Samenstelling
Crysvita XGVS Kyowa Kirin Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Prolia Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '60'
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Xgeva Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '120'
- Sterkte
- 70 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,7 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '120'
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor burosumab is geen advies vastgesteld.
Advies
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Er is geen advies vastgesteld voor de behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatie, preventie van botcomplicaties bij gevorderde maligniteiten of de behandeling van reusceltumor van het bot.
Indicaties
- X-gebonden hypofosfatemie (XLH) bij kinderen ≥1 jaar met radiografisch bewijs van botziekte, en bij volwassenen.
- Tumorgeïnduceerde osteomalacie (TIO): FGF23-gerelateerde hypofosfatemie bij osteomalacie veroorzaakt door een fosfaturische mesenchymale tumor die niet curatief kan worden gereseceerd of die niet kan worden gelokaliseerd, bij kinderen ≥1 jaar en volwassenen.
Indicaties
Prolia
- Osteoporose bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met meer kans op fracturen.
- Behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatie bij mannen met prostaatkanker die meer kans op osteoporotische botbreuken hebben.
- Behandeling van botverlies gerelateerd aan langdurige systemische glucocorticoïdtherapie bij volwassenen met meer kans op fracturen.
Xgeva
- Preventie van botcomplicaties (pathologische fractuur, bestraling van bot, ruggenmergcompressie of operatieve behandeling van het bot) bij volwassenen met gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken.
- Behandeling van volwassenen en adolescenten met een volgroeid skelet met reusceltumor van het bot (‘giant cell tumour of bone’) die niet-reseceerbaar is of waarbij operatieve resectie waarschijnlijk leidt tot ernstige morbiditeit.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Staak oraal fosfaat en actieve vitamine D-analoga (bv. calcitriol) 1 week vóór aanvang van de behandeling. Vervanging of suppletie van vitamine D met inactieve vormen kan worden ingesteld of voortgezet, met bewaking van de serumspiegels van calcium en fosfaat.
Bij aanvang van de behandeling moet de nuchtere serumfosfaatspiegel zich onder het referentiebereik (voor de leeftijd) bevinden. Zie voor controles van de serumfosfaatspiegel tijdens de behandeling de rubriek W/V. Houd dezelfde dosis aan als de nuchtere serumfosfaatspiegel zich binnen het referentiebereik (voor de leeftijd) bevindt.
X-gebonden hypofosfatemie (XLH)
Kinderen ≥ 1 jaar
S.c.: begindosering 0,8 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 90 mg, elke 2 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik voor de leeftijd: verhoog de dosis zo nodig elke 4 weken met stappen van 0,4 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 90 mg) elke 2 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik voor de leeftijd: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik voor de leeftijd: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis (afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg).
Volwassenen
S.c.: begindosering 1,0 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 90 mg, elke 4 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het normale bereik: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het normale bereik: hervat de behandeling met de helft van de aanvankelijke begindosis tot een max. dosis van 40 mg elke 4 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Tumorgeïnduceerde osteomalacie (TIO)
Kinderen 1–12 jaar
S.c.: begindosering 0,4 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 90 mg, elke 2 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik voor de leeftijd: verhoog de dosis zo nodig elke 4 weken; in een eerste stap met 0,6 mg/kg en in volgende stappen met 0,5 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 90 mg) elke 2 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik voor de leeftijd: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik voor de leeftijd: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis (afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg).
Kinderen 13–17 jaar
S.c.: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 180 mg, elke 2 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik voor de leeftijd: verhoog de dosis zo nodig elke 4 weken; in een eerste stap met 0,3 mg/kg en in volgende stappen met 0,2–0,5 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 180 mg) elke 2 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik voor de leeftijd: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik voor de leeftijd: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis (afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg).
Volwassenen
S.c.: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg, elke 4 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik: verhoog de dosis zo nodig in een eerste stap met 0,3 mg/kg en in volgende stappen met 0,2–0,5 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 180 mg) elke 4 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Als de serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik blijft ondanks toediening van de max. dosis elke 4 weken, dan de eerdere dosis verdelen en elke 2 weken toedienen, waarbij de dosis zo nodig stapsgewijs kan worden verhoogd tot max. 2,0 mg/kg (max. 180 mg) elke 2 weken.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis, elke 4 weken toegediend.
Als de onderliggende tumor bij een TIO wordt behandeld (d.w.z. operatieve verwijdering of radiotherapie), de toediening onderbreken. Na de tumorbehandeling de serumfosfaatspiegel controleren en als deze onder het referentiebereik blijft: hervat de behandeling met de aanvankelijke begindosis.
Als geen significante verbetering van biochemische of klinische markers van respons wordt waargenomen bij TIO, ondanks toediening van de maximale dosis, de behandeling staken.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen, en de planning voor de volgende doses overeenkomstig aanpassen. Een dosis mag tot 3 dagen vóór of na de geplande datum worden toegediend.
Toediening
- Via subcutane injectie in bovenarm, buik, bil of dij toedienen.
- Max. 1,5 ml per injectieplaats; bij toediening van > 1,5 ml per keer, de hoeveelheid over twee of meer verschillende injectieplaatsen verdelen.
- Wissel de injectieplaatsen af en controleer zorgvuldig op reacties.
- Zelftoediening of toediening door een verzorger is mogelijk zodra er geen directe dosisaanpassingen worden verwacht. De eerste zelf toegediende dosis moet plaatsvinden onder medisch toezicht. De klinische controle, waaronder controle van fosfaatgehalte, voortzetten.
Doseringen
Suppletie van calcium en vitamine D is noodzakelijk, tenzij sprake is van hypercalciëmie.
Osteoporose, botverlies gerelateerd aan hormoonablatie of langdurige glucocorticoïdtherapie
Volwassenen (incl. ouderen)
Prolia: s.c. 60 mg éénmaal per zes maanden.
Bij de behandeling van osteoporose na 3 jaar het fractuurrisico herevalueren, en de behandeling zo nodig verlengen. Bij staken of onderbreken van de behandeling: start 6 maanden na de laatste dosis denosumab een behandeling met botafbraakremmende medicatie (bij voorkeur een bisfosfonaat), om een rebound in botturnover met snelle daling van de botdichtheid te voorkomen. Zie voor meer informatie de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (onderdeel Strategieën tijdens behandeling en op lange termijn).
Preventie botcomplicaties bij gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken
Volwassenen (incl. ouderen)
Xgeva: s.c. 120 mg éénmaal per vier weken.
Reusceltumor van het bot
Volwassenen (incl. ouderen) en adolescenten met een volgroeid skelet
Xgeva: s.c. 120 mg éénmaal per vier weken, met extra doses van 120 mg op dag 8 en 15 van de behandeling in de eerste maand van de therapie.
Verminderde nierfunctie: dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: subcutane injectie in dijbeen, buik of bovenarm.
Bijwerkingen
Bij kinderen met XLH
Zeer vaak (> 10%): hoesten. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Tandabces, tandcariës. Spierpijn, pijn in extremiteit. Milde of matige overgevoeligheidsreactie zoals huiduitslag, urticaria, zwelling van het aangezicht en dermatitis. Reactie op de injectieplaats (zoals pijn, erytheem, uitslag, jeuk, zwelling, urticaria, hematoom en verharding), koorts. Daling serumspiegel vitamine D (25-hydroxycholecalciferol).
Verder is gemeld: stijging serumfosfaatspiegel.
Bij volwassenen met XLH of TIO
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid, restless-legssyndroom. Obstipatie. Tandinfectie. Rugpijn, spierspasmen. Reactie op de injectieplaats (zoals pijn, erytheem, uitslag, jeuk, zwelling, urticaria, hematoom en verharding). Daling serumspiegel vitamine D (25-hydroxycholecalciferol).
Vaak (1-10%): milde of matige overgevoeligheidsreactie zoals huiduitslag. Stijging serumfosfaatspiegel.
Bijwerkingen
Bij osteoporose en botverlies, gerelateerd aan hormoonablatie
Zeer vaak (> 10%): spier- en skeletpijn, pijn in de extremiteiten.
Vaak (1-10%): buikklachten, obstipatie. Ischias, pijn in de extremiteiten. Infectie van de urinewegen en van de bovenste luchtwegen. Huiduitslag, eczeem, alopecia.
Soms (0,1-1%): oorinfectie, huidinfecties (m.n. cellulitis) leidend tot ziekenhuisopname, diverticulitis. Medicijn-geïnduceerde lichenoïde reacties.
Zelden (0,01-0,1%): osteonecrose van de kaak, atypische femurfracturen. Hypocalciëmie. Overgevoeligheid, zoals urticaria, zwelling van het gezicht, erytheem en anafylactische reacties.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsvasculitis.
Verder zijn gemeld: griepachtige symptomen, ernstige symptomatische hypocalciëmie (resulterend in ziekenhuisopname, levensbedreigende en fatale voorvallen), osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Bij gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken en bij reusceltumor van het bot
Zeer vaak (> 10%): hypocalciëmie (vooral in de eerste twee weken). Dyspneu. Diarree. Spier- en skeletpijn.
Vaak (1-10%): nieuwe primaire maligniteit (bij patiënten met gevorderde maligniteiten). Osteonecrose van de kaak. Hyperhidrose. Hypofosfatemie.
Soms (0,1-1%): medicijn-geïnduceerde lichenoïde reacties. Atypische femurfracturen (tijdens en tot 9 maanden na de behandeling).
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid, incl. anafylactische reacties.
Verder zijn gemeld: ernstige symptomatische hypocalciëmie (incl. gevallen met fatale afloop), osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Weken of maanden na staken van de behandeling bij patiënten met reusceltumor van het bot is hypercalciëmie opgetreden (frequentie 0,1-1%); er waren gevallen waarvoor ziekenhuisopname was vereist en waarbij acuut nierletsel optrad.
Interacties
Toediening van oraal fosfaat en actieve vitamine D-analoga (bv. calcitriol) is gecontra-indiceerd binnen 1 week vóór aanvang en tijdens de behandeling met burosumab; dit omdat het risico op hyperfosfatemie en hypercalciëmie toeneemt. Ectopische mineralisatie in de vorm van nefrocalcinose is waargenomen bij gelijktijdige behandeling met deze middelen.
Wees voorzichtig bij combinatie met calcimimetica (cinacalcet, etelcalcetide); gelijktijdige toediening is niet onderzocht, hypocalciëmie zou kunnen verergeren.
Interacties
Niet combineren met bisfosfonaten.
Combinatie met chemotherapie, angiogeneseremmers en corticosteroïden, evenals eerder gebruik van bisfosfonaten vermeerderen de kans op osteonecrose van de kaak.
Gelijktijdige behandeling met glucocorticoïden vermeerdert de kans op hypocalciëmie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij dieren schadelijk gebleken (mineralisatie van de placenta bij hoge doses, verhoogde incidentie vroeggeboorte).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: In dieronderzoek zijn effecten op de mannelijke voortplantingsorganen aangetoond (mineralisatie van rete testis/seminifereuze tubuli).
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Denosumab passeert de placenta, waarbij de hoeveelheid toeneemt met het vorderen van de zwangerschap.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren zijn bij hoge dosering aanwijzingen voor schadelijkheid (postnatale afwijkingen in gebitsvorming en botgroei, verstoorde vorming lymfeklieren).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Denosumab belemmert mogelijk tijdens de zwangerschap de melkklierrijping bij de moeder, wat post partum leidt tot een verstoorde lactatie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- nuchtere serumfosfaatspiegel boven het normale bereik voor de leeftijd (wegens het risico op hyperfosfatemie);
- ernstige nierfunctiestoornis of terminale nierziekte.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- hypocalciëmie;
- Xgeva: niet-genezen laesies als gevolg van kaak- of mondchirurgie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op tekenen van nefrocalcinose, bv. door middel van een ultrasonografie van de nieren, bij aanvang van de behandeling en elke 6 maanden tijdens de eerste 12 maanden van de behandeling, en vervolgens jaarlijks. Controleer alkalische fosfatase, calcium, parathyroïdhormoon (PTH) en creatinine in plasma elke 6 maanden (bij kinderen van 1 - 2 jaar elke 3 maanden) of wanneer dit is aangewezen. Controleer het calcium- en fosfaatgehalte in urine elke 3 maanden.
Controleer de nuchtere serumfosfaatspiegel, wegens risico op hyperfosfatemie, elke 2 weken tijdens de eerste maand van de behandeling, elke 4 weken tijdens de volgende 2 maanden en daarna indien nodig. Controleer deze ook 2 weken na elke dosisaanpassing. Bij volwassenen met TIO de nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na elke dosis controleren gedurende de eerste 3 behandelingsmaanden en daarna indien nodig. Streef naar een nuchtere serumfosfaatspiegel in het onderste deel van het normale referentiebereik voor de leeftijd, om het risico op ectopische mineralisatie te verminderen. Onderbreken van de toediening en/of dosisverlaging kan nodig zijn, zie rubriek Doseringen. Meet de postprandiale serumfosfaatspiegel periodiek.
Als de onderliggende tumor bij TIO wordt behandeld (d.w.z. operatieve verwijdering of radiotherapie), de toediening onderbreken om risico op hyperfosfatemie te voorkomen. De behandeling alleen hervatten als de serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik blijft.
De toediening bij een ernstige injectieplaats- of overgevoeligheidsreactie onderbreken en passende behandeling geven.
Als geen significante verbetering van biochemische of klinische markers van respons wordt waargenomen bij TIO, ondanks toediening van de maximale dosis, de behandeling staken.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 1 jaar zijn niet vastgesteld. Gebruik bij nierfunctiestoornis is niet onderzocht. Er is weinig bekend over gebruik bij ouderen (> 65 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Corrigeer een eventueel aanwezige hypocalciëmie voorafgaand aan de behandeling met calcium en vitamine D. Tijdens het gebruik kan op elk moment hypocalciëmie optreden; ernstige gevallen deden zich meestal voor tijdens de eerste weken van de behandeling. Controleer bij gebruik van Prolia de calciumspiegel vóór elke toediening en bij predispositie voor hypocalciëmie binnen 2 weken na de eerste toediening; daarnaast bij mogelijke symptomen van hypocalciëmie. Bij gebruik van Xgeva de calciumspiegel controleren voorafgaand aan de eerste toediening, binnen 2 weken daarna en bij mogelijke symptomen van hypocalciëmie. Symptomen van hypocalciëmie zijn onder meer paresthesieën, spierstijfheid, spiertrekkingen, spierkrampen en in ernstige gevallen verlenging van het QT-interval, tetanie, epileptische aanvallen en veranderde mentale toestand. Patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) of dialysepatiënten hebben meer kans op het ontwikkelen van (ernstige) hypocalciëmie; controleer bij hen de calciumspiegel regelmatig.
Bij langdurig gebruik van botafbraakremmers zoals denosumab is er meer kans op bijwerkingen zoals osteonecrose van de kaak en atypische femurfracturen, door een significante remodellering van het bot.
Osteonecrose van het kaakbeen (ONJ) treedt vaak op bij behandeling met Xgeva en zelden bij gebruik van Prolia. Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONJ bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- slechte mondhygiëne, parodontitis, slecht passend kunstgebit, bestaande tandziekte, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Overweeg vóór behandeling met Xgeva een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Bij Prolia wordt dit alleen aanbevolen bij risicofactoren voor ONJ. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van denosumab. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij optreden van ONJ met deskundigen een behandelplan opstellen; een tijdelijke onderbreking van denosumab kan nodig zijn.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld; de kans hierop neemt toe bij langer gebruik. Bij optreden van pijn in de dij, lies of heup de patiënt onderzoeken op een onvolledige femurfractuur. Het kan soms weken tot maanden duren vóór zich een volledige femorale fractuur ontwikkelt. Bij optreden van een proximale femurfractuur ook de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Weken of maanden na staken van de behandeling bij reusceltumor van het bot is (ernstige) hypercalciëmie gemeld. Controleer de patiënt na staken op tekenen van hypercalciëmie, overweeg periodieke controle van de serumcalciumspiegel en beoordeel opnieuw de suppletiebehoefte van calcium en vitamine D.
De optimale duur van de behandeling van osteoporose is volgens de fabrikant niet vastgesteld; met name na 5 jaar gebruik of langer de behandeling heroverwegen. In het eerste jaar na staken van de behandeling met denosumab neemt de botmineraaldichtheid snel af, tot een waarde van vóór de behandeling ('rebound effect'). Na staken van de behandeling zijn multipele wervelfracturen gemeld. Daarom na gebruik van denosumab een adequate nabehandeling geven. Zie voor meer informatie de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (onderdeel Strategieën tijdens behandeling en op lange termijn).
Niet onderzocht zijn de veiligheid en werkzaamheid bij verminderde leverfunctie. Er zijn geen gegevens over patiënten met langdurige systemische glucocorticoïdtherapie én een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Denosumab niet gebruiken bij kinderen (< 18 jaar) wegens risico op ernstige hypercalciëmie en mogelijke remming van de botgroei en de tanddoorbraak. Ook acuut nierfalen is gemeld. Xgeva kan wel worden toegepast bij adolescenten met een volgroeid skelet (leeftijd 12–17 jaar) met reusceltumor van het bot (zie ook Indicaties).
Hulpstoffen: fenylalanine, in de injectievloeistof 120 mg/ml, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met burosumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Burosumab is een recombinant humaan monoklonaal antilichaam (IgG1) dat zich bindt aan fibroblast groeifactor 23 (FGF23) en de activiteit ervan remt. Door de remming van FGF23 neemt de tubulaire reabsorptie van fosfaat uit de nieren toe en stijgt de serumconcentratie van 1,25-dihydroxy-vitamine D.
Kinetische gegevens
Resorptie | nagenoeg volledig vanuit subcutane injectieplaats. |
T max | ca. 7–13 dagen. |
V d | benadert het plasmavolume, wat op een geringe extravasculaire distributie duidt. |
Metabolisering | naar verwachting door peptidasen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 16–19 dagen. |
Overig | Na toediening van meerdere doses bereiken de dalconcentraties in serum 8 weken na begin van de behandeling een plateau. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan IgG2 monoklonaal antilichaam. Bindt specifiek en met hoge affiniteit aan de receptoractivator van het nucleaire factor κ-B-ligand (RANK-ligand of RANKL), een cytokine dat essentieel is voor de vorming en activering van osteoclasten. Het wegvangen van RANKL in de circulatie voorkomt de binding van RANKL aan RANK op het celmembraan van osteoclasten en hun voorlopercellen waardoor de vorming, activiteit en overleving van deze cellen wordt beperkt. Dit leidt tot minder botafbraak in corticaal en trabeculair botweefsel en minder door kanker geïnduceerde vernietiging van botweefsel. Bij reusceltumor van het bot wordt een afname van het aantal osteoclast-achtige reuscellen waargenomen.
Kinetische gegevens
F | 78% (Prolia), 62% (Xgeva). |
T max | Prolia: ca. 10 dagen (2–28 dagen). |
Metabolisering | door peptidasen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | Prolia: ca. 26 dagen (6–52 dagen). Xgeva: gem. 28 dagen (14–55 dagen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
burosumab hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.
Groepsinformatie
denosumab hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.