Samenstelling

Raadpleeg voor hulpstoffen een apotheker.

Calciumgluconaat XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 10 ml

Bevat per ml: calciumgluconaat 94 mg, calciumsaccharaat 6 mg (totaal: 0,225 mmol calcium/ml).

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Zie Hypocalciëmie op hetacuteboekje.nl voor het beleid.

Indicaties

  • Behandeling van acute symptomatische hypocalciëmie;
  • Offlabel: convulsies bij kinderen als gevolg van hyperfosfatemie/hypocalciëmie.

Doseringen

Langzaam intraveneus toedienen terwijl de patiënt plat ligt, onder observatie van de hartfrequentie of het ECG. Dosering aanpassen op geleide van de calciumspiegel. Het doel van de behandeling is bereiken van een normale calciumconcentratie in plasma; deze ligt tussen 2,25 en 2,62 mmol/l.

Volgens Het Acute Boekje streven naar een calciumconcentratie van > 2,0 mmol/l bij een symptomatische hypocalciëmie of bij een calciumconcentratie < 1,9 mmol/l.

Klap alles open Klap alles dicht

Acute symptomatische hypocalciëmie

Volwassenen

I.v.-injectie: begindosering 10 ml injectievloeistof (=2,25 mmol calcium) langzaam toedienen, zo nodig herhalen afhankelijk van de klinische toestand. Verdere dosering op geleide van de calciumspiegel. Bij voorkeur vóór toediening 1:10 verdunnen. De maximale toedieningssnelheid is 2 ml/min van de onverdunde injectievloeistof (=0,45 mmol calcium/min).

I.v.-infusie: volgens Het Acute Boekje continu infuus overwegen met 10-20 mmol calcium/dag in 100-500 ml 0,9% NaCl of 5% glucose.

Volwassenen

I.m.-injectie: alleen als i.v.-injectie niet mogelijk is. Begindosering 10 ml injectievloeistof (=2,25 mmol calcium) diep intramusculair toedienen. Deze dosis zo nodig herhalen afhankelijk van de klinische toestand. Verdere dosering op geleide van de calciumspiegel.

Kinderen

I.v.-injectie: volgens de fabrikant wordt als richtlijn voor de aanvangsdosering opgegeven: bij leeftijd 3 maanden: 0,4–0,9 ml/kg; 6 maanden: 0,3–0,7 ml/kg; 1 jaar: 0,2–0,5 ml/kg; 3 jaar: 0,4–0,7 ml/kg; 7,5 jaar: 0,2–0,4 ml/kg; 12 jaar: 0,1–0,3 ml/kg. Leeftijd > 12 jaar: volwassen dosering, zie onder Toediening over verdunning bij kinderen. Bij pasgeborenen of zuigelingen kan in geval van ernstige (bv. cardiale) symptomen van hypocalciëmie voor snel herstel van het serumcalciumgehalte een hogere aanvangsdosering nodig zijn, tot 2 ml/kg lichaamsgewicht. Vóór toediening de injectievloeistof eerst 1:10 verdunnen tot een concentratie van 10 mg calciumgluconaat/ml; max. toedieningssnelheid is 5 ml/min van de 1:10 verdunning, dat is na verdunning 50 mg calciumgluconaat/min (=0,113 mmol calcium/min). In algemene zin mag de dosis bij kinderen herhaald worden afhankelijk van de klinische toestand, verdere dosering op geleide van het serumcalciumgehalte.

Kinderen

Intraveneus: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: a terme neonaten: 0,45 mmol/kg/keer in 30 minuten (overeenkomend met 2 ml/kg van 10% oplossing) onder ECG bewaking; 1 maand - 18 jaar: 0,023-0,225 mmol/kg eenmalig (overeenkomend met 0.1-1.0 ml/kg van 10% oplossing).

Offlabel: convulsies bij kinderen als gevolg van hyperfosfatemie/hypocalciëmie

Kinderen

Intraveneus: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: a terme neonaten: 0,45 mmol/kg/keer in 30 minuten (overeenkomend met 2 ml/kg van 10% oplossing) onder ECG bewaking; 1 maand - 18 jaar: 0,023-0,225 mmol/kg eenmalig (overeenkomend met 0.1-1.0 ml/kg van 10% oplossing).

Bij ouderen zijn er geen aanwijzingen dat de tolerantie wordt beïnvloed door alleen de leeftijd, maar andere indirecte factoren (afname nierfunctie, slecht voedingspatroon) kunnen wel invloed hebben; een lagere dosering kan dan noodzakelijk zijn.

Toediening

  • Volwassenen: De maximale i.v.-toedieningssnelheid is 2 ml /min (=0,45 mmol calcium/min). Het wordt sterk aanbevolen de 10 ml injectievloeistof (=2,25 mmol calcium) 1:10 te verdunnen vóór i.v.-toediening.
  • Kinderen: vóór toediening de benodigde hoeveelheid injectievloeistof 1:10 verdunnen met natriumchloride 0,9% of glucose 5% infusievloeistof); van de verdunning maximaal 5 ml/min i.v. toedienen. Bij kinderen niet i.m. toedienen.
  • Intramusculaire toediening: Alleen bij volwassenen als i.v.-toediening niet mogelijk is. Diep in de spier toedienen, bij voorkeur in de bilspier. Bij zwaarlijvige patiënten een diepere naald gebruiken. Indien meerdere injecties noodzakelijk zijn, steeds een andere injectieplaats nemen.

Bijwerkingen

Gemeld zijn: vasodilatatie, blozen, hyper- en hypotensie, bradycardie, aritmie, circulatoire collaps. Misselijkheid, braken. Duizeligheid. Hyperhidrose. Na onjuiste wijze van toedienen: pijn, erytheem, abcessen, calcificatie van zachte weefsels en necrose.

Interacties

Parenteraal gebruik van calciumgluconaat bij gedigitaliseerde patiënten kan de kans op hartritmestoornissen vergroten; calciumgluconaat bij deze patiënten niet gebruiken tenzij er acuut levensgevaar is vanwege (ernstige symptomen van) de hypocalciëmie en orale toediening van een calciumzout niet mogelijk is. In dat geval calciumgluconaat toedienen onder adequate hartbewaking.

Combinatie van calcium i.v. en ceftriaxon is gecontra-indiceerd bij pasgeborenen (< 28 dagen, vanwege fatale neerslagen van calciumceftriaxon in longen en nieren). Bij elke andere leeftijd niet mengen of tegelijkertijd toedienen, zelfs niet via verschillende infuuslijnen of infusieplaatsen, opeenvolgende toediening is alleen mogelijk (bij niet-hypovolemische patiënten > 28 dagen) als de infusielijnen zijn aangebracht op verschillende plaatsen, als deze worden vervangen óf als de infusielijnen grondig worden gespoeld met fysiologisch zout om neerslagen van calciumceftriaxon te voorkomen.

Calciumzouten kunnen met veel andere geneesmiddelen een complex vormen waaruit een neerslag ontstaat; de injectievloeistof niet mengen met andere geneesmiddelen.

Wees voorzichtig bij combinatie met adrenaline omdat calcium vermindering van de β–adrenergische effecten geeft na een hartoperatie.

De effectiviteit van verapamil en mogelijk ook van andere calciumantagonisten kan verminderen bij toediening van calcium in grote hoeveelheden of in combinatie met vitamine D.

Thiazide-diuretica, parathyroïdhormoon en vitamine D verminderen de renale uitscheiding van calcium.

Calcium en magnesium remmen elkaars effect.

Zwangerschap

Calcium passeert de placenta, de calciumconcentratie in foetaal bloed is hoger dan die in maternaal bloed.

Teratogenese: Bij de mens, geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Overmatige hoeveelheden calcium kunnen neonatale hypoparathyroïdie en hypocalciëmie geven.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overig: Controleer de calciumspiegel om hypercalciëmie bij de foetus te vermijden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Advies: Kan worden gebruikt.

Contra-indicaties

  • hypercalciëmie;
  • ernstige hypercalciurie;
  • tijdens een digitalis-intoxicatie.

Zie ook rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij nier-, hart- en ademhalingsinsufficiëntie, cor pulmonale, respiratoire acidose en sarcoïdose.

Niersteenvorming: Bij lichte hypercalciurie (> 300 mg (= 7,5 mmol) per 24 uur), lichte tot matige nierfunctiestoornissen of nefrolithiase in de voorgeschiedenis, de calciumuitscheiding in de urine zorgvuldig controleren. Bij neiging tot nefrolithiase wordt extra vochtinname aanbevolen.

Tijdens calciumtherapie geen grote hoeveelheden vitamine D toedienen, tenzij hiervoor een speciale indicatie bestaat.

Calciumtoediening bij hypoparathyreoïdie dient plaats te vinden op geleide van de calciumspiegel.

Omdat bradycardie, vasodilatatie en aritmieën kunnen optreden indien calcium te snel wordt toegediend dient de toediening langzaam te geschieden, onder controle van hartfrequentie of ECG.

Bij extravasatie van de injectievloeistof de toediening onmiddellijk staken; zo mogelijk oplossing terugzuigen en het weefsel behandelen met fysiologische zoutoplossing en/of corticosteroïden. Intramusculaire toediening wordt in verband met de lokale bijwerkingen en risico's ontraden en is bij kinderen gecontra-indiceerd.

Overdosering

Symptomen

Symptomen van hypercalciëmie, afhankelijk van de ernst: anorexie, misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn; polyurie, dorst, dehydratie; spierzwakte, botpijn, renale calcificatie; nierfunctiestoornissen; sufheid, verwardheid; hypertensie, hartaritmie, hartstilstand, coma. Bij te snelle i.v.-injectie ook kalksmaak in de mond, blozen, hypotensie.

Therapie

Rehydreren (geen melk geven), eventueel i.v.-natriumchloride om het extracellulaire volume te vergroten. Laxeren met bv. natriumsulfaat, oraal of via i.v.-infusie. Calcitonine, furosemide (géén thiazide-diuretica!). Bij falen van deze maatregelen hemodialyse, peritoneale dialyse. Zie ook calcitonine.

Voor meer informatie over symptomen en behandeling zie de stofmonografie farmaceutische calciumzouten via de website van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (zoek bv. op calciumgluconaat).

Eigenschappen

Calcium is van belang voor de vorming en instandhouding van het skelet en speelt verder onder meer een rol bij de bloedstolling, de spieractiviteit (incl. die van het hart), activering van enzymatische reacties, secretie en activering van hormonen, celgroei en celdifferentiatie, het handhaven van de permeabiliteit van de membranen, potentialen van celmembranen en bij de voortgeleiding van de zenuwprikkels in de neuromusculaire overgangen. De concentratie geïoniseerd calcium wordt gereguleerd door vitamine D, calcitonine en parathyroïdhormoon.

Kinetische gegevens

Eliminatie voornamelijk met de urine (hoewel een groot deel tubulaire re-absorptie ondergaat).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

calciumgluconaat (parenteraal) hoort bij de groep calciumzouten.

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Externe links