Samenstelling
Belkyra XGVS Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Axhidrox (als bromide) XGVS Will-Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Crème
- Sterkte
- 8 mg/g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Er is voor dit geneesmiddel geen advies vastgesteld.
Advies
Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen vormen een belangrijk onderdeel van de behandeling van primaire hyperhidrose. Geef aluminiumchloride-oplossing of aluminiumhydroxochloride-oplossing of -crème als de adviezen onvoldoende helpen. Aluminiumchloride is mogelijk effectiever dan aluminiumhydroxychloride, maar geeft ook meer huidirritatie. Overweeg oraal oxybutynine (offlabel) indien de klachten ernstig zijn en niet verminderen na vier weken gebruik van aluminiumzouten.
Voor lokaal glycopyrronium is geen plaatsbepaling vastgesteld in de medicamenteuze behandeling van primaire axillaire hyperhidrose.
Indicaties
- Matige tot ernstige convexiteit of volheid, geassocieerd met submentaal vet bij volwassenen, met een belangrijke psychologische impact op de patiënt.
Indicaties
- Ernstige primaire axillaire hyperhidrose bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Het totaalvolume dat wordt geïnjecteerd en het aantal behandelsessies aanpassen aan de verdeling van het submentaal vet bij de individuele patiënt en aan de behandeldoelen.
Overweeg een oraal analgeticum (bv. NSAID), lokaal anestheticum (zoals lidocaïne) en/of verkoeling met ijskompressen op de plaats van injectie.
Behandeling van submentaal vet
Volwassenen (incl. ouderen)
Subcutaan: 2 mg (0,2 ml) per injectieplaats met 1 cm tussenruimte. Maximaal 100 mg (50 injecties van 0,2 ml) per behandelsessie. Meestal zijn 2–4 behandelsessies nodig, waarbij het interval tussen twee behandelsessies minimaal 4 weken moet zijn. Maximaal 6 behandelsessies.
Verminderde nier- of leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Subcutaan injecteren halverwege het preplatysmale subcutane vetweefsel in het submentale gebied. Vermijd injecteren in de platysma en het gebied van de marginale mandibulaire zenuw; zie voor gedetaillerde instructies het risicominimalisatie-materiaal om deoxycholinezuur veilig te injecteren en de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2) via Belkyra op geneesmiddeleninformatiebank.nl, en de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
- Injectieflacon uitsluitend gebruiken voor één behandelsessie van injectie(s) per patiënt.
- Vóór gebruik injectieflacon enkele malen rustig omschudden.
Doseringen
Uitsluitend gebruiken in het gebied van de oksel en niet op andere lichaamsdelen.
Niet gebruiken op een ontstoken of beschadigde huid, vanwege meer risico van lokale bijwerkingen.
Ernstige primaire axillaire hyperhidrose
Volwassenen
2 pompactiveringen per oksel (overeenkomend met 4.4 mg glycopyrronium per oksel) 1×/dag, bij voorkeur 's avonds aanbrengen gedurende 4 weken. Daarna afhankelijk van de vermindering van klachten frequentie verlagen tot 2×/week. Continue behandeling is vereist om het effect te behouden.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) uitsluitend op strikte indicatie gebruiken, omdat de systemische blootstelling toegenomen kan zijn; controleer bij gebruik nauwlettend op bijwerkingen. Bij een lichte of matige nierinsufficiëntie is geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Vóór het eerste gebruik de pomp eerst primen.
- Gelijkmatig in elke oksel aanbrengen met behulp van de dop, niet met de vingers; zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2); zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
- Vermijd contact met de ogen, mond en neus; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen voor meer informatie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Op de injectieplaats: pijn, oedeem, zwelling, doof gevoel, nodulus, hematoom, paresthesie, verharding, erytheem, jeuk.
Vaak (1-10%): Op de injectieplaats: zenuwletsel, bloeding, warmte, verkleuring. Strak aanvoelende huid. Hoofdpijn. Dysfagie, misselijkheid.
Soms (0,1-1%): Op de injectieplaats: alopecia, urticaria, zweren, overgevoeligheidsreacties, littekenvorming. Dysgeusie. Dysfonie.
Verder zijn gemeld: Op de injectieplaats: hypo-esthesie, necrose, slagadernecrose, infectie (cellulitis en abcsessen). Rondom het behandelgebied: necrose van vetweefsel, huid en zacht weefsel (aangetast gebied 0,5–3 cm), in zeldzame gevallen aantasting van het gehele submentale gebied; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Orale hypo-esthesie, orale paresthesie. Vaatletsel (door onopzettelijke intravasculaire injectie).
In het algemeen verdwijnen de meeste bijwerkingen binnen het behandelinterval. Sommige lokale bijwerkingen zoals verharding, nodulus, verdoofd gevoel, pijn, zwelling en zenuwletsel op de injectieplaats kunnen langere tijd aanwezig blijven.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): droge mond (met name in het begin van de behandeling).
Vaak (1-10%): lokaal op de toedienplaats: erytheem, irritatie, pijn, jeuk of folliculitis. Hoofdpijn. Obstipatie. Droge ogen, nasale droogheid, droge huid.
Soms (0,1-1%): lokaal op de toedienplaats: acne, zwelling, huiduitslag, droogheid, papels of eczeem. Tachycardie, QT-verlenging. Borstkaspijn.Trombocytopenie. Abdominale distensie, harde stoelgang. Duizeligheid, slaperigheid, slaapstoornis, vermoeidheid. Vertigo. Wazig zien, verminderd gezichtsvermogen, jeuk aan het oog, oculaire hyperemie, ongelijke pupillen, oogirritatie. Orofaryngeale pijn, keelbeklemming. Droge lippen, droge neus, droge slijmvliezen. Hyperhidrose, jeuk, afwijkende huidgeur, erytheem, parapsoriasis, huidirritatie, droge handen, jeuk, (constitutioneel) eczeem, huidplaque. Verhoogde leverenzymen.
Verder is gemeld: overgevoeligheid, angio-oedeem.
Bijwerkingen veranderden niet in ernst bij een langere behandelduur.
Interacties
Er zijn geen klinische studies naar geneesmiddelinteracties uitgevoerd met deoxycholzuur.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gelijktijdige toediening van andere anticholinergica is niet onderzocht; een versterking van anticholinerge effecten kan niet worden uitgesloten.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden vanwege onvoldoende gegevens.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren reproductietoxisch gebleken.
Farmacologisch effect: Gezien de minimale systemische blootstelling bij cutaan gebruik zijn nadelige effecten bij de foetus onwaarschijnlijk.
Advies: Kan indien nodig worden overwogen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, zowel bij mens als dier.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren (incl. metabolieten).
Advies: Volgens de fabrikant het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Volgens Lareb is orale toediening van glycopyrronium en toediening per inhalatie waarschijnlijk veilig. Overig: Vermijd contact van het kind met de behandelde huid van de moeder.
Contra-indicaties
- Infectie in het behandelgebied.
Contra-indicaties
Aandoeningen die kunnen verergeren vanwege het anticholinerge effect zoals:
- glaucoom;
- instabiele cardiovasculaire status bij acute hemorragie;
- pylorusstenose;
- darmobstructie, paralytische ileus;
- ernstige colitis ulcerosa, toxisch megacolon als complicatie van colitis ulcerosa;
- myasthenia gravis;
- syndroom van Sjögren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Alleen subcutaan injecteren. Vermijd onbedoelde intradermale of intramusculaire injectie en injectie in de speekselklieren, schildklier, lymfeklieren of spieren. Wees voorzichtig om onbedoelde injectie rechtstreeks in een slagader of een ader te voorkomen, omdat dit kan leiden tot vaatletsel.
Infectie op de injectieplaats is gemeld, waaronder cellulitis en abcessen die aanvullende behandeling vereisen. Overweeg bij het optreden hiervan om de volgende behandelingen met deoxycholzuur uit te stellen, totdat de infectie is verdwenen.
Kwetsbare anatomische structuren: Injecteer niet binnen 1–1,5 cm hiervan. Niet injecteren in of nabij de marginale mandibulaire tak van de aangezichtszenuw vanwege het risico op motorische neurapraxie. Dit uit zich als een asymmetrische glimlach of zwakte van de aangezichtsspieren. In klinische studies bleek zenuwbeschadiging in alle gevallen reversibel.
Huidulceratie/-necrose: Onjuiste injectietechnieken, zoals oppervlakkige injecties, intravasculaire injecties en het nalaten van gebruik van een injectieraster voor het markeren van de injectieplaats, kunnen leiden tot huidulceratie, necrose en littekenvorming. Tijdens het injecteren mag de naald niet uit het subcutane vet worden teruggetrokken, omdat dit het risico op intradermale blootstelling en mogelijke huidulceratie en necrose kan vergroten. Bij het optreden van huidulceratie of necrose mag deoxycholzuur niet meer worden toegediend.
Niet gebruiken bij patiënten met obesitas (BMI ≥ 30), bij patiënten die lijden aan een lichaamsbeeldstoornis (BDD: 'body dysmorphic disorder') en bij kinderen < 18 jaar.
Toepassing bij overmatige laxiteit van de huid, prominente platysmabanden of andere aandoeningen waarbij reductie van submentaal vet kan leiden tot ongewenst resultaat, zorgvuldig overwegen.
Bestaande aandoeningen behandelgebied: Controleer vóór toediening van deoxycholzuur op andere mogelijke oorzaken van convexiteit/volheid van het submentale gebied (bv. thyromegalie of cervicale lymfadenopathie). Wees voorzichtig bij patiënten met slikklachten vanwege risico op verergering. Wees ook voorzichtig bij ontsteking of verharding op de beoogde injectieplaats(en) en bij eerdere chirurgische of esthetische behandeling van het submentale gebied, omdat veranderingen in anatomie of littekenweefsel een veilige toediening of het bereiken van het gewenste resultaat kunnen belemmeren.
Toepassing bij nier- of leverinsufficiëntie is niet onderzocht. Het is niet waarschijnlijk dat nierinsufficiëntie van invloed is op de farmacokinetiek van deoxycholzuur, of dat de farmacokinetiek van deoxycholzuur wordt beïnvloed door leverinsufficiëntie.
Wees voorzichtig bij ouderen.
De veiligheid en werkzaamheid bij toepassing buiten het submentale vetgebied of bij hogere doseringen dan aanbevolen zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd contact met ogen omdat glycopyrronium tijdelijke dilatatie van de pupillen en wazig zien kan veroorzaken. Vermijd ook contact met mond en neus omdat een vermindering van speekselproductie of neusafscheiding niet kan worden uitgesloten. Indien contact optreedt met ogen, neus of mond, deze gebieden onmiddellijk spoelen met veel water. Vermijd huid-op-huidcontact van het behandelde huidgebied met andere gebieden, waaronder de huid van anderen; bedek het behandelde gebied met kleding (bv. tijdens geslachtsgemeenschap).
Niet gebruiken op een beschadigde huid of ontstoken huid, vanwege meer risico van lokale bijwerkingen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij ernstige prostaathyperplasie, (voorgeschiedenis van) urineretentie. Instrueer patiënten het gebruik onmiddellijk te staken indien symptomen van urineretentie zich voordoen en laat patiënten direct contact opnemen. Wees ook voorzichtig bij patiënten met een kransslagaderaandoening, hartfalen, hartaritmieën en hypertensie, omdat tachycardie een bekend effect is van anticholinergica.
Er zijn geen onderzoeksgegevens bij disfunctie van de bloed-hersenbarrière zoals bij traumatische hersenletsels in het laatste jaar, chemotherapie, bestralingstherapie van het hoofd, chirurgische ingreep aan de schedel en de hersenen en bij verslaving aan intraveneuze drugs. Bij deze patiënten uitsluitend gebruiken als andere behandelopties onvoldoende effectief zijn. Er is geen onderzoek uitgevoerd bij verminderde leverfunctie; aangenomen wordt dat verminderde leverfunctie niet zal leiden tot een klinisch relevante toename van de systemische blootstelling, vanwege een hoofdzakelijk renale klaring.
Het optreden van een droge mond en cariës kan niet worden uitgesloten.
Bij kinderen en ouderen zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met deoxycholzuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Bij toepassing op alleen de oksels is overdosering onwaarschijnlijk. Bij verkeerd gebruik bv. door aanbrengen op andere delen (handpalmen, voeten, gezicht) of grote gebieden, kan een verhoogd risico op overdosering niet worden uitgesloten.
Symptomen
Anticholinerge verschijnselen.
Voor symptomen en behandeling van een intoxicatie met glycopyrronium, zie vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Deoxycholzuur heeft een cytolytische werking. Bij injectie in lokaal subcutaan vetweefsel verstoort het fysiek de celmembranen van adipocyten, waardoor deze worden vernietigd. Dit lokt een weefselrespons uit waarbij macrofagen naar het gebied worden gelokt om cellulair debris en lipiden te elimineren, waarna deze via natuurlijke processen worden afgevoerd. Fibroblasten zorgen vervolgens voor een toename van het totaal collageen (neocollagenese).
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
T max | ca. 6 min na injectie. |
Eiwitbinding | 98%. |
V d | ca. 2,76 l/kg. |
Eliminatie | wordt samen met endogeen deoxycholzuur onveranderd via de gal, met de feces uitgescheiden. |
Overig | blootstelling aan deoxycholzuur na de maximaal aanbevolen dosering voor een enkelvoudige behandeling (100 mg) is < 2× zo hoog als van endogeen deoxycholzuur. De plasmaconcentratie deoxycholzuur keert na behandeling binnen 24 uur terug tot het endogene bereik. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Glycopyrronium is een parasympathicolyticum (anticholinergicum). Het blokkeert de werking van acetylcholine op glad spierweefsel, de hartspier en op verschillende klieren, waaronder de zweetklieren. In de zweetklieren resulteert dit in een vermindering van zweten.
Kinetische gegevens
Resorptie | Na een enkele lokale applicatie is er gedurende ten minste 24 uur een kwantificeerbare plasmaconcentratie aanwezig. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
deoxycholzuur hoort bij de groep dermatica, overige.
- abrocitinib (D11AH08) Vergelijk
- brimonidine (cutaan) (D11AX21) Vergelijk
- dimethylsulfoxide (M02AX03) Vergelijk
- ditranol (D05AC01) Vergelijk
- eflornithine (D11AX16) Vergelijk
- glycopyrronium (cutaan) (D11AA01) Vergelijk
- ichthammol (D05AA) Vergelijk
- ivermectine (cutaan) (D11AX22) Vergelijk
- lebrikizumab (D11AH10) Vergelijk
- levomenthol (cutaan) (D04AX) Vergelijk
- metronidazol (cutaan steriel) (D06BX01) Vergelijk
- metronidazol (cutaan) (D06BX01) Vergelijk
- minoxidil (cutaan) (D11AX01) Vergelijk
- tirbanibuline (D06BX03) Vergelijk
Groepsinformatie
glycopyrronium (cutaan) hoort bij de groep dermatica, overige.
- abrocitinib (D11AH08) Vergelijk
- brimonidine (cutaan) (D11AX21) Vergelijk
- deoxycholzuur (D11AX24) Vergelijk
- dimethylsulfoxide (M02AX03) Vergelijk
- ditranol (D05AC01) Vergelijk
- eflornithine (D11AX16) Vergelijk
- ichthammol (D05AA) Vergelijk
- ivermectine (cutaan) (D11AX22) Vergelijk
- lebrikizumab (D11AH10) Vergelijk
- levomenthol (cutaan) (D04AX) Vergelijk
- metronidazol (cutaan steriel) (D06BX01) Vergelijk
- metronidazol (cutaan) (D06BX01) Vergelijk
- minoxidil (cutaan) (D11AX01) Vergelijk
- tirbanibuline (D06BX03) Vergelijk