Samenstelling
Sotyktu XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Nulojix XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 250 mg
Bevat na reconstitutie per ml: belatacept 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Behandeling met deucravacitinib is aan te bevelen als inductie- of onderhoudsbehandeling bij patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, wanneer orale toediening gewenst is en indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen.
Advies
Voor belatacept is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Matige tot ernstige plaque-psoriasis bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische behandeling.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Profylaxe van transplantaatafstoting bij volwassenen bij een niertransplantatie, in combinatie met corticosteroïden en een mycofenolzuur.
Doseringen
Plaque psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
6 mg 1×/dag. Overweeg de behandeling te staken als na 24 weken geen verbetering is opgetreden.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig. De veiligheid bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10-15) is niet vastgesteld; gebruik wordt niet aanbevolen.
Toediening
- Innemen met of zonder voedsel.
- Tablet heel innemen; niet fijnmalen, kauwen of breken.
Doseringen
Let op! Het productieproces en het handelsproduct zijn gewijzigd. Hierdoor is een hogere onderhoudsdosering nodig. Deze is nu 6 mg/kg lichaamsgewicht (voor nieuwe gele verpakking) in plaats van 5 mg/kg lichaamsgewicht (voor oude witte verpakking). Het oude en nieuwe product zijn tijdelijk allebei op de markt. Per ongeluk verwisselen van de producten kan leiden tot medicatiefouten met als gevolg over- of onderdosering van belatacept.
Profylaxe van afstoting van niertransplantaat
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij start van transplantatie: 10 mg/kg lichaamsgewicht via intraveneuze infusie, op de dag van de transplantatie, voorafgaand aan implantatie, onmiddellijk voorafgaand aan of tijdens de operatie, maar vóór het voltooien van de vasculaire anastomosen van het transplantaat (dag 1); op dag 5, dag 14 en dag 28; aan het einde van week 8 en week 12 na transplantatie. Vanaf het einde van week 16 na transplantatie: 6 mg/kg om de 4 weken (± 3 dagen). Toedienen in combinatie met basiliximab, mycofenolaatmofetil en corticosteroïden.
Bij overstappen van een calcineurineremmer–gebaseerd regime ten minste 6 maanden na transplantatie: 6 mg/kg lichaamsgewicht via intraveneuze infusie elke 2 weken gedurende de eerste 8 weken, daarna 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 4 weken. Na start van belatacept calcineurineremmer voortzetten, in afbouwende doses, voor ten minste 4 weken na de infusie van de initiële dosis belatacept. Controleer frequent op acute afstoting, volgens de lokale zorgstandaard, voor ten minste 6 maanden na omzetting op belatacept.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: verdunde oplossing toedienen met een relatief constante snelheid gedurende 30 minuten.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (virale) bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis, faryngitis, sinusitis, acute sinusitis, rinitis, tonsillitis, peritonsillair abces, laryngitis, tracheïtis en rhinotracheïtis).
Vaak (1-10%): Herpes-simplexinfectie (orale herpes, herpes simplex, genitale herpes en herpesvirusinfectie). Orale ulceratie (aften, mond- of tongzweer, stomatitis). Acneïforme huiduitslag (acne, acneïforme dermatitis, roodheid, rosacea, pustula, pustuleuze roodheid en papulae). Folliculitis. Verhoogde waarden creatinekinase.
Soms (0,1-1%): Herpes zoster.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Dyspneu, hoesten, bronchitis, bovenste luchtweginfectie. Perifeer oedeem, koorts. Hoofdpijn. Slapeloosheid, angst. Disfunctie van transplantaat. Dysurie, hematurie, urineweginfectie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Cytomegalovirusinfectie. Artralgie, rugpijn, pijn in de extremiteiten. Anemie, leukopenie. Hyper- en hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypofosfatemie. Dyslipidemie, hyperglykemie. Verhoogde creatininespiegel, proteïnurie.
Vaak (1-10%): bradycardie, tachycardie, atriale fibrillatie, hartfalen, angina pectoris, linkerventrikelhypertrofie. Shock, myocardinfarct, hematoom, angiopathie, arteriële fibrose. Epistaxis, orofaryngeale pijn, orthopneu, hypocapnie, pulmonaal oedeem, pneumonie. Sepsis, griep, schimmelinfectie bv. (orale) candidiase, onychomycose. Tremor, paresthesie, CVA, duizeligheid, syncope, lethargie, perifere neuropathie. Depressie. Oculaire hyperemie, wazig zien, cataract. Gehoorverlies. Tubulaire niernecrose, niervene trombose, nierarterie stenose, glucosurie, hydronefrose, vesico-ureter reflux, urine-incontinentie, urineretentie, nachtelijke mictie, pyelonefritis. Chronische allograft nefropathie. Hydrokèle, lymfokèle. Aftoïde stomatitis, dyspepsie, abdominale hernia, gastro-enteritis. Cytolytische galblaas, abnormale leverfunctietest. BK-virusinfectie. Cellulitis, herpes zoster, herpes simplex, wondinfectie. Acne, alopecia, huiduitslag, jeuk, (nachtelijk) zweten, huidexfoliatie. Squameuzecelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, huidpapilloom. Dehydratie, vochtretentie, gewichtstoename of -afname. Cushingsyndroom-achtige verschijnselen. Diabetes mellitus, acidose. Myalgie, spierzwakte, botpijn, gewrichtszwelling, tussenwervelschijfaandoening, gewrichtsblokkering, spierspasmen, osteoartritis. Pijn in de borst, vermoeidheid, malaise, vertraagde (wond)genezing. Incisie hernia. Trombocytopenie, neutropenie, leukocytose, polycytemie, lymfopenie. Hypercalciëmie. Verhoogd c-reactief proteïne (CRP), verhoogde parathyroïdhormoonspiegel. Hypoproteïnemie. Verlaagde bloedspiegels van IgG en IgM.
Soms (0,1-1%): supraventriculaire aritmie, tweedegraads AV-blok, acuut coronair syndroom, aortaklepaandoening, endocarditis. Veneuze trombose, arteriële trombose, arteriële stenose, claudicatio intermittens, tromboflebitis, blozen. Orofaryngeale blaarvorming, dysfonie, acute ademhalingsproblemen (ARDS), haemoptysis, pneumonitis, bronchopneumopathie, pijnlijke ademhaling, pleurale effusie, slaapapneusyndroom, pulmonale hypertensie. Stafylokokken infectie. Lymfangitis. Tuberculose, bronchiëctasie. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML), herseninfectie door schimmels. Encefalitis, Guillain-Barré-syndroom, hersenoedeem, verhoogde intracraniële druk, encefalopathie, convulsies, hemiparese, demyelinisatie, gezichtsverlamming, smaakstoornis, cognitieve stoornis, verminderd geheugen, migraine, branderig gevoel, diabetische neuropathie, rustelozebenen-syndroom. Abnormale dromen, stemmingswisselingen, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, verhoogd libido. Seizoensgebonden allergie. Conjunctivitis, keratitis, ooglidoedeem, fotofobie, retinitis. Vertigo, oorpijn, tinnitus. Verminderde eetlust. Cheilitis, gingiva-hyperplasie, speekselklierpijn, maag-darmstoornissen, gastroduodenale ulcus, dunne darmobstructie, dikke darmulcus, CMV-colitis, strongyloïdiase, Blastocystis-infectie, giardiasis, rectale hemorragie, verkleurde feces, melena. Cholelithiase, levercyste, hepatische steatose. Nierarterie trombose, nefritis, nefrosclerose, niertubulus atrofie, nierfibrose. Met polyoomvirus geassocieerde nefropathie. Bijnierschorsinsufficiëntie. Psoriasis, abnormale haargroei, onychoclase, zwelling in het gezicht, trichorrhexis. Diabetische voet. Botmetabolismestoornis, osteïtis, osteolyse, osteomyelitis, synovitis. (Pees)breuk, hematoom, kneuzing. EBV-geassocieerde lymfoproliferatieve stoornis, longkanker, rectaalkanker, borstkanker, sarcoom, kaposi-sarcoom, prostaatkanker, baarmoederhalskanker, keelkanker, lymfoom, multipel myeloom, overgangscelcarcinoom. Borstgezwel. Cervicale dysplasie, vulvale ulceratie, atrofische vulvovaginitis, infertiliteit. Herpes genitalis. Epididymitis, priapisme, testiculaire pijn, scrotaal oedeem, peniele ulceratie. Infusiegerelateerde reactie, irritatie, fibrose, ontsteking, hittegevoel, ulcus. Hemolyse, zuivere erytrocytaire aplasie, agranulocytose, monocytopenie, verlaagd aantal CD4-lymfocyten. Hypercoagulatie. Hypoglykemie. Diabetische ketoacidose. Elektrolytstoornissen. Alkalose. Verhoogde pancreasenzymen, verhoogd troponine. Hypogammaglobulinemie. Verhoogde waarden PSA, - bloedurinezuur. Vitamine-D-deficiëntie. Hypofosfatasemie. Verminderde hoeveelheid urine.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, transplantaattrombose.
Interacties
Er zijn geen klinisch relevante interacties bij gelijktijdig gebruik van rosuvastatine, methotrexaat, mycofenolaatmofetil of orale anticonceptiva (norethisteron en ethinylestradiol). Er is geen dosisaanpassing van deze middelen nodig.
Geneesmiddelen die remmers of inductoren zijn van cytochroom P450 (CYP)-enzymen of transporteiwitten, zoals ciclosporine (Pgp/BCRP remmer), fluvoxamine (krachtige CYP1A2-remmer), ritonavir (matige CYP1A2-inductor), pyrimethamine (OCT1-remmer), famotidine (H2-receptorantagonist) of rabeprazol (protonpompremmer) hebben geen betekenisvolle invloed op de plasmablootstelling aan deucravacitinib.
Interacties
Vermijd de toediening van levende vaccins, immunosuppressiva kunnen de werkzaamheid van vaccinaties verminderen.
Corticosteroïd geleidelijk afbouwen, vooral bij patiënten met 4 tot 6 humane leucocytantigeen (HLA)-mismatches.
Bij overschakeling op een ander immunosuppressivum rekening houden met de lange halfwaardetijd van belatacept (8-10 dagen).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegeven. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (veranderingen in immuunfunctie) bij gebruik van zeer hoge doses.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 8 weken na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Actieve infectie.
Contra-indicaties
- patiënten die Epstein-Barrvirus-seronegatief zijn, of van wie de serostatus onbekend is.
Waarschuwingen en voorzorgen
Deucravacitinib kan de kans op infecties verhogen. Behandel eerst klinisch relevante actieve infecties; niet starten met deucravacitinib voordat de infectie is verdwenen of adequaat is behandeld. Wees voorzichtig bij een chronische infectie of bij een recidiverende infectie in de anamnese. Bij het optreden van een klinisch relevante of ernstige infectie tijdens de behandeling, deucravacitinib staken en de patiënt nauwlettend volgen totdat de infectie is verdwenen.
Vóór aanvang van de behandeling screenen op tuberculose; latente of actieve tuberculose eerst behandelen voordat behandeling met deucravacitinib wordt begonnen. Controleer tijdens de behandeling op klachten en symptomen van actieve tuberculose.
MACE, DVT en PE: Het is niet bekend of tyrosinekinase 2 (TYK2)-remming in verband kan worden gebracht met de bijwerkingen van JAK-remming (Janus Kinase). Bij patiënten ≥ 50 jaar met RA met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor werd een hoger percentage van ernstige nadelige cardiovasculaire voorvallen (MACE), gedefinieerd als cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct (MI) en niet-fataal CVA, en een dosisafhankelijk hoger percentage veneuze trombo-embolie waaronder diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) waargenomen met een JAK-remmer, in vergelijking met TNF-α–remmers. Een verhoogd risico op MACE, DVT en PE is niet waargenomen voor deucravacitinib. Beoordeling van de veiligheid op lange termijn is gaande. Weeg risico's en voordelen af vóór start van de behandeling.
Maligniteiten zijn gemeld, in het bijzonder lymfoom en niet-melanoom huidkanker (NMSC). Het is niet bekend of tyrosinekinase 2 (TYK2)-remming gerelateerd is aan de bijwerkingen van JAK-remming (Janus Kinase). Onderzoek naar een JAK-remmer bij patiënten ≥ 50 jaar met RA met ten minste één aanvullende cardiovasculaire risicofactor gaf hogere percentages maligniteiten, met name longkanker, lymfoom en NMSC, in vergelijking met TNF-α-remmers. Beoordeling van de veiligheid op lange termijn is gaande. Weeg risico's en voordelen af vóór start van de behandeling.
Gebruik geen levende, verzwakte vaccins tijdens de behandeling wegens het ontbreken van gegevens over de respons op vaccinatie met levende of geïnactiveerde vaccins. Zorg vóór start behandeling voor voldoende vaccinaties.
Wees voorzichtig bij ouderen ≥ 75 jaar wegens zeer beperkte klinische ervaring.
Bij kinderen zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een EBV-seronegatieve status is een risicofactor voor posttransplantatie lymfoproliferatieve ziekte (PTLD); daarom voor het begin van de behandeling de EBV–serostatus vaststellen. Andere risicofactoren voor PTLD zijn cytomegalovirus (CMV)-infectie en T-celdepletietherapie. Bij nieuwe, of toename van, neurologische of cognitieve klachten of gedragsveranderingen PTLD overwegen.
Infecties: Immunosuppressiva kunnen de gevoeligheid voor infectie verhogen. Voorafgaand aan behandeling met belatacept de patiënt beoordelen op tuberculose en testen op een latente infectie. CMV-profylaxe wordt aanbevolen voor ten minste 3 maanden na transplantatie, profylaxe tegen pneumocystose voor ten minste 6 maanden na transplantatie.
Maligniteiten: Blootstelling aan UV-stralen beperken vanwege de toenemende kans op huidkanker.
Transplantaattrombose: bij ontvangers van extended-criteria-donoren (ECD) is in klinisch onderzoek een toegenomen incidentie waargenomen van transplantaattrombose. Postmarketing is het gemeld bij toediening van de initiële dosis thymocytenglobuline, gelijktijdig of rond dezelfde tijd als de eerste dosis belatacept, bij patiënten met andere predisponerende risicofactoren.
Omzetting van een calcineurineremmer-gebaseerd onderhoudsregime (ciclosporine of tacrolimus) naar een op belatacept gebaseerd regime kan aanvankelijk het risico op acute afstoting vergroten. Extra controle op acute afstoting wordt aanbevolen voor ten minste 6 maanden na de omzetting op belatacept, volgens de lokale zorgstandaard. Er zijn geen gegevens over omzetting bij patiënten met een hoger immunologisch risico; hierbij mag omzetting alleen worden overwogen wanneer de mogelijke voordelen opwegen tegen de risico's.
Als progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) wordt vastgesteld, de immunosuppressie verminderen of staken.
De veiligheid en werkzaamheid bij herbehandeling na langdurige stopzetting zijn niet onderzocht; houd rekening met eventuele antistoffen tegen belatacept.
Er zijn onvoldoende gegevens over toepassing bij een gestoorde leverfunctie. Bij levertransplantatiepatiënten zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld; gebruik wordt niet aanbevolen.
Bij patiënten met een Panel Reactive Antibody (PRA) > 30% is belatacept is niet onderzocht; bij hen uitsluitend toepassen na overwegen van een alternatieve therapie.
Bij kinderen tot 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met deucravacitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Deucravacitinib is een selectieve remmer van het tyrosinekinase 2 (TYK2)-enzym (behorend tot de JAK-familie). TYK2 medieert de signalering van interleukine-23 (IL-23), interleukine-12 (IL-12) en type I-interferonen (IFN). Deucravacitinib remt het vrijkomen van deze pro-inflammatoire cytokinen en chemokinen, betrokken bij ontstekings- en immuunreacties. Het remt de ontsteking en vermindert de symptomen van plaque psoriasis.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en vrijwel volledig. |
F | 99% |
T max | 2-3 uur |
V d | 2 l/kg |
Metabolisering | via vier primaire routes, waaronder N-demethylering via CYP1A2 tot belangrijkste actieve metaboliet BMT-153261; cyclopropylcarboxamidehydrolyse door carboxylesterase 2 (CES2) tot niet-actieve metaboliet BMT-158170; N-glucuronidering door UGT tot BMT-334616 en mono-oxidatie door CYP2B6/2D6 tot M11, beide ook inactief. |
Eliminatie | via verschillende routes, waaronder fase I- en II-metabolisme, samen met directe eliminatie via de nieren (13% onveranderd, 37% als metaboliet) en feces (26% onveranderd, 22% als metaboliet). |
T 1/2el | 10 uur |
Overig | Leeftijd, geslacht en lichaamsgewicht hebben invloed op de steady-state-blootstelling; gemiddeld ca. 31% en 53% hoger bij respectievelijk patiënten van 65-74 jaar en 75-84 jaar oud. Schatting bij vrouwen is dat deze ca. 30% hoger is dan bij mannen, en bij personen met < 60 kg lichaamsgewicht ca. 24.8% hoger en bij > 90 kg ca. 19.6% lager, in vergelijking met iemand van 60-90 kg. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunosuppressivum. Fusie-eiwit, geproduceerd in hamstercellen door recombinante DNA-technologie. Selectieve costimulatieblokker, blokkeert de costimulatie van T-cellen en remt zo hun activatie. Geactiveerde T-cellen zijn de voornaamste mediators van een immunologische respons op de getransplanteerde nier.
Kinetische gegevens
V d | 0,15 l/kg. |
Eliminatie | De klaring neemt toe met het lichaamsgewicht. |
T 1/2el | circa 9-10 dagen, grote individuele spreiding. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
deucravacitinib hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
belatacept hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk