Samenstelling
Darunavir
(als ethanolaat)
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 400 mg, 600 mg, 800 mg
Prezista
(als ethanolaat)
Bijlage 2
Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Orale suspensie
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 200 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 300 mg, 400 mg, 600 mg, 800 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Norvir
Bijlage 2
Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 100 mg
Ritonavir
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Darunavir is een HIV-proteaseremmer. Geboost darunavir komt als onderdeel van een combinatiebehandeling met andere antiretrovirale middelen in specifieke situaties in aanmerking, als niet wordt uitgekomen met de voorkeurscombinaties. Bijvoorbeeld als cART gestart moet worden voordat het resistentieprofiel van HIV bekend is, o.a. bij een acute HIV-infectie. Hierbij heeft darunavir in het algemeen de voorkeur boven atazanavir. Overgedragen resistentie tegen darunavir is zeldzaam, en dit middel heeft een hoge genetische barrière tegen resistentievorming.
Aan de vergoeding van darunavir zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (ritonavir of cobicistat). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Ritonavir kan worden gebruikt als booster, ook tijdens de zwangerschap.
Aan de vergoeding van ritonavir zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Behandeling van:
- HIV-1-infectie bij volwassenen en kinderen vanaf 3 jaar en > 15 kg. De behandeling wordt met een lage dosering ritonavir gecombineerd en daarnaast met andere antiretrovirale middelen.
- HIV-1-infectie bij niet-zwangere volwassenen. De behandeling wordt met cobicistat gecombineerd en daarnaast met andere antiretrovirale middelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder
- Behandeling van een HIV-1-infectie, in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
Cobicistat is wel met een eenmaaldaagse dosering van darunavir te combineren, maar niet met een tweemaaldaagse. Ook kan het nooit bij kinderen of zwangeren worden gebruikt.
cART–voorbehandelde patiënten
Volwassenen
600 mg darunavir + 100 mg ritonavir 2×/dag. Als er geen sprake is van DRV-RAM's* (darunavir-resistentie geassocieerde mutaties) én in het plasma het aantal HIV-1-RNA kopieën per ml < 100.000 is én het aantal CD4+-cellen ≥ 100/mm³, dan kan worden volstaan met 800 mg darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag. In deze situatie kan ook de combinatie met cobicistat worden gebruikt: 800 mg darunavir + 150 mg cobicistat 1×/dag. *Het gaat hierbij om de volgende DRV-RAM's: V11I, V32I, L33F, I47V, I50V, I54M, I54L, T74P, L76V, I84V, L89V.
Kinderen van 3–17 jaar met een lichaamsgewicht van ≥ 15 kg
15–30 kg lichaamsgewicht: 380 mg (suspensie) darunavir + 50 mg ritonavir 2×/dag; 30–40 kg lichaamsgewicht: 460 mg (suspensie) darunavir + 60 mg ritonavir 2×/dag; ≥ 40 kg lichaamsgewicht: 600 mg (tablet of suspensie) darunavir + 100 mg ritonavir 2×/dag.
Als er géén sprake is van DRV-RAM's* én in het plasma het aantal HIV-1-RNA kopieën per ml < 100.000 is én het aantal CD4+-cellen ≥ 100/mm³, kan worden volstaan met een dosering eenmaal per dag: 15–30 kg lichaamsgewicht: 600 mg (tablet of suspensie) darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag; 30–40 kg lichaamsgewicht: 675 mg (suspensie) darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag; ≥ 40 kg lichaamsgewicht: 800 mg (tablet of suspensie) darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag. *Het gaat hierbij om de volgende DRV-RAM's: V11I, V32I, L33F, I47V, I50V, I54M, I54L, T74P, L76V, I84V, L89V. De dosis darunavir met cobicistat is niet vastgesteld bij deze leeftijdsgroep.
cART-naïeve patiënten
Volwassenen
800 mg darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag óf 800 mg darunavir + 150 mg cobicistat 1×/dag.
Kinderen van 3–17 jaar met een lichaamsgewicht van ≥ 15 kg
15–30 kg lichaamsgewicht: 600 mg (tablet of suspensie) darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag; 30–40 kg lichaamsgewicht: 675 mg (suspensie) darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag; ≥ 40 kg lichaamsgewicht: 800 mg (tablet of suspensie) darunavir + 100 mg ritonavir 1×/dag. De dosis darunavir met cobicistat is niet vastgesteld bij deze leeftijdsgroep.
Combinatie met efavirenz: Gebruik darunavir 600 mg (+ 100 mg ritonavir) 2×/dag in plaats van 800 mg (+ 100 mg ritonavir) 1×/dag.
Gemiste dosis: Deze mag binnen 12 uur (bij gebruik 1×/dag) of binnen 6 uur (bij 2×/dag) nog ingenomen worden, daarna niet meer; ga dan verder met het normale doseerschema.
Toediening
- Binnen 30 min na de maaltijd innemen, dit geldt voor zowel de tablet als de suspensie.
- De suspensie voor gebruik krachtig schudden.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
HIV-1-infectie als farmacokinetische versterker (booster)
Volwassenen en kinderen van ten minste 2 jaar
100 mg 1× of 2×/dag. Zie voor verdere dosisaanbevelingen de geneesmiddeltekst van de HIV-remmer die gelijktijdig met ritonavir wordt toegediend.
Zie voor eventueel benodigde dosisaanpassing van ritonavir bij sommige geneesmiddelinteracties de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
HIV-1-infectie als antiretroviraal middel
Volwassenen
Aanbevolen is 600 mg 2×/dag.
Schema voor insluipend doseren bij een combinatieschema met alleen ritonavir als HIV-proteaseremmer: dag 1–3: 300 mg 2×/dag, daarna binnen een periode van ten hoogste 14 dagen in stappen van 100 mg verhogen tot 600 mg 2×/dag.
Kinderen ≥ 2 jaar
Aanvankelijk 250 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag, vervolgens elke 2–3 dagen verhogen met 50 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag tot 350 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag; maximaal 600 mg 2×/dag.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Verminderde leverfunctie
- Bij een milde tot matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig.
- Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) niet gebruiken bij een gedecompenseerde lever en bij een stabiel ziektebeeld zonder decompensatie alleen onder nauwkeurige controle, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening
- De tablet en capsules in hun geheel (zonder te kauwen, breken of fijn te malen) en bij voorkeur met voedsel innemen.
- Poeder voor suspensie: schud de volledige inhoud van het sachet poeder voor suspensie over een kleine hoeveelheid zacht voedsel heen (bv. appelmoes of vla) en eet al het vermengde voedsel binnen 2 uur op óf meng de volledige inhoud van het sachet met chocolademelk, flesvoeding of water. De bittere nasmaak kan verminderd worden door direct na toediening bv. pindakaas, chocopasta of bessensiroop te geven. De suspensie kan na vermenging met water per sonde toegediend worden.
Bijwerkingen
In combinatie met ritonavir 100 mg
Zeer vaak (> 10%): diarree.
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, vermoeidheid, asthenie. Misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, flatulentie. Perifere neuropathie. Huiduitslag (waaronder maculeuze, maculopapuleuze, papuleuze en erythemateuze en jeukende uitslag), jeuk. (Verergering of manifest worden van) diabetes mellitus. Hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlipidemie. Stijging ASAT, ALAT.
Soms (0,1-1%): hypertensie, tachycardie, blozen, angina pectoris, verlengd QT-interval. Dyspneu, hoesten. Epistaxis. Paresthesie, hypo-esthesie, vertigo, dysgeusie, aandachtstoornis, verminderd geheugen, lethargie. Depressie, desoriëntatie, angst, slaapstoornissen, nachtelijk zweten, abnormale dromen, verminderd libido. Conjunctivale hyperemie, droge ogen. (Afteuze) stomatitis, orale dysesthesie, droge mond, irritatie van de keel, gastritis, gastro-oesofageale reflux, kokhalzen, oprispingen, abdominaal ongemak, obstipatie. Pancreatitis. Dysurie, pollakisurie, nycturie, nefrolithiase, gedaalde renale creatinineklaring, proteïnurie, nierfalen. Allergische dermatitis, eczeem, erytheem, urticaria, hyperhidrose, alopecia, acne, droge huid, xeroderma, nagelpigmentatie, angio-oedeem. Verminderde of toegenomen eetlust, anorexie, insulineresistentie, polydipsie, afgenomen maar ook toegenomen lichaamsgewicht. Jicht. Perifeer oedeem. Koorts, malaise, pijn in de borst, immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS). Spierpijn, spierspasmen, spierzwakte, gewrichtspijn, osteoporose, osteonecrose (vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan combinatietherapie). Erectiestoornis, gynaecomastie. Hepatitis (acuut, cytolytisch), hepatische steatose, hepatomegalie. Hypothyroïdie, verhoogd TSH. Anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie. Bilirubinurie, verhoogde waarden van transaminasen, serum alkalische fosfatase, γ-GT en serumcreatinekinase. Verlaagd HDL.
Zelden (0,01-0,1%): bradycardie, palpitaties, myocardinfarct. Syncope, convulsies, ageusie. Koude rillingen. Stemmingsveranderingen, verwardheid, rusteloosheid. Kristal-nefropathie. Visusstoornis. Rinorroe. (Seborroïsche) dermatitis, ernstige gevallen van huiduitslag waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), erythema multiforme, geneesmiddelenexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Stijfheid in spieren en/of gewrichten, artritis, rabdomyolyse (vooral in combinatie met NRTI's). Cheilitis, droge lippen, beslagen tong, hematemese. Verhoogd aantal eosinofielen.
Verder zijn gemeld: toxische epidermale necrolyse (TEN), acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP).
Bij hemofiliepatiënten die HIV-proteaseremmers krijgen, zijn er meldingen van toegenomen (in ernst en/of frequentie van) spontane bloedingen.
In combinatie met cobicistat
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid, diarree. Huiduitslag (waaronder maculaire, maculopapuleuze, papuleuze en erythemateuze en jeukende uitslag), gegeneraliseerde huiduitslag, allergische dermatitis.
Vaak (1-10%): urticaria, angio-oedeem, (geneesmiddel)overgevoeligheid. Dyspepsie, braken, buikpijn, abdominale distensie, flatulentie. Anorexie. Hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlipidemie, diabetes mellitus. Spierpijn, vermoeidheid. Abnormale dromen. Verhoogde waarden van pancreasenzymen, leverenzymen en creatinine.
Soms (0,1-1%): acute pancreatitis. Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS). Asthenie.
Zelden (0,01–0,1%): kristal-nefropathie.
Bij zwangeren is gemeld: falen van de therapie gedurende het 2e en 3e trimester van de zwangerschap met transmissie van HIV naar het kind, zie ook rubriek Zwangerschap.
cART: Antiretrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met gewichtstoename en metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie en hyperglykemie) en het immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) met bijvoorbeeld reactivering van herpesinfecties of het optreden van auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. Osteonecrose komt ook voor, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART; wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke en/of het stijf worden van gewrichten of bij het ondervinden van problemen met bewegen.
Bijwerkingen
Ritonavir als farmacokinetische versterker
De bijwerkingen zijn afhankelijk van de andere HIV-proteaseremmer die wordt gebruikt.
Ritonavir als antiretroviraal middel
Zeer vaak (> 10%): smaakstoornissen, circumorale en perifere paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Vermoeidheid, asthenie, overmatig blozen, warmtebeleving. Faryngitis, orofaryngeale pijn, hoesten. Buikpijn, misselijkheid, (soms ernstige) diarree, braken, dyspepsie. Gewrichtspijn, rugpijn. Jeuk, (erythemateuze en maculopapuleuze) huiduitslag.
Vaak (1-10%): allergische reacties zoals urticaria en faciaal oedeem. Hypertensie, (orthostatische) hypotensie, perifere kou. Mondzweren, anorexie, gastro-oesofageale refluxziekte, gastro-intestinale bloedingen, flatulentie. Pancreatitis. Hepatitis en verhoogd bilirubine (met icterus), ALAT, ASAT, γ-GT. Slapeloosheid, angst, verwardheid, aandachtsstoornis, syncope. Wazig zien. Toename mictiefrequentie, verslechtering nierfunctie (oligurie, verhoogd creatinine). Menorragie. Dehydratie, (perifeer) oedeem. Acne. Myositis, rabdomyolyse, spierpijn, myopathie. Koorts, gewichtsverlies. Verhoogde waarden van aantal eosinofielen, triglyceriden, cholesterol, CK, amylase en urinezuur. Verlaagde waarden van kalium, vrij en totaal thyroxine, hemoglobinegehalte, aantal witte bloedcellen en neutrofielen. Trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Acuut nierfalen. Ontwikkeling of verergering van diabetes mellitus. Verhoogd aantal witte bloedcellen en neutrofielen, verhoogde waarden van glucose, magnesium en alkalische fosfatase.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN).
cART: Antiretrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie en hyperglykemie. Ook osteonecrose kan voorkomen, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART; wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten.
Verder zijn gemeld: nefrolithiase, een kleine verlenging van QTc en PQ-tijden wordt gezien, zonder dat de 500 ms voor de QTc tijd wordt overschreden, of dat tweede- of derdegraads AV-blok wordt gezien.
Interacties
Darunavir + cobicistat óf darunavir + ritonavir
Darunavir, cobicistat en ritonavir worden in sterke mate gemetaboliseerd door CYP3A4 en remmen zelf in sterke mate CYP3A4.
Gecontra-indiceerd is de combinatie van darunavir + cobicistat of ritonavir met geneesmiddelen die voor hun klaring sterk afhankelijk zijn van CYP3A4 én waarvan verhoogde plasmaconcentraties in verband worden gebracht met ernstige en/of levensbedreigende aandoeningen. Deze geneesmiddelen zijn onder andere:
- alfuzosine;
- amiodaron, ivabradine, kinidine;
- ticagrelor;
- dapoxetine, lurasidon, oraal toegediend midazolam, pimozide, quetiapine, sertindol;
- domperidon, naloxegol;
- elbasvir/grazoprevir;
- ergot-alkaloïden (bv. ergotamine en methylergometrine);
- lomitapide, simvastatine;
- de PDE-5-remmers avanafil en sildenafil voor de indicatie pulmonale arteriële hypertensie;
- colchicine bij een verminderde lever- en/of nierfunctie.
Wees voorzichtig bij gebruik van parenteraal midazolam, vanwege toename van sedatie en ademhalingsdepressie. Bij gebruik van colchicine bij een normale lever- en nierfunctie de dosering van colchicine verlagen of de behandeling met colchicine onderbreken.
Ook gecontra-indiceerd is de combinatie van darunavir+cobicistat of darunavir+ritonavir met de sterke CYP3A-inducerende middelen lopinavir/ritonavir, rifampicine en sint-janskruid. Dit vanwege een verlaging van de plasmaconcentraties van darunavir, ritonavir en cobicistat. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen waarvan de actieve metaboliet(en) gevormd worden door CYP3A, kan leiden tot verlaagde plasmaconcentraties van deze actieve metaboliet(en), wat mogelijk leidt tot verlies van therapeutisch effect van die middelen.
Ritonavir remt de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp) en OATP1B1 en -1B3. Gelijktijdige toediening met substraten van deze transporters kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van die substraten. Enkele voorbeelden zijn dabigatran, digoxine, statinen en bosentan.
Zie voor meer informatie over deze en andere interacties van darunavir+ritonavir en ook van darunavir+cobicistat en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
Darunavir + cobicistat
Gecontra-indiceerd is de combinatie van darunavir+cobicistat met sterk CYP3A-inducerende geneesmiddelen, omdat de combinatie darunavir+cobicistat gevoeliger voor inductie is dan darunavir+ritonavir. Voorbeelden hiervan zijn: carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, lopinavir/ritonavir, rifampicine en sint-janskruid.
De combinatie met cobicistat niet gebruiken met een ander antiretroviraal middel waarvoor farmacokinetische versterking nodig is vanwege het ontbreken van doseringsaanbevelingen.
Meer interacties: darunavir/cobicistat#interacties.
Interacties
Ritonavir is een krachtige remmer van CY3A en CYP2D6, hierdoor kan de blootstelling aan middelen die substraat zijn voor deze iso-enzymen significant toenemen. Volgens de fabrikant van ritonavir is gelijktijdige toepassing met de volgende middelen daarom gecontra-indiceerd:
- alfuzosine;
- amiodaron, flecaïnide, kinidine, propafenon;
- sildenafil alleen voor de indicatie pulmonale arteriële hypertensie, avanafil, vardenafil;
- clorazepinezuur, clozapine, lurasidon, pimozide, quetiapine;
- diazepam, flurazepam, oraal toegediend midazolam;
- colchicine bij patiënten met een lever- en/of nierfunctiestoornis;
- ergotamine, methylergometrine;
- pethidine, piroxicam;
- rifabutine, bij gebruik van ritonavir als antiretroviraal middel;
- lomitapide, simvastatine;
- sint-janskruid;
- neratinib, venetoclax;
- voriconazol bij gebruik van ritonavir ≥ 400 mg 2×/dag.
Zie voor meer informatie over deze en de andere interacties van ritonavir en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool. Let er op dat de aldaar geboden informatie kan verschillen met bovenstaande informatie.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Zwangerschap
Let op! De blootstelling aan darunavir is gedurende het 2e en 3e trimester resp. 56% en 50% lager dan post partum als het is geboost door cobicistat; ook de Cmin concentratie neemt met 90% af. Hierdoor is er meer kans op falen van de behandeling en daardoor ook van overdracht van het HIV op het ongeboren kind.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (< 700 zwangerschapsuitkomsten met blootstelling in het 1e trimester, Antiretroviral Pregnancy registry). Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: In combinatie met ritonavir als booster alleen op strikte indicatie gebruiken. Start geen behandeling met darunavir met cobicistat als booster gedurende de zwangerschap. Het wordt aangeraden vrouwen die zwanger worden tijdens de therapie over te zetten op een alternatief antiretroviraal regime, bv. darunavir geboost met ritonavir.
Zwangerschap
Teratogenese: Een groot aantal zwangerschapsuitkomsten (> 6100 levendgeborenen; bij ca. 3550 hiervan was er blootstelling aan ritonavir gedurende het 1e trimester) heeft geen verhoogde incidentie van aangeboren afwijkingen laten zien. Bij deze zwangerschappen was ritonavir vooral als farmacokinetische versterker gebruikt (dus in een lage dosering). Bij dieren zijn toxische effecten (embryosterfte, vertraagde beenvorming, viscerale veranderingen) opgetreden, dit bij doses die óók toxisch waren voor het moederdier.
Advies: Kan als farmacokinetische versterker worden gebruikt. Alleen op strikte indicatie als HIV-proteaseremmer inzetten. Denk er wel om dat de capsules ook alcohol bevatten.
Overig: Ritonavir heeft een ongunstige interactie met diverse orale anticonceptiva (zie link in de rubriek Interacties), daarom tijdens de behandeling een andere effectieve methode van anticonceptie gebruiken wanneer dit gewenst is.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren, en hoge concentraties resulteerde bij hen in toxiciteit bij de nakomelingen.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV. In dit geval wordt het daarnaast ook ontraden vanwege eventuele bijwerkingen bij de zuigeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het geven van borstvoeding bij een maternale HIV-infectie sterk ontraden, vanwege 1) de kans op overdracht van HIV, 2) de mogelijke ontwikkeling van virale resistentie bij HIV-positieve zuigelingen en 3) mogelijk ernstige bijwerkingen bij de zuigeling in het algemeen.
Contra-indicaties
- Ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Gedecompenseerde leverziekte.
Voor meer contra-indicaties zie de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige huiduitslag: bij patiënten met een bekende allergie voor een sulfonamide: voorzichtig toepassen omdat darunavir een sulfonamidegroep bevat. Tijdens de klinische ontwikkeling werd ernstige huiduitslag, waaronder erythema multiforme, het Stevens-Johnsonsyndroom en DRESS-syndroom gemeld; als zich symptomen van ernstige huidreacties ontwikkelen, zoals huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie, de behandeling onmiddellijk staken. Er is meer kans op huiduitslag als ook raltegravir wordt gebruikt.
Leverfunctie: Bij een licht (Child-Pughscore 5–6) tot matig-ernstig (Child-Pughscore 7–9) verminderde leverfunctie en bij co-infectie met HBV of HCV voorzichtig zijn. Aandachtspunten:
- Patiënten met een bestaande leverfunctiestoornis, waaronder chronische hepatitis B of C, hebben een hoger risico op hepatotoxiciteit, waaronder ernstige en mogelijk fatale leverbijwerkingen. In geval van een gelijktijdige antivirale therapie voor hepatitis B of C, raadpleeg de geneesmiddelteksten of productinformatie van deze middelen.
- Controleer ASAT/ALAT vóór aanvang van de therapie en ook regelmatig tijdens de eerste maanden van deze therapie bij patiënten met bestaande leverziekten waaronder chronische hepatitis of cirrose, omdat de frequentie van afwijkingen van de leverfuncties tijdens cART verhoogd is.
- Overweeg bij een nieuwe of verergerende leverfunctiestoornis om het gebruik te onderbreken of definitief te staken.
Darunavir bindt zich vnl. aan α-1-glycoproteïnezuur. De binding aan dit eiwit is concentratieafhankelijk, dit suggereert de mogelijkheid van verzadiging van de eiwitbinding. Het is daarom mogelijk dat geneesmiddelen die zich sterk binden aan α-1-glycoproteïnezuur verdrongen kunnen worden van het eiwit.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
De booster cobicistat verlaagt de geschatte creatinineklaring (eGFR) door remming van de tubulaire secretie van creatinine; de toename van de serumcreatininewaarde overschrijdt doorgaans niet de 35 micromol/l (0,4 mg/dl) ten opzichte van de uitgangswaarde.
Tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap is de blootstelling aan cobicistat, één van de bruikbare boosters voor darunavir, klinisch relevant verlaagd door de enzyminductie tijdens de zwangerschap. Daarom tijdens de zwangerschap darunavir niet boosten met cobicistat. Zie voor details de rubriek Zwangerschap.
Waarschuw hemofiliepatiënten voor een mogelijke toename (in ernst en/of frequentie) van bloedingen. Bij een aantal patiënten die HIV-proteaseremmers gebruikten, zijn spontane bloedingen opgetreden zoals subcutane of musculaire hematomen, hemartrosen. Bij meldingen van enkele patiënten is het voorgekomen dat aanvullend factor VIII is gegeven. In > 50% van de gevallen is de behandeling met de proteaseremmer voortgezet of hervat na een onderbreking ervan. Een causaal verband is gesuggereerd, maar het werkingsmechanisme is onduidelijk.
Onvoldoende onderzocht: Gebruik bij een leeftijd < 3 jaar wordt om veiligheidsredenen ontraden. Er is relatief weinig ervaring bij een leeftijd ≥ 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een bestaande leverziekte (o.a. actieve chronische hepatitis B of C) of leverenzymafwijkingen. Bij toepassing van antiretrovirale combinatietherapie bij patiënten met chronische hepatitis B of C is er meer kans op ernstige, potentieel fatale leverbijwerkingen. Bij bestaande leverfunctiestoornis de leverfunctie regelmatig controleren; bij verslechtering de behandeling tijdelijk stopzetten of definitief staken. Ritonavir niet toepassen bij gedecompenseerde leverziekte (zie Contra-indicaties), ook niet als farmacokinetische versterker. Er zijn geen onderzoeksgegevens over toepassing bij patiënten met een stabiele ernstige leverfunctiestoornis zonder decompensatie; ritonavir dan met voorzichtigheid gebruiken, omdat verhoogde spiegels van de gelijktijdig toegediende HIV-proteaseremmer kunnen optreden; specifieke aanbevelingen zijn afhankelijk van welke HIV-proteaseremmer gelijktijdig wordt toegediend, zie de betreffende geneesmiddeltekst.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Gewicht, serumlipiden en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens de behandeling met cART.
Overweeg bij optreden van aanhoudende buikpijn de diagnose pancreatitis; bij vaststelling hiervan het gebruik staken. Pancreatitis wordt onder andere waargenomen wanneer zich een hypertriglyceridemie ontwikkelt. In een gevorderd stadium van de HIV-ziekte is er meer kans op verhoogde triglyceridenwaarden en pancreatitis.
Ernstig aanhoudend braken en/of diarree samenhangend met het gebruik van ritonavir kan de nierfunctie en absorptie en werkzaamheid van ritonavir en andere geneesmiddelen verminderen.
Wees voorzichtig bij een bestaande nierfunctiestoornis.
Waarschuw hemofiliepatiënten voor een mogelijke toename (in ernst en/of frequentie) van bloedingen. Bij een aantal patiënten die HIV-proteaseremmers gebruikten, zijn spontane bloedingen opgetreden zoals subcutane of musculaire hematomen, hemartrosen. Bij meldingen van enkele patiënten is het voorgekomen dat aanvullend factor VIII is gegeven. In > 50% van de gevallen is de behandeling met de proteaseremmer voortgezet of hervat na een onderbreking ervan. Een causaal verband is gesuggereerd, maar het werkingsmechanisme is onduidelijk.
Veilig gebruik van de suspensie bij kinderen < 2 jaar is niet vastgesteld.
Hulpstoffen
- Wees voorzichtig met ethanol, in de capsule, bij alcoholisme, zwangerschap, lactatie en bij jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals ethanol of propyleenglycol, bevatten.
- Polyoxyl 35 ricinusolie, in de capsule, kan maagklachten en diarree geven.
Overdosering
Symptomen
Een eenmalige doses tot 3200 mg darunavir alleen, als drank, en tot 1600 mg van de tabletformulering van darunavir in combinatie met ritonavir hebben geen schadelijke symptomatische effecten laten zien.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met darunavir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Relatief weinig informatie over symptomen bij overdosering vermeld paresthesieën en een geval van nierfalen met eosinofilie.
Therapie
Er is geen specifiek antidotum. Bij recente inname: maagspoeling, verder kan geactiveerde kool onderdeel zijn van de behandeling. Door de grote mate van eiwitbinding zal dialyse niet in significante mate bijdragen tot de eliminatie van ritonavir.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ritonavir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antiviraal middel, behorend tot de HIV-1-proteaseremmers. Darunavir is een selectieve remmer van het HIV-protease, een essentieel enzym in de replicatiecyclus van het HIV-virus. Tijdens de replicatiefase splitst HIV-protease virale polypeptideproducten, waardoor essentiële eiwitten en enzymen zoals protease worden gevormd. Door interferentie met dit proces blokkeert darunavir de rijping van het HIV waardoor niet-functionele, onrijpe, niet-infectieuze virussen worden gevormd.
Kinetische gegevens
F | ca. 37% (zonder ritonavir), 82% (met ritonavir en voedsel), 52% (met ritonavir maar zonder voedsel). De blootstelling aan darunavir is 50–56% afgenomen gedurende de laatste twee trimesters van de zwangerschap indien het is geboost door cobicistat. |
T max | 2½–4 uur in aanwezigheid van ritonavir. |
V d | ca. 1,3 l/kg (zonder ritonavir), 1,9 l/kg (met ritonavir). |
Eiwitbinding | ca. 95% aan plasma-eiwitten, vnl. aan α-1-glycoproteïnezuur. |
Metabolisering | in de lever, bijna uitsluitend door CYP3A4 tot o.a. minder actieve metabolieten. |
Eliminatie | ca. 80% met de feces en ca. 14% met de urine; respectievelijk ca. 40% en 8% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 15 uur (met ritonavir). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ritonavir is een antiretroviraal middel, behorend tot de HIV-proteaseremmers. Het werkingsspectrum is beperkt tot HIV-type 1 en, zij het in mindere mate, HIV-type 2. Het is een selectieve, competitieve, reversibele remmer van HIV-protease. De remming van HIV-protease leidt tot de productie van onrijpe niet-infectieuze HIV-deeltjes. Vanwege metabolisme-remmende eigenschappen (ritonavir is ook een sterke CYP3A4-remmer), wordt het vooral gebruikt als farmacokinetische versterker van andere proteaseremmers.
Kinetische gegevens
Resorptie | Voedsel verlaagt de blootstelling (AUCinf) en max. plasmaspiegel van ritonavir, met name bij toediening als suspensie met matig vet of vetrijk voedsel, ten opzichte van inname onder nuchtere condities. |
T max | ca. 4 uur. |
V d | 0,3–0,6 l/kg. |
Overig | Penetratie in de liquor: minimaal. |
Eiwitbinding | 98–99%. |
Metabolisering | Uitgebreid in de lever door vooral CYP3A4, in mindere mate door CYP2D6 tot o.a. één actieve verbinding, die even werkzaam is als ritonavir. De blootstelling aan deze metaboliet is echter maar 3% van die van ritonavir zelf. |
Eliminatie | Circa 86% met de feces. Door de sterke eiwitbinding geen belangrijke mate van eliminatie door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | 3–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
darunavir hoort bij de groep HIV proteaseremmers.
Groepsinformatie
ritonavir hoort bij de groep HIV proteaseremmers.
ritonavir hoort bij de groep CYP3A-remmers.