Samenstelling
Prolia Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '60'
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Xgeva Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '120'
- Sterkte
- 70 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,7 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '120'
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cinacalcet (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 30 mg, 60 mg, 90 mg
Mimpara granulaat (als hydrochloride) XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Granulaat in capsule
- Sterkte
- 1 mg, 2,5 mg, 5 mg
Mimpara tablet (als hydrochloride) Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 30 mg, 60 mg, 90 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Er is geen advies vastgesteld voor de behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatie, preventie van botcomplicaties bij gevorderde maligniteiten of de behandeling van reusceltumor van het bot.
Advies
Cinacalcet kan aan de behandeling van secundaire hyperparathyroïdie bij dialysepatiënten met eindstadium nierziekte (ESRD) worden toegevoegd als de serumconcentratie van PTH met fosfaatbinders en/of vitamine D-analoga in onvoldoende mate wordt verlaagd.
Bij patiënten met parathyroïdcarcinoom kan bij de behandeling van hypercalciëmie behalve een bisfosfonaat ook cinacalcet worden toegepast.
Indicaties
Prolia
- Osteoporose bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met meer kans op fracturen.
- Behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatie bij mannen met prostaatkanker die meer kans op osteoporotische botbreuken hebben.
- Behandeling van botverlies gerelateerd aan langdurige systemische glucocorticoïdtherapie bij volwassenen met meer kans op fracturen.
Xgeva
- Preventie van botcomplicaties (pathologische fractuur, bestraling van bot, ruggenmergcompressie of operatieve behandeling van het bot) bij volwassenen met gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken.
- Behandeling van volwassenen en adolescenten met een volgroeid skelet met reusceltumor van het bot (‘giant cell tumour of bone’) die niet-reseceerbaar is of waarbij operatieve resectie waarschijnlijk leidt tot ernstige morbiditeit.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Volwassenen:
- Secundaire hyperparathyroïdie (HPT) bij dialysepatiënten met eindstadium nierziekte (ESRD).
- Hypercalciëmie bij:
- parathyroïdcarcinoom;
- primaire hyperparathyroïdie, waarbij parathyroïdectomie op basis van de behandelrichtlijnen geïndiceerd zou zijn, maar klinisch niet aangewezen of gecontra-indiceerd is.
Kinderen:
- Secundaire hyperparathyroïdie (HPT) bij kinderen ≥ 3 jaar met eindstadium nierziekte (ESRD) die onderhoudsdialysetherapie ondergaan en bij wie de HPT niet op een adequate manier onder controle kan worden gebracht met standaardbehandeling.
Bij secundaire hyperparathyroïdie kan cinacalcet zo nodig worden gebruikt als onderdeel van een therapeutisch regime met fosfaatbinders en/of vitamine D-sterolen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Suppletie van calcium en vitamine D is noodzakelijk, tenzij sprake is van hypercalciëmie.
Osteoporose, botverlies gerelateerd aan hormoonablatie of langdurige glucocorticoïdtherapie
Volwassenen (incl. ouderen)
Prolia: s.c. 60 mg éénmaal per zes maanden.
Bij de behandeling van osteoporose na 3 jaar het fractuurrisico herevalueren, en de behandeling zo nodig verlengen. Bij staken of onderbreken van de behandeling: start 6 maanden na de laatste dosis denosumab een behandeling met botafbraakremmende medicatie (bij voorkeur een bisfosfonaat), om een rebound in botturnover met snelle daling van de botdichtheid te voorkomen. Zie voor meer informatie de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (onderdeel Strategieën tijdens behandeling en op lange termijn).
Preventie botcomplicaties bij gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken
Volwassenen (incl. ouderen)
Xgeva: s.c. 120 mg éénmaal per vier weken.
Reusceltumor van het bot
Volwassenen (incl. ouderen) en adolescenten met een volgroeid skelet
Xgeva: s.c. 120 mg éénmaal per vier weken, met extra doses van 120 mg op dag 8 en 15 van de behandeling in de eerste maand van de therapie.
Verminderde nierfunctie: dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: subcutane injectie in dijbeen, buik of bovenarm.
Doseringen
Secundaire hyperparathyroïdie:
Volwassenen (incl. ouderen):
Vóór aanvang van de behandeling moet het gecorrigeerd serumcalcium gelijk of hoger zijn dan de ondergrens van het normale bereik . Begindosering 30 mg 1×/dag, zo nodig elke 2–4 weken te verhogen tot een maximale dosis van 180 mg 1×/dag. Streef iPTH-waarde bij dialysepatiënten: 150–300 pg/ml.
Aanpassingen op basis van serumcalciumconcentratie: Indien de serumcalciumconcentratie < 2,1 mmol/l (8,4 mg/dl) en > 1,9 mmol/l (7,5 mg/dl) of bij symptomen van hypocalciëmie: verhoog de serumcalciumconcentratie met calciumbevattende fosfaatbinders, vitamine D-sterolen en/of aanpassing van de calciumconcentratie in de dialysevloeistof; bij aanhoudende verschijnselen van hypocalciëmie de dosis cinacalcet verlagen of de toediening staken. Indien de serumcalciumconcentratie ≤ 1,9 mmol/l (7,5 mg/dl) of bij aanhoudende symptomen van hypocalciëmie en als de vitamine D-dosis niet kan worden verhoogd: onderbreek de toediening van cinacalcet totdat de serumcalciumconcentratie 2,0 mmol/l (8,0 mg/dl) bereikt en/of de symptomen van hypocalciëmie zijn verdwenen. Hervat de behandeling met een lagere dosis.
Bij dalen van de PTH-concentratie onder het aanbevolen streefbereik, de dosering cinacalcet en/of vitamine D-sterolen verlagen of de therapie staken.
Kinderen ≥ 3 jaar en < 18 jaar:
NB: kinderen die een lagere dosis nodig hebben dan 30 mg of geen tabletten kunnen slikken, dienen het granulaat te krijgen.
Vóór aanvang van de behandeling moet het gecorrigeerd serumcalcium in het bovenste bereik zijn van het leeftijdsspecifieke referentie-interval of erboven. Begindosering is ≤ 0,20 mg/kg 1×/dag gebaseerd op het drooggewicht van de patiënt. Zo nodig om het gewenste PTH-bereik te behalen stapsgewijs de dosis verhogen (zie tabel 1), niet vaker dan om de 4 weken, tot een max. dosering van 2,5 mg/kg/dag of max. 180 mg/dag.
Aanpassingen op basis van PTH-concentratie: Als iPTH < 15,9 pmol/l (150 pg/ml) en ≥ 10,6 pmol/l (100 pg/ml) is, verlaag dan de dosis tot de eerstvolgende beschikbare lagere dosis. Als iPTH < 10,6 pmol/l (100 pg/ml) is, staak dan de toediening; hervat met de eerstvolgende beschikbare lagere dosis wanneer het iPTH > 15,9 pmol/l (150 pg/ml) is. Als de toediening gedurende meer dan 14 dagen is gestaakt, hervat dan met de aanbevolen begindosis.
Aanpassingen op basis van serumcalciumconcentratie: Indien het gecorrigeerde serumcalcium gelijk is aan of lager dan de leeftijdsspecifieke ondergrens van het normale bereik óf er treden symptomen van hypocalciëmie op ongeacht de calciumconcentratie: staak de toediening van cinacalcet en dien calciumsupplementen, calciumbevattende fosfaatbinders en/of vitamine D-sterolen toe, zoals klinisch geïndiceerd. Indien het gecorrigeerde totale serumcalcium hoger is dan de leeftijdsspecifieke ondergrens én de klinische symptomen van hypocalciëmie zijn verdwenen: hervat de toediening van cinacalcet met de eerstvolgende lagere dosis; als de toediening gedurende meer dan 14 dagen is gestaakt, hervat dan met de aanbevolen begindosis. Als de patiënt de laagste dosering (1 mg/dag) kreeg voordat de behandeling werd gestaakt, hervat de behandeling dan met dezelfde dosering (1 mg/dag).
Drooggewicht patiënt (kg) |
Begindosis (mg) |
Beschikbare opeenvolgende doses (mg) |
---|---|---|
10 tot < 12,5 |
1 |
1; 2,5; 5; 7,5; 10 en 15 |
≥ 12,5 tot < 25 |
2,5 |
2,5; 5; 7,5; 10; 15 en 30 |
≥ 25 tot < 36 |
5 |
5, 10, 15, 30 en 60 |
≥ 36 tot < 50 |
5 |
5, 10, 15, 30, 60 en 90 |
≥ 50 tot < 75 |
10 |
10, 15, 30, 60, 90 en 120 |
≥ 75 |
15 |
15, 30, 60, 90, 120 en 180 |
Parathyroïdcarcinoom en primaire hyperparathyroïdie:
Volwassenen (incl. ouderen):
Begindosering 30 mg 2×/dag. De dosering elke 2–4 weken titreren met stappen van 30 mg 2×/dag tot 60 mg 2×/dag, dan 90 mg 2×/dag; maximaal 90 mg 3–4×/dag. Streefwaarde serumcalciumconcentratie: op of onder de bovengrens van het normale bereik.
Indien klinisch relevante reducties in de calciumconcentratie niet worden gehandhaafd na titratie tot de maximale dosis: overweeg staken van de therapie.
Bij verminderde leverfunctie is aanpassing van de startdosis niet nodig.
Switchen van etelcalcetide naar cinacalcet en de benodigde 'wash out'-periode is niet onderzocht. Na staken van etelcalcetide, cinacalcet pas starten ná ten minste drie opeenvolgende hemodialysebehandelingen waarbij het serumcalcium is gemeten. Het serumcalciumniveau moeten binnen het normale bereik vallen.
Wijze van toediening
- Tabletten: heel (zonder breken) innemen tijdens of kort na een maaltijd.
- Granulaat: toedienen tijdens of kort na een maaltijd. De capsules niet inslikken.
- Orale toediening: De capsule openen en de gehele inhoud op een kleine hoeveelheid zacht voedsel (bv. appelmoes of yoghurt) of vloeistof (bv. appelsap of babyvoeding voor nierpatiënten) strooien, en het mengsel direct innemen. Gebruik bij 1-3 capsules/dag ten minste 15 ml voedsel; bij 4-6 capsules/dag ten minste 30 ml voedsel. Daarna de vloeistof drinken. Mengen met water wordt niet aanbevolen vanwege de bittere smaak.
- Toediening via een neus-maagsonde of gastrostomiesonde: De capsule openen en het granulaat toedienen met een kleine hoeveelheid (ten minste 5 ml) water via een PVC-slang. Spoel met een hoeveelheid water, passend bij de gebruikte enterale sonde. Het granulaat is niet geschikt voor slangen gemaakt van polyurethaan en siliconen.
Bijwerkingen
Bij osteoporose en botverlies, gerelateerd aan hormoonablatie
Zeer vaak (> 10%): spier- en skeletpijn, pijn in de extremiteiten.
Vaak (1-10%): buikklachten, obstipatie. Ischias, pijn in de extremiteiten. Infectie van de urinewegen en van de bovenste luchtwegen. Huiduitslag, eczeem, alopecia.
Soms (0,1-1%): oorinfectie, huidinfecties (m.n. cellulitis) leidend tot ziekenhuisopname, diverticulitis. Medicijn-geïnduceerde lichenoïde reacties.
Zelden (0,01-0,1%): osteonecrose van de kaak, atypische femurfracturen. Hypocalciëmie. Overgevoeligheid, zoals urticaria, zwelling van het gezicht, erytheem en anafylactische reacties.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsvasculitis.
Verder zijn gemeld: griepachtige symptomen, ernstige symptomatische hypocalciëmie (resulterend in ziekenhuisopname, levensbedreigende en fatale voorvallen), osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Bij gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken en bij reusceltumor van het bot
Zeer vaak (> 10%): hypocalciëmie (vooral in de eerste twee weken). Dyspneu. Diarree. Spier- en skeletpijn.
Vaak (1-10%): nieuwe primaire maligniteit (bij patiënten met gevorderde maligniteiten). Osteonecrose van de kaak. Hyperhidrose. Hypofosfatemie.
Soms (0,1-1%): medicijn-geïnduceerde lichenoïde reacties. Atypische femurfracturen (tijdens en tot 9 maanden na de behandeling).
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid, incl. anafylactische reacties.
Verder zijn gemeld: ernstige symptomatische hypocalciëmie (incl. gevallen met fatale afloop), osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Weken of maanden na staken van de behandeling bij patiënten met reusceltumor van het bot is hypercalciëmie opgetreden (frequentie 0,1-1%); er waren gevallen waarvoor ziekenhuisopname was vereist en waarbij acuut nierletsel optrad.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken.
Vaak (1-10%): overgevoeligheidsreacties (incl. angio-oedeem en urticaria). Anorexie, verminderde eetlust. Convulsies, duizeligheid, paresthesie, hoofdpijn. Hypotensie. Infectie van de bovenste luchtwegen, dyspneu, hoest. Dyspepsie, buikpijn, diarree, obstipatie. Huiduitslag. Spierpijn, spierspasmen, rugpijn. Asthenie. Hypocalciëmie (waaronder levensbedreigende voorvallen), hyperkaliëmie.
Verder zijn gemeld: hypotensie en/of verergering van hartfalen bij patiënten met hartfunctiestoornissen. QT-verlenging en ventriculaire aritmie volgend op hypocalciëmie.
Bij kinderen is gemeld: een geval van ernstige hypocalciëmie met fatale afloop.
Interacties
Niet combineren met bisfosfonaten.
Combinatie met chemotherapie, angiogeneseremmers en corticosteroïden, evenals eerder gebruik van bisfosfonaten vermeerderen de kans op osteonecrose van de kaak.
Gelijktijdige behandeling met glucocorticoïden vermeerdert de kans op hypocalciëmie.
Interacties
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die de serumcalciumconcentratie kunnen verlagen; controleer de serumcalciumconcentratie nauwgezet. Niet gelijktijdig gebruiken met etelcalcetide, wegens kans op ernstige hypocalciëmie.
Aanpassing van de dosering cinacalcet kan nodig zijn bij starten of staken van een behandeling met een sterke CYP3A4-remmer (bv. itraconazol, erytromycine, ritonavir) of -inductor (bv. rifampicine), alsmede van een behandeling met een sterke CYP1A2-remmer (bv. fluvoxamine, ciprofloxacine) of van roken (CYP1A2-inductie).
Cinacalcet is een sterke remmer van CYP2D6: aanpassing van de dosering van geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte die voornamelijk worden gemetaboliseerd door CYP2D6 (bv. flecaïnide, propafenon, metoprolol, nortriptyline, clomipramine) kan nodig zijn. De blootstelling aan dextromethorfan kan bij normal CYP2D6 metabolizers worden verhoogd met een factor 11.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. amiodaron, disopyramide, domperidon, kinidine, methadon, sotalol, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, imidazool–antimycotica, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica).
Zwangerschap
Denosumab passeert de placenta, waarbij de hoeveelheid toeneemt met het vorderen van de zwangerschap.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren zijn bij hoge dosering aanwijzingen voor schadelijkheid (postnatale afwijkingen in gebitsvorming en botgroei, verstoorde vorming lymfeklieren).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid, met uitzondering van afgenomen foetaal gewicht bij ratten bij hoge dosering.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Denosumab belemmert mogelijk tijdens de zwangerschap de melkklierrijping bij de moeder, wat post partum leidt tot een verstoorde lactatie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij ratten gaan klinisch relevante hoeveelheden over in de moedermelk.
Advies: Gebruik ontraden.
Contra-indicaties
- hypocalciëmie;
- Xgeva: niet-genezen laesies als gevolg van kaak- of mondchirurgie.
Contra-indicaties
- hypocalciëmie (voor albumine gecorrigeerde calciumconcentratie beneden de ondergrens van het normale bereik).
Waarschuwingen en voorzorgen
Corrigeer een eventueel aanwezige hypocalciëmie voorafgaand aan de behandeling met calcium en vitamine D. Tijdens het gebruik kan op elk moment hypocalciëmie optreden; ernstige gevallen deden zich meestal voor tijdens de eerste weken van de behandeling. Controleer bij gebruik van Prolia de calciumspiegel vóór elke toediening en bij predispositie voor hypocalciëmie binnen 2 weken na de eerste toediening; daarnaast bij mogelijke symptomen van hypocalciëmie. Bij gebruik van Xgeva de calciumspiegel controleren voorafgaand aan de eerste toediening, binnen 2 weken daarna en bij mogelijke symptomen van hypocalciëmie. Symptomen van hypocalciëmie zijn onder meer paresthesieën, spierstijfheid, spiertrekkingen, spierkrampen en in ernstige gevallen verlenging van het QT-interval, tetanie, epileptische aanvallen en veranderde mentale toestand. Patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) of dialysepatiënten hebben meer kans op het ontwikkelen van (ernstige) hypocalciëmie; controleer bij hen de calciumspiegel regelmatig.
Bij langdurig gebruik van botafbraakremmers zoals denosumab is er meer kans op bijwerkingen zoals osteonecrose van de kaak en atypische femurfracturen, door een significante remodellering van het bot.
Osteonecrose van het kaakbeen (ONJ) treedt vaak op bij behandeling met Xgeva en zelden bij gebruik van Prolia. Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONJ bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- slechte mondhygiëne, parodontitis, slecht passend kunstgebit, bestaande tandziekte, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Overweeg vóór behandeling met Xgeva een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Bij Prolia wordt dit alleen aanbevolen bij risicofactoren voor ONJ. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van denosumab. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij optreden van ONJ met deskundigen een behandelplan opstellen; een tijdelijke onderbreking van denosumab kan nodig zijn.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld; de kans hierop neemt toe bij langer gebruik. Bij optreden van pijn in de dij, lies of heup de patiënt onderzoeken op een onvolledige femurfractuur. Het kan soms weken tot maanden duren vóór zich een volledige femorale fractuur ontwikkelt. Bij optreden van een proximale femurfractuur ook de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Weken of maanden na staken van de behandeling bij reusceltumor van het bot is (ernstige) hypercalciëmie gemeld. Controleer de patiënt na staken op tekenen van hypercalciëmie, overweeg periodieke controle van de serumcalciumspiegel en beoordeel opnieuw de suppletiebehoefte van calcium en vitamine D.
De optimale duur van de behandeling van osteoporose is volgens de fabrikant niet vastgesteld; met name na 5 jaar gebruik of langer de behandeling heroverwegen. In het eerste jaar na staken van de behandeling met denosumab neemt de botmineraaldichtheid snel af, tot een waarde van vóór de behandeling ('rebound effect'). Na staken van de behandeling zijn multipele wervelfracturen gemeld. Daarom na gebruik van denosumab een adequate nabehandeling geven. Zie voor meer informatie de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (onderdeel Strategieën tijdens behandeling en op lange termijn).
Niet onderzocht zijn de veiligheid en werkzaamheid bij verminderde leverfunctie. Er zijn geen gegevens over patiënten met langdurige systemische glucocorticoïdtherapie én een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Denosumab niet gebruiken bij kinderen (< 18 jaar) wegens risico op ernstige hypercalciëmie en mogelijke remming van de botgroei en de tanddoorbraak. Ook acuut nierfalen is gemeld. Xgeva kan wel worden toegepast bij adolescenten met een volgroeid skelet (leeftijd 12–17 jaar) met reusceltumor van het bot (zie ook Indicaties).
Hulpstoffen: fenylalanine, in de injectievloeistof 120 mg/ml, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
Waarschuwingen en voorzorgen
Tijdens behandeling controleren op optreden van hypocalciëmie, met potentiële symptomen zoals paresthesieën, myalgie, kramp, tetanie en convulsies. Bij het optreden van hypocalciëmie dient de dosis te worden verlaagd of zijn andere maatregelen aangewezen, zie rubriek Doseringen.
Controles bij volwassenen: Controleer de calciumconcentratie binnen een week na start van de behandeling, na een dosisaanpassing en tijdens de onderhoudsbehandeling maandelijks bij secundaire hyperparathyroïdie en elke twee tot drie maanden bij parathyroïdcarcinoom. Bij secundaire hyperparathyroïdie de PTH-concentratie één tot vier weken na start van behandeling of na een dosisaanpassing bepalen, niet eerder dan twaalf uur na een dosisinname; tijdens onderhoudsbehandeling elke één tot drie maanden.
Controles bij kinderen: De behandeling mag alleen gestart worden na zorgvuldige afweging van het risico van hypocalciëmie. Controleer de serumcalciumconcentratie binnen een week na start van de behandeling, na een dosisaanpassing en nadat de onderhoudsdosering is vastgesteld wekelijks. Als de behandeling is gestaakt dient de serumcalciumconcentratie te worden bepaald binnen 5 tot 7 dagen. Controleer de PTH-concentratie één tot vier weken na start van behandeling of na een dosisaanpassing, niet eerder dan twaalf uur na een dosisinname.
Bij chronische onderdrukking van de PTH-waarde (tot onder ca. 1½× ULN volgens de iPTH-bepaling) kan zich adynamische botziekte ontwikkelen; bij dalen van de PTH-concentratie onder het aanbevolen streefbereik, de dosering cinacalcet en/of vitamine D-sterolen verlagen of de therapie staken.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van convulsies, omdat de convulsiedrempel wordt verlaagd door significante daling van de serumcalciumconcentratie.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging.
Bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis is zorgvuldige controle op basis van veiligheids- en effectiviteitsparameters nodig.
De veiligheid en werkzaamheid voor de indicaties parathyroïdcarcinoom en primaire hyperparathyroïdie zijn bij kinderen niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid voor de behandeling van secundaire hyperparathyroïdie bij kinderen < 3 jaar zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met cinacalcet contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan IgG2 monoklonaal antilichaam. Bindt specifiek en met hoge affiniteit aan de receptoractivator van het nucleaire factor κ-B-ligand (RANK-ligand of RANKL), een cytokine dat essentieel is voor de vorming en activering van osteoclasten. Het wegvangen van RANKL in de circulatie voorkomt de binding van RANKL aan RANK op het celmembraan van osteoclasten en hun voorlopercellen waardoor de vorming, activiteit en overleving van deze cellen wordt beperkt. Dit leidt tot minder botafbraak in corticaal en trabeculair botweefsel en minder door kanker geïnduceerde vernietiging van botweefsel. Bij reusceltumor van het bot wordt een afname van het aantal osteoclast-achtige reuscellen waargenomen.
Kinetische gegevens
F | 78% (Prolia), 62% (Xgeva). |
T max | Prolia: ca. 10 dagen (2–28 dagen). |
Metabolisering | door peptidasen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | Prolia: ca. 26 dagen (6–52 dagen). Xgeva: gem. 28 dagen (14–55 dagen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Calcimimeticum. Verlaagt de spiegels van parathyroïdhormoon (PTH), calcium en fosfaat door de gevoeligheid van calciumreceptoren op de bijschildklier voor activering door extracellulair calcium te vergroten.
Kinetische gegevens
F | 20–25% en wordt door voedsel verhoogd met 50–80%. |
T max | binnen 2–6 uur. |
V d | ca. 14,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
Metabolisering | hoofdzakelijk door CYP3A4 en CYP1A2 tot vrijwel inactieve metabolieten via oxidatie, gevolgd door conjugatie. |
Eliminatie | ca. 80% met de urine en ca. 15% met de feces. |
T 1/2el | 30–40 uur; bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis met 33 resp. 70% verlengd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
denosumab hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.
Groepsinformatie
cinacalcet hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.