Samenstelling
Benlysta XGVS Aanvullende monitoring GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 120 mg, 400 mg
Bevat na oplossen: 80 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Certican
Bijlage 2
Novartis Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,25 mg, 0,75 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, dispergeerbaar
- Sterkte
- 0,25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Belimumab s.c. als toegevoegde therapie bij volwassenen met actieve, auto-antilichaampositieve SLE en een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een gebruikelijke behandeling, verhoogt waarschijnlijk (aanzienlijk) de kans op een klinisch relevante afname in SLE-ziekteactiviteit. Het heeft daarmee een therapeutische meerwaarde in vergelijking met de gebruikelijke behandeling. De subcutane en de intraveneuze toedieningsvorm van belimumab hebben op basis van farmacokinetische studies een gelijke therapeutische waarde.
Advies
Everolimus kan als aanvulling worden gezien op het therapeutisch arsenaal van de profylaxe van de acute afstotingsreactie van nier- en harttransplantaten. De Commissie ziet voorlopig alleen een plaats voor everolimus of sirolimus als onderdeel van een combinatietherapie indien azathioprine of mycofenolaatmofetil niet kunnen worden toegepast. Met sirolimus is meer ervaring opgedaan dan met everolimus.
Aan de vergoeding van everolimus zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Toegevoegde therapie bij volwassenen en kinderen vanaf 5 jaar met actieve, auto-antilichaampositieve systemische lupus erythematodes (SLE) met een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een standaardbehandeling.
- Actieve lupusnefritis bij volwassenen in combinatie met immunosuppressieve achtergrondbehandelingen.
Indicaties
- Profylaxe van orgaanafstoting:
- bij volwassenen met laag tot matig immunologisch risico die een allogene nier- of harttransplantatie hebben ondergaan in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden;
- bij volwassenen die een levertransplantatie hebben ondergaan in combinatie met tacrolimus en corticosteroïden.
Doseringen
Houd rekening met het risico van overgevoeligheidsreacties (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen); de patiënt gedurende enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste twee infusies of de eerste subcutane injectie.
Vóór intraveneuze infusie kan profylactisch een antihistaminicum, met of zonder een antipyreticum, worden gegeven.
Als adjuvans bij systemische lupus erythematodes
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toedieningen met vierweken interval. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie de infusiesnelheid verlagen, ernst afhankelijk, of het infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
S.c.: 200 mg 1×/w. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om behandeling te staken. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening de eerste s.c.-injectie 1–4 weken na de laatste i.v.-dosis geven.
Kinderen ≥ 5 jaar
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toedieningen met vier weken interval. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie afhankelijk van de ernst de infusiesnelheid verlagen of infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
Lupusnefritis
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4-wekelijkse intervallen. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie de infusiesnelheid verlagen, ernst afhankelijk, of het infuus onderbreken. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud.
S.c.: 400 mg 1×/week gedurende 4 weken, gevolgd door 200 mg 1×/week. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening, de eerste wekelijkse s.c.-injectie van 200 mg 1–2 weken na de laatste i.v.-dosis geven, op enig moment nadat de eerste 2 i.v.–doses zijn gegeven.
Ouderen: als toediening noodzakelijk wordt geacht is een dosisaanpassing niet nodig.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie. Wees wel voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie wegens een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Een gemiste subcutane dosis zo snel mogelijk toedienen en daarna het schema hervatten op de gebruikelijke dag, of met een nieuw schema beginnen vanaf de dag dat de gemiste dosis is toegediend.
Toediening met pen
- subcutaan toedienen in de dij of buik.
- niet injecteren waar de huid gevoelig, gekneusd, rood of hard is.
- bij toediening van 400 mg op dezelfde plaats twee afzonderlijke injecties geven van 200 mg, ten minste 5 cm van elkaar.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Everolimus van tdm-monografie.org (van NVZA). Everolimus heeft een smalle therapeutische breedte waardoor aanpassingen van de dosering nodig kunnen zijn om het therapeutische effect te behouden. De streefwaarde volbloeddalspiegel is 3,0–8,0 nanog/ml. Baseer dosisaanpassingen op steady-state dalspiegels, verkregen > 4–5 dagen na de vorige verandering van dosering. Bij een verminderde leverfunctie elke 4–5 dagen controleren, totdat een stabiele everolimus concentratie is verkregen. Mogelijk is bij negroïde niertransplantatiepatiënten een hogere dosering nodig; een specifiek doseringsadvies is echter niet beschikbaar.
Nier- en harttransplantaties
Volwassenen
0,75 mg 2×/dag, zo spoedig mogelijk na transplantatie beginnen, gelijktijdig met ciclosporine. Zo nodig de dosis aanpassen met intervallen van 4–5 dagen op geleide van de (volbloed) dalspiegels. In de onderhoudsperiode de blootstelling aan ciclosporine verlagen om de nierfunctie te verbeteren.
Gebruik bij leverinsufficiëntie Bij milde tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9): de dosering verlagen tot 0,5 mg 2×/dag; bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) tot 0,25 mg 2×/dag.
Levertransplantatie
Volwassenen
1 mg 2×/dag, te beginnen circa 4 weken na de transplantatie, gelijktijdig met tacrolimus. Zo nodig de dosis aanpassen met intervallen van 4–5 dagen op geleide van de (volbloed) dalspiegels. Ongeveer 3 weken na de start van gelijktijdige toediening de tacrolimusdosis verlagen om calcineurinegerelateerde niertoxiciteit te minimaliseren.
Gebruik bij leverinsufficiëntie Bij milde leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–6): de dosering verlagen tot 0,75 mg 2×/dag; bij matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 7–15) tot 0,5 mg 2×/dag.
Ouderen (≥ 65 jaar): op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Verminderde nierfunctie: dosisaanpassing is niet nodig.
Gemiste dosis: als een dosis is gemist, deze niet inhalen maar de volgende 'normale' dosis nemen.
Toediening
- Elke dag op hetzelfde tijdstip innemen in twee afzonderlijke doses, steeds met of steeds zonder voedsel en gelijktijdig met ciclosporine of tacrolimus.
- De gewone tabletten in zijn geheel zonder kauwen met een glas water innemen.
- De dispergeerbare tablet oplossen in wat (ca. 25 ml) water, 2 minuten laten staan, omzwenken en opdrinken; daarna met wat water de beker omspoelen en deze oplossing opdrinken. Toediening via een orale injectiespuit of neus-maagsonde is ook mogelijk, volg dan de bijgeleverde instructie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Bacteriële infecties bijvoorbeeld bronchitis, cystitis.
Vaak (1-10%): infusie- of injectiegerelateerde systemische reacties (bv. hypotensie, hypertensie, bradycardie, duizeligheid, hoofdpijn, myalgie, artralgie, koorts, huiduitslag, urticaria). Reacties op de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, hematoom, jeuk en induratie). Overgevoeligheidsreacties (bv. hypotensie, urticaria of andere vormen van huiduitslag, jeuk, dyspneu). Pijn in extremiteit. Migraine, depressie. Leukopenie. (Naso)faryngitis, virale bovenste luchtweginfectie, virale gastro-enteritis.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Suïcidaal gedrag.
Zelden (0,01-0,1%): niet acute overgevoeligheidsreacties van het vertraagde type (bv. huiduitslag, misselijkheid, vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en gezichtsoedeem).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pericardiale effusie (na harttransplantatie), pleurale effusie. Veneuze trombo-embolische voorvallen, hypertensie. Hoest, dyspneu. Virale, bacteriële en schimmelinfecties waaronder onderste en bovenste luchtweginfecties, longinfecties (o.a. pneumonie), urineweginfecties. Hyperlipidemie (cholesterol, triglyceriden), ontstaan van diabetes mellitus, hypokaliëmie. Slapeloosheid, angst. Hoofdpijn. Buikpijn, diarree, misselijkheid, braken. Leukopenie, anemie/erytropenie, trombocytopenie. Perifeer oedeem, verminderde genezing, koorts.
Vaak (1-10%): sepsis, wondinfectie. Maligne of niet- gespecificeerde tumoren of neoplasmata (o.a. van de huid). Pancytopenie, trombotische microangiopathieën (inclusief trombotische trombocytopenische purpura/hemolytisch -uremisch syndroom). Tachycardie. Lymfokèle (bij nier- en harttransplantatie), epistaxis, niertransplantaattrombose. Pancreatitis, stomatitis/mondulceraties, orofaryngeale pijn. Angio-oedeem, acne, huiduitslag. Myalgie, gewrichtspijn. Proteïnurie, renale tubulusnecrose (bij niertransplantatie). Erectiestoornis, menstruatiestoornis (o.a. amenorroe, menorragie). Incisie hernia. Abnormale leverenzymwaarden.
Soms (0,1-1%): lymfomen/posttransplantatie lymfoproliferatieve stoornissen (PTDL), hypogonadisme bij de man (daling testosteron, stijging FSH en LH). Interstitiële longziekte. Niet-infectieuze hepatitis, geelzucht. Eierstokcyste.
Verder zijn gemeld: leukocytoclastische vasculitis, lymfoedeem, pulmonale alveolaire proteïnose, erytrodermie, ijzertekort.
Interacties
Geen levende vaccins toedienen vanaf 30 dagen vóór of gelijktijdig met een behandeling met belimumab.
Interacties
Patiënten die inductie met thymocytenglobuline krijgen lopen meer kans op ernstige, mogelijk fatale infecties.
Everolimus is een substraat voor CYP3A4 en P-glycoproteïne (Pgp). Comedicatie met sterke remmers en inductoren van CYP3A4 en/of Pgp wordt afgeraden. Sterke remmers zijn o.a. triazool–antimycotica (zoals itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol), claritromycine, en proteaseremmers (zoals ritonavir, darunavir); deze kunnen in belangrijke mate de blootstelling aan everolimus verhogen. Matige remmers zijn o.a. erytromycine, imatinib, ciclosporine, verapamil en cannabidiol. Sterke CYP3A4-inductoren zijn o.a. sint-janskruid, rifampicine, rifabutine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, efavirenz en nevirapine, deze verlagen de blootstelling aan everolimus. Bij combinatie met een (matige) CYP3A4- of PgP-remmer of CYP3A4-inductor de everolimusdalspiegel in volbloed controleren, ook na staken van de combinatie. Combinatie met sint-janskruid vermijden. Grapefruit-/pompelmoessap kan de biologische beschikbaarheid verhogen door remming van CYP3A4; gebruik vermijden.
Remming van CYP3A4 en Pgp in de darmen kan niet worden uitgesloten. Controleer daarom op bijwerkingen van gelijktijdig toegediende substraten met een nauwe therapeutische breedte hebben, zoals pimozide, kinidine, ergot-alkaloïden, en statinen en/of fibraat: atorvastatine en pravastatine worden niet beïnvloed. Controleer op bijwerkingen van de substraten.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die een nefrotoxische werking hebben.
Vermijd vaccinatie met levende vaccins. Everolimus kan de respons op een vaccinatie beïnvloeden en een vaccinatie kan minder effectief zijn.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren zijn gezien: reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM bij neonaten. Het aantal B-cellen herstelde binnen 3 maanden na de geboorte en het IgM niveau binnen 6 maanden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vrouwen in de vruchtbare jaren dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste vier maanden na de laatste behandeling.
Zwangerschap
Everolimus passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij (sub)therapeutische concentraties aanwijzingen voor schadelijkheid (malformaties van het skelet, verlaagd gewicht van de foetus, verhoogde mortaliteit embryo/foetus).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Reversibele azoöspermie en oligospermie zijn gemeld.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste acht weken na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Waarschijnlijk ook bij mensen, omdat IgG antilichamen in de moedermelk worden uitgescheiden.
Farmacologisch effect: Reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sirolimus.
Waarschuwingen en voorzorgen
Belimumab is niet onderzocht bij ernstige actieve lupus van het centrale zenuwstelsel, HIV, (een voorgeschiedenis van) hepatitis B of C, hypogammaglobulinemie of IgA-deficiëntie, een belangrijke orgaantransplantatie of een hematopoëtische stamcel-/beenmergtransplantatie in het verleden.
Bij actieve ernstige infectie waaronder ernstige chronische infecties, behandeling niet beginnen en voorzichtig bij patiënten met een verleden van een steeds terugkerende infectie. Belimumab zou de kans op het ontwikkelen van soms fatale infecties kunnen verhogen. Instrueer de patiënt om zich te melden bij symptomen van een infectie. Bij ontstaan van een infectie tijdens de behandeling, eventueel deze onderbreken. Overweeg pneumokokkenvaccinatie voordat behandeling wordt gestart.
Een op B-cellen gerichte therapie bij gelijktijdig gebruik, voorzichtig toepassen. Beschikbare gegevens ondersteunen gelijktijdige toediening van rituximab niet bij patiënten met SLE.
Schat vóór aanvang het risico van depressie en suïcidaal gedrag in; controleer op nieuwe tekenen hiervan tijdens de behandeling. Adviseer de patiënt direct medische hulp te zoeken als een depressie of verergering hiervan ontstaat, suïcidaal gedrag ontstaat of zelfverwonding wordt ervaren.
Overgevoeligheidsreacties kunnen ernstig en fataal zijn; ze treden direct na de toediening op, of enkele dagen erna, meestal bij de eerste twee doses. De patiënt daarom enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste subcutane injectie of de eerste twee infusies. Bij een ernstige reactie de toediening onderbreken. De patiënt voorlichten over de mogelijkheid van een allergische reactie op de dag van, of tot enkele dagen na de toediening.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen: wees voorzichtig bij maligniteiten (in het verleden); immunomodulerende middelen kunnen het risico van een maligniteit doen toenemen.
Controleer op symptomen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals cognitieve, neurologische of psychiatrische klachten. Bij vermoeden van PML, de immunosuppressieve behandeling onderbreken totdat PML is uitgesloten. Bij bevestiging van PML, de immunosuppressieve behandeling, waaronder belimumab, staken.
Over de werkzaamheid en veiligheid zijn weinig gegevens bekend bij mensen met een leeftijd ≥ 65 jaar, of bij zwarte patiënten die belimumab subcutaan toegediend krijgen. Er is een gebrek aan gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie. Belimumab is niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie en bij SLE voor de leeftijd < 5 jaar (i.v.) en < 18 jaar (subcutaan) en bij lupusnefritis voor < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controle van de nierfunctie inclusief controle op proteïnurie, bloedglucose, lipiden en bloedbeeld wordt aanbevolen, vooral bij hart- en niertransplantatie, voor aanvang van de behandeling en daarna regelmatig. Behandeling met everolimus kan het serumcholesterol en triglyceridengehalte verhogen; behandeling hiervoor kan nodig zijn. Bij ernstige refractaire hyperlipidemie de behandeling heroverwegen.
Bij verhoogde serumcreatininespiegels verlaging van de ciclosporinedosering overwegen. Bij transplantatie controle van de volbloed dalspiegel bij ernstige leverfunctiestoornis, bij starten of staken van sterke CYP3A4/Pgp-remmers of CYP3A4-inductoren (zie rubriek Interacties), bij verandering van preparaat of dosiswijziging van ciclosporine.
Regelmatig controleren op huidmaligniteiten en de huid beschermen tegen UV-straling en zonlicht (kleding, zonnebrandmiddelen met een hoge beschermingsfactor).
Oversuppressie van het immuunsysteem kan de vatbaarheid voor infecties verhogen, voornamelijk met opportunistische pathogenen. Fatale infecties en sepsis zijn gemeld. Na transplantatie wordt een antimicrobiële profylaxe tegen Pneumocystis jiroveci en cytomegalovirus aanbevolen voor met name risicopatiënten.
De incidentie van met biopsie bewezen acute transplantaatafstotingsepisodes is significant hoger bij negroïde niertransplantatiepatiënten; uit relatief weinig informatie blijkt dat negroïde patiënten een hogere dosis everolimus nodig hebben om een vergelijkbare werkzaamheid te bereiken.
Everolimus is in verband gebracht met angio-oedeem, meestal in combinatie met ACE-remmers.
Gegevens over toepassing bij patiënten met hoog immunologisch risico ontbreken. Er is weinig ervaring met everolimus bij ouderen, er zijn geen duidelijk verschillen in farmacokinetiek bij patiënten ≥ 65 jaar. Niet gebruiken bij pediatrische nier- en levertransplantatiepatiënten. De veiligheid en werkzaamheid bij pediatrische harttransplantatiepatiënten zijn niet vastgesteld.
De everolimusconcentratie kan iets lager zijn na toediening van de dispergeerbare tablet.
Eigenschappen
Humaan IgG1-lambda monoklonaal antilichaam, geproduceerd met recombinant DNA-technologie in een cellijn afkomstig van zoogdieren. Blokkeert specifiek de binding van oplosbaar B-lymfocytenstimulerend eiwit (BLyS, ook wel BAFF en TNFSF13B genoemd) aan de receptoren hiervan op B-cellen. Hierdoor remt belimumab de overleving van B-cellen, waaronder autoreactieve B-cellen, en vermindert het de differentiatie van B-cellen tot plasmacellen die immunoglobuline produceren. Bij SLE zijn de BLyS-niveaus in het plasma verhoogd en gerelateerd aan de ziekteactiviteit.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
F | na s.c.-toediening ca. 74%. |
Metabolisering | door proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 19 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Everolimus remt de activering en proliferatie van T-cellen door remming van de intracellulaire signaaloverdracht. Dit gebeurt door remming van ‘mammalian target of rapamycin’ (mTOR of FRAP), een belangrijke kinase voor de progressie van de celcyclus. De blokkering van het signaal leidt tot een stilstand van de cellen in de G1-fase van de celcyclus. Everolimus verlaagt via remming van mTOR ook het gehalte van de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF) wat een belangrijke rol speelt in de pathogenese van afstoting.
Kinetische gegevens
F | de relatieve biologische beschikbaarheid van de dispergeerbare tablet is 90% ten opzichte van de gewone tablet. Vetrijk voedsel vermindert de biologische beschikbaarheid en de Cmax. |
T max | 1–2 uur. |
Metabolisering | hoofdzakelijk in de lever door CYP3A4; everolimus is ook substraat van P-glycoproteïne (Pgp) in de darmwand. De metabolieten hebben vrijwel geen activiteit. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces als metaboliet. |
T 1/2el | 28 ± 7 uur. Bij milde, matige en ernstige leverinsufficiëntie resp. 52, 59 en 78 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
belimumab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
everolimus (bij transplantatie) hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk