Samenstelling
Kyprolis XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg, 30 mg, 60 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rubraca (als camsylaat) XGVS pharmaand GmbH
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg, 250 mg, 300 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn (2019) op hovon.nl.
Advies
Zie voor het advies van de commissie BOM nvmo.org (onder rucaparib).
Zie voor de behandeling van ovarium-, tuba- en extra-ovarieel carcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
- Multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één andere behandeling hebben gehad, in combinatie met:
- daratumumab en dexamethason óf
- lenalidomide en dexamethason óf
- alléén dexamethason.
Indicaties
- Als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassen met gevorderde (FIGO-stadium III en IV) hooggradige epitheliale ovariumcarcinoom, tubacarcinoom of primaire peritoneaal carcinoom met een (complete of gedeeltelijke) respons na behandeling met op platina gebaseerde chemotherapie.
- Als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met platinagevoelig, gerecidiveerd, hooggradig epitheliaal ovariumcarcinoom, tubacarcinoom of primair peritoneaal carcinoom met een (complete of gedeeltelijke) respons op platina gebaseerde chemotherapie
Doseringen
Vóór en naar behoefte na de toediening in cyclus 1 zorgen voor een voldoende hydratie, vooral bij een grote kans op het tumorlysissyndroom of renale toxiciteit. Hierbij wel waken voor volume-overbelasting, vooral bij een risico van hartfalen. Orale of intraveneuze hydratie naar behoefte voortzetten in de volgende cycli. In combinatie met i.v. daratumumab en dexamethason is hydratie niet nodig op dagen waarop i.v. daratumumab wordt gegeven.
Voorafgaand aan de combinatie met zowel daratumumab als dexamethason pre-medicatie geven om de kans op infusiegerelateerde reacties te verkleinen.
Multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen)
Een behandelcyclus bedraagt 28 dagen en bestaat uit: toedieningen van carfilzomib op dag 1, 2, 8, 9, 15 en 16, gevolgd door een rustperiode van 12 dagen (dag 17 t/m 28). Indien carfilzomib wordt gecombineerd met zowel lenalidomide als dexamethason, dan vervallen de toedieningen op de dagen 8 en 9 bij cyclus 13 en volgende cycli.
In combinatie met daratumumab en dexamethason: Aanvangsdosis: i.v. als infusie: 20 mg/m² lichaamsoppervlak (max. 44 mg) op dag 1 en 2 van cyclus 1. Bij goed verdragen de dosis op dag 8 verhogen tot 56 mg/m² (max. 123 mg). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
In combinatie met lenalidomide en dexamethason: Aanvangsdosis: i.v. als infusie: 20 mg/m² (max. 44 mg) op dag 1 en 2 van cyclus 1. Bij goed verdragen de dosis op dag 8 verhogen tot 27 mg/m² (max. 60 mg). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Er zijn slechts weinig gegevens over de verdraaglijkheid/toxiciteit bij toepassing van > 18 cycli.
In combinatie met alleen dexamethason: Aanvangsdosis: i.v. als infusie: 20 mg/m² (max. 44 mg) op dag 1 en 2 van cyclus 1. Bij goed verdragen de dosis op dag 8 verhogen tot 56 mg/m² (max. 123 mg). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Zie voor het toedieningsschema en de doseringen van, daratumumab, dexamethason en/of lenalidomide de officiële productinformatie CBG/EMA van Kyprolis (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Verminderde nierfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een aanpassing van de aanvangsdosis niet nodig is. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Nierfunctie. De klaring van carfilzomib is niet onderzocht tijdens dialyse; daarom carfilzomib toedienen ná de dialysesessie.
Verminderde leverfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een aanpassing van de aanvangsdosis niet nodig is bij een licht (bilirubine > 1–1,5 × ULN of ASAT > ULN, maar bilirubine ≤ ULN) tot matig (bilirubine > 1,5–3 × ULN; elke ASAT-waarde) verminderde leverfunctie, er is echter wel meer kans op levertoxiciteit en ≥ graad 3 bijwerkingen. Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3 × ULN; enige ASAT-waarde) vanwege het ontbreken van farmacokinetische gegevens. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Leverfunctie.
(Ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische toxiciteit en niet-hematologische (bv. renale) toxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 en 5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Zie verder ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: carfilzomib toedienen als i.v.-infusie gedurende 10 minuten (bij de cycli met zowel lenalidomide als dexamethason) óf gedurende 30 minuten (bij de cycli met zowel daratumumab als dexamethason óf alléén dexamethason). Dexamethason (oraal of i.v.) 30 minuten tot 4 uur vóór carfilzomib toedienen. Carfilzomib mag niet als snelle i.v.-injectie of bolus worden toegediend. Niet samen met andere geneesmiddelen infunderen.
Doseringen
Profylaxe tegen misselijkheid en braken kan in sommige gevallen nodig zijn (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Hooggradige epitheliale ovariumcarcinoom, tubacarcinoom of primaire peritoneaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
600 mg 2×/dag, met een tussentijd van ca. 12 uur. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit of bij eerstelijns onderhoudsbehandeling na voltooiing van een 2 jaar durende behandeling. Als de behandeling volgt op platinabevattende therapie dan rucaparib starten binnen 8 weken na de laatste dosis van de platinabevattende therapie.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–90 ml/min). Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaalbilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf totaalbilirubine > 1,0 tot 3× ULN en welke ASAT dan ook). Bij een matig verminderde leverfunctie zorgvuldig controleren op leverfunctie en bijwerkingen. Gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (totaalbilirubine > 3× ULN) wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens.
Bij ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals stijgingen ASAT/ALAT) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Bij braken na innemen van een dosis: niet opnieuw een dosis innemen, maar doorgaan met het innemen van de volgende geplande dosis (volgens schema).
Bij een gemiste dosis: de gemiste dosis niet innemen, maar doorgaan met het innemen van de volgende geplande dosis (volgens schema).
Toediening: de tabletten in zijn geheel innemen met of zonder voedsel.
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Pneumonie, luchtweginfectie. Dyspneu, hoesten. Duizeligheid, hoofdpijn, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Spierspasmen, rugpijn, gewrichtspijn, pijn in extremiteit. Vermoeidheid, asthenie, koorts, koude rillingen, perifeer oedeem. Verminderde eetlust. Hypokaliëmie, hyperglykemie. Trombocytopenie, neutropenie, leukopenie, lymfopenie, anemie. Verhoging creatininespiegel.
Vaak (1-10%): hartfalen, verlaagde ejectiefractie, myocardinfarct, tachycardie, atriumfibrilleren, hartkloppingen. Hypotensie, diepveneuze trombose, overmatig blozen. Pulmonale hypertensie, longoedeem, longembolie bronchitis, piepende ademhaling, dysfonie, bloedneus, nasofaryngitis, rinitis. Sepsis, infectie met influenza, herpes zoster. (Acuut) nierfalen, verminderde nierfunctie, urineweginfectie. Paresthesie, hypo-esthesie. Angst, verwardheid. Wazig zien, cataract. Oorsuizen. Spierpijn, spierzwakte, botpijn. Dyspepsie, gastro-enteritis, maag-darmbloeding, tandpijn. Huiduitslag, erytheem, jeuk, hyperhidrose. Infusiereactie, reactie op de infusieplaats, pijn op de borst, griepachtige verschijnselen, malaise. Secundaire maligniteit. Febriele neutropenie. Dehydratie, hyperurikemie, hyperkaliëmie, hypercalciëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie, hypofosfatemie, hypoalbuminemie. Verhoogde waarden van ALAT, ASAT, γ–GT, bilirubine. Verhoogd c-reactieve proteïne.
Soms (0,1-1%): myocardischemie, cardiomyopathie, hartstilstand, pericarditis, pericardeffusie, ventriculaire tachycardie. Hypertensieve crisis (soms fataal). intracraniële hemorragie, CVA. Bloedingen op andere locaties. Acute respiratoire insufficiëntie (waaronder ARDS), interstitiële longziekte, pneumonitis, pulmonale hemorragie. Maag-darmperforatie, colitis door Clostridioides difficile, acute pancreatitis. Reactivatie van hepatitis B-virus (HBV), infectie met cytomegalovirus. Tumorlysissyndroom. Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS). Leverfalen (soms fataal), cholestase. 'Multiple organ disfunction syndrome' (MODS). Overgevoeligheid.
Zelden (0,1-0,01%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Trombotische microangiopathie, waaronder trombotische trombocytopenische purpura (TTP). Angio-oedeem.
Bij ouderen (≥ 75 j.) kunnen de volgende bijwerkingen vaker voorkomen: dyspneu, hartaritmieën, hartfalen, leukopenie en trombocytopenie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): misselijkheid (bij ca. 77%), braken (bij ca. 42%), dyspepsie, diarree, buikpijn. Dyspneu. Verminderde eetlust. Dysgeusie, duizeligheid. Vermoeidheid, koorts. Fotosensibilisatie. Anemie (bij ca. 42%), neutropenie, trombocytopenie, leukopenie. Stijging ASAT, ALAT, creatininespiegel in bloed, hypercholesterolemie.
Vaak (1-10%): darmobstructie, stomatitis. Huiduitslag (waaronder maculopapuleus), hand-voetsyndroom, erytheem. Overgevoeligheid. Acute myeloïde leukemie, myelodysplastisch syndroom. Dehydratie. Febriele neutropenie, lymfopenie.
Interacties
Carfilzomib wordt niet of nauwelijks gemetaboliseerd door het CYP450-enzymsysteem. Het heeft zelf geen remmende activiteit op dit enzymsysteem. Het is onduidelijk of carfilzomib een inducerend effect heeft. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met substraten voor dit enzymsysteem die een smalle therapeutische breedte hebben.
De behandeling kan aanleiding geven tot hyperkaliëmie (zeer vaak) of hypokaliëmie (vaak). Houd hier rekening mee bij de combinatie met geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij een significante invloed hebben op de kaliumspiegel.
Tijdens de behandeling treedt zeer vaak hyperglykemie op; een aanpassing van bloedglucoseregulerende geneesmiddelen kan nodig zijn.
Het is niet vastgesteld of orale anticonceptiva minder betrouwbaar worden. Verder is het aan te raden hormonale anticonceptiva die in verband zijn gebracht met een toegenomen kans op trombose, niet te combineren met carfilzomib, dat zelf ook meer kans hierop geeft. Wees ook voorzichtig met andere geneesmiddelen die trombo-embolische complicaties kunnen geven zoals erytropoëtische groeifactoren en immunoglobulinen.
In vitro remt carfilzomib Pgp; de blootstelling aan digoxine kan met ca. 25% stijgen.
Interacties
In vitro is rucaparib is een matige remmer van CYP1A2 en een lichte remmer van CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A. Uit in vitro resultaten wordt aanbevolen voorzichtig te zijn met de combinatie met geneesmiddelen die substraat zijn voor deze enzymen en tevens een smalle therapeutische breedte hebben zoals tizanidine en theofylline (CYP1A2), fenytoïne (CYP2C9), alfuzosine, domperidon, kinidine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, everolimus, sommige statinen, alfentanyl, fentanyl, methadon, carbamazepine, alprazolam, oraal midazolam, pimozide, quetiapine, ergotamine, vinca-alkaloïden, PDE5-remmers, sommige calciumantagonisten en sommige HIV–proteaseremmers (CYP3A).
In vitro is rucaparib een krachtige remmer van MATE 1 en MATE 2-K, een matige remmer van OCT1, een lichte remmer van OCT1 en een remmer van BCRP en UGT1A1. Wees daarom vooralsnog voorzichtig met de combinatie met bv. metformine (OCT 1 en 2) en irinotecan (UGT1A1).
Rucaparib is in vitro zelf een substraat voor CYP2D6 en in mindere mate voor CYP1A2 en CYP3A4. Vooralsnog zijn geen farmacokinetische verschillen gezien bij de verschillende fenotypen van CYP2D6 en CYP1A2. Verder is rucaparib substraat voor pGp en BCRP. Wees vooralsnog voorzichtig met de combinatie met sterke remmers of inductoren van deze enzymsystemen en transporters.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren in subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Carfilzomib moet soms echter gegeven worden in combinatie met o.a. lenalidomide, dat gecontra-indiceerd is bij zwangerschap.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; vrouwen gedurende 1 maand en mannen gedurende 3 maanden na de therapie (indien hun partner zwanger is of kan worden). Voor lenalidomide gelden andere voorschriften. Hormonale anticonceptiva zijn minder geschikt (zie rubriek Interacties); schakel over op een andere anticonceptiemethode.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren, bij subtherapeutische doseringen, schadelijk gebleken (postimplantatieverlies). Bij andere PARP-remmers zijn bij dieren in subtherapeutische doseringen nog gezien ernstige oogmisvormingen, vertebrale- en ribmisvormingen, viscerale en skelet-afwijkingen. Gezien het werkingsmechanisme van olaparib wordt schade aan de foetus verwacht bij inname door een zwangere vrouw.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Het wordt aanbevolen vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uit te sluiten. De vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 6 maanden na de behandeling. Het is niet onderzocht of rucaparib invloed heeft op de betrouwbaarheid van orale anticonceptiva.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Lactatie is gecontra-indiceerd tijdens en tot ten minste 2 dagen na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gezien de orale absorptie en de farmacologische eigenschappen zijn schadelijke effecten bij de zuigeling mogelijk.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd gedurende en tot 2 weken na de behandeling.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire toxiciteit: wees zeer voorzichtig bij patiënten met hartfalen (NYHA-klasse III of IV), een recente voorgeschiedenis van myocardinfarct (laatste 4 maanden), niet-gereguleerde angina pectoris of hartaritmieën. Indien bij hen na uitgebreide medische controle toch wordt gekozen voor een behandeling met carfilzomib, deze patiënten nauwlettend volgen en speciale aandacht schenken aan bloeddruk- en vochtregulering. Verder bij alle patiënten regelmatig de bloeddruk controleren; indien deze niet onder controle kan worden gebracht, de dosering verlagen. Staak bij een hypertensieve crisis de behandeling tot er herstel is of terugkeer tot de beginwaarde en evalueer of de behandeling kan worden hervat. Bij optreden of verergering van dyspneu evalueren op cardiopulmonale aandoeningen (waaronder hartfalen en pulmonale syndromen).
Trombo-embolische complicaties (zoals longembolie en diep-veneuze trombose) komen vaak voor. Minimaliseer beïnvloedbare risicofactoren voor trombo-embolie zoals hypovolemie, hypertensie, hyperlipidemie en roken. Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de kans op trombose vergroten (zie de rubriek Interacties). Breng de patiënt op de hoogte van de mogelijke symptomen van trombose, zoals unilaterale pijn en/of zwelling van het been, hevige pijn op de borst, ademnood, plotseling optredend hoesten, een 'acute buik', ernstige langdurige hoofdpijn, afasie, hemiparese, diplopie, (partiële) gezichtsvelduitval, collaps met eventueel focale epilepsie. Overweeg zonodig tromboseprofylaxe, waarbij bedacht moet worden dat carfilzomib ook aanleiding kan geven tot bloedingen.
Bloedingen: carfilzomib veroorzaakt trombocytopenie, waarbij het laagste trombocytengetal wordt waargenomen rond dag 8 of 15 van elke cyclus van 28 dagen, met terugkeer naar de uitgangswaarde bij aanvang van de volgende cyclus. Diverse bloedingen (o.a. gastro-intestinale, pulmonale en intracraniële bloedingen, waarvan enkele met een fatale afloop) zijn gemeld, vaak in samenhang met trombocytopenie. Controleer regelmatig het aantal bloedplaatjes; verlaag zo nodig de dosis of staak de behandeling. Controleer tevens regelmatig op symptomen van TTP/HUS. Staak de behandeling bij vermoeden hiervan en onderzoek of sprake is van TTP/HUS. Het is niet bekend of het veilig is de behandeling te herstarten bij patiënten die TTP/HUS hebben doorgemaakt.
Leverfunctie: Controleer de leverenzymwaarden en bilirubinewaarden bij aanvang van de behandeling en maandelijks gedurende de behandeling, ongeacht de uitgangswaarden. Bij optreden van toxiciteit de dosis aanpassen. Gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie is niet onderzocht in de klinische onderzoeken; de farmacokinetiek is niet bestudeerd bij een ernstig verminderde leverfunctie. Daarom zeer alert zijn bij gebruik bij matig en ernstig verminderde leverfunctie.
Nierfunctie: controleer voorafgaande aan de behandeling en ten minste maandelijks tijdens de behandeling de nierfunctie. Doe dit vaker bij een lagere baseline creatinineklaring vanwege meer kans op niertoxiciteit. Bij optreden van toxiciteit de dosis aanpassen. Gebruik bij matig of ernstig verminderde nierfunctie is wel onderzocht bij de combinatie carfilzomib+dexamethason, maar niet bij de combinatie carfilzomib+lenalidomide+dexamethason. Bij die laatste combinatie zijn er weinig gegevens over het gebruik bij een creatinineklaring < 50 ml/min; overweeg een verlaging van de aanvangsdosis van lenalidomide. In de klinische onderzoeken met carfilzomib+dexamethason bleek de kans op acuut nierfalen groter bij een lagere creatinineklaring bij baseline. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een creatinineklaring < 30 ml/min.
Water- en elektrolyten: vóór en naar behoefte na de toediening in cyclus 1 zorgen voor een voldoende hydratie, vooral bij een grote kans op het tumorlysissyndroom of renale toxiciteit. Hierbij wel waken voor volume-overbelasting, vooral bij een risico van hartfalen. Orale of intraveneuze hydratie naar behoefte voortzetten in de volgende cycli. De behandeling met carfilzomib geeft vaak tot zeer vaak elektrolytstoornissen; controleer deze (en vooral kalium) voorafgaande aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling (kalium ten minste maandelijks of vaker, afhankelijk van de baselinewaarde, comorbiditeit en comedicatie).
Staak de behandeling bij vermoeden van PRES (posterieur reversibel encefalopathie syndroom) met symptomen zoals epileptische aanval, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, bewustzijnsveranderingen en andere visuele en neurologische stoornissen in combinatie met hypertensie.
Controleer op tekenen van PML (progressieve multifocale leuko-encefalopathie) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en passende diagnostiek verrichten. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Hepatitis B: screen alle patiënten voorafgaand aan de behandeling op hepatitis B, omdat gevallen van reactivatie van hepatitis B-virus (HBV) tijdens of na de behandeling zijn gemeld. Controleer en behandel patiënten met een HBV-infectie volgens de huidige klinische richtlijnen.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Met het gebruik van rucaparib bij patiënten die eerder met een PARP-remmer zijn behandeld is geen ervaring. Gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.
Hematologische toxiciteit: bij aanvang van de behandeling en gedurende de behandeling het volledige bloedbeeld maandelijks controleren. De behandeling alléén beginnen bij normale hemoglobine-, trombocyten- en neutrofielenwaarden of CTCAE-graad 1. Myelosuppressie treedt doorgaans pas op na behandeling van 8–10 weken. Bij ontstaan van matige tot ernstige hematologische toxiciteit (CTCAE-graad 3 of 4) de dosis verlagen en/of de behandeling onderbreken en het bloedbeeld wekelijks controleren tot herstel. Indien na 4 weken onderbreking de bloedparameters nog niet zijn hersteld tot CTCAE-graad 1 of beter een beenmerganalyse en/of cytogenetische bloedanalyse uitvoeren.
Myelodysplastisch syndroom/acute myeloïde leukemie: treden vooral op in aanwezigheid van risicofactoren, zoals bij 1) een voorgeschiedenis maligniteit, beenmergdysplasie en/of platinabevattende therapie; 2) het gelijktijdig gebruiken van andere DNA-verstorende middelen en/of radiotherapie. Deze aandoeningen kunnen optreden binnen < 2 maanden tot ca. 6 jaar na start van de behandeling. Bij vermoeden van het ontstaan van deze aandoeningen een beenmerganalyse en/of cytogenetische bloedanalyse uitvoeren; bij bevestiging van de diagnose de behandeling met olaparib staken.
Gastro-intestinale toxiciteit: misselijkheid en braken komen zeer vaak voor, zijn meestal niet ernstig (CTCAE-graad 1 en 2), en kunnen worden behandeld met anti-emetica, een dosisverlaging of onderbreking van de behandeling. Anti-emetica kunnen zonodig ook profylactisch worden ingezet. Dit kan nodig zijn om langdurige of ernstige gevallen van misselijkheid en braken (met complicaties zoals dehydratie of ziekenhuisopname) te voorkómen.
Darmobstructie is gemeld bij patiënten met ovariumcarcinoom. Bij een vermoeden van een darmobstructie de patiënt onmiddellijk onderzoeken en een gepaste behandeling instellen.
Fotosensibilisatie: laat de patiënt zich beschermen tegen UV-straling door buitenshuis beschermende kleding (incl. zonnehoed) te dragen en een zonnebrandcrème en lippenbalsem met hoge beschermingsfactor te gebruiken en gebruik van de zonnebank te vermijden.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens het gebruik bij ouderen > 75 jaar, bij een ernstig verminderde leverfunctie (totaalbilirubine > 3× ULN) en bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min). Er zijn geen gegevens over de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met carfilzomib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met rucaparib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteasoomremmer. Carfilzomib bindt selectief en irreversibel aan actieve domeinen van het 20S-eiwit-subunit (het proteolytische kerndeeltje in het 26S-proteasoom). Carfilzomib heeft antiproliferatieve en pro-apoptotische activiteit in hematologische tumoren, waaronder multipel myeloom.
Kinetische gegevens
V d | 0,4 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, voornamelijk via (epoxide)hydrolyse en door peptidasen. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine als metabolieten. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Rucaparib is een remmer van poly-(ADP-ribose)-polymerase-enzymen (PARP-1, PARP-2 en PARP-3), enzymen die nodig zijn voor een efficiënt herstel van enkelstrengs DNA-breuken (ESBs). Remming van PARP leidt tot de ophoping van ESBs die uiteindelijk dubbelstrengs DNA-breuken (DSBs) worden wanneer de cellen proberen te delen. Kankercellen zonder functionele genen BRCA1 of 2 zijn niet in staat om deze DSBs te repareren, aangezien ze geen functioneel homologe recombinatie reparatiemechanisme hebben. Dit leidt tot een verhoogde genomische instabiliteit, wat resulteert in celdood (cytotoxiciteit, antitumorwerking). Rucaparib laat tevens een verminderde tumorgroei zien bij humane kanker zonder BRCA-mutaties/deficiënties.
Kinetische gegevens
T max | ca. 2 uur. |
F | ca. 36%. |
V d | 1,6–3,7 l/kg. |
Metabolisering | gedeeltelijk. Door CYP2D6 en in mindere mate door CYP1A2 en CYP3A4 tot nagenoeg onwerkzame metabolieten (in vitro-gegevens). Vooralsnog zijn geen farmacokinetische verschillen gezien bij de verschillende fenotypen van CYP2D6 en CYP1A2. |
Eliminatie | vnl. met de feces; kleine hoeveelheid met de urine. |
T 1/2el | ca. 26 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
carfilzomib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
rucaparib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk