Samenstelling
Reagila (als hydrochloride) Gedeon Richter Benelux Sprl.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1,5 mg, 3 mg, 4,5 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Aktiprol Prolepha Research bv
- Toedieningsvorm
- tablet
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 200 mg, 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Zie voor de toepassing van amisulpride bij schizofrenie de Multidisciplinaire richtlijn Schizofrenie (2012).
Indicaties
- Schizofrenie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Acute en chronische schizofrene stoornissen met positieve en/of negatieve symptomen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Schizofrenie
Volwassenen
Begindosering: 1,5 mg 1×/dag. Geleidelijk ophogen met 1,5 mg per keer tot max. 6 mg/dag. Na starten en bij iedere dosisverandering meerdere weken controleren op bijwerkingen en respons, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine en werkzame metabolieten.
Overgaan van ander antipsychoticum op cariprazine: dosering van oude behandeling geleidelijk afbouwen, terwijl de behandeling met cariprazine wordt ingezet.
Overgaan van cariprazine op een ander antipsychoticum: staak cariprazine op de dag dat van de nieuwe behandeling met de laagste dosis wordt gestart.
Gemiste dosis: De gemiste dosis zo snel mogelijk innemen. Sla de gemiste dosis over als het bijna tijd is voor de volgende dosis; neem de volgende dosis op de gebruikelijke tijd in. Vermijd het innemen van een dubbele dosis.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt ontraden.
Toediening: Innemen op steeds hetzelfde tijdstip van de dag, met of zonder voedsel. Gebruik geen grapefruitsap tijdens de behandeling.
Doseringen
Acute en chronische schizofrene stoornissen
Volwassenen
Bij acute psychotische episoden: 400–800 mg/dag verdeeld in twee giften. Pas de dosis aan afhankelijk van de individuele respons. In individuele gevallen kan de dagdosis worden verhoogd tot max. 1200 mg/dag. Bij gemengde positieve en negatieve symptomen de doses aanpassen om een optimale controle te krijgen over de positieve symptomen.
Bij voornamelijk negatieve symptomen: 50–300 mg/dag in één gift. Pas de dosis aan afhankelijk van de individuele respons.
De onderhoudsbehandeling vaststellen op de minimale effectieve dosis. Een dagdosis tot 400 mg in één gift innemen; hogere dagdoses verdelen over twee innamen.
Bij nierfunctiestoornis moet de dosis worden verlaagd. Bij een creatinineklaring 30–60 ml/min: geef de helft van de normale dosis; bij een creatinineklaring 10–30 ml/min: geef één derde van de normale dosis. Er is geen ervaring bij een creatinineklaring < 10 ml/min.
Bij leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): acathisie, parkinsonisme.
Vaak (1-10%): slaapstoornis, angst. Sedatie, duizeligheid, dystonie, andere extrapiramidale aandoeningen en aandoeningen met abnormale bewegingen. Gewichtstoename, veranderde eetlust, dyslipidemie. Troebel zien. Tachycardie. Hypertensie. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Verhoogde leverenzymwaarden. stijging serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): depressie, suïcidaal gedrag, libidostoornis, erectiestoornis, delier. Dysesthesie, (tardieve) dyskinesie, lethargie. Anemie, eosinofilie. Verlaagd TSH, hypo- en hypernatriëmie, hyperglykemie, diabetes mellitus. Oogirritatie, verminderde visus, accommodatiestoornis, verhoogde intraoculaire druk. Vertigo. Bradycardie, hartgeleidingsstoornissen, verlengde QT-tijd en T-golfafwijkingen op ECG. (Orthostatische) hypotensie. Hik. Gastro-oesofagale refluxziekte. Hyperbilirubinemie. Jeuk, huiduitslag. Dysurie, pollakisurie. Dorst.
Zelden (0,01-0,1%): convulsie, amnesie, afasie. Neutropenie. Overgevoeligheid. Hypothyroïdie. Fotofobie, cataract. Dysfagie. Rabdomyolyse.
Verder zijn gemeld: neuroleptisch maligne syndroom. Toxische hepatitis. Neonataal onthoudingssyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): extrapiramidale symptomen zoals: tremor, stijfheid, hypokinesie, hypersalivatie, acathisie, dyskinesie.
Vaak (1-10%): angst, agitatie, orgasmedisfunctie, slapeloosheid, slaperigheid. Acute dystonie zoals: torticollis spasmodica, oculogyre crisis, trismus. Wazig zicht. Hypotensie. Obstipatie, misselijkheid, braken, droge mond. Gewichtstoename. Hyperprolactinemie, galactorroe, amenorroe, gynaecomastie, mastodynie en/of erectiestoornis.
Soms (0,1-1%): leukopenie, neutropenie. Allergische reacties. Hyperglykemie, hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie. Verwardheid. Late dyskinesie gekenmerkt door ritmische, onwillekeurige bewegingen, hoofdzakelijk van de tong en/of het gezicht, gewoonlijk na langdurige toediening. Convulsies. Bradycardie. Hypertensie. Neuscongestie, aspiratiepneumonie (vooral geassocieerd in combinatie met andere centraaldempende middelen). Osteopenie, osteoporose. Urineretentie. Hepatocellulaire schade. Stijging van leverenzymspiegels, voornamelijk transaminasen.
Zelden (0,01-0,1%): Agranulocytose. Benigne hypofysetumor zoals een prolactinoom. Hyponatriëmie, syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH ). Neuroleptisch maligne syndroom (mogelijk fataal). QT-verlenging, ventrikelaritmie, zoals 'torsade de pointes' en ventrikeltachycardie, die kunnen leiden tot ventrikelfibrillatie of hartstilstand, plotse dood. Veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie, soms fataal, en gevallen van diep-veneuze trombose. Angio-oedeem, urticaria.
Verder zijn gemeld: Neonataal abstinentiesyndroom. Rustelozebenen-syndroom. Fotosensitiviteit.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers ( zoals claritromycine, cobicistat, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, indinavir, ritonavir) én matige tot sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid, bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil).
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-remmer (bv. erytromycine, fluconazol, diltiazem, verapamil) kan de blootstelling van cariprazine toenemen. Wijzigingen van de behandeling met een CYP3A4-remmer is pas na enkele weken volledig zichtbaar in de plasmaspiegel, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine (en actieve metabolieten). Controleer gedurende enkele weken op bijwerkingen en respons na het starten of staken van een matige CYP3A4-remmer of na een dosisverandering van cariprazine; verlaag zo nodig (tijdelijk) de dosis cariprazine.
Gebruik geen grapefruit-/pompelmoessap tijdens de behandeling.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van substraten van P-glycoproteïne met een smalle therapeutische breedte, zoals dabigatran en digoxine; extra controle en dosisaanpassing kan nodig zijn.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van alcohol en andere centraalwerkende middelen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Interacties
Gecontra-indiceerd: Gelijktijdig gebruik met levodopa en dopamine-agonisten (zoals ropinirol en bromocriptine) is gecontra-indiceerd, omdat deze middelen elkaars werking tegen kunnen gaan. Gelijktijdig gebruik met klasse IA-anti-aritmica (zoals kinidine, disopyramide) en klasse III-anti-aritmica (zoals amiodaron, sotalol) en methadon, erytromycine (i.v.) en pentamidine zijn gecontra-indiceerd.
Niet aanbevolen: Gelijktijdig gebruik met alcohol. Gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen of risico op 'torsade de pointes' de pointes verhogen, zoals geneesmiddelen die bradycardie kunnen veroorzaken (zoals β-blokkers, diltiazem, verapamil, clonidine, guanfacine, digoxine), geneesmiddelen die hypokaliëmie kunnen geven (zoals diuretica, contactlaxantia, amfotericine B (i.v.), glucocorticoïden, tetracosactide), antipsychotica, zoals pimozide, haloperidol, imipramine en lithium. Hypokaliëmie dient gecorrigeerd te worden.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met centraal onderdrukkende middelen zoals narcotica, anesthetica, analgetica, sedatieve H1-antihistaminica, barbituraten, benzodiazepinen en andere anxiolytische geneesmiddelen, clonidine en derivaten. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met hypotensieve geneesmiddelen. Gelijktijdige toediening van clozapine kan de plasmaspiegel van amisulpride verhogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijke effecten.
Farmacologisch effect:Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overige: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 10 weken na de therapie. Het is niet bekend of cariprazine de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additionele barrièremethode toepassen.
Zwangerschap
Amisulpride passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dierenreproductietoxiciteit. Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vermeerdert de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overige: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: mogelijk in relatief grote hoeveelheden.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- prolactine-afhankelijke tumoren zoals hypofyseprolactinomen en borstkanker;
- lang QT-intervalsyndroom.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Lactatie, Interacties en Waarschuwingen en voorzorgen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tardieve dyskinesie: Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van tardieve dyskinesie.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak de behandeling direct bij optreden van symptomen van NMS of bij onverklaarde hoge koorts.
Suïciderisico: Suïcidaliteit is meest frequent gemeld kort na instellen of overgaan op een (ander) antipsychotisch middel. Hou hoogrisicopatiënten zorgvuldig in de gaten.
Acathisie: Wees voorzichtig bij patiënten die vatbaar zijn voor acathisie; de dosis geleidelijk op- of afbouwen.
Bij dementie: Cariprazine is niet aanbevolen voor de behandeling van ouderen met dementie, vanwege meer kans op overlijden. Antipsychotica kunnen (symptomen van) de ziekte van Parkinson verergeren.
Hyperglykemie: Bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus de bloedglucosespiegel controleren vóór start van en tijdens de behandeling met een atypisch antipsychoticum.
Gewichtstoename: Het lichaamsgewicht van patiënten regelmatig controleren, vanwege mogelijke aanzienlijke gewichtstoename.
Cataract: Verwijs bij symptomen die kunnen duiden op cataract voor een oogheelkundig onderzoek, en herbeoordeel voortzetten van de behandeling. Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van cataract.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Risicofactoren voor VTE vóóraf en tijdens de behandeling met antipsychotica vaststellen en zo nodig preventieve maatregelen nemen.
Cardiovasculaire effecten: Wees voorzichtig bij patiënten met hart- en vaatziekten (met meer kans op bloeddrukveranderingen), risicofactoren voor beroerte, een verlengd QT-interval in de familie-anamnese en gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Convulsiedrempel: Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van epileptische insulten en met aandoeningen die de convulsiedrempel kunnen verlagen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Wees voorzichtig bij ouderen ≥ 65 jaar, omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet onderzocht bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.
Rijvaardigheid:Cariprazine heeft een geringe of matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Prolactinespiegel en benigne hypofysetumor: Amisulpride veroorzaakt een stijging van de prolactinespiegel; wees daarom voorzichtig bij patiënten met een voorgeschiedenis of een familiaire geschiedenis van borstkanker en monitor deze patiënten nauwlettend tijdens de behandeling. Bij zeer hoge prolactinespiegels of klinische tekenen van een hypofysetumor (zoals een afwijking van het gezichtsveld en hoofdpijn), dient er beeldvormend onderzoek van de hypofyse plaats te vinden. Staak de behandeling als de diagnose van een hypofysetumor bevestigd wordt.
Neuroleptisch maligne syndroom: Net als met andere antipsychotica kan het neuroleptisch maligne syndroom (NMS) optreden; een mogelijk fatale complicatie, gekenmerkt door hyperthermie, toegenomen spierstijfheid, autonome instabiliteit, veranderd bewustzijn en stijging in creatinekinase. Bij vermoeden van NMS (vooral bij hyperthermie en hoge dagelijkse doses) de behandeling staken.
Bewegingsstoornissen en Parkinson: Extrapiramidale symptomen zijn in het algemeen gering bij een optimale dosering en gedeeltelijk omkeerbaar met toediening van antiparkinsonmedicatie, zonder dat de behandeling met amisulpride gestaakt hoeft te worden. Acute dystonie is omkeerbaar met toediening van antiparkinsonmedicatie, zonder dat de behandeling met amisulpride hoeft te worden gestaakt. Bij tardieve dyskinesie is antiparkinsonmedicatie ondoeltreffend of kan het de symptomen verergeren. Wees voorzichtig met gebruik van antipsychotica bij de ziekte van Parkinson, omdat deze de aandoening kunnen verergeren.
Ouderen: Wees voorzichtig bij ouderen, vanwege kans op hypotensie of sedatie. Antipsychotica vermeerderen bij dementie enigszins de kans op overlijden. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor beroerte.
Hyperglykemie: Controleer bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus bij de start van de behandeling de bloedsuikerspiegel nauwgezet.
Convulsies: Amisulpride kan de drempelwaarde voor convulsies verlagen; controleer patiënten met een voorgeschiedenis van convulsies nauwlettend tijdens de behandeling.
Hepatotoxiciteit is gemeld. Symptomen zoals asthenie, anorexie, misselijkheid, braken, buikpijn en icterus moeten direct gemeld worden. Voer direct klinisch onderzoek uit en beoordeel de leverfunctie.
QT-verlenging: Amisulpride veroorzaakt een verlenging van het QT-interval. Wees voorzichtig bij een familiaire voorgeschiedenis van verlenging van het QT-interval, significante bradycardie (< 55 slagen/min), elektrolytenstoornissen en in het bijzonder hypokaliëmie en gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, hypokaliëmie, bradycardie of minder intra-cardiale geleiding geven (zie ook rubriek Interacties).
Veneuze trombo-embolie (VTE): Aangezien met antipsychotica behandelde patiënten vaak verworven risicofactoren vertonen voor VTE, moeten alle mogelijke risicofactoren hiervoor opgespoord worden vóór en tijdens de behandeling met amisulpride en er moeten preventieve maatregelen getroffen worden.
Bloeddyscrasie: Bij onverklaarde infecties of koorts is hematologisch onderzoek aangewezen, vanwege de kans op leukopenie, neutropenie en agranulocytose.
Dosis geleidelijk afbouwen om onthoudingssymptomen, recidief van psychotische symptomen en het ontstaan van onwillekeurige bewegingsstoornissen (zoals acathisie, dystonie en dyskinesie) te voorkomen.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen vanaf de puberteit zijn niet vastgesteld. Bij kinderen die de puberteit nog niet hebben bereikt, is gebruik gecontra-indiceerd, omdat de veiligheid hiervan nog niet is vastgesteld.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met cariprazine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
sufheid en sedatie, coma, hypotensie en extrapiramidale symptomen.
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met amisulpride contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antipsychoticum met een partieel agonerende werking op dopamine D2- , D3- en serotonine 5HT1A-receptoren, een antagonerende werking op serotonine 5HT2A-, 5HT2B- en histamine H1-receptoren, een lage affiniteit voor 5HT2C- en α1-adrenerge receptoren en nauwelijks affiniteit voor muscarinerge acetylcholinereceptoren. De twee belangrijkste werkzame metabolieten (desmethyl- en didesmethylcariprazine) hebben hetzelfde receptorbindingsprofiel en functioneel werkingsprofiel als cariprazine. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 3-8 uur. |
V d | cariprazine 13,1 l/kg, desmethylcariprazine 6,8 l/kg, didesmethylcariprazine 22,4 l/kg. |
Eiwitbinding | 92-97%. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, vnl via CYP3A4 en in mindere mate CYP2D6. Hierbij worden o.a. de belangrijkste werkzame metabolieten desmethyl- en didesmethylcariprazine gevormd, die zelf ook via deze enzymen worden omgezet. |
Eliminatie | ca. 21% via de urine (waarvan ca. 1% onveranderd). |
T 1/2el | de effectieve (functionele) halfwaardetijd voor cariprazine en desmethylcariprazine: ca. 2 dagen, voor didesmethylcariprazine: 8 dagen en voor cariprazine (totaal): ca. 1 week. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzamidederivaat, dat wordt gerekend tot de groep atypische antipsychotica. Bindt met een hoge affiniteit aan dopamine-D2 en D3-receptoren, en heeft geen affiniteit voor D1-, D4- en D5-receptorsubtypen. Heeft geen affiniteit voor serotonine-, α-adrenerge, H1-histamine en cholinerge receptoren.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | 48% |
V d | 5,8 l/kg. |
Metabolisering | wordt in geringe mate gemetaboliseerd. |
Eliminatie | met de urine, vnl. onveranderd. |
T 1/2el | ca. 12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cariprazine hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
amisulpride hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk