Samenstelling
Nulojix XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 250 mg
Bevat na reconstitutie per ml: belatacept 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Litfulo
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor belatacept is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Overweeg, naast een conservatief beleid, lokale medicamenteuze therapie bij milde of ernstige alopecia areata (AA) zoals klasse 3-corticosteroïden. Overweeg intralaesionale triamcinolonacetonide bij volwassenen met milde AA. Conventionele systemische therapie (ciclosporine, methotrexaat, corticosteroïden) komt in aanmerking bij volwassenen met milde of ernstige AA, vooral bij een hoge ziektelast, eventueel aangevuld met lokale therapie bij ernstige AA. Geef bij onvoldoende respons eventueel de JAK-remmer ritlecitinib of baricitinib. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Alopecia Areata.
Geef ritlecitinib bij patiënten van 12 jaar en ouder met ernstige AA (SALT ≥50) met een huidige episode en ziekte-ernst van AA korter dan 8 jaar waarbij de hergroei van haar onvoldoende is ondanks de inzet van lokale middelen en ten minste één systemisch immunosuppressivum (methotrexaat, ciclosporine, prednison oraal of i.m.), tenzij er contra-indicaties zijn voor of bijwerkingen zijn van deze middelen. Evalueer na 6 maanden of de behandeling moet worden voortgezet.
Aan de vergoeding van ritlecitinib zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Profylaxe van transplantaatafstoting bij volwassenen bij een niertransplantatie, in combinatie met corticosteroïden en een mycofenolzuur.
Indicaties
- Ernstige alopecia areata bij volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar.
Doseringen
Let op! Het productieproces en het handelsproduct zijn gewijzigd. Hierdoor is een hogere onderhoudsdosering nodig. Deze is nu 6 mg/kg lichaamsgewicht (voor nieuwe gele verpakking) in plaats van 5 mg/kg lichaamsgewicht (voor oude witte verpakking). Het oude en nieuwe product zijn tijdelijk allebei op de markt. Per ongeluk verwisselen van de producten kan leiden tot medicatiefouten met als gevolg over- of onderdosering van belatacept.
Profylaxe van afstoting van niertransplantaat
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij start van transplantatie: 10 mg/kg lichaamsgewicht via intraveneuze infusie, op de dag van de transplantatie, voorafgaand aan implantatie, onmiddellijk voorafgaand aan of tijdens de operatie, maar vóór het voltooien van de vasculaire anastomosen van het transplantaat (dag 1); op dag 5, dag 14 en dag 28; aan het einde van week 8 en week 12 na transplantatie. Vanaf het einde van week 16 na transplantatie: 6 mg/kg om de 4 weken (± 3 dagen). Toedienen in combinatie met basiliximab, mycofenolaatmofetil en corticosteroïden.
Bij overstappen van een calcineurineremmer–gebaseerd regime ten minste 6 maanden na transplantatie: 6 mg/kg lichaamsgewicht via intraveneuze infusie elke 2 weken gedurende de eerste 8 weken, daarna 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 4 weken. Na start van belatacept calcineurineremmer voortzetten, in afbouwende doses, voor ten minste 4 weken na de infusie van de initiële dosis belatacept. Controleer frequent op acute afstoting, volgens de lokale zorgstandaard, voor ten minste 6 maanden na omzetting op belatacept.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: verdunde oplossing toedienen met een relatief constante snelheid gedurende 30 minuten.
Doseringen
Behandeling niet starten bij absoluut aantal lymfocyten (ALC) < 0,5×109/l of een aantal trombocyten < 100×109/l.
Alopecia areata
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 12 jaar
1×/dag 50 mg. Overweeg de behandeling te staken als er na 36 weken onvoldoende respons is.
Gemiste dosis: de dosis zo snel mogelijk alsnog innemen, tenzij de tijd tot de volgende dosis < 8 uur is. Dan de gemiste dosis niet innemen. Daarna het reguliere schema hervatten.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij Child-Pughscore 5-10. Bij Child-Pughscore 10-15 is het gecontra-indiceerd.
Toediening: capsule heel doorslikken, innemen met of zonder voedsel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Dyspneu, hoesten, bronchitis, bovenste luchtweginfectie. Perifeer oedeem, koorts. Hoofdpijn. Slapeloosheid, angst. Disfunctie van transplantaat. Dysurie, hematurie, urineweginfectie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Cytomegalovirusinfectie. Artralgie, rugpijn, pijn in de extremiteiten. Anemie, leukopenie. Hyper- en hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie. Dyslipidemie, hyperglykemie. Verhoogde creatininespiegel, proteïnurie.
Vaak (1-10%): bradycardie, tachycardie, atriale fibrillatie, hartfalen, angina pectoris, linkerventrikelhypertrofie. Shock, myocardinfarct, hematoom, angiopathie, arteriële fibrose. Epistaxis, orofaryngeale pijn, orthopneu, hypocapnie, pulmonaal oedeem, pneumonie. Sepsis, griep, schimmelinfectie bv. (orale) candidiase, onychomycose. Tremor, paresthesie, CVA, duizeligheid, syncope, lethargie, perifere neuropathie. Depressie. Oculaire hyperemie, wazig zien, cataract. Gehoorverlies. Tubulaire niernecrose, niervene trombose, nierarterie stenose, glucosurie, hydronefrose, vesico-ureter reflux, urine-incontinentie, urineretentie, nachtelijke mictie, pyelonefritis. Chronische allograft nefropathie. Hydrokèle, lymfokèle. Aftoïde stomatitis, dyspepsie, abdominale hernia, gastro-enteritis. Cytolytische galblaas, abnormale leverfunctietest. BK-virusinfectie. Cellulitis, herpes zoster, herpes simplex, wondinfectie. Acne, alopecia, huiduitslag, jeuk, (nachtelijk) zweten, huidexfoliatie. Squameuzecelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, huidpapilloom. Dehydratie, vochtretentie, gewichtstoename of -afname. Cushingsyndroom-achtige verschijnselen. Diabetes mellitus, acidose. Myalgie, spierzwakte, botpijn, gewrichtszwelling, tussenwervelschijfaandoening, gewrichtsblokkering, spierspasmen, osteoartritis. Pijn in de borst, vermoeidheid, malaise, vertraagde (wond)genezing. Incisie hernia. Trombocytopenie, neutropenie, leukocytose, polycytemie, lymfopenie. Hypercalciëmie. Verhoogd c-reactief proteïne (CRP), verhoogde parathyroïdhormoonspiegel. Hypoproteïnemie. Verlaagde bloedspiegels van IgG en IgM.
Soms (0,1-1%): supraventriculaire aritmie, tweedegraads AV-blok, acuut coronair syndroom, aortaklepaandoening, endocarditis. Veneuze trombose, arteriële trombose, arteriële stenose, claudicatio intermittens, tromboflebitis, blozen. Orofaryngeale blaarvorming, dysfonie, acute ademhalingsproblemen (ARDS), haemoptysis, pneumonitis, bronchopneumopathie, pijnlijke ademhaling, pleurale effusie, slaapapneusyndroom, pulmonale hypertensie. Stafylokokken infectie. Lymfangitis. Tuberculose, bronchiëctasie. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML), herseninfectie door schimmels. Encefalitis, Guillain-Barré-syndroom, hersenoedeem, verhoogde intracraniële druk, encefalopathie, convulsies, hemiparese, demyelinisatie, gezichtsverlamming, smaakstoornis, cognitieve stoornis, verminderd geheugen, migraine, branderig gevoel, diabetische neuropathie, rustelozebenen-syndroom. Abnormale dromen, stemmingswisselingen, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, verhoogd libido. Seizoensgebonden allergie. Conjunctivitis, keratitis, ooglidoedeem, fotofobie, retinitis. Vertigo, oorpijn, tinnitus. Verminderde eetlust. Cheilitis, gingiva-hyperplasie, speekselklierpijn, maag-darmstoornissen, gastroduodenale ulcus, dunne darmobstructie, dikke darmulcus, CMV-colitis, strongyloïdiase, Blastocystis-infectie, giardiasis, rectale hemorragie, verkleurde feces, melena. Cholelithiase, levercyste, hepatische steatose. Nierarterie trombose, nefritis, nefrosclerose, niertubulus atrofie, nierfibrose. Met polyoomvirus geassocieerde nefropathie. Bijnierschorsinsufficiëntie. Psoriasis, abnormale haargroei, onychoclase, zwelling in het gezicht, trichorrhexis. Diabetische voet. Botmetabolismestoornis, osteïtis, osteolyse, osteomyelitis, synovitis. (Pees)breuk, hematoom, kneuzing. EBV-geassocieerde lymfoproliferatieve stoornis, longkanker, rectaalkanker, borstkanker, sarcoom, kaposi-sarcoom, prostaatkanker, baarmoederhalskanker, keelkanker, lymfoom, multipel myeloom, overgangscelcarcinoom. Borstgezwel. Cervicale dysplasie, vulvale ulceratie, atrofische vulvovaginitis, infertiliteit. Herpes genitalis. Epididymitis, priapisme, testiculaire pijn, scrotaal oedeem, peniele ulceratie. Infusiegerelateerde reactie, irritatie, fibrose, ontsteking, hittegevoel, ulcus. Hemolyse, zuivere erytrocytaire aplasie, agranulocytose, monocytopenie, verlaagd aantal CD4-lymfocyten. Hypercoagulatie. Hypoglykemie. Diabetische ketoacidose. Elektrolytstoornissen. Alkalose. Verhoogde pancreasenzymen, verhoogd troponine. Hypogammaglobulinemie. Verhoogde waarden PSA, - bloedurinezuur. Vitamine-D-deficiëntie. Hypofosfatasemie. Verminderde hoeveelheid urine.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, transplantaattrombose.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): herpes zoster, folliculitis, bovensteluchtweginfectie. Duizeligheid. Diarree. Acne, urticaria, huiduitslag. Creatinekinase verhoogd.
Soms (0,1-1%): aantal trombocyten verlaagd, lymfocytentelling verlaagd, verhoging transaminase (ALAT/ASAT > 3×ULN).
Interacties
Vermijd de toediening van levende vaccins, immunosuppressiva kunnen de werkzaamheid van vaccinaties verminderen.
Corticosteroïd geleidelijk afbouwen, vooral bij patiënten met 4 tot 6 humane leucocytantigeen (HLA)-mismatches.
Bij overschakeling op een ander immunosuppressivum rekening houden met de lange halfwaardetijd van belatacept (8-10 dagen).
Interacties
Ritlecitinib is een matige remmer van CYP3A; wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van CYP3A-substraten (bv. kinidine, ciclosporine, ergotamine, pimozide) waarbij matige veranderingen in de concentratie kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen. Voor het CYP3A-substraat (bv. colchicine, everolimus, tacrolimus, sirolimus) dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen voor dosisaanpassing.
Ritlecitinib is een matige remmer van CYP1A2; voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van andere CYP1A2-substraten (bv. tizanidine) waarbij kleine veranderingen in de concentratie kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen. Voor het CYP1A2-substraat (bv. theofylline, pirfenidon) dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen voor dosisaanpassing.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met OCT1-substraten waarbij kleine veranderingen in de concentratie kunnen leiden tot ernstige bijwerkingen.
Niet combineren met levende vaccins tijdens of vlak voor de behandeling.
Ritlecitinib veroorzaakte geen klinisch significante verandering in de blootstelling aan orale anticonceptiva (bv. ethinylestradiol of levonorgestrel), CYP2B6-substraten (bv. efavirenz), CYP2C-substraten (bv. tolbutamide), of substraten van organische aniontransporter (OAT)P1B1, breast cancer resistant protein (BCRP) en OAT3 (bv. rosuvastatine).
Bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers of inductoren van CYP-enzymen is geen dosisaanpassing nodig van ritlecitinib.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (veranderingen in immuunfunctie) bij gebruik van zeer hoge doses.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 8 weken na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren (bij hoge doses) schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling en gedurende 1 maand na de laatste dosis .
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- patiënten die Epstein-Barrvirus-seronegatief zijn, of van wie de serostatus onbekend is.
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infectie, waaronder tuberculose (tbc);
- ernstig verminderde leverfunctie.
Zie ook de rubriek Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een EBV-seronegatieve status is een risicofactor voor posttransplantatie lymfoproliferatieve ziekte (PTLD); daarom voor het begin van de behandeling de EBV–serostatus vaststellen. Andere risicofactoren voor PTLD zijn cytomegalovirus (CMV)-infectie en T-celdepletietherapie. Bij nieuwe, of toename van, neurologische of cognitieve klachten of gedragsveranderingen PTLD overwegen.
Infecties: Immunosuppressiva kunnen de gevoeligheid voor infectie verhogen. Voorafgaand aan behandeling met belatacept de patiënt beoordelen op tuberculose en testen op een latente infectie. CMV-profylaxe wordt aanbevolen voor ten minste 3 maanden na transplantatie, profylaxe tegen pneumocystose voor ten minste 6 maanden na transplantatie.
Maligniteiten: Blootstelling aan UV-stralen beperken vanwege de toenemende kans op huidkanker.
Transplantaattrombose: bij ontvangers van extended-criteria-donoren (ECD) is in klinisch onderzoek een toegenomen incidentie waargenomen van transplantaattrombose. Postmarketing is het gemeld bij toediening van de initiële dosis thymocytenglobuline, gelijktijdig of rond dezelfde tijd als de eerste dosis belatacept, bij patiënten met andere predisponerende risicofactoren.
Omzetting van een calcineurineremmer-gebaseerd onderhoudsregime (ciclosporine of tacrolimus) naar een op belatacept gebaseerd regime kan aanvankelijk het risico op acute afstoting vergroten. Extra controle op acute afstoting wordt aanbevolen voor ten minste 6 maanden na de omzetting op belatacept, volgens de lokale zorgstandaard. Er zijn geen gegevens over omzetting bij patiënten met een hoger immunologisch risico; hierbij mag omzetting alleen worden overwogen wanneer de mogelijke voordelen opwegen tegen de risico's.
Als progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) wordt vastgesteld, de immunosuppressie verminderen of staken.
De veiligheid en werkzaamheid bij herbehandeling na langdurige stopzetting zijn niet onderzocht; houd rekening met eventuele antistoffen tegen belatacept.
Er zijn onvoldoende gegevens over toepassing bij een gestoorde leverfunctie. Bij levertransplantatiepatiënten zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld; gebruik wordt niet aanbevolen.
Bij patiënten met een Panel Reactive Antibody (PRA) > 30% is belatacept is niet onderzocht; bij hen uitsluitend toepassen na overwegen van een alternatieve therapie.
Bij kinderen tot 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vóór aanvang, 4 weken na start van de behandeling en daarna volgens het behandelbeleid het aantal trombocyten en het absoluut aantal lymfocyten (ALC). De behandeling staken bij het aantal trombocyten < 50×109/l. Onderbreek de behandeling als ALC < 0,5×109/l en herstart als deze weer boven deze waarde terugkeert.
Niet starten bij een actieve ernstige infectie. Weeg de risico's en voordelen af bij patiënten met meer kans op infecties, bv. op basis van voorgeschiedenis, blootstelling aan TBC, reisverleden (gebieden met endemische TBC of mycosen). Monitor op tekenen van infectie tijdens en na de behandeling; onderbreek de behandeling als een opportunistische of een ernstige infectie optreedt. Wees voorzichtig bij de behandeling van ouderen en patiënten met diabetes omdat bij hen een hogere incidentie van infecties is.
Virale reactivatie kan optreden; gevallen van reactivatie van het herpesvirus (bv. herpes zostervirus) zijn gemeld. Bij optreden van herpes zoster de behandeling tijdelijk onderbreken totdat de episode voorbij is. Screen op virale hepatitis voor start van de behandeling. Patiënten met een aangetoonde hepatitis B- of C-infectie werden uitgesloten van onderzoeken met ritlecitinib. Controleer tijdens de behandeling op reactivatie van virale hepatitis. Bij aanwijzingen voor reactivatie, een leverspecialist raadplegen.
Test op TBC (actief of latent) voor start van de behandeling. Behandel bij een positieve uitslag vóór het starten met ritlecitinib. Overweeg behandeling bij personen met een negatieve uitslag voor een latente TBC en een hoog risico op tbc; overweeg deze ook te screenen tijdens de behandeling.
Het risico op maligniteiten waaronder niet-melanome huidkanker (non-melanoma skin cancer, NMSC) is verhoogd bij gebruik van immunomodulerende middelen, waaronder JAK-remmers. Het aantal maligniteiten, met name longkanker, lymfoom en NMSC nam toe in onderzoek met tofacitinib. Houd rekening met de risico's en de voordelen van de behandeling bij patiënten met een andere bekende maligniteit anders dan met succes behandelde NMSC of baarmoederhalskanker. Onderzoek periodiek de huid, vooral bij risicofactoren voor huidkanker.
Voorvallen van MACE (major adverse cardiac event) en diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (LE) zijn gemeld. Bij patiënten ≥ 50 jaar met RA met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor werd een hoger percentage van MACE, gedefinieerd als cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct (MI) en niet-fatale beroerte, en een dosisafhankelijk hoger percentage veneuze trombo-embolie, waaronder DVT en PE, waargenomen bij tofacitinib vergeleken met TNF-remmers. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met bekende risicofactoren voor trombo-embolie. Staak de behandeling bij vermoeden van trombo-embolisch proces.
Gebruik geen levende, verzwakte vaccins tijdens of onmiddellijk vóór de behandeling, wegens het ontbreken van gegevens over de respons op vaccinatie met levende of geïnactiveerde vaccins bij patiënten die ritlecitinib krijgen. Zorg vóór start behandeling voor voldoende vaccinaties inclusief een profylactische vaccinatie tegen herpes zoster.
Als de behandeling moet worden onderbroken, is het risico op aanzienlijke haaruitval van nieuw aangegroeid haar op de hoofdhuid na de onderbreking laag, als de onderbreking korter dan 6 weken duurt.
Behandeling staken bij onverklaarde neurologische symptomen. Aan ritlecitinib gerelateerde axonale dystrofie is waargenomen in onderzoeken naar chronische toxiciteit bij Beagle-honden.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen <12 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Het is niet onderzocht bij patiënten met eindstadium nierfalen (end-stage renal disease, ESRD) of bij patiënten met een niertransplantatie en wordt daarom niet aanbevolen voor gebruik bij deze patiënten.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ritlecitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Immunosuppressivum. Fusie-eiwit, geproduceerd in hamstercellen door recombinante DNA-technologie. Selectieve costimulatieblokker, blokkeert de costimulatie van T-cellen en remt zo hun activatie. Geactiveerde T-cellen zijn de voornaamste mediators van een immunologische respons op de getransplanteerde nier.
Kinetische gegevens
V d | 0,15 l/kg. |
Eliminatie | De klaring neemt toe met het lichaamsgewicht. |
T 1/2el | circa 9-10 dagen, grote individuele spreiding. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ritlecitinib remt irreversibel en selectief Januskinase 3 (JAK3) en tyrosinekinase (TEC). In een cellulaire omgeving remt ritlecitinib cytokinen (IL-2, IL-4, IL-7, IL-15 en IL-21) via JAK3-afhankelijke receptoren. Remming van TEC, betrokken bij de regulatie van T- en B-cellen, leidt tot een verminderde cytolytische activiteit van NK- en CD8+ T-cellen. Door JAK3 en de TEC-familie gemedieerde signaaltransductieroutes zijn beide betrokken bij de pathogenese van alopecia areata.
Kinetische gegevens
F | ca. 64%. |
T max | binnen 1 uur. |
V d | ca. 1.1 l/kg na i.v.-toediening. |
Metabolisering | vooral metabool door isovormen van glutathion-S-transferase en CYP-enzymen. Bijdrage per klaringsroute ≤ 25%. |
Eliminatie | ca. 66% via urine, 20% via feces. |
T 1/2el | 1,3-2,3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
belatacept hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- ritlecitinib (L04AF08) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
ritlecitinib hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk