Samenstelling
Busulfan XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
Myleran XGVS Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 2 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tepadina XGVS Adienne Pharma & Biotech
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 15 mg, 100 mg
Thiotepa XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 15 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML) staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2018).
Voor de plaats van busulfan bij stamceltransplantatie: zie Vademecum Hematologie.
Advies
Zie voor de verschillende regimes voor autologe en allogene beenmergtransplantaties bij de diverse aandoeningen het handboek van de European Society for Blood and Marrow Transplantation (2019) op ebmt.org (hoofdstuk 13 en 15).
Indicaties
Tablet:
- Palliatieve behandeling van de chronische fase van chronische myeloïde leukemie (zonder blastenformatie).
- Myelofibrose met ernstige hypermetabole symptomen, met hepatomegalie na splenectomie of met symptomatische trombocytose.
- Essentiële trombocytemie en polycytemia vera, als tweedelijnsbehandeling.
- Voorbereiding op een autologe of allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (HPCT) als onderdeel van een hooggedoseerde chemotherapie (meestal in combinatie met cyclofosfamide).
Infusievloeistof:
- Voorbereiding op een conventionele hematopoëtische stamceltransplantatie (HPCT):
- busulfan gevolgd door cyclofosfamide (BuCy2) bij volwassenen als deze combinatie de beste optie is;
- busulfan gevolgd door cyclofosfamide (BuCy4) of melfalan (BuMel) bij kinderen.
- Voorbereiding op een hematopoëtische stamceltransplantatie bij volwassenen die in aanmerking komen voor een verminderde intensiteit conditionering (RIC) regime. Hierbij wordt busulfan gevolgd door fludarabine.
Indicaties
In combinatie met andere chemotherapeutica bij volwassenen en kinderen:
- als voorbereidende behandeling van een allogene of autologe hematopoëtische stamceltransplantatie (HPCT) bij hematologische ziekten;
- bij behandeling van vaste tumoren, wanneer een hoge dosis chemotherapie ondersteund met HPCT voldoende is.
Doseringen
Geef vooral bij de parenterale toediening als premedicatie anti-emetica en verder middelen tegen epileptische aanvallen, zoals fenytoïne of benzodiazepinen, van 12 uur voor de eerste dosis tot 24 na de laatste dosis busulfan. Ter preventie van uraatnefropathie vanaf 3 dagen vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, gebruik van allopurinol of febuxostat en alkaliseren van de urine.
Chronische myeloïde leukemie in de chronische fase:
Volwassenen:
Inductiebehandeling: oraal ca. 0,06 mg/kg lichaamsgewicht/dag (afgerond op een heel aantal tabletten) in 1 gift. Aanvankelijk max. 4 mg/dag. Op geleide van de respons na 3 weken eventueel verhogen. De inductiebehandeling onderbreken indien het aantal leukocyten is gedaald tot 15–25 × 10 9/l (gewoonlijk na 12–20 weken). Verdere daling van het leukocytenaantal kan optreden in de hierop volgende 2 weken. Voortgezette inductiedosis na dit punt of een daling van het trombocytenaantal < 100 × 10 9 gaat gepaard met een grote kans op langdurige, mogelijk irreversibele, beenmergaplasie.
Onderhoudsbehandeling: individueel, gebruikelijk is oraal 0,5–2 mg/dag in 1 gift, maar de individuele behoefte kan veel minder zijn. De tablet niet breken, maar bij een dosering lager dan 2 mg/dag therapievrije dagen inlassen. Het doel is een aantal leukocyten van 10–15 × 10 9/l te handhaven. In combinatie met andere cytotoxische middelen lagere doses gebruiken.
Myelofibrose:
Volwassenen:
Oraal 2–4 mg/dag onder strikte controle van het bloedbeeld; niet toedienen bij leukopenie of trombocytopenie.
Essentiële trombocytemie:
Volwassenen:
Oraal 2–4 mg/dag. De behandeling onderbreken wanneer het aantal trombocyten < 500 × 10 9/l is of het aantal leukocyten < 5 × 10 9/l.
Polycythaemia vera:
Volwassenen:
Inductiebehandeling: oraal 4–6 mg/dag gedurende 4–6 weken onder strikte controle van het bloedbeeld, in het bijzonder van de trombocytenaantallen. Bij een terugval opnieuw behandelen of een onderhoudsdosering instellen met 2–3 mg/dag. Indien de polycytemie voornamelijk onder controle wordt gebracht met behulp van aderlating, kunnen kortdurende behandelingen met busulfan worden gegeven om het aantal trombocyten onder controle te houden.
Voorbereiding op hemopoëtische stamceltransplantatie:
Volwassenen en kinderen:
Oraal of i.v.: zie voor de doseringschema's bij de voorbereiding op hemopoëtische stamceltransplantatie (conventioneel of verminderde intensiteit conditionering regime) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Overweeg bij obese patiënten de dosis aan te passen aan het gecorrigeerde ideale lichaamsgewicht. Gebruik bij kinderen met een BMI > 30 wordt afgeraden.
Toediening: tabletten niet breken; indien een lagere sterkte tablet nodig is, de toedieningsfrequentie verlagen (naar bv. 1 tablet om de dag). Het concentraat voor infusie verdunnen tot een eindconcentratie van ca. 0,5 mg/ml. Het infuus toedienen via een centraalveneuze katheter, afhankelijk van de indicatie met een inlooptijd van 1–2 uur.
Doseringen
De hoogte van de dosering is mede afhankelijk van de combinatie met andere chemotherapeutica.
Autologe HPCT bij hematologische ziekten:
Volwassenen (incl. ouderen):
Als intraveneuze infusie: Lymfoom: 125–300 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2–4 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 900 mg/m².
CZS–lymfoom: 185 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 370 mg/m².
Multipel myeloom: 150–250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 750 mg/m².
Andere hematologische ziekten: 125–300 mg/m² 1×/dag gedurende 2–4 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 900 mg/m².
Autologe HPCT bij vaste tumoren:
Volwassenen (incl. ouderen):
Als intraveneuze infusie: Mammacarcinoom: 120–250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3–5 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 800 mg/m².
CZS–tumoren: 125–250 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 3–4 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 750 mg/m².
Ovariumcarcinoom: 250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 500 mg/m².
Kiemceltumoren: 150–250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 750 mg/m².
Andere vaste tumoren: 120–250 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 2–5 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 800 mg/m².
Autologe HPCT bij vaste tumoren:
Kinderen:
Als intraveneuze infusie: CZS–tumoren: 250–350 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 1050 mg/m².
Andere vaste tumoren: 150–350 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2–3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan autologe HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 1050 mg/m².
Allogene HPCT bij hematologische ziekten:
Volwassenen (incl. ouderen):
Als intraveneuze infusie: Lymfoom: 370 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 370 mg/m².
Multipel myeloom: 185 mg/m² lichaamsoppervlak in één gift gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 185 mg/m².
Leukemie: 185–481 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 1–2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 555 mg/m².
Thalassemie: 370 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 370 mg/m².
Andere hematologische ziekten: 185–481 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 1–3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 555 mg/m².
Allogene HPCT bij hematologische ziekten:
Kinderen:
Als intraveneuze infusie: Leukemie: 250 mg/m² lichaamsoppervlak verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Thalassemie: 200–250 mg/m² lichaamsoppervlak verdeeld over 2 giften, gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Refractaire cytopenie: 125 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 375 mg/m².
Genetische ziekten: 125 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag gedurende 2 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Sikkelcelanemie: 250 mg/m² lichaamsoppervlak verdeeld over 2 giften gedurende 1 dag voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 250 mg/m².
Andere hematologische ziekten: 125–250 mg/m² lichaamsoppervlak per dag verdeeld over 1–2 giften, gedurende 1–3 opeenvolgende dagen voorafgaand aan allogene HPCT; totale cumulatieve dosis is max. 375 mg/m².
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing wordt niet aanbevolen bij kortstondige veranderingen van de leverparameters. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij overige aanwijzingen van een verminderde leverfunctie vanwege het ontbreken van gegevens. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: na reconstitutie en verdere verdunning (met 0,9% NaCl) tot een eindconcentratie 0,5–1 mg/ml toedienen als intraveneuze infusie gedurende 2–4 uur via een centrale veneuze katheter.
Bijwerkingen
Het bijwerkingenprofiel en de frequenties van bijwerkingen kunnen verschillen naargelang de gebruikte dosering en toegevoegde oncologische medicatie. Meer details hierover zijn te vinden in de officiële productinformatie CBG/EMA, paragraaf 4.8.
Zeer vaak (> 10%): virale infectie (waaronder rinitis, faryngitis), bacteriële infectie, CMV- of EBV-reactivatie. Allergische reactie. Anorexia. Angst, depressie, slapeloosheid, hoofdpijn, duizeligheid. Tachycardie, hypertensie, hypotensie, trombose, vasodilatatie. Dyspneu, hoest, epistaxis, hikken, neusbloeding. Stomatitis, dyspepsie, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie, ascites. Hepatomegalie, geelzucht. Huiduitslag, jeuk, alopecia. Spierpijn, rugpijn, artralgie. Dysurie, oligurie, hemorragische cystitis. Asthenie, koude rillingen, koorts, pijn (aan de borst), oedeem, pijn of ontsteking op de plaats van de infusie, slijmvliesontsteking. Gewichtstoename. Anemie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie, pancytopenie. Verhoogde waarden van: creatinine, transaminasen, bilirubine, γ-GT en alkalische fosfatase. Stoornis in de elektrolytenhuishouding, hypoalbuminemie, hyperglykemie.
Vaak (1-10%): invasieve schimmelinfectie. Aritmie, atriumfibrilleren, cardiomegalie, pericardiale effusie, pericarditis, verminderde ejectiefractie. Hyperventilatie, alveolaire bloeding, astma, atelectase, pleurale effusie, pneumonie. Hematemese, ileus, oesofagitis. Veno-occlusieve leveraandoening (HVOD; vaker bij kinderen en vaker bij eerdere bestraling of een eerdere stamceltransplantatie). Verwardheid. Huidschilfering, erytheem, pigmentatiestoornis. Hematurie, matige nierinsufficiëntie, verhoogde serumconcentratie van ureum.
Soms (0,1-1%): hypoxie. Epileptische aanvallen, encefalopathie, cerebrale bloeding. Ventriculaire extrasystolen, bradycardie, trombose in de dijbeenslagader, capillaire-leksyndroom. Delier, nervositeit, hallucinaties, agitatie. Bloeding van het maag-darmstelsel.
Verder zijn gemeld: trombotische microangiopathie. ARDS met respiratoir falen. Sepsis, hersenabces, cellulitis. Secundaire maligniteiten. Myasthenia gravis. Dunner worden van de cornea, ooglensafwijking o.a. cataract. Voortijdige menopauze, ovariumfalen. Hypoplasie van de tanden. Verhoogd LDH in bloed, hyperurikemie.
Bijwerkingen
Behandeling met thiotepa veroorzaakt bij alle patiënten ernstige beenmergremming. De ernstige toxiciteit voor het hematologische stelsel, het leverstelsel en het ademhalingsstelsel worden beschouwd als te verwachten gevolgen van de voorbereidende behandeling en het transplantatieproces. Hieronder vallen infecties en de graft-versus-hostreactie die, hoewel niet rechtstreeks, de voornaamste oorzaken van morbiditeit en mortaliteit zijn, vooral bij allogene stamceltransplantatie.
Zeer vaak (> 10%): aritmie, hypertensie. Acute en chronische graft-versus-hostreactie (bij allogene HPCT). Idiopathisch pneumoniesyndroom, epistaxis. Infectie, sepsis. Stomatitis, oesofagitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, diarree, enteritis, colitis. Veno-occlusieve leveraandoening, hepatomegalie, geelzucht. Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie, encefalopathie, convulsie, verwardheid, veranderde geestestoestand. Conjunctivitis, wazig zien. Ototoxiciteit, tinnitus. Mucositis, exantheem, jeuk, alopecia. Rugpijn, spierpijn, artralgie. Hemorragische cystitis. Azoöspermie, amenorroe, vaginale bloeding. Lymfoedeem. Asthenie, rillingen, koorts, gegeneraliseerd oedeem, pijn of ontsteking op de injectieplaats. Anorexie, verminderde eetlust, gewichtstoename. Leukopenie, trombocytopenie, anemie, granulocytopenie, pancytopenie, febriele neutropenie. Hyperglykemie. Toename van transaminasen, amylase en bilirubine.
Vaak (1-10%): tachycardie, hartfalen. Bloeding (o.a. hersenbloeding), embolie. Pulmonaal oedeem, hoest, pneumonitis. 'Multiple organ dysfunction syndrome'. Maag-darmperforatie, obstipatie, ileus. Intracranieel aneurysma, extrapiramidale stoornis, cognitieve stoornis, angst. Dysurie, oligurie, nierfalen, cystitis, hematurie. Cataract. Erytheem. Secundaire maligniteit. Menopauzale symptomen, hypopituïtarisme, onvruchtbaarheid (bij zowel man als vrouw). Toename van creatinine, ureum, ASAT, γ-GT.
Soms (0,1-1%): toxische shocksyndroom (TSS). Cardiomyopathie, myocarditis. Hypoxie. Delier, nervositeit, hallucinatie, agitatie. Maag-darmzweer. Pigmentstoornis, erytrodermische psoriasis.
Verder zijn gemeld: ernstige toxische huidreacties zoals Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Leuko-encefalopathie.
Bij kinderen zijn hiernaast ook gemeld:
Zeer vaak (> 10%): hartstilstand, bloeding. Hypogonadisme, groeistoornis, hypothyroïdie. Geheugenstoornis, parese. Desquamatie. Blaasaandoeningen. Toename van ALAT.
Vaak (1-10%): cardiovasculaire insufficiëntie. Pulmonale bloeding, ademstilstand. Intestinale obstructie. Leverfalen. Elektrolytenstoornissen. Trombocytopenische purpura. Verlenging van de protrombinetijd.
Gemeld: pulmonale arteriële hypertensie.
Interacties
Itraconazol en metronidazol kunnen de uitscheiding van busulfan in klinisch belangrijke mate verminderen; gelijktijdig gebruik wordt ontraden, indien dit niet mogelijk is dan vaker het bloedbeeld controleren. Met fluconazol is deze interactie niet waargenomen. Een verminderde klaring van busulfan treedt mogelijk ook op bij comedicatie met paracetamol, indien gelijktijdig of voorafgaand (< 72 uur) aan busulfan toegevoegd; paracetamol vermindert de glutathionspiegel in bloed en weefsels (zie ook de rubriek Kinetische gegevens).
Deferasirox kan de blootstelling aan busulfan verhogen. Controleer bij (onlangs) gebruik van deferasirox de plasmaspiegel van busulfan regelmatig en pas zo nodig de dosis aan.
Bij combinatie met hoge doses cyclofosfamide, de eerste dosis cyclofosfamide ≥ 24 uur na laatste toediening busulfan toedienen zodat er minder kans is op ernstige bijwerkingen, zoals afsluiting van de leverader (HVOD). Toediening van melfalan binnen 24 uur na busulfan vergroot de kans op longtoxiciteit. Indien anesthesie moet worden toegepast bij patiënten met mogelijke pulmonale toxiciteit de concentratie ingeademende medicinale zuurstof zo laag mogelijk houden; na de operatieve ingreep de ademhalingsfunctie nauwgezet volgen.
Vaccinatie met levende vaccins vermijden bij patiënten met verlaagde immunocompetentie.
Bij combinatie met tioguanine kunnen nodulaire regeneratieve hyperplasie van de lever, portale hypertensie en/of oesofagusvarices ontstaan.
Fenytoïne kan op theoretische gronden, in combinatie met hoge doses oraal toegediend busulfan, door inductie van glutathion-S-transferase leiden tot afname van het myeloablatief effect; bij i.v. toegediend busulfan is hiervoor echter geen bewijs gevonden.
Indien mogelijk busulfan niet geven in combinatie met óf kort na radiotherapie.
Interacties
Gebruik van levende vaccins (o.a. gelekoortsvaccin) is gecontra–indiceerd gedurende en tot ten minste 3 maanden na de behandeling, in verband met de kans op (dodelijke) gegeneraliseerde vaccinatieziekte.
Gelijktijdige toediening van CYP2B6-remmers (bv. clopidogrel en ticlopidine) of CYP3A4-remmers (bv. azoolantimycotica, macroliden, zoals erytromycine, claritromycine en sommige proteaseremmers) kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van thiotepa en mogelijk tot verlaging van de concentraties van de actieve metaboliet. Combinatie met inductoren van het cytochroom P450 (bv. rifampicine, carbamazepine, fenobarbital) versterkt het metabolisme van thiotepa met als gevolg verhoogde plasmaconcentraties van de actieve metaboliet.
Thiotepa is een zwakke CYP2B6-remmer. Gelijktijdige toediening van stoffen die door CYP2B6 worden gemetaboliseerd, zoals ifosfamide, tamoxifen, bupropion en efavirenz, kan mogelijk leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze stoffen. Via dit mechanisme kan gelijktijdige toediening van thiotepa met cyclofosfamide leiden tot verlaagde concentraties van de actieve metaboliet van cyclofosfamide (4-OHCP). Thiotepa daarom niet gelijktijdig met cyclofosfamide toedienen wanneer beide geneesmiddelen tijdens dezelfde voorbereidende behandeling worden gebruikt; thiotepa pas toedienen na afloop van de cyclofosfamide-infusie.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die eveneens hepatotoxisch of nefrotoxisch zijn, of pulmonale toxiciteit kuinnen geven.
Cytostatica, zoals thiotepa, kunnen de plasmaspiegel van fenytoïne belangrijk verlagen met als gevolg het optreden van convulsies.
Door remming van het plasma-pseudocholinesterase kan thiotepa het effect van suxamethonium versterken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Wel is aangetoond dat busulfan bij de mens chromosoomafwijkingen kan veroorzaken. Bij dieren schadelijk gebleken (afwijkingen skeletspieren en ledematen, onvruchtbaarheid door ontbreken van kiemcellen in testes en ovaria).
Farmacologisch effect: Verminderde groei na toediening in het 3e trimester.
Advies: Gebruik van de tablet ontraden, met name in het 1e trimester. Gebruik van de infusievloeistof is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Busulfan en dimethylacetamide kunnen schadelijk zijn voor de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma wegens de kans op irreversibele onvruchtbaarheid.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren carcinogeen, mutageen en teratogeen gebleken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Gebruik van thiotepa kan leiden tot een verminderde vruchtbaarheid bij man en vrouw. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Vlak vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én de man tevens tot ten minste 1 jaar na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Een carcinogene werking bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Thiotepa kan oraal worden geresorbeerd en heeft ernstige bijwerkingen. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Zie rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Werkzaamheid: bij de palliatieve behandeling van de chronische fase van chronische myeloïde leukemie is busulfan niet werkzaam zodra blastentransformatie heeft plaatsgevonden. Bij kinderen met Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie (Ph+ CML) kan busulfan worden gebruikt, Ph- CML bij kinderen reageert echter slecht op behandeling met busulfan.
Busulfan niet geven in combinatie met of kort na radiotherapie.
Het complete bloedbeeld regelmatig controleren in verband met beenmergremming, die ook na staken van de therapie nog kan optreden. Gedurende de inductiefase bij CML de toediening onderbreken, wanneer het aantal leukocyten is gezakt tot 15–25 × 109/l of eerder wanneer het aantal trombocyten < 100 × 109/l wordt en het bloedbeeld ten minste wekelijks controleren. De dosis niet eerder verhogen dan wanneer na 3 weken onvoldoende respons is verkregen. Gedurende onderhoudsbehandeling van CML is het doel om het aantal leukocyten tussen 10–15 × 109/l te handhaven, waarbij minstens iedere 4 weken het bloedbeeld wordt gecontroleerd.
Overige controles: er zijn geen gegevens over het gebruik bij verminderde leverfunctie. Bij verminderde leverfunctie regelmatig leverfunctietesten uitvoeren om een eventuele hepatotoxiciteit vroegtijdig te constateren; na een stamceltransplantatie óók gedurende 28 dagen na de transplantatie. Controleer regelmatig de hartfunctie (zowel een ECG (voor de ritmestoornissen) als echografie (verminderde ejectiefractie, cardiomegalie, pericardiale effusie/harttamponade) en overweeg regelmatige controle van de nierfunctie.
Longtoxiciteit: het toxische effect van andere cytotoxische stoffen op de longen of van eerdere bestraling van het mediastinum kan additief zijn; bij optreden van longtoxiciteit de toediening staken. Toediening van melfalan binnen 24 uur na busulfan vergroot de kans op longtoxiciteit. Zie ook de rubriek Interacties.
Hepatische veno-occlusieve ziekte (HVOD) is een ernstige complicatie die kan optreden tijdens gebruik van busulfan. Bij een stamcelceltransplantatie of bij radiotherapie (sterker of gelijk aan drie cycli chemotherapie) in de geschiedenis is er meer kans op deze complicatie.
Carcinogeniteit: busulfan wordt als carcinogeen geclassificeerd, Het gebruik van busulfan wordt in verband gebracht met het ontstaan van leukemie en een aantal maligne solide tumoren. Verder is na langdurige behandeling uitgebreide epitheliale dysplasie gemeld, soms lijkend op premaligne laesies. Wees daarom terughoudend met busulfan bij polycythaemia vera en essentiële trombocytose, met name bij jongere of asymptomatische patiënten.
Tevens zijn chromosoomafwijkingen gemeld. Busulfan interfereert met oögenese en spermatogenese en kan bij beide geslachten steriliteit veroorzaken. Zie ook de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Myelotoxiciteit: in verband met de ernstige beenmergremming regelmatig het bloedbeeld controleren (incl. een differentiële telling van leuko- en trombocyten) tijdens behandeling en gedurende ten minste 30 dagen ná de hematopoëtische stamceltransplantatie. Zo nodig een ondersteunende behandeling van trombocyten, erytrocyten en groeifactoren zoals G-CSF geven. Overweeg profylactisch of empirisch gebruik van geneesmiddelen tegen bacteriële, schimmel- of virusinfecties tijdens de neutropenische periode.
Leverfunctie: het gebruik van thiotepa bij een verminderde leverfunctie is niet onderzocht. Thiotepa wordt voornamelijk in de lever gemetaboliseerd; wees daarom voorzichtig bij een verminderde leverfunctie, in het bijzonder een ernstig verminderde leverfunctie. Controleer regelmatig tijdens en ná de behandeling de leverfunctie (levertransaminasewaarden en de serumbilirubinewaarde) om eventuele hepatotoxiciteit in een vroeg stadium vast te stellen. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die eveneens hepatotoxisch zijn. Bij eerdere radiotherapie of bij een eerdere stamceltransplantatie is er mogelijk een toegenomen kans op veno-occlusieve aandoening van de lever.
Hart-, nier- en longtoxiciteit: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van hartaandoeningen en nieraandoeningen; regelmatige controle van hart– en nierfunctie is noodzakelijk. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die eveneens nefrotoxisch zijn. Het gebruik van thiotepa bij een verminderde nierfunctie is niet onderzocht. Longtoxiciteit uit zich o.a. in pneumoniesyndroom of pneumonitis; bij verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen deze aandoeningen uitsluiten. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die eveneens longtoxiciteit kunnen veroorzaken.
Eerdere bestraling van de hersenen of craniospinale bestraling kan bijdragen tot ernstige toxische reacties zoals encefalopathie.
Er is meer kans op het ontstaan van een secundaire maligniteit bij gebruik van thiotepa.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Overdosering
Symptomen
Sterke myeloablatie en pancytopenie, ook effecten op het centrale zenuwstelsel, lever, longen en maag-darmkanaal. Van de hulpstof dimethylacetamide (DMA): effecten op het centrale zenuwstelsel, hepatotoxiciteit.
Therapie
Er is geen specifiek antidotum, anders dan hemopoëtische stamceltransplantatie. Case reports melden de mogelijkheid van dialyseren. Ook tegen de hulpstof DMA is geen specifiek antidotum.
Voor meer informatie over een vergiftiging met busulfan neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met thiotepa contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Alkylerend oncolyticum. In waterige media ontstaan door het loslaten van de methaansulfonaatgroepen koolstofionen, die het DNA kunnen alkyleren met als gevolg een cytotoxisch effect. Het selectieve effect van busulfan op de granulocytopoëse bij chronische myeloïde leukemie is niet volledig begrepen.
Kinetische gegevens
F | oraal zeer variabel, bij volwassenen 47–100% en bij kinderen grotere spreiding, vanaf 22% |
V d | ca. 0,6 l/kg, > 1 l/kg bij kinderen. |
Overig | bij hogere doses is de concentratie in de cerebrospinale vloeistof vergelijkbaar met die in het plasma. Deels irreversibele binding aan bloedcellen en plasma-eiwitten, respectievelijk ca. 47 en 32%. |
Metabolisering | via een reactie met glutathion in de lever tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine, 1–2% onveranderd. Met de feces verwaarloosbaar. Mogelijk is er vanwege de irreversibele proteïnebinding sprake van lang in het lichaam achterblijvende metabolieten. Er is gemeld dat busulfan gedialyseerd kan worden. |
T 1/2el | 2–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Thiotepa is een alkylerend oncolyticum, verwant aan stikstofmosterd. Door vrijkomen van ethyleenimine-radicalen vindt alkylering van DNA plaats, met verstoring van de DNA-synthese.
Kinetische gegevens
V d | 41–75 l/m². Thiotepa is zeer lipofiel en passeert de bloed-hersenbarrière. Ook de actieve belangrijke metaboliet TEPA (tri-ethyleenfosforamide) passeert de bloed-hersenbarrière goed. |
Metabolisering | Snel en uitvoerig levermetabolisme: thiotepa ondergaat oxidatieve ontzwaveling via CYP450 van de CYP2B- en CYP3A-iso-enzymfamilies naar actieve alkylerende metabolieten (o.a. TEPA). |
Eliminatie | Thiotepa, TEPA en enkele andere metabolieten worden met de urine uitgescheiden. |
T 1/2el | 1,5–4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
busulfan hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- carmustine (L01AD01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- cyclofosfamide (L01AA01) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- thiotepa (L01AC01) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk
Groepsinformatie
thiotepa hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- carmustine (L01AD01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- cyclofosfamide (L01AA01) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk