Samenstelling
Vizimpro XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 15 mg, 30 mg, 45 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dasatinib (als monohydraat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 50 mg, 70 mg, 100 mg
Sprycel (als monohydraat) XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor suspensie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 120 ml
Conserveermiddelen: benzoëzuur, benzylalcohol. Bevat tevens: saccharose 291 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 50 mg, 70 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie en acute lymfatische leukemie de geldende behandelrichtlijnen op de website van de Nederlandse Vereniging voor Hematologie.
Indicaties
- Eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met epidermale groeifactorreceptor (EGFR)-activerende mutaties bij volwassenen als monotherapie.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met
- nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie (Ph+ CML) in de chronische fase;
- Ph+ CML in de chronische-, acceleratie- of blastenfase, die resistent of intolerant is voor eerder toegediende geneesmiddelen zoals imatinib;
- Philadelphia-chromosoom-positieve acute lymfatische leukemie (Ph+ ALL) die resistent of intolerant is voor eerder toegediende geneesmiddelen.
Behandeling van kinderen met:
- nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve chronische myeloïde leukemie (Ph+ CML) in de chronische fase;
- Ph+ CML in de chronische fase die resistent of intolerant is voor eerder toegediende geneesmiddelen waaronder imatinib;
- nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom-positieve acute lymfatische leukemie (Ph+ ALL) in combinatie met chemotherapie.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling de EGFR-mutatiestatus vaststellen met een gevalideerde test.
Ter preventie van een droge huid een behandeling met een vochtinbrengend huidmiddel starten. Blootstelling aan zonlicht vermijden. Zie voor meer informatie over huidtoxiciteit de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
45 mg 1 ×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Vanwege het ontbreken van voldoende gegevens kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) en hemodialyse.
Verminderde leverfunctie: bij licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie is de aanbevolen dosis 30 mg 1×/dag. Overweeg na ≥ 4 weken de dosis te verhogen tot 45 mg 1×/dag, op basis van de individuele veiligheid en tolerantie.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (interstitiële longziekte, diarree, huidgerelateerde bijwerkingen, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 en 2).
Uitbraken of missen van een dosis: géén aanvullende nieuwe dosis innemen, maar doorgaan met het oorspronkelijke innameschema.
Toediening: de tablet heel innemen met water met of zonder maaltijd, iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie dasatinib van tdm-monografie.org.
Let op! de tabletten en suspensie zijn NIET bio-equivalent en dus niet zondermeer uitwisselbaar. Zij hebben ieder een eigen doseerschema.
Ph+ CML in de chronische fase
Volwassenen (incl. ouderen)
Tablet: 100 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit. Bij patiënten die geen hematologische of cytogenetische respons bereiken kan de dosis verhoogd worden tot 140 mg 1×/dag.
Orale suspensie: bij een lichaamsgewicht van 30 tot < 45 kg: 105 mg (= 10,5 ml) 1×/dag; ≥ 45 kg: 120 mg (= 12 ml) 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit. Er is geen doseeradvies voor dosisescalatie beschikbaar.
Kinderen ≥ 1 jaar:
Tablet: bij een lichaamsgewicht van 10 tot < 20 kg: 40 mg 1×/dag; 20 tot < 30 kg: 60 mg 1×/dag; 30 tot < 45 kg: 70 mg 1×/dag; ≥ 45 kg: 100 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit. De dosis iedere 3 maanden opnieuw berekenen op basis van veranderingen in het lichaamsgewicht, of vaker, indien nodig. Bij kinderen die geen hematologische of cytogenetische respons bereiken kan de dosis verhoogd worden tot: bij een lichaamsgewicht 10 tot < 20 kg: 50 mg 1×/dag; 20 tot < 30 kg: 70 mg 1×/dag; 30 tot < 45 kg: 90 mg 1×/dag; ≥ 45 kg: 120 mg 1×/dag.
Orale suspensie: bij een lichaamsgewicht van 5 tot < 10 kg: 40 mg (= 4 ml) 1×/dag; 10 tot < 20 kg: 60 mg (= 6 ml) 1×/dag; 20 tot < 30 kg: 90 mg (= 9 ml) 1×/dag; 30 tot < 45 kg: 105 mg (= 10,5 ml) 1×/dag; ≥ 45 kg: 120 mg (= 12 ml) 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit. De dosis iedere 3 maanden opnieuw berekenen op basis van veranderingen in het lichaamsgewicht, of vaker, indien nodig. Bij kinderen die geen hematologische of cytogenetische respons bereiken kan de dosis verhoogd worden tot: bij een startdosis van 40 mg (= 4 ml) verhogen naar 50 mg (= 5 ml) 1×/dag; van 60 mg (= 6 ml) verhogen naar 80 mg (= 8 ml) 1×/dag; van 90 mg (= 9 ml) verhogen naar 120 mg (= 12 ml) 1×/dag; van 105 mg (= 10,5 ml) verhogen naar 140 mg (= 14 ml) 1×/dag; van 120 mg (= 12 ml) verhogen naar 160 mg (= 16 ml) 1×/dag.
Ph+ CML in de acceleratie- myeloïde of lymfoïde blastaire fase
Volwassenen (incl. ouderen)
Tablet: 140 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit. Bij patiënten die geen hematologische of cytogenetische respons bereiken kan de dosis verhoogd worden tot 180 mg 1×/dag. De dosering voor het gebruik van de orale suspensie is voor volwassenen bij deze indicatie niet vastgesteld.
Ph+ ALL
Volwassenen
Tablet: 140 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit. Bij patiënten die geen hematologische of cytogenetische respons bereiken kan de dosis verhoogd worden tot 180 mg 1×/dag. De dosering voor het gebruik van de orale suspensie is voor volwassenen bij deze indicatie niet vastgesteld.
Kinderen ≥ 1 jaar
Tablet: bij een lichaamsgewicht van 10 tot < 20 kg: 40 mg 1×/dag; 20 tot < 30 kg: 60 mg 1×/dag; 30 tot < 45 kg: 70 mg 1×/dag; ≥ 45 kg: 100 mg 1×/dag. De behandeling continue toedienen, toegevoegd aan de opeenvolgende blokken van chemotherapie, met een maximale duur van 2 jaar. Wordt daarna een stamceltransplantatie uitgevoerd, dan kan dasatinib nog een jaar extra na de transplantatie worden toegediend. De dosis iedere 3 maanden opnieuw berekenen op basis van veranderingen in het lichaamsgewicht, of vaker, indien nodig. Dosisescalatie wordt niet aanbevolen, omdat bij kinderen met Ph+ ALL dasatinib gecombineerd wordt met chemotherapie.
Orale suspensie: bij een lichaamsgewicht van 5 tot < 10 kg: 40 mg (= 4 ml) 1×/dag; 10 tot < 20 kg: 60 mg (= 6 ml) 1×/dag; 20 tot < 30 kg: 90 mg (= 9 ml) 1×/dag; 30 tot < 45 kg: 105 mg (= 10,5 ml) 1×/dag; ≥ 45 kg: 120 mg (= 12 ml) 1×/dag. De behandeling continue toedienen, toegevoegd aan de opeenvolgende blokken van chemotherapie, met een maximale duur van 2 jaar. Wordt daarna een stamceltransplantatie uitgevoerd, dan kan dasatinib nog een jaar extra na de transplantatie worden toegediend. De dosis iedere 3 maanden opnieuw berekenen op basis van veranderingen in het lichaamsgewicht, of vaker, indien nodig. Dosisescalatie wordt niet aanbevolen, omdat bij kinderen met Ph+ ALL dasatinib gecombineerd wordt met chemotherapie.
Verminderde nierfunctie: vanwege de lage renale eliminatie is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Verminderde leverfunctie: een aanpassing van de startdosis is niet nodig; wees echter alert op bijwerkingen.
In combinatie met sterke CYP3A4-remmers of grapefruit-/pompelmoessap
- Tablet: een dagdosis van 140 mg verlagen naar 40 mg; een dagdosis van 70 mg of van 100 mg verlagen naar 20 mg. Bij een dagdosis van 40 mg of van 60 mg de behandeling met dasatinib onderbreken tot de CYP3A4-remmer gestaakt wordt. Neem na het staken van de CYP3A4-remmer een 'wash out'-periode van ca. 7 dagen in acht alvorens de dosis dasatinib weer te verhogen of de behandeling te herstarten. Bij het niet verdragen van de lagere dosis de CYP3A4-remmer staken of de behandeling met dasatinib onderbreken.
Orale suspensie
- Kinderen: bij een lichaamsgewicht van 5 tot < 10 kg: een dagdosis van 40 mg verlagen naar 10 mg (= 1 ml) 1×/dag; 10 tot < 20 kg: een dagdosis van 60 mg verlagen naar 10 mg (= 1 ml) 1×/dag; 20 tot < 30 kg: een dagdosis van 90 mg verlagen naar 20 mg (= 2 ml) 1×/dag; 30 tot < 45 kg: een dagdosis verlagen van 105 mg verlagen naar 20 mg (= 2 ml) 1×/dag; ≥ 45 kg: een dagdosis verlagen van 120 mg naar 25 mg (= 2,5 ml) 1×/dag.
- Volwassenen: Er is geen doseeradvies beschikbaar.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie) en niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4) van de tabletten of van de suspensie; deze zijn te vinden onder de link 'zie ook'.
Toediening: de tabletten heel innemen (zonder kauwen, breken of fijnmaken), op een vast tijdstip van de dag. De tablet ook niet dispergeren, omdat dan de blootstelling aan dasatinib lager wordt. Niet innemen met grapefruitsap (zie ook de rubriek Interacties). De suspensie schudden voor gebruik; de suspensie kan zonodig verder worden gemengd met wat melk, yoghurt, appelsap of appelmoes.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): stomatitis (bij ca. 70%; incl. droge mond, aften, mondulceratie, cheilitis), misselijkheid, braken, diarree (bij ca. 87%; incl. met fatale afloop). Droge huid, jeuk, huidkloven, huiduitslag (bij ca. 77%, CTCAE graad 3 bij ca. 24%; o.a. erythemateus, maculopapuleus en verder acne, acneïforme dermatitis, erythema multiforme), hand-voetsyndroom, alopecia. nagelafwijking (bij ca. 66%; o.a. nagelverkleuring, nagelinfectie, nagelbedbloeding, nagelbedontsteking, paronychia, onychoclasis, onychomadesis, onycholyse). Conjunctivitis (incl. droge ogen, blefaritis). Vermoeidheid, asthenie. Verminderde eetlust (bij ca. 31%), gewichtsverlies. Hypokaliëmie. Stijging ASAT, ALAT.
Vaak (1–10%): interstitilële longziekte (incl. met fatale afloop). Huidexfoliatie, hypertrichose. Keratitis. Dysgeusie. Dehydratie.
Gemeld is: leverfalen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties (viraal, bacterieel, schimmel). Bloedingen (lichte tot ernstige, soms fatale bloedingen, o.a. gastro-intestinale en CZS bloedingen). Dyspneu. Hoofdpijn. Koorts, vermoeidheid, vochtretentie (o.a. gelokaliseerd en gegeneraliseerd oedeem, pleurale en pericardiale effusie, ascites). Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Huiduitslag (o.a. erythemateus, folliculair, maculeus, papuleus, maculo-papuleus, vesiculair, pustulair, pruritisch, exfoliatief, vasculitisch). Beenmergsuppressie (anemie, neutropenie en trombocytopenie; veelal reversibel en eerder en vaker voorkomend bij gevorderde stadia van CML of Ph+ ALL dan bij de chronische fase van CML).
Vaak (1-10%): hartfalen, ritmestoornissen, palpitaties. Hypertensie, opvliegers. Hoest, infectie bovenste luchtwegen, pneumonie, pulmonale (arteriële) hypertensie (kan nog optreden na meer dan een jaar van behandelen), longoedeem, longinfiltraten, pneumonitis. Febriele neutropenie. Herpesvirusinfectie (waaronder cytomegalovirus/CMV), sepsis (incl. fatale afloop). Slijmvliesontsteking, dyspepsie, gastritis, enterocolitis, obstipatie, verandering van eetlust, gewichtsverandering. Slaperigheid, duizeligheid, (perifere) neuropathie, smaakstoornis. Depressie, slapeloosheid. Droge ogen, visusstoornissen. Tinnitus. Jeuk, alopecia, acne, droge huid, hyperhidrose, dermatitis. Artralgie, myalgie, rigor, spierspasme, spierzwakte. Asthenie, rillingen. Hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypocalciëmie, hyperurikemie, verhoging transaminasen- of bilirubinewaarden.
Soms (0,1-1%): tumorlysissyndroom. Hypotensie. Angina pectoris, myocardinfarct, pericarditis, verlengd QTc-interval, abnormale T-golf, cardiomegalie, trombose, tromboflebitis. Bronchospasmen, astma, chylothorax. Gastro-intestinale refluxziekte, oesofagitis, dysfagie, hepatitis, cholestase, cholecystitis, pancreatitis, anale fissuren. Amnesie, tremoren, evenwichtsstoornis, syncope, vertigo. Angst, verwardheid, affectlabiliteit, afgenomen libido. Conjunctivitis, tranen van de ogen, fotofobie. Gehoorverlies. Acute febriele neutrofiele dermatose, fotosensibilisatie, pigmentstoornissen, huidzweren, bulleuze aandoeningen, nagelafwijkingen, haarafwijking, hand-voetsyndroom. Rabdomyolyse, myositis, tendinitis, artritis, osteonecrose. Lymfadenopathie. Gynaecomastie. Onregelmatige menstruatie, dysmenorroe. Algemene malaise, dehydratie. Frequent urineren, vermindering nierfunctie (incl. nierfalen), proteïnurie. Hypothyroïdie. Lymfopenie. Verhoogd γGT, verhoogd serum creatinekinase, hypoalbuminemie, hypercholesterolemie.
Zelden (0,01- 0,1%): anafylactische shock. Convulsies, TIA, CVA, ataxie, dementie, oogzenuwontsteking, aangezichtsverlamming. ARDS, longembolie. Hartstilstand, acuut coronair syndroom, myocarditis, cor pulmonale, pleuropericarditis, verlengd PQ-interval. Trombose/embolie. Ileus, anale fistels. Leukocytoclastische vasculitis, huidfibrose. Abortus. Thyroïditis, hyperthyroïdie. Diabetes mellitus. Aplasie van erytrocyten.
Verder zijn gemeld: atriumfibrilleren, atriumflutter. Interstitiële longziekte. Trombotische microangiopathie. Stevens-Johnsonsyndroom. Re-activatie van HBV, ook leidend tot acuut leverfalen of fulminante hepatitis (zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen). Nefrotisch syndroom.
Ouderen (≥ 65 j.) hebben meer kans op de volgende bijwerkingen: congestief hartfalen, pericardiale óf pleurale effusie, dyspneu, hoesten, lage tractus digestivus bloedingen, opgeblazen buik, gewichtsverlies, vermoeidheid en duizeligheid.
Kinderen: Vaak (1-10%): bij Ph+ CML in de chronische fase vertraagde fusie van de epifysen, groeiachterstand en soms (0,1–1%) bij Ph+ ALL osteopenie. Verder is het veiligheidsprofiel in het algemeen vergelijkbaar met dat van volwassenen.
Interacties
Een hogere zuurgraad in de maag verlaagt de oplosbaarheid van dacomitinib. Combinatie met protonpompremmers verlaagt klinisch relevant de blootstelling aan dacomitinib; de combinatie vermijden. Indien nodig kunnen antacida en H2-receptorantagonisten worden gebruikt; dacomitinib dan 2 uur vóór of ten minste 10 uur na de H2-receptorantagonist innemen. De fabrikant geeft geen advies ten aanzien van de inname van een antacidum.
Dacomitinib kan de blootstelling aan CYP2D6-substraten klinisch relevant verhogen (bij dextramethrofan zelfs met 855%) of die aan actieve metabolieten van CYP2D6-substraten verlagen. Vermijd deze combinatie. Indien dit niet mogelijk is, dan de aanbeveling opvolgen van de fabrikant van het CYP2D6-substraat aangaande gelijktijdige toediening met sterke CYP2D6-remmers.
In vitro is dacomitinib een remmer van Pgp, BCRP en OCT; wees vooralsnog voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die deze transporters gebruiken zoals digoxine, aliskiren, colchicine, dabigatran, pravastatine (voor Pgp), methotrexaat, rosuvastatine, sulfasalazine (voor BCRP) en metformine, mirabegron, fampridine (voor OCT).
Interacties
Gelijktijdig gebruik van krachtige CYP3A4-remmers (zoals claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, voriconazol) kan de plasmaconcentratie van dasatinib verhogen en wordt afgeraden. Gelijktijdig gebruik met krachtige CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kan de plasmaconcentratie van dasatinib verlagen en wordt afgeraden.
Vermijd gelijktijdig gebruik met H2-receptorantagonisten of protonpompremmers omdat deze de plasmaconcentratie van dasatinib significant verminderen. Antacida kunnen wel worden toegepast: uiterlijk 2 uur vóór of ten minste 2 uur na inname van dasatinib gebruiken.
Dasatinib remt zelf ook het CYP3A4: wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met CYP3A4-substraten met een smalle therapeutische breedte (zoals ergotamine, kinidine, pimozide). Wees verder voorzichtig bij de combinatie met anticoagulantia of trombocytenaggregatieremmers. In vitro gegevens wijzen op een mogelijke interactie met CYP2C8-substraten (zoals repaglinide of paclitaxel).
Voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. amiodaron, disopyramide, sotalol, domperidon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, imidazool–antimycotica, tricyclische antidepressiva, methadon, sommige antipsychotica).
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die een invloed uitoefenen op de stolling; vooral bij risicofactoren voor bloedingen voorzichtig zijn met antistollingsmiddelen.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren bij therapeutische doses geen teratogene effecten waargenomen. Gezien het werkingsmechanisme zou dacometinib mogelijk schadelijke effecten bij de foetus kunnen veroorzaken.
Advies: Het gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 17 dagen na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in de normale doseringsrange schadelijk gebleken (verstoorde innesteling, vroegtijdige sterfte, skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Dacometinib wordt oraal goed geabsorbeerd. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend; fysisch–chemische eigenschappen en farmacodynamische/toxicologische gegevens wijzen echter op een afscheiding in de moedermelk. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Diarree komt zeer vaak voor en kan ernstig zijn met als gevolg dehydratie met of zonder een nierfunctiestoornis. De mediane tijd tot de eerste episode van diarree (alle graden) was ca. 1 week; de mediane duur van de diarree (alle graden) was ca. 20 weken. Start proactieve behandeling van diarree bij eerste tekenen ervan, vooral binnen de eerste 2 weken, waaronder voldoende hydratie en een diarreeremmer, totdat de losse ontlasting gedurende 12 uur is opgehouden. Intraveneus vocht + elektrolyten kan nodig zijn evenals een onderbreking van de behandeling met dacomitinib en/of een dosisverlaging.
Hepatotoxiciteit: een stijging van ASAT en ALAT komt zeer vaak voor. De mediane tijd tot de eerste episode van verhoogde transaminasen is ca. 12 weken en de mediane duur van de verhoging (alle graden) ca. 11 weken. Er zijn geïsoleerde meldingen van hepatotoxiciteit geweest, waaronder leverfalen. Daarom vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling leverfunctieonderzoek verrichten. Een onderbreking van de behandeling kan nodig zijn bij ernstige verhoging van transaminasen.
Interstitiële longziekte/pneumonitis: let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Huidtoxiciteit: ter preventie van een droge huid een behandeling met een vochtinbrengend huidmiddel starten. De mediane tijd tot optreden van de eerste episode van huiduitslag of erythemateuze huidaandoening is ca. 2 weken en de mediane duur ervan (alle graden) is ca. 53 weken. De mediane tijd tot optreden van de eerste episode van een exfoliatieve huidaandoening is ca. 6 weken en de mediane duur ervan (alle graden) is ca. 10 weken. Huiduitslag, erythemateuze en exfoliatieve huidaandoeningen kunnen optreden of verergeren bij blootstelling aan zonlicht; daarom preventief beschermende kleding dragen en een zonnebrandmiddel gebruiken. Bij ontstaan van huiduitslag of erythemateuze huidaandoening de huid behandelen met cutane vormen van antibiotica en corticosteroïden, naast het vochtinbrengende huidmiddel. Bij ontstaan van exfoliatieve huidaandoeningen behandelen met orale vormen van antibiotica en corticosteroïden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór aanvang van de therapie controleren op tekenen van cardiopulmonale aandoeningen. Bij symptomen van cardiale aandoeningen of risicofactoren voor cardiopulmonale ziekten eerst een echocardiografie uitvoeren. Na aanvang van de therapie bij klinische indicatie zorgvuldig controleren op cardiale aandoeningen (zoals hartfalen en aritmie), pleurale effusie, longoedeem, longinfiltraten en anemie. Bij ontstaan van dyspneu en/óf droge hoest controleren op pleurale effusie; thoracocentese en zuurstoftoediening kunnen nodig zijn. Overweeg aan de hand van de uitkomsten van cardiopulmonale onderzoeken de behandeling met dasatinib te staken en een alternatieve behandeling in te stellen. Bij de diagnose pulmonale arteriële hypertensie (PAH) de behandeling definitief staken.
Vochtretentie komt vaker voor bij ouderen (> 65 jaar); patiënten nauwlettend controleren en eventueel behandelen met diuretica en een kortdurende behandeling met corticosteroïden.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen (zie de rubriek Interacties), congenitale of verworven QT-verlenging; hypokaliëmie of -magnesiëmie corrigeren vóór het toedienen van dasatinib. Er is geen ervaring met toepassing bij patiënten met ernstige hart- en vaatziekten.
Bij patiënten die chronisch drager zijn van HBV is re-activatie van HBV voorgekomen tijdens én na de behandeling met BCR-ABL tyrosinekinaseremmers. Sommige gevallen resulteerden in acuut leverfalen of fulminante hepatitis, leidend tot levertransplantatie of overlijden. Daarom vóór aanvang van de behandeling testen op een HBV-infectie. Bij positieve HBV serologie en bij een positieve test op een HBV-infectie tijdens de behandeling een expert raadplegen op het gebied van leverziekten en de behandeling van HBV. Controleer alle patiënten (en HBV-dragers in het bijzonder) nauwkeurig op signalen en symptomen van een actieve HBV-infectie tijdens de behandeling én gedurende enkele maanden ná het beëindigen van de behandeling.
Myelosuppressie (anemie, neutropenie, trombocytopenie) komt eerder en vaker voor bij de gevorderde stadia van CML of Ph+ ALL dan in de chronische fase van CML. Daarom bij volwassenen met gevorderde stadia van CML of Ph+ ALL (monotherapie) de eerste 2 maanden van de behandeling het totale bloedbeeld wekelijks controleren en daarna iedere maand én op klinische indicatie. Bij volwassenen en kinderen met CML in de chronische fase het totale bloedbeeld controleren gedurende de eerste 12 weken iedere 2 weken en daarna iedere 3 maanden én indien klinisch geïndiceerd. Myelosuppressie is doorgaans reversibel indien tijdig maatregelen genomen worden (dosisverlaging of het tijdelijk staken van de behandeling). Bij kinderen met Ph+ ALL (dasatinib + chemotherapie) het volledig bloedbeeld bepalen voor aanvang van ieder blok chemotherapie en wanneer klinisch geïndiceerd. Tijdens de chemotherapie consolidatie-blokken iedere twee dagen het volledig bloedbeeld bepalen tot herstel.
BCR-ABL-tyrosinekinaseremmers zijn geassocieerd met het ontstaan van trombotische microangiopathie (TMA). Bij verdenking op (eerste tekenen van) TMA de behandeling stopzetten en ADAMTS13-activiteit en ADAMTS13-antilichamen bepalen. Bij een stijging van ADAMTS13-antilichamen in combinatie met een lage ADAMTS13-activiteit, de behandeling met dasatinib niet meer hervatten.
Pijn in het skeletspierstelsel komt veelvuldig voor en kan ook nog na staken van de therapie ontstaan.
Groeiachterstand bij kinderen: is gemeld. Monitor daarom bij kinderen de groei en ontwikkeling van de botten.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen, zie ook de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: er is geen ervaring met toepassing bij kinderen met CML in een andere fase dan de chronische (< 18 jaar).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met dacomitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Dacomitinib is een pan-humane epidermale groeifactorreceptorremmer (EGFR/HER1, HER2 en HER4) met activiteit tegen gemuteerde EGFR met deleties in exon 19 of de L858R-substitutie in exon 21. Dacomitinib bindt selectief en irreversibel aan de HER-familiedoelen, wat een langdurige remming oplevert.
Kinetische gegevens
F | ca. 80%. |
T max | 5–6 uur. |
V d | ca. 27 l/kg. Er is een uitgebreide verdeling in het hele lichaam. |
Metabolisering | in de lever via vooral CYP2D6 (in mindere mate CYP2C9) tot het even werkzame desmethyl-dacomitinib. Via CYP3A4 tot andere (minder belangrijke) metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de feces (ca. 79%), nauwelijks met de urine (3%). |
T 1/2el | 54–80 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tyrosinekinaseremmer. Dasatinib remt vooral de werking van het BCR-ABL-kinase en de kinasen van de SRC-familie. In vitro is dasatinib werkzaam in leukemische cellijnen, zowel imatinibgevoelige als -resistente. Dasatinib remt daarnaast nog een aantal andere oncogenetische kinasen zoals c-KIT, ephrin (EPH) receptorkinasen en PDGF-β-receptor.
Kinetische gegevens
T max | 0,5–3 uur. |
V d | ca. 36 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 96%. |
Metabolisering | in de lever o.a. door CYP3A4. |
Eliminatie | voornamelijk als metabolieten, grotendeels met de feces (ca. 81%). |
T 1/2el | 3–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
dacomitinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
dasatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk