Samenstelling
Brineura XGVS Aanvullende monitoring BioMarin Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 2 flacons 5 ml + 1 flacon spoeloplossing 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Strensiq Aanvullende monitoring Alexion Pharma Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,45 ml, 0,7 ml, 1,0 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,8 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder 'uitzonderlijke omstandigheden'; vanwege de zeldzaamheid van de ziekte zijn er weinig gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Advies
Bij hypofosfatasie (HPP) met een perinatale of infantiele aanvang, waarbij de eerste symptomen van de ziekte zijn opgetreden in de baarmoeder of vóór een leeftijd van 6 maanden, lijkt asfotase alfa een positief effect te hebben op de overleving en de respiratoire functie. Vanwege beperkingen in de studieopzet (niet-vergelijkende studies met zeer kleine aantallen patiënten) bestaat onzekerheid over de grootte van het effect. Er zijn onvoldoende onderzoeksgegevens over het toepassen van asfotase alfa bij HPP met juveniele aanvang (eerste symptomen op een leeftijd van 6 maanden tot 18 jaar).
Aan de vergoeding van asfotase alfa zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder uitzonderlijke omstandigheden; vanwege de zeldzaamheid van de ziekte zijn er relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Indicaties
Neuronale ceroïdlipofuscinose type 2 (CLN2), ook bekend als tripeptidylpeptidase 1 (TPP1-)deficiëntie.
Indicaties
Langdurige enzymvervangingstherapie bij patiënten met botmanifestaties bij hypofosfatasie, indien de eerste symptomen vóór de leeftijd van 18 jaar zijn opgetreden.
Doseringen
Het is van belang om de behandeling zo vroeg mogelijk te beginnen.
Geef premedicatie 30-60 minuten vóór het begin van de infusie: een antihistaminicum en eventueel een antipyreticum.
Evalueer regelmatig klinisch of de langetermijnbehandeling kan worden voortgezet.
Neuronale ceroïdlipofuscinose type 2
Kinderen ≥ 2 jaar
300 mg elke 2 weken via intracerebroventriculaire infusie. De infusiesnelheid voor cerliponase α en de spoelvloeistof is 2,5 ml/uur.
Kinderen < 2 jaar
Er zijn geen klinische gegevens voor kinderen < 1 jaar. De voorgestelde dosering is geschat op basis van de hersenmassa;
Kinderen 1 tot 2 jaar
200 mg elke 2 weken gedurende de eerste 4 toedieningen, vervolgens 300 mg elke 2 weken.
Kinderen 6 maanden tot 1 jaar
150 mg elke 2 weken.
Kinderen 0 tot 6 maanden
100 mg elke 2 weken.
Dosisaanpassingen
- Als de infusie niet wordt verdragen: overweeg om de dosering met 50% te verlagen en/of de infusiesnelheid te verlagen.
- Als de infusie is onderbroken vanwege een overgevoeligheidsreactie: herstart de infusie op ca. de helft van de oorspronkelijke infusiesnelheid.
- Als de intracraniële druk mogelijk stijgt tijdens de infusie (bv. hoofdpijn, misselijkheid, braken, bewustzijnsdaling): onderbreek de infusie en/of verlaag de infusiesnelheid (vooral bij kinderen < 3 jaar).
Toediening
- Cerliponase α wordt toegediend aan de cerebrospinale vloeistof door middel van infusie via een reservoir en katheter die operatief zijn geïmplanteerd (intracerebroventriculair toegangssysteem). Dit toegangssysteem moet worden geïmplanteerd vóór de eerste infusie. Het systeem moet geschikt zijn voor toegang tot de hersenventrikels om geneesmiddelen toe te dienen.
- De infusiesnelheid is 2,5 ml/uur. Dien ná de toediening van het geneesmiddel het spoelmiddel toe met dezelfde infusiesnelheid.
- Zie voor gedetailleerde toedieningsinformatie de officiële productinformatie CBG/EMA.
Doseringen
Hypofosfatasie
Kinderen en volwassenen
S.c. 2 mg/kg lichaamsgewicht 3×/week óf s.c. 1 mg/kg lichaamsgewicht 6×/week. De max. dosis is 6 mg/kg/week. Zie voor meer informatie het doseerschema in de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Een vergeten dosis mag niet worden ingehaald door een dubbele dosis te injecteren.
Toediening: subcutaan. Als meer dan 1 ml per injectie nodig is, dan toedienen via meerdere injecties. Geef elke volgende injectie op een andere plaats volgens een rotatieschema, en controleer nauwkeurig op tekenen van mogelijke reacties.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infectie die verband houdt met het toegangssysteem. Overgevoeligheid. Prikkelbaarheid. Convulsies, hoofdpijn. Braken. Koorts. Toename of afname van het eiwitgehalte in de cerebrospinale vloeistof, pleiocytose in de cerebrospinale vloeistof, ECG-afwijkingen.
Vaak (1-10%): anafylactische reactie. Bradycardie. Maag-darmstelselaandoening. Huiduitslag, urticaria. Nervositeit. Irritatie op plaats van medisch hulpmiddel.
Verder is gemeld: meningitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Erytheem. Pijn in extremiteit. Injectieplaatsreactie (waaronder atrofie, abces, erytheem, pijn, jeuk, zwelling, lipodystrofie, verharding, nodule, uitslag, papula, hematoom, ontsteking, urticaria, calcificatie, warmte, hemorragie, exfoliatie en blaasjes op de injectieplaats), koorts, prikkelbaarheid. Kneuzing.
Vaak (1-10%): anafylactoïde reacties, overgevoeligheid. Cellulitis op de injectieplaats. Verhoogde neiging tot bloeduitstorting. Hypocalciëmie. Opvliegers. Orale hypo-esthesie, misselijkheid. Huidverkleuring, uitgerekte huid. Nefrolithiase. Spierpijn. Koude rillingen. Litteken.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
De toediening van asfotase alfa interfereert met de bepaling van serum-alkalische fosfatase en vele laboratoriumtesten waarbij alkalische fosfatase als detectiereagens wordt gebruikt.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Asfotase alfa passeert de placenta bij dieren.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- levensgevaarlijke anafylactische reactie op cerliponase α, indien hernieuwde toediening niet succesvol is;
- ventriculoperitoneale shunt;
- tekenen van acute lekkage of een storing van het intracerebroventriculaire toegangssysteem, of van een infectie die verband houdt met het toegangssysteem.
Contra-indicaties
Ernstige of levensbedreigende overgevoeligheid voor asfotase alfa als de overgevoeligheid niet onder controle is te brengen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzorgsmaatregelen toediening: wees voorzichtig bij risicofactoren voor complicaties door de intracerebroventriculaire toediening zoals obstructieve hydrocefalie. Inspecteer de hoofdhuid vóór elke infusie op de integriteit van de huid, om er zeker van te zijn dat het toegangssysteem niet is aangetast. Sluit vóór de toediening lekkage en/of een storing in het intracerebroventriculaire toegangssysteem, uit.
Controles: bewaak de vitale functies vóór, periodiek tijdens en na de infusie. Observatie na de toediening kan gedurende een langere periode nodig zijn, vooral bij kinderen < 3 jaar. Controleer tijdens de infusie het ECG bij patiënten met een voorgeschiedenis van bradycardie, een hartritmestoornis of een structurele hartziekte. Maak bij cardiaal normale patiënten elke 6 maanden een ECG. Stuur CSF-monsters routinematig voor laboratoriumonderzoek op, om subklinische infecties door het toegangssysteem op te sporen.
Wees voorbereid op een eventuele anafylactische reactie; observeer de patiënt nauwlettend tijdens en na de infusie. Staak direct de toediening bij een anafylactische reactie. Wees extra voorzichtig bij hernieuwde toediening als eerder anafylaxie is opgetreden.
Infecties die verband houden met het toegangssysteem zijn waargenomen, waaronder meningitis (symptomen: koorts, hoofdpijn, stijfheid van de nek, lichtgevoeligheid, misselijkheid, braken en veranderingen in de psychische toestand) en subklinische infecties. In klinische onderzoeken werden antibiotica toegediend, werd het toegangssysteem vervangen en de behandeling met cerliponase α voortgezet.
Na langdurig gebruik treedt degradatie op van het materiaal van het reservoir van het intracerebroventriculaire toegangssysteem. In twee klinische cases toonde het toegangssysteem geen tekenen van storing gedurende infusie, maar werd na verwijdering wel degradatie aangetoond. Overweeg vervanging van het toegangssysteem binnen 4 jaar (geregeld) gebruik.
Onvoldoende gegevens
- Er zijn geen klinische gegevens voor kinderen < 1 jaar.
- Er zijn weinig gegevens voor patiënten met gevorderde ziekteprogressie bij start van de behandeling.
- Bij pasgeborenen is de integriteit van de bloed-hersenbarrière mogelijk verminderd. Bij kinderen < 3 jaar ging de verhoogde blootstelling aan het geneesmiddel in de periferie niet gepaard met een duidelijke verandering in het veiligheidsprofiel.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheidsreacties kunnen bestaan uit anafylactoïde reacties (moeite met ademhalen, gevoel van stikken, periorbitaal oedeem en duizeligheid), misselijkheid, braken, koorts, hoofdpijn, blozen, prikkelbaarheid, koude rillingen, erytheem, huiduitslag, jeuk en orale hypo-esthesie; ze treden op binnen minuten na toediening, en kunnen nog optreden na een behandelduur van 1 jaar. Als deze reacties optreden, de toediening direct staken. Na behandeling van een ernstige reactie de risico's en voordelen van opnieuw toedienen afwegen. Hernieuwde toediening dient onder medisch toezicht plaats te vinden, bij daarop volgende toedieningen is dit afhankelijk van het oordeel van de arts.
Injectiegerelateerde reacties treden veelal voor het eerst op binnen de eerste 12 weken van behandeling, maar kunnen tot 1 of meer jaren na aanvang van de behandeling nog optreden. Onderbreek de toediening bij een ernstige injectiegerelateerde reactie.
Voorvallen van craniostenose (geassocieerd met verhoogde intracraniale druk), waaronder verergering van reeds bestaande craniostenose en het voorkomen van Arnold-Chiari-malformatie zijn gemeld bij patiënten < 5 jaar. Er zijn onvoldoende gegevens om een causaal verband vast te stellen met blootstelling aan asfotase alfa. Craniostenose kan ook een manifestatie van hypofosfatasie zijn. Periodiek monitoren (met inbegrip van fundoscopie ter controle op tekenen van papiloedeem) wordt aanbevolen bij patiënten < 5 jaar.
Ectopische calcificatie (oftalmische calcificatie en nefrocalcinose) zijn gemeld. Er zijn onvoldoende gegevens om een causaal verband vast te stellen met blootstelling aan asfotase alfa. Oftalmische calcificatie en nefrocalcinose kunnen ook manifestaties van hypofosfatasie zijn. Oogonderzoek en echoscopie van de nieren worden bij baseline en periodiek aanbevolen.
De concentratie parathyroïdhormoon in serum kan stijgen tijdens de behandeling (met name de eerste 12 weken). Controle van parathyroïdhormoon en calcium in serum wordt aanbevolen. Suppletie van calcium en orale vitamine D kan nodig zijn.
Patiënten kunnen disproportionele gewichtstoename vertonen. Toezicht op het dieet wordt aanbevolen.
Indien de patiënt laboratoriumonderzoek moet krijgen, het laboratorium informeren dat de patiënt wordt behandeld met medicatie die invloed heeft op de AF-concentratie.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij ouderen of bij personen met een verminderde nier- of leverfunctie.
Eigenschappen
Recombinant humaan tripeptidylpeptidase 1 (rhTPP1), een proteolytisch inactief pro-enzym dat in het lysosoom wordt geactiveerd. Cerliponase α wordt opgenomen door doelcellen en gaat dan naar de lysosomen via de kation-onafhankelijke mannose-6-fosfaatreceptor (CI-MPR). Vervolgens wordt het geactiveerd tot een proteolytisch enzym dat tripeptiden van de N-terminus van het doeleiwit afsplitst.
Bij neuronale ceroïdlipofuscinose type 2 (CLN2) is er sprake van een inadequaat TPP1-gehalte, wat leidt tot neurodegeneratie, epileptische aanvallen, verlies van neurologische functie, visusstoornissen/blindheid en overlijden tijdens de kinderjaren.
Kinetische gegevens
T max | ca. 4,5 uur (in cerebrospinale vloeistof); ca. 12 uur (in plasma). |
V d | ca. 435 ml, dit is groter dan het gebruikelijke CSF-volume (100 ml), wat wijst op distributie naar weefsels buiten de CSF. Het grootste deel van het toegediende cerliponase α blijft echter binnen de CSF. Er wordt waarschijnlijk geen therapeutische concentratie in het oog bereikt, vanwege de beperkte toegang vanuit de CSF tot de aangetaste cellen van de retina en de aanwezigheid van de bloed-retinabarrière. |
Metabolisering | zoals alle eiwitten via proteolytisch katabolisme. |
T 1/2el | ca. 7,4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Asfotase alfa is een humaan, recombinant, niet-weefselspecifiek alkalische fosfatase-Fc-deca-aspartaatfusie-eiwit met enzymactiviteit. Het bevordert de mineralisatie van het skelet bij patiënten met hypofosfatasie.
Hypofosfatasie is een zeldzame, levensbedreigende, erfelijke aandoening veroorzaakt door mutaties in het gen dat codeert voor niet-weefselspecifieke alkalische fosfatase. De aandoening gaat gepaard met meerdere botmanifestaties, waaronder rachitis (bij baby's en kinderen), osteomalacie, veranderd calcium- en fosfaatmetabolisme, groei- en mobiliteitsstoornissen, respiratoire insufficiëntie waarvoor beademing nodig kan zijn en vitamine B₆-afhankelijke epileptische aanvallen.
Kinetische gegevens
F | ca. 60%. |
T 1/2el | 1,7–2,9 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cerliponase alfa hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- asfotase alfa (A16AB13) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk
Groepsinformatie
asfotase alfa hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, enzymen.
- agalsidase alfa (A16AB03) Vergelijk
- agalsidase bèta (A16AB04) Vergelijk
- alglucosidase alfa (A16AB07) Vergelijk
- cerliponase alfa (A16AB17) Vergelijk
- elosulfase alfa (A16AB12) Vergelijk
- galsulfase (A16AB08) Vergelijk
- idursulfase (A16AB09) Vergelijk
- imiglucerase (A16AB02) Vergelijk
- laronidase (A16AB05) Vergelijk
- sebelipase alfa (A16AB14) Vergelijk
- velaglucerase alfa (A16AB10) Vergelijk