Samenstelling
Crysvita XGVS Kyowa Kirin Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Evenity UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 90 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,17 ml
Eén voorgevulde pen bevat 105 mg romosozumab.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor burosumab is geen advies vastgesteld.
Advies
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Overweeg romosozumab als eerstekeusmiddel bij postmenopauzale vrouwen zonder voorgeschiedenis van een beroerte of hartinfarct met ernstige osteoporose en een hoog risico op botbreuken. Voor de criteria zie de multidisciplinaire richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (2022). Romosozumab heeft een maximale behandelduur van 12 maanden, waarna het advies is om de behandeling voort te zetten met een botafbraakremmend middel (bisfosfonaat).
Indicaties
- X-gebonden hypofosfatemie (XLH) bij kinderen ≥1 jaar met radiografisch bewijs van botziekte, en bij volwassenen.
- Tumorgeïnduceerde osteomalacie (TIO): FGF23-gerelateerde hypofosfatemie bij osteomalacie veroorzaakt door een fosfaturische mesenchymale tumor die niet curatief kan worden gereseceerd of die niet kan worden gelokaliseerd, bij kinderen ≥1 jaar en volwassenen.
Indicaties
- Ernstige osteoporose bij postmenopauzale vrouwen met een hoog risico op botbreuken.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Staak oraal fosfaat en actieve vitamine D-analoga (bv. calcitriol) 1 week vóór aanvang van de behandeling. Vervanging of suppletie van vitamine D met inactieve vormen kan worden ingesteld of voortgezet, met bewaking van de serumspiegels van calcium en fosfaat.
Bij aanvang van de behandeling moet de nuchtere serumfosfaatspiegel zich onder het referentiebereik (voor de leeftijd) bevinden. Zie voor controles van de serumfosfaatspiegel tijdens de behandeling de rubriek W/V. Houd dezelfde dosis aan als de nuchtere serumfosfaatspiegel zich binnen het referentiebereik (voor de leeftijd) bevindt.
X-gebonden hypofosfatemie (XLH)
Kinderen ≥ 1 jaar
S.c.: begindosering 0,8 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 90 mg, elke 2 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik voor de leeftijd: verhoog de dosis zo nodig elke 4 weken met stappen van 0,4 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 90 mg) elke 2 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik voor de leeftijd: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik voor de leeftijd: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis (afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg).
Volwassenen
S.c.: begindosering 1,0 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 90 mg, elke 4 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het normale bereik: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het normale bereik: hervat de behandeling met de helft van de aanvankelijke begindosis tot een max. dosis van 40 mg elke 4 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Tumorgeïnduceerde osteomalacie (TIO)
Kinderen 1–12 jaar
S.c.: begindosering 0,4 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 90 mg, elke 2 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik voor de leeftijd: verhoog de dosis zo nodig elke 4 weken; in een eerste stap met 0,6 mg/kg en in volgende stappen met 0,5 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 90 mg) elke 2 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik voor de leeftijd: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik voor de leeftijd: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis (afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg).
Kinderen 13–17 jaar
S.c.: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg en tot max. 180 mg, elke 2 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik voor de leeftijd: verhoog de dosis zo nodig elke 4 weken; in een eerste stap met 0,3 mg/kg en in volgende stappen met 0,2–0,5 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 180 mg) elke 2 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik voor de leeftijd: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik voor de leeftijd: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis (afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg).
Volwassenen
S.c.: begindosering 0,3 mg/kg lichaamsgewicht, afgerond naar de dichtstbijzijnde 10 mg, elke 4 weken. Pas de dosis aan op geleide van nuchtere serumfosfaatspiegel:
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik: verhoog de dosis zo nodig in een eerste stap met 0,3 mg/kg en in volgende stappen met 0,2–0,5 mg/kg, tot max. 2,0 mg/kg (max. 180 mg) elke 4 weken. De nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na dosisaanpassing meten.
Als de serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik blijft ondanks toediening van de max. dosis elke 4 weken, dan de eerdere dosis verdelen en elke 2 weken toedienen, waarbij de dosis zo nodig stapsgewijs kan worden verhoogd tot max. 2,0 mg/kg (max. 180 mg) elke 2 weken.
Indien nuchtere serumfosfaatspiegel boven het referentiebereik: stel de volgende dosis uit en meet de nuchtere serumfosfaatspiegel binnen 2 weken opnieuw. Als de nuchtere serumfosfaatspiegel is gedaald tot onder het referentiebereik: hervat de behandeling met de helft van de laatste dosis, elke 4 weken toegediend.
Als de onderliggende tumor bij een TIO wordt behandeld (d.w.z. operatieve verwijdering of radiotherapie), de toediening onderbreken. Na de tumorbehandeling de serumfosfaatspiegel controleren en als deze onder het referentiebereik blijft: hervat de behandeling met de aanvankelijke begindosis.
Als geen significante verbetering van biochemische of klinische markers van respons wordt waargenomen bij TIO, ondanks toediening van de maximale dosis, de behandeling staken.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen, en de planning voor de volgende doses overeenkomstig aanpassen. Een dosis mag tot 3 dagen vóór of na de geplande datum worden toegediend.
Toediening
- Via subcutane injectie in bovenarm, buik, bil of dij toedienen.
- Max. 1,5 ml per injectieplaats; bij toediening van > 1,5 ml per keer, de hoeveelheid over twee of meer verschillende injectieplaatsen verdelen.
- Wissel de injectieplaatsen af en controleer zorgvuldig op reacties.
- Zelftoediening of toediening door een verzorger is mogelijk zodra er geen directe dosisaanpassingen worden verwacht. De eerste zelf toegediende dosis moet plaatsvinden onder medisch toezicht. De klinische controle, waaronder controle van fosfaatgehalte, voortzetten.
Doseringen
Geef suppletie van calcium en vitamine D vóór en tijdens behandeling.
Ernstige postmenopauzale osteoporose
Volwassenen (incl. ouderen)
S.c. 210 mg (= 2 injecties van 105 mg) 1×/maand gedurende 12 maanden. Daarna overgaan op een behandeling met een botafbraak-remmend middel (bisfosfonaat), om het met romosozumab behaalde effect na 12 maanden te verlengen.
Bij een verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Een gemiste dosis toedienen zodra dit mogelijk is. De volgende dosis ten minste één maand na de laatste dosis geven.
Toediening: subcutane injectie in buik, dij of bovenarm. De tweede injectie direct na de eerste toedienen. Als voor de tweede injectie hetzelfde injectiegebied wordt gebruikt, dan een andere injectieplaats gebruiken.
Bijwerkingen
Bij kinderen met XLH
Zeer vaak (> 10%): hoesten. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Tandabces, tandcariës. Spierpijn, pijn in extremiteit. Milde of matige overgevoeligheidsreactie zoals huiduitslag, urticaria, zwelling van het aangezicht en dermatitis. Reactie op de injectieplaats (zoals pijn, erytheem, uitslag, jeuk, zwelling, urticaria, hematoom en verharding), koorts. Daling serumspiegel vitamine D (25-hydroxycholecalciferol).
Verder is gemeld: stijging serumfosfaatspiegel.
Bij volwassenen met XLH of TIO
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid, restless-legssyndroom. Obstipatie. Tandinfectie. Rugpijn, spierspasmen. Reactie op de injectieplaats (zoals pijn, erytheem, uitslag, jeuk, zwelling, urticaria, hematoom en verharding). Daling serumspiegel vitamine D (25-hydroxycholecalciferol).
Vaak (1-10%): milde of matige overgevoeligheidsreactie zoals huiduitslag. Stijging serumfosfaatspiegel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): nasofaryngitis. Gewrichtspijn.
Vaak (1-10%): sinusitis. Overgevoeligheid, huiduitslag, dermatitis. Hoofdpijn. Nekpijn, spierspasmen. Reactie op de injectieplaats (zoals pijn, erytheem).
Soms (0,1-1%): urticaria. Hypocalciëmie. Beroerte, myocardinfarct. Cataract.
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, erythema multiforme.
Interacties
Toediening van oraal fosfaat en actieve vitamine D-analoga (bv. calcitriol) is gecontra-indiceerd binnen 1 week vóór aanvang en tijdens de behandeling met burosumab; dit omdat het risico op hyperfosfatemie en hypercalciëmie toeneemt. Ectopische mineralisatie in de vorm van nefrocalcinose is waargenomen bij gelijktijdige behandeling met deze middelen.
Wees voorzichtig bij combinatie met calcimimetica (cinacalcet, etelcalcetide); gelijktijdige toediening is niet onderzocht, hypocalciëmie zou kunnen verergeren.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd. Er worden geen farmacokinetische geneesmiddelinteracties verwacht.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij dieren schadelijk gebleken (mineralisatie van de placenta bij hoge doses, verhoogde incidentie vroeggeboorte).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: In dieronderzoek zijn effecten op de mannelijke voortplantingsorganen aangetoond (mineralisatie van rete testis/seminifereuze tubuli).
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Contra-indicaties
- nuchtere serumfosfaatspiegel boven het normale bereik voor de leeftijd (wegens het risico op hyperfosfatemie);
- ernstige nierfunctiestoornis of terminale nierziekte.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- hypocalciëmie;
- voorgeschiedenis van myocardinfarct of beroerte.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op tekenen van nefrocalcinose, bv. door middel van een ultrasonografie van de nieren, bij aanvang van de behandeling en elke 6 maanden tijdens de eerste 12 maanden van de behandeling, en vervolgens jaarlijks. Controleer alkalische fosfatase, calcium, parathyroïdhormoon (PTH) en creatinine in plasma elke 6 maanden (bij kinderen van 1 - 2 jaar elke 3 maanden) of wanneer dit is aangewezen. Controleer het calcium- en fosfaatgehalte in urine elke 3 maanden.
Controleer de nuchtere serumfosfaatspiegel, wegens risico op hyperfosfatemie, elke 2 weken tijdens de eerste maand van de behandeling, elke 4 weken tijdens de volgende 2 maanden en daarna indien nodig. Controleer deze ook 2 weken na elke dosisaanpassing. Bij volwassenen met TIO de nuchtere serumfosfaatspiegel 2 weken na elke dosis controleren gedurende de eerste 3 behandelingsmaanden en daarna indien nodig. Streef naar een nuchtere serumfosfaatspiegel in het onderste deel van het normale referentiebereik voor de leeftijd, om het risico op ectopische mineralisatie te verminderen. Onderbreken van de toediening en/of dosisverlaging kan nodig zijn, zie rubriek Doseringen. Meet de postprandiale serumfosfaatspiegel periodiek.
Als de onderliggende tumor bij TIO wordt behandeld (d.w.z. operatieve verwijdering of radiotherapie), de toediening onderbreken om risico op hyperfosfatemie te voorkomen. De behandeling alleen hervatten als de serumfosfaatspiegel onder het referentiebereik blijft.
De toediening bij een ernstige injectieplaats- of overgevoeligheidsreactie onderbreken en passende behandeling geven.
Als geen significante verbetering van biochemische of klinische markers van respons wordt waargenomen bij TIO, ondanks toediening van de maximale dosis, de behandeling staken.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 1 jaar zijn niet vastgesteld. Gebruik bij nierfunctiestoornis is niet onderzocht. Er is weinig bekend over gebruik bij ouderen (> 65 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Romosozumab verhoogt de kans op ernstige cardiovasculaire voorvallen; daarom niet gebruiken bij een voorgeschiedenis van een beroerte of myocardinfarct. Beoordeel bij patiënten zonder voorgeschiedenis van een beroerte of myocardinfarct of het nut van de behandeling opweegt tegen het cardiovasculair risico, op basis van risicofactoren (bv. vastgestelde cardiovasculaire aandoening, hypertensie, hyperlipidemie, diabetes mellitus, roken, ernstige nierfunctiestoornis, leeftijd). Staak de behandeling als een beroerte of myocardinfarct optreedt.
Corrigeer vooraf een bestaande hypocalciëmie. Geef suppletie van calcium en vitamine D tijdens de behandeling. Controleer op hypocalciëmie tijdens de behandeling; bij mogelijke symptomen hiervan de serumcalciumconcentratie bepalen.
Bij ernstig verminderde nierfunctie (eGFR 15-29 ml/min/1,73 m²) of dialyse is er meer kans op het ontstaan van hypocalciëmie; controleer het calciumgehalte. De veiligheidsgegevens zijn beperkt.
Overgevoeligheidsreacties, waaronder angio-oedeem, erythema multiforme en urticaria, zijn gemeld. Bij optreden van een dergelijke reactie het gebruik staken.
Osteonecrose van de kaak (ONK) is zelden gemeld bij gebruik van romosozumab. Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONK bij een patiënt:
- potentie van het middel, cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandeling: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- voorgeschiedenis van tandheelkundige ziekte, slechte mondhygiëne, parodontitis, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Tijdens behandeling zijn goede mondhygiëne en routinematige tandheelkundige controle van belang. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij vermoeden van ONK verwijzen naar een tandarts of mondchirurg met ervaring in ONK. Overweeg staken van de behandeling tot de aandoening verdwijnt en bijdragende risicofactoren zo veel mogelijk zijn verminderd.
Atypische femurfracturen bij een laagenergetisch trauma of die zich spontaan kunnen voordoen, zijn zelden gemeld. Bij optreden van pijn in de dij, lies of heup de patiënt onderzoeken op een onvolledige femurfractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur ook de contralaterale femur onderzoeken. Overweeg onderbreken van de behandeling.
Gebruik bij verminderde leverfunctie is niet onderzocht, maar de kinetiek van romosozumab wordt naar verwachting niet beïnvloed.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met burosumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met romosozumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Burosumab is een recombinant humaan monoklonaal antilichaam (IgG1) dat zich bindt aan fibroblast groeifactor 23 (FGF23) en de activiteit ervan remt. Door de remming van FGF23 neemt de tubulaire reabsorptie van fosfaat uit de nieren toe en stijgt de serumconcentratie van 1,25-dihydroxy-vitamine D.
Kinetische gegevens
Resorptie | nagenoeg volledig vanuit subcutane injectieplaats. |
T max | ca. 7–13 dagen. |
V d | benadert het plasmavolume, wat op een geringe extravasculaire distributie duidt. |
Metabolisering | naar verwachting door peptidasen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 16–19 dagen. |
Overig | Na toediening van meerdere doses bereiken de dalconcentraties in serum 8 weken na begin van de behandeling een plateau. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Romosozumab is een recombinant gehumaniseerd monoklonaal antilichaam (IgG2) dat sclerostine bindt en remt. Remming van sclerostine leidt tot de activering van cellen die het bot omringen, verhoging van de productie van botmatrix door osteoblasten, en de werving van botvoorlopercellen, met als gevolg toegenomen botvorming. Bovendien leidt remming van sclerostine tot veranderingen in de expressie van osteoclastmediatoren, waardoor de botafbraak afneemt. Samen resulteert dit dubbele effect van toenemende botvorming en afnemende botafbraak in een snelle toename van trabeculaire en corticale botmassa, en verbeteringen in botstructuur en -sterkte.
Kinetische gegevens
F | 81%. |
T max | ca. 5 dagen (2 tot 7 dagen). |
Metabolisering | naar verwachting door peptidasen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 12,8 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
burosumab hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.
Groepsinformatie
romosozumab hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.