootte. Alle volgende behandelingen vinden steeds plaats 2 weken na de vorige behandeling en ook hierbij max. 4 ml van de sterkte 100 mln. PFU/ml injecteren volgens het principe genoemd onder de tweede behandeling. Voordat patiënten een respons bereiken, kunnen bestaande laesies groter worden of nieuwe laesies ontstaan. Zolang er nog één of meerdere laesies over zijn, de behandeling ten minste 6 maanden voortzetten, tenzij de patiënt geen baat heeft bij de behandeling of dat een andere behandeling noodzakelijk is (zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen). Na een complete respons kan na het ontstaan van nieuwe laesies herstart worden met talimogeen laherparepvec: volg hierbij de dosering zoals aangegeven onder 'Alle volgende behandelingen'.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening:toedienen via intralaesionale injectie in cutane, subcutane en/of nodale laesies, die zichtbaar of palpabel zijn, of met behulp van echografie kunnen worden gedetecteerd. Niet transcutaan intrahepatisch toedienen.
Let op: beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, die immuungecompromitteerd zijn of zwanger, mogen talimogeen laherparepvec niet bereiden noch toedienen, noch mogen ze in direct contact komen met de injectieplaatsen of het lichaamsvocht van behandelde patiënten. Zie verder ook onder de rubriek Zwangerschap en de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties (virus-, bacteriële). Leukopenie, febriele neutropenie, neutropenie, anemie, trombocytopenie. Cytokineafgiftesyndroom, hypogammaglobulinemie. Verminderde eetlust, hypofosfatemie, hyponatriëmie, hypo-urikemie, gewichtsverlies. Delier, slapeloosheid. Encefalopathie, hoofdpijn, tremor, duizeligheid. Tachycardie, aritmie. Hypotensie, hypertensie. Hoesten, dyspneu. Diarree, misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn. Huiduitslag. Motorische stoornis, pijn in extremiteit, rugpijn, gewrichtspijn, spierpijn. Vermoeidheid, koorts, oedeem, rillingen. Stijging ALAT, ASAT in het bloed.
Vaak (1-10%): schimmelinfectie. Overgevoeligheid. Hypocalciëmie, hypoalbuminemie, hypokaliëmie, uitdroging. Affectieve stoornis, angst. Ataxie, perifere neuropathie, hemiparese, gelaatsparalyse, insult, myoclonus. Hartstilstand, hartfalen. Trombose, capillairleksyndroom. Hypoxie, pleurale effusie, neusontsteking, respiratoir falen, pulmonaal oedeem. Dysfagie, droge mond. Nierinsufficiëntie. Pijn, infusiegerelateerde reactie. Verminderd gezichtsvermogen. Coagulopathie. Hyperbilirubinemie.
Soms (0,1-1%): ruggenmergoedeem, myelitis, quadriplegie, dyscalculie, myoclonus. Hematofagocytaire histiocytose. Rabdomyolyse. Multi-orgaandisfunctiesyndroom.
Verder is gemeld: secundaire maligniteit met oorsprong in de T-cellen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): influenza-achtig beeld (ca. 31%). Hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Myalgie, artralgie, pijn in extremiteit. Koorts, koude rillingen, vermoeidheid. Perifeer oedeem. Pijn op de injectieplaats.
Vaak (1–10%): hypertensie, tachycardie, blozen, diepveneuze trombose. Dyspneu, bovensteluchtweginfectie, orofaryngeale pijn. Cellulitis, (orale) herpes. Immuungemedieerde voorvallen (zoals pneumonitis, vasculitis, glomerulaire nefritis, verergering psoriasis en vitiligo). Angst, verwardheid, depressie, duizeligheid, slapeloosheid. Tumorpijn. Oorpijn. Rugpijn, pijn in de lies, pijn in oksel. Buikpijn. Malaise, dehydratie. Gewichtsafname. Huiduitslag, dermatitis. Anemie. Andere reacties op de injectieplaats zoals zwelling, bloeding, ontsteking, secreetafscheiding.
Soms (0,1–1%): obstructieve luchtwegaandoening. (Herpes) keratitis. Plasmacytoom op de injectieplaats. Overgevoeligheid. Granulomateuze dermatitis.
Interacties
Er is geen onderzoek naar farmacokinetische of farmacodynamische interacties met axicabtagen ciloleucel uitgevoerd.
Profylactisch gebruik van systemische corticosteroïden ontraden, omdat deze de activiteit van axicabtagen ciloleucel kunnen verstoren.
Vaccinatie met levende vaccins ontraden gedurende ten minste 6 weken voor het starten van chemotherapie voor lymfocytendepletie, gedurende de behandeling en tot immuunherstel na de behandeling met axicabtagen ciloleucel.
Reactivatie van het hepatitis B-virus (HBV) kan optreden bij patiënten die worden behandeld met geneesmiddelen die zijn gericht tegen B-cellen.
Interacties
Aciclovir en andere antivirale geneesmiddelen (systemisch of lokaal bij de betreffende tumor) kunnen de effectiviteit van talimogeen laherparepvec verminderen.
Chronisch gebruik van hoge doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva vergroot mogelijk de kans op een verspreide herpesinfectie; deze combinaties niet toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend, zowel bij de mens als bij dieren geen gegevens.
Farmacologisch effect: Op basis van het werkingsmechanisme kunnen de getransduceerde cellen, als ze de placenta passeren, leiden tot foetale toxiciteit, inclusief B-cellymfopenie.
Advies: Gebruik tijdens de zwangerschap ontraden.
Overig: Bij pasgeborenen van met axicabtagen ciloleucel behandelde moeders, beoordeling van de immunoglobulineconcentraties en B-cellen overwegen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Het is niet uitgesloten dat het HSV-1 uit het talimogeen laherparepvec de placenta passeert en op het kind wordt overgedragen tijdens de bevalling of gedurende de zwangerschap. Infecties met wild-type HSV-1 bij de foetus of neonaat kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen waaronder multi-orgaanfalen en overlijden.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie. Wild-type HSV-1 kan via seksueel contact worden overgedragen; daarom dient de man in ieder geval uit voorzorg een (latex) condoom te gebruiken. Zwangeren mogen niet het verband verwisselen en de injectieplaats reinigen en zij mogen ook niet worden blootgesteld aan besmette materialen. Ook de neonaat mag niet worden blootgesteld aan besmette materialen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling niet kan worden uitgesloten.
Advies: De behandeling of het geven van borstvoeding staken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor dimethylsulfoxide (DSMO) of gentamicine.
Contra-indicaties
- ernstig immuungecompromitteerd zijn (bv. een ernstige aangeboren of verworven cellulaire en/of humorale immunodeficiëntie).
Waarschuwingen en voorzorgen
Reden voor uitstel van de infusie met axicabtagen ciloleucel zijn: onopgeloste ernstige bijwerkingen (met name van de longen, van het hart of hypotensie en met inbegrip van bijwerkingen van eerdere chemotherapieën), actieve, niet onder controle gebrachte infectie of actieve graft-versus-host-ziekte (GVHD). Als de infusie langer dan 2 weken wordt uitgesteld nadat al lymfodepletie-chemotherapie is gegeven, dan de lymfodepletie-chemotherapie opnieuw toedienen.
Het doneren van bloed, organen, weefsels of cellen voor transplantatie is uitgesloten voor patiënten die met axicabtagen ciloleucel worden behandeld.
Screen op het HBV, HCV of hiv-virus voordat er cellen worden afgenomen voor de vervaardiging van axicabtagen ciloleucel.
Monitor de patiënt de eerste 7 dagen na infusie dagelijks op tekenen en symptomen van mogelijk CRS, neurologische voorvallen en andere toxiciteiten. Gedurende de eerste 7 dagen na de infusie ziekenhuisopname overwegen. Adviseer de patiënt om gedurende minstens 4 weken na de infusie in de buurt van een gekwalificeerd behandelcentrum te blijven en onmiddellijk medische hulp in te schakelen als er tekenen of symptomen van CRS of neurologische bijwerkingen optreden.
Vrijwel alle patiënten ervaren een zekere mate van het cytokineafgiftesyndroom ('cytokine release syndrome' (CRS)). Ernstige CRS, waaronder levensbedreigende en fatale reacties, werd zeer vaak gemeld, met een tijd tot eerste symptomen van 1 tot 12 dagen. CRS kan gepaard gaan met disfunctie van eindorganen (bv. lever, nieren, hart en longen). Daarnaast kan verslechtering van onderliggende orgaanpathologieën optreden. Voorafgaand aan de infusie moet er per patiënt ten minste 1 dosis tocilizumab op de locatie aanwezig zijn. Het behandelcentrum moet binnen 8 uur na elke voorgaande dosis toegang hebben tot een extra dosis tocilizumab. Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van CRS. Zie voor behandelrichtlijnen per gradatie CRS de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.4 tabel 1. Tumornecrosefactor-antagonisten worden niet aanbevolen voor de behandeling van CRS door axicabtagen ciloleucel. Controleer patiënten met CRS ≥ 2 (bv. hypotensie, niet responsief op vloeistoffen of hypoxie waarvoor extra zuurstoftoevoer nodig is) met permanente telemetrie van het hart en pulsoximetrie. Overweeg bij ernstige CRS een echocardiogram om de hartfunctie te beoordelen. Overweeg bij ernstige of levensbedreigende CRS een ondersteunende behandeling op de intensive care. Overweeg controle op hemofagocytaire lymfohistiocytose/macrofaagactivatiesyndroom (HLH/MAS) bij ernstige of therapieresistente CRS.
Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van neurologische bijwerkingen (ook wel immuun-effectorcel-geassocieerd neurotoxiciteitssyndroom (ICANS) genoemd). Zie voor behandelrichtlijnen per gradatie neurologische bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.4 tabel 2. Controleer patiënten met neurologische toxiciteiten ≥ graad 2 met permanente telemetrie van het hart en pulsoximetrie. Ondersteunende therapie op de intensive care wordt aanbevolen voor ernstige of levensbedreigende neurologische toxiciteiten. ICANS, waaronder levensbedreigende of fatale gevallen, is zeer vaak gemeld. Daarnaast zijn fatale en ernstige gevallen van cerebraal oedeem gemeld. Risicofactoren zijn een voorgeschiedenis van stoornissen van het centraal zenuwstelsel, zoals insulten of cerebrovasculaire ischemie.
Infecties en febriele neutropenie, waaronder levensbedreigende en fatale gevallen bij immuungecompromitteerde patiënten, zijn zeer vaak gemeld. Controleer de patiënt op tekenen en symptomen van infectie voorafgaand aan, tijdens en na de infusie. Dien profylactische antimicrobiële middelen toe conform standaardrichtlijnen. Febriele neutropenie kan gelijktijdig met CRS optreden. Stel indien febriele neutropenie zich voordoet vast of er sprake is van infectie en behandel indien nodig.
Vanwege de kans op langdurige cytopenieën na infusie de bloedtellingen controleren.
Hypogammaglobulinemie als gevolg van B-celaplasie, kan optreden. Hypogammaglobulinemie maakt iemand gevoeliger voor infecties. Controleer na behandeling de immunoglobulineconcentraties en behandel indien nodig.
Tumorlysissyndroom (TLS), dat ernstig kan zijn, is gemeld. Ter preventie van TLS voorafgaand aan de behandeling maatregelen treffen, zie ook de rubriek Dosering. Controleer op tekenen en symptomen van TLS, en behandel indien nodig volgens standaard richtlijnen.
Ernstige overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, kunnen het gevolg zijn dimethylsulfoxide (DSMO) of resten gentamicine in het product.
Houd rekening met de mogelijkheid van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) bij immuungecompromitteerde patiënten met nieuw optredende of verergerende neurologische symptomen. Bij patiënten die met axicabtagen ciloleucel werden behandeld en die eerder ook met andere immunosuppressieve geneesmiddelen waren behandeld, is melding gemaakt van reactivering van het John Cunninghamvirus (JC-virus) met PML, waaronder fatale gevallen, als gevolg.
Vanwege kans op secundaire maligniteiten, waaronder T-celmaligniteiten, de patiënt hier levenslang op controleren.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar, bij een verminderde nier- of leverfunctie en bij patiënten met een primair lymfoom van het centraal zenuwstelsel. Er is relatief weinig ervaring bij patiënten die eerder werden behandeld met tegen CD19-gerichte therapie; axicanbtagen ciloleucel ontraden bij patiënten met gerediciveerde CD19-negatieve ziekte na eerdere anti-CD19-therapie. Er zijn relatief weinig gegevens over toepassing bij CD19-negatieve patiënten; mogelijk hebben zij minder baat bij de behandeling dan CD19-positieve patiënten. Er is ook weinig ervaring bij gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar. Er is relatief weinig klinische ervaring bij patiënten met actieve HIV-, HBV- of HCV-infectie.
Rijvaardigheid: vanwege de kans op neurologische voorvallen, waaronder veranderde psychische toestand of insulten, mogen patiënten niet rijden en geen zware of mogelijk gevaarlijke machines bedienen tot minstens 8 weken na de infusie of totdat neurologische bijwerkingen zijn verdwenen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verspreide herpesinfectie is gemeld. Niet gebruiken bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten wegens een mogelijk verhoogd risico op een verspreide herpesinfectie. Wees tevens voorzichtig bij licht tot matig ernstige immuungecompromitteerde patiënten. Het is niet onderzocht bij immuungecompromitteerden.
Na een doorgemaakte wild-type HSV-1-infectie is er levenslang het risico op een symptomatische herpesinfectie na reactivering van latent wild-type HSV-1. Talimogeen laherparepvec kan mogelijk aanleiding geven tot zo'n reactivering.
Op de injectieplaats kan necrose of ulceratie van tumorweefsel ontstaan met als mogelijk gevolg een cellulitis en systemische bacteriële infectie. Verzorg de wond en neem voorzorgsmaatregelen tegen infectie, vooral als weefselnecrose leidt tot open wonden. Op de injectieplaats kan zich tevens een plasmacytoom ontwikkelen; wees daarom voorzichtig bij patiënten met multipel myeloom. Verder kan talimogeen laherparepvec vertraging van genezing van de injectieplaats veroorzaken bij aanwezigheid van risicofactoren zoals laesies in slecht doorbloede gebieden of eerdere bestraling van de injectieplaats. Indien er sprake is van een persisterende infectie of vertraagde genezing evalueren of voortzetting van de behandeling nog is geïndiceerd.
Obstructieve luchtwegaandoening is gemeld na gebruik van talimogeen laherparepvec; wees daarom voorzichtig bij het injecteren van laesies dicht bij de grote luchtwegen.
Er is meer kans op een influenza-achtig beeld met koorts en rillingen bij HSV–1–seronegativiteit vóór de behandeling dan bij HSV–1–seropositiviteit, vooral tijdens de periode van de eerste zes behandelingen.
Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en nauwe contacten van de patiënt (huisgenoten, mantelzorgers, sekspartners of personen die hetzelfde bed delen) moeten gedurende de gehele behandelperiode én tot 30 dagen na de laatste toediening direct contact met lichaamsvocht en de geïnjecteerde laesies vermijden. Zwangeren en immuungecompromitteerden mogen het verband niet verwisselen noch de injectieplaats reinigen; ook mogen zij niet worden blootgesteld aan besmette materialen. De patiënt dient in staat te zijn om zelf de injectieplaatsen af te dekken met occlusief verband, zonder de injectieplaatsen aan te raken, om accidentele overdracht te voorkómen naar andere delen van hun lichaam of naar anderen. Verzorgers wordt aangeraden beschermende handschoenen te dragen wanneer zij patiënten helpen bij het aanbrengen of verwisselen van occlusief verband. Bij accidentele blootstelling aan talimogeen laherparepvec, het aangedane gebied grondig reinigen met water en zeep en/of een desinfecterend middel. Consulteer een arts indien desondanks toch klachten of symptomen van een herpesinfectie ontstaan. Talimogeen laherparepvec is gevoelig voor aciclovir.
Niet transcutaan intrahepatisch toedienen. Gevallen van leverbloeding zijn gemeld, leidend tot ziekenhuisopname en overlijden.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Eigenschappen
Axicabtagen ciloleucel is een genetisch gemodificeerde autologe T-celimmunotherapie, gericht op CD19. Voor de bereiding van axicabtagen ciloleucel worden de eigen T-cellen van de patiënt geoogst en ex vivo genetisch gemodificeerd via retrovirale transductie, om een chimere antigeenreceptor (CAR) tot expressie te brengen. De CAR bestaat uit een murien antilichaamfragment met één keten, die CD19 herkent en gekoppeld is aan het costimulerend domein van CD28 en het signalerend domein van CD3-zèta. De anti-CD19 CAR-positieve levensvatbare T-cellen worden geëxpandeerd en weer bij de patiënt toegediend middels infusie, waar ze doelcellen die CD19 tot expressie brengen, kunnen herkennen en elimineren. Binding van axicabtagen ciloleucel aan cellen die CD19 tot uitdrukking brengen leidt tot activatie en proliferatie van T-cellen, met antitumoreffecten tot gevolg.
Kinetische gegevens
T max | 8–15 dagen. |
Metabolisering | de klaring verloopt via normale celklaringsmechanismen. |
Overig | axicabtagen ciloleucel werd tot 3 maanden na toediening teruggevonden in het bloed. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Oncolytisch immunotherapeuticum. Talimogeen laherparepvec is een verzwakt Herpes simplexvirus type 1 (HSV-1), verkregen door functionele deletie van twee genen (ICP34.5 en ICP47) en insertie van de coderende sequentie voor humaan granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende factor (GM-CSF). Het wordt geproduceerd in Vero-cellen door middel van recombinant DNA-technologie. De modificatie van het HSV-1 zorgt er voor dat het HSV-1 zich binnen de tumoren vermenigvuldigt en het lokaal GM-CSF produceert, met als gevolg de dood van tumorcellen en het vrijkomen van tumorantigenen. Er wordt verondersteld dat talimogeen laherparepvec op die manier samen met GM-CSF een systemische antitumor-immuunrespons en een effector-T-celrespons bevordert.
Kinetische gegevens
Overig | Talimogeen laherparepvec wordt lokaal geïnjecteerd in de tumor. De farmacokinetiek en biodistributie zijn daardoor afhankelijk van de plaats van de intralaesionale injectie, tumorselectieve replicatie en het vrijkomen uit tumorweefsel. Na de lokale injectie vindt cellulaire opname van talimogeen laherparepvec plaats via de HSV–1–receptoren op tumorcellen en niet-tumorcellen. Bij ca. 90% van de patiënten zijn in onderzoek tijdelijke en lage concentraties van talimogeen laherparepvec-DNA gedetecteerd. |
Metabolisering | via typische katabole routes voor endogene eiwitten en DNA. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
axicabtagen ciloleucel hoort bij de groep antineoplastische cel- en gentherapie.
Groepsinformatie
talimogeen laherparepvec hoort bij de groep antineoplastische cel- en gentherapie.