Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Zykadia XGVS Novartis Europharm ltd.

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
150 mg
Toedieningsvorm
Tablet, filmomhuld
Sterkte
150 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Ceritinib als eerstelijns of derdelijns/vierdelijnsbehandeling bij gemetastaseerd ALK-positief NSCLC, bevat het advies van de commissie BOM op NVMO.org.

Voor de behandeling niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) staat de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.

Indicaties

Volwassenen met anaplastisch lymfoom kinase (ALK)–positief, gevorderd niet–kleincellig longcarcinoom (NSCLC) als monotherapie

  • als eerstelijnsbehandeling;
  • na eerdere behandeling met crizotinib.

Doseringen

Vóór aanvang van de behandeling de ALK-positieve NSCLC-status aantonen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.

Vanwege het vaak vóórkomen van graad 3–4 voorvallen van misselijkheid/braken en diarree (bij ca. 12,5%), de patiënt zonodig behandelen met o.a. extra vocht, anti-emetica en antidiarrhoica.

Klap alles open Klap alles dicht

Niet–kleincellig longcarcinoom (NSCLC)

Volwassenen (incl. ouderen (≤ 85 jaar)

Indien de patiënt voedsel tot zich kan nemen: 450 mg 1×/dag (= tevens de max. dosis) innemen mét voedsel. De behandeling voortzetten zolang er klinisch voordeel wordt waargenomen. Als vanwege een bijwerking een dosisverlaging nodig is, moet deze in stappen van 150 mg worden bereikt. De behandeling definitief staken indien 150 mg/dag niet wordt verdragen.

Indien de patiënt géén voedsel tot zich kan nemen: 750 mg 1×/dag (= tevens de max. dosis) innemen op nuchtere maag met water. De behandeling voortzetten zolang er klinisch voordeel wordt waargenomen. Als vanwege een bijwerking een dosisverlaging nodig is, moet een dosering van 600 mg gebruikt worden, hierna kan de dosering nog verlaagd worden naar 450 mg en daarna naar 300 mg/dag. De behandeling definitief staken indien 300 mg/dag niet wordt verdragen.

Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.

Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) de dosis verlagen met ca. ⅓, afgerond op het dichtsbijzijnde veelvoud van 150 mg.

In combinatie met sterke CYP3A4-remmers: indien combinatie met een sterke CYP3A4-remmer onvermijdelijk is, dan de dosis verlagen met ca. ⅓, afgerond op het dichtsbijzijnde veelvoud van 150 mg. Observeer nauwlettend op bijwerkingen. Bij goed verdragen kan bij noodzakelijk langdurig gebruik van de combinatie de dosis voorzichtig worden verhoogd om onderbehandeling te voorkómen. Bij staken van de CYP3A4-remmer weer de dosis gebruiken van vóór instelling van de combinatie.

Bij (ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (bradycardie, verlengd QT-interval, interstitiële longziekte/pneumonitis, misselijkheid/braken, diarree, stijging van leverenzymwaarden, aanhoudende hyperglykemie, stijging lipase of amylase-waarden) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1).

Een gemiste dosis alsnog innemen, tenzij de volgende dosis binnen 12 uur moet worden ingenomen.

In geval van braken géén extra dosis innemen, maar doorgaan met de volgende geplande dosis.

Toediening: de capsules en tabletten heel innemen (zonder kauwen of fijnmaken) mét voedsel (voor een voldoende biologische beschikbaarheid en minder gastro-intestinale bijwerkingen), elke dag op hetzelfde tijdstip. Het voedsel mag variëren van een lichte tot volledige maaltijd. Geen grapefruitsap gebruiken. Indien de patiënt géén voedsel tot zich kan nemen, dan ceritinib op een nuchtere maag innemen en daarbij de hogere dosering volgen; dan mag de patiënt ten minste twee uur vóór tot één uur na de inname niets innemen (ook geen sondevoeding). Let op! wissel niet af tussen inname wel met voedsel en niet met voedsel.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): anemie. Verminderde eetlust (bij ca. 40%). Misselijkheid (bij ca. 43%), braken (bij ca. 38%), dyspepsie, gastro-oesofageale refluxziekte, dysfagie, buikpijn, obstipatie, diarree (bij ca. 59%). Huiduitslag (bv. maculopapuleus), acneïforme dermatitis. Vermoeidheid (bij ca. 48%), asthenie. Gewichtsverlies (bij ca. 28%). Afwijkende leverfunctietest (bij ca. 61%), verhoogde creatininewaarde in bloed.

Vaak (1–10%): hyperglykemie, hypofosfatemie. Visusstoornis (bv. wazig zicht, accommodatiestoornis, fotopsie). Pericarditis, bradycardie, QT-verlenging. Interstitiële longziekte, pneumonitis. Nierfalen, nierfunctiestoornis. Verhoogd lipase, amylase.

Soms (0,1–1%): hepatotoxiciteit. Pancreatitis.

Interacties

Ceritinib is een substraat voor CYP3A4 en Pgp. Sterke CYP3A4–remmers (met en zonder gelijktijdige Pgp-remming) zoals claritromycine, erytromycine, grapefruitsap, indinavir, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol en ritonavir verhogen de blootstelling aan ceritinib; de combinatie vermijden. Indien dit niet mogelijk is, de dosis ceritinib met circa een derde verlagen (niet klinisch geverifieerd) en monitoren of dit te verdragen is. Sterke CYP3A/Pgp–inductoren zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine, rifampicine en sint–janskruid verlagen de blootstelling aan ceritinib; de combinatie vermijden.

Ceritinib kan de klaring remmen van geneesmiddelen die overwegend door CYP3A4 worden gemetaboliseerd. Vermijd gelijktijdige toediening van CYP3A4–substraten met een smalle therapeutische breedte zoals alfentanil, fentanyl, alprazolam, ciclosporine, domperidon, ergot–derivaten, midazolam, pimozide, quetiapine, kinidine, sirolimus, tacrolimus, sommige statinen en sommige HIV–proteaseremmers. Indien dit onvermijdelijk is, overweeg een dosisverlaging van CYP3A4-substraten met een smalle therapeutische breedte.

Wees vanwege een remming van BCRP en intestinaal Pgp door ceritinib voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van BCRP-substraten (bv. rosuvastatine, methotrexaat, topotecan, sulfasalazine) en Pgp-substraten (bv. digoxine, colchicine, dabigatran, paclitaxel, pravastatine, vincristine); monitor bijwerkingen van deze middelen.

Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, ibutilide, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, chinolonen, enkele antimycotica; monitor het QT-interval.

Er is meer kans op bradycardie bij de combinatie met geneesmiddelen die bradycardie als bijwerking geven zoals β-blokkers, clonidine, digoxine, diltiazem, ivabradine, verapamil, mefloquine, cholinesteraseremmers en pilocarpine.

Tijdens de behandeling het gebruik van bloedglucoseverlagende middelen optimaliseren.

Ceritinib is minder goed oplosbaar bij hogere pH. Combinatie met de protonpompremmer esomeprazol (40 mg 1×/dag) vermindert de AUC van ceritinib met ca. 76% en de Cmax met 79%; desondanks lijkt de impact van protonpompremmers mee te vallen. Er zijn geen gegevens over de combinatie met antacida of H2-receptorantagonisten. De kans op een klinisch relevante afname in de biologische beschikbaarheid van ceritinib is mogelijk lager bij inname van het antacidum 2 uur vóór of 2 uur ná ceritinib en bij inname van een H2-receptorantagonist 10 uur vóór of 2 uur na ceritinib.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient een zeer effectieve anticonceptiemethode te gebruiken gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.

Waarschuwingen en voorzorgen

Leverfunctie: voorafgaand aan de behandeling, elke twee weken gedurende de eerste 3 maanden van behandeling en vervolgens maandelijks de leverfunctie (onder meer ALAT, ASAT en totaal bilirubine) controleren, of vaker indien klinisch aangewezen. Bij een verhoging van ALAT tot graad 3 of 4 is het meestal voldoende de behandeling tijdelijk te onderbreken of de dosis te verlagen. Wees zeer voorzichtig bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15); beperkte ervaring met normale doses heeft een verslechtering van de onderliggende leveraandoening (hepatische encefalopathie) laten zien, daarom de dosering verlagen (zie de rubriek Dosering).

Vanwege de kans op pancreatitis, voorafgaand aan de behandeling en op regelmatige tijdstippen tijdens de behandeling de lipase- en amylasespiegels bepalen.

Voorafgaand aan de behandeling de nuchtere bloedglucosewaarde controleren en tijdens de behandeling periodiek.

Asymptomatische bradycardie (hartslag < 60 slagen/min) is in klinische onderzoeken bij ruim 2% van de patiënten voorgekomen. Controleer regelmatig de hartfrequentie en bloeddruk. Vermijd het gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die bradycardie kunnen geven (zie de rubriek Interacties).

Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en bij een voorgeschiedenis van QT-verlenging. Gebruik vermijden bij congenitaal lang QT-syndroom. Bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig elektrolyten en ECG bepalen.

Interstitiële longziekte: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling onderbreken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.

Onderzoeksgegevens: er is geen ervaring opgedaan bij een ernstige nierfunctiestoornis. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar bij patiënten > 85 jaar.

Eigenschappen

Proteïnekinaseremmer. Ceritinib remt ALK–receptor–tyrosinekinase (ALK–RTK) en de oncogene varianten hiervan. Het remt de autofosforylatie van ALK, de ALK-gemedieerde fosforylatie van 'downstream signaling' eiwitten en de proliferatie van ALK-afhankelijke kankercellen.

Kinetische gegevens

Resorptie de orale absorptie is ten minste 25%. Bij toediening met voedsel neemt de systemische blootstelling toe.
T max 4–6 uur.
Eiwitbinding ca. 97%.
Metabolisering gedeeltelijk, vnl. via CYP3A.
Eliminatie met de feces ca. 68% (onveranderd), met de urine ca. 1,3%.
T 1/2el 31–41 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

ceritinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.