Samenstelling
Proglicem Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Baqsimi Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Neuspoeder
- Sterkte
- 3 mg
Glucagen (als hydrochloride) Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof 'Hypokit'
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml in wegwerpspuit
Ogluo Tetris Pharma B.V.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,1 ml
Een voorgevulde pen bevat 0,5 mg glucagon.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,2 ml
Een voorgevulde pen bevat 1 mg glucagon.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Gezien het indicatiegebied dient diazoxide alleen te worden voorgeschreven door een specialist op endocrinologisch gebied.
Advies
Glucagon komt in aanmerking bij hypoglykemieën, die weliswaar tot bewusteloosheid hebben geleid maar nog niet lang bestaan. Glucagon is beschikbaar in de vorm van een intramusculaire of subcutane injectie of in de vorm van neuspoeder.
Zie voor het beleid en de behandeling van een hypoglykemie Het Acute Boekje.
Indicaties
Behandeling van hypoglykemie bij:
- leucine-gevoeligheid;
- idiopathische hypoglykemie bij kinderen;
- neoplasie van de eilandjes van Langerhans;
- bepaalde gevallen van extrapancreatische neoplasie.
Indicaties
- Therapeutisch: ernstige hypoglykemie bij volwassenen en kinderen met diabetes mellitus.
- Diagnostisch: als motiliteitsremmer bij onderzoek van het maag-darmkanaal bij volwassenen (alleen Glucagen).
Doseringen
Hypoglykemie
Volwassenen
Dosering afhankelijk van de ernst en de respons. Begindosering 100-200 mg 2-3×/dag, zo nodig verhogen.
Bij neoplasie van de eilandjes van Langerhans is tot 800 mg per dag toegediend zonder dat bijwerkingen optraden.
Kinderen
Dosering afhankelijk van de ernst en de respons. De gemiddelde dosering is 3-8 mg/kg lichaamsgewicht per dag.
Bij vochtretentie door diazoxide kan toevoeging van een diureticum nodig zijn. Verlaag dan zo nodig de dosering diazoxide omdat het effect kan toenemen.
Bij verminderde nierfunctie eventueel de dosering verlagen en serumelektrolytspiegels controleren.
Toediening: voor zuigelingen en kleine kinderen kan de inhoud van de capsule worden gemengd met voedsel of dranken.
Doseringen
Let op: dien het middel zo snel mogelijk toe wanneer ernstige hypoglykemie wordt waargenomen. Na het toedienen van de dosis dient de verzorger meteen medische hulp in te roepen.
Ernstige hypoglykemie
Volwassenen en kinderen ≥ 25 kg of ≥ 6 jaar
Glucagen-injectie: intramusculair of subcutaan: 1 mg. Als de patiënt reageert, oraal koolhydraten geven om de glycogeenvoorraad in de lever aan te vullen en herhaling van de hypoglykemie te voorkomen. Als de patiënt niet binnen 10 minuten reageert, glucose i.v. geven.
Ogluo-injectie: subcutaan: 1 mg. Als de patiënt reageert, oraal koolhydraten geven om de glycogeenvoorraad in de lever aan te vullen en herhaling van de hypoglykemie te voorkomen. Als de patiënt niet binnen 15 minuten reageert, overwegen nogmaals een dosis van 1 mg te geven.
Kinderen < 25 kg of < 6 jaar
Glucagen-injectie: intramusculair of subcutaan: 0,5 mg. Als de patiënt reageert, oraal koolhydraten geven om de glycogeenvoorraad in de lever aan te vullen en herhaling van de hypoglykemie te voorkomen. Als de patiënt niet binnen 10 minuten reageert, glucose i.v. geven.
Ogluo-injectie: bij kinderen ≥ 2 tot < 6 jaar: subcutaan 0,5 mg. Als de patiënt reageert, oraal koolhydraten geven om de glycogeenvoorraad in de lever aan te vullen en herhaling van de hypoglykemie te voorkomen. Als de patiënt niet binnen 15 minuten reageert, overwegen nogmaals een dosis van 0,5 mg te geven.
Volwassenen en kinderen ≥ 4 jaar
Neuspoeder: 3 mg in 1 neusgat. Als de patiënt reageert, oraal koolhydraten geven om de glycogeenvoorraad in de lever aan te vullen en herhaling van de hypoglykemie te voorkomen. Als symptomen van hypoglykemie optreden: oraal of i.v. glucose geven.
Diagnostisch
Volwassenen
Glucagen-injectie: voor remming motiliteit van maag, duodenum en ileum: i.v. 0,2–0,5 mg of i.m. 1 mg; van colon: i.v. 0,5–0,75 mg of i.m. 1–2 mg. Wanneer het diagnostisch onderzoek is beëindigd, oraal koolhydraten geven als dit in overeenstemming is met de toegepaste diagnostische procedure.
Bij ouderen is geen dosisaanpassing nodig.
Bij verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Bij verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Glucagen vóór toediening reconstitueren; dien toe via i.m.-, s.c.- of i.v.-injectie.
- Ogluo toedienen via s.c.-injectie in de onderbuik, de buitenkant van het dijbeen of de buitenkant van de bovenarm.
- Het neuspoeder in 1 neusgat toedienen. Het wordt passief geabsorbeerd door de slijmvliezen in de neus; het is niet nodig om na het doseren te inhaleren of diep adem te halen.
Bijwerkingen
Cardiovasculair: natrium- en vochtretentie, hartfalen (bij patiënten met beperkte cardiale reserve), tachycardie, palpitaties, hypotensie, tijdelijke hypertensie, pijn op de borst, pericard effusie. Bij kinderen, zuigelingen en neonaten is gemeld: pulmonale hypertensie.
Gastro-intestinaal: anorexie, tijdelijk verlies van smaak, misselijkheid, braken, buikpijn, ileus, diarree.
Bloed: diabetische ketoacidose, hyperosmolair non-ketotisch coma, hyperglykemie, glucosurie, trombocytopenie (met of zonder purpura), neutropenie, eosinofilie, excessief bloeden, verhoogde serumurinezuurspiegels, verlaagd hemoglobine of hematocriet, verlaagd IgG.
Hepato-renaal: nierinsufficiëntie, verlaagde creatinineklaring, (reversibel) nefrotisch syndroom, verlaagde urineproductie, hematurie, albuminurie, verhoogde ASAT-spiegels en alkalische fosfatase.
Neurologisch: hoofdpijn, angst, duizeligheid, insomnia, polyneuritis, paresthesie, extrapiramidale verschijnselen.
Oog: subconjunctivale hemorragie, ringscotoom, troebele visus, dubbelzien, lacrimatie. Bij baby's is cataract waargenomen; dit bleek reversibel na correctie van de vochtbalans.
Huid: huiduitslag, jeuk, candida dermatitis, herpes, verlies van hoofdhaar, (reversibel) hirsutisme.
Systemisch: koorts, lymfadenopathie, zwakte, malaise.
Overig: jicht, acute pancreatitis of pancreatische necrose, galactorroe, vooruitgang in botleeftijd.
Bijwerkingen
Injectie therapeutisch gebruik
Zeer vaak (≥ 10%): braken, misselijkheid.
Vaak (1–10%): hoofdpijn. Tachycardie. Diarree. Pijn of oedeem op de injectieplaats. Bij kinderen: hyperglykemie.
Soms (0,1–1%): buikpijn. Bloeduitstorting of erytheem op de injectieplaats.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties waaronder anafylactische shock.
Neuspoeder therapeutisch gebruik
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Verhoogde traanproductie. Rinorroe, neusongemak, verstopte neus, jeukende neus, niezen, irritatie van de keel, hoesten, epistaxis, parosmie. Misselijkheid, braken.
Vaak (1–10%): dysgeusie. Oculaire hyperemie, jeukende ogen. Jeuk. Stijging bloeddruk (systolisch en diastolisch).
Soms (0,1–1%): stijging hartslag.
Injectie diagnostisch gebruik
Vaak (1–10%): misselijkheid.
Soms (0,1–1%): hypoglykemie (meer uitgesproken bij patiënten die voor een diagnostische procedure hebben gevast). Braken.
Zelden (0,01–0,1%): buikpijn.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties waaronder anafylactische shock. Hypoglykemisch coma. Tachycardie, hypotensie, hypertensie.
Verder zijn gemeld: reacties op de injectieplaats.
Interacties
Door de sterke binding aan plasma-eiwit kan de werking van andere geneesmiddelen, die eveneens in sterke mate aan eiwit zijn gebonden, worden beïnvloed. Hierdoor kan verlaging van de dosering van vitamine K-antagonisten nodig zijn.
Diuretica kunnen de effecten van diazoxide op bloedglucose, bloeddruk en urinezuur versterken.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van andere antihypertensiva.
De plasmaspiegel van fenytoïne kan worden verlaagd.
Interacties
Glucagon en insuline hebben een tegengestelde werking.
Indometacine kan het bloedglucoseverhogende effect van glucagon verminderen; er kan zelfs hypoglykemie optreden.
Het effect van vitamine K-antagonisten kan worden versterkt.
Bij gelijktijdig gebruik van een β-blokker kan de hartslag en bloeddruk tijdelijk toenemen; deze toename kan behandeling noodzakelijk maken bij patiënten met coronaire vaatziekte.
Zwangerschap
Diazoxide passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Diazoxide kan de weeënactiviteit verminderen. Ook kan het een snelle daling van de maternale bloeddruk geven en hierdoor de doorbloeding van de placenta in gevaar brengen. Verder kan diazoxide foetale bradycardieën veroorzaken, en bij gebruik aan het einde van de zwangerschap neonatale hyperglykemie, hypotensie en hyperbilirubinemie.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Glucagon passeert de placenta niet.
Teratogenese: De ervaring met gebruik van glucagon bij zwangere vrouwen met diabetes wijst niet op schadelijke effecten op de zwangerschap of het kind.
Advies: Kan veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de zeer korte halfwaardetijd zal de hoeveelheid glucagon die in de moedermelk wordt uitgescheiden uiterst klein zijn. Daarnaast wordt glucagon in het maag-darmkanaal (van de zuigeling) ontleed. Het is daarom onwaarschijnlijk dat een effect bij de zuigeling zal optreden.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor thiazidederivaten;
- functionele hypoglykemie;
- hyperurikemie;
- hartfalen.
Contra-indicaties
- Feochromocytoom.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles: controleer de klinische respons en bloedglucosewaarden zorgvuldig tot de toestand van de patiënt voldoende is gestabiliseerd. Bij langdurig gebruik de urine periodiek controleren op glucose en ketonen, vooral in stress-situaties. Controleer ook regelmatig de bloedwaarden van hemoglobine, leukocyten, trombocyten en urinezuur.
Wees voorzichtig bij beperkte cardiale reserve, omdat hartfalen door vochtretentie kan ontstaan.
Bij hypokaliëmie kan het hyperglykemische effect worden versterkt.
Diabetische ketoacidose en hyperosmolair non-ketotisch coma zijn gemeld, meestal bij een gelijktijdige aandoening. Na de acute fase van deze aandoeningen is verlengde observatie noodzakelijk vanwege de lange halfwaardetijd van diazoxide. Instrueer de patiënt om alert te zijn op symptomen van hyperglykemie en om zelf de bloedglucose te meten.
Pulmonale hypertensie is gemeld bij kinderen, zuigelingen en neonaten; in de meeste gevallen herstelde dit na staken van de behandeling. Controleer pasgeborenen tijdens de behandeling nauwgezet, met name bij risicofactoren zoals meconiumaspiratiesyndroom, hyaliene membranenziekte, neonatale tachypneu, pneumonie, sepsis, congenitale hernia diafragmatica en congenitale hartziekte. Staak de behandeling als pulmonale hypertensie wordt vastgesteld. Laat ouders/verzorgers direct contact opnemen als kinderen tekenen van ademhalingsmoeilijkheden krijgen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Therapeutisch gebruik
Na het toedienen van de dosis dient de verzorger meteen medische hulp in te roepen.
Glucagon werkt alleen bij hypoglykemie, indien de lever voldoende glycogeen bevat. Daarom heeft het weinig of geen effect bij ondervoeding, bijnierinsufficiëntie, chronische hypoglykemie of een door alcohol geïnduceerde hypoglykemie. In deze situaties uitsluitend behandelen met glucose.
Bij een insulinoom kan toediening van glucagon eerst een toename in bloedglucose veroorzaken. Glucagon kan echter direct of indirect de overmatige insuline-afgifte door een insulinoom stimuleren en hypoglykemie veroorzaken. Als na toediening van glucagon symptomen van hypoglykemie ontstaan, dan glucose geven.
De veiligheid en werkzaamheid van de nasale toediening zijn niet vastgesteld bij ouderen ≥ 75 jaar en kinderen < 4 jaar. Er zijn weinig gegevens bij ouderen ≥ 65 jaar.
De veiligheid en werkzaamheid van de subcutane injectie Ogluo zijn niet vastgesteld bij ouderen ≥ 75 jaar en kinderen < 2 jaar. Er zijn zeer weinig gegevens bij ouderen ≥ 65 jaar.
Diagnostisch gebruik
Wees voorzichtig bij (monitor de patiënt):
- een hartaandoening, omdat de myocardiale zuurstofbehoefte, bloeddruk en hartslag kunnen stijgen;
- diabetes mellitus, omdat kortdurende hyperglykemie kan optreden;
- insulinoom of glucagonoom.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Symptomen
hyperglykemie, ketoacidose.
Therapie
Insuline (in minder ernstige gevallen orale bloedglucoseverlagende middelen) en herstel van de vocht- en elektrolytenbalans. De inhibitie van de insulinevrijgifte door diazoxide wordt geantagoneerd door α-adrenerge blokkerende middelen. Verlengde observatie is noodzakelijk vanwege de lange halfwaardetijd van diazoxide.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met diazoxide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Misselijkheid, braken, remming van de motiliteit van het maag-darmkanaal, stijging bloeddruk en hartslag, daling kaliumgehalte.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met glucagon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Analogon van thiazidediureticum zonder diuretische werking. Verhoogt de bloedglucosespiegel door remming van de insuline-afgifte door de pancreas, stimulering van de afgifte van catecholaminen en/of door verhoging van de hepatische afgifte van glucose.
Werking: binnen 1 uur. Werkingsduur: 8 uur (bij normale nierfunctie).
Kinetische gegevens
F | 86-96%. |
Eiwitbinding | > 90%. |
Eliminatie | vnl. met de urine. Diazoxide kan worden verwijderd door peritoneale dialyse en hemodialyse. |
T 1/2el | volwassenen: 24-36 uur, kinderen 4 maanden tot 6 jaar: 9,5-24 uur, verlengd bij verminderde nierfunctie en overdosering. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Identiek aan menselijk glucagon, geproduceerd door middel van recombinant-DNA-technologie in Saccharomyces Cerevisiae-cellen. Stimuleert de afbraak van glycogeen en de vrijgifte van glucose uit de lever, waardoor de bloedglucosespiegel snel stijgt. Voor dit effect is een voorraad glycogeen in de lever noodzakelijk. Glucagon verlaagt de tonus en de motiliteit van gladde spieren van het maag-darmkanaal. Stimuleert de afgifte van catecholaminen.
Snelheid van werking
Bij ernstige hypoglykemie treedt de werking na i.m.- of s.c.-toediening van Glucagen doorgaans binnen 10 min in. Bij nasale toediening begint het bloedglucosegehalte na ca. 5 min te stijgen. Na s.c.-toediening van Ogluo treedt de werking doorgaans binnen 15 min in; bij ca. 15% van de patiënten wordt pas na 20 minuten of langer glucoseherstel bereikt.
Het remmende effect op de gastro-intestinale motiliteit treedt na i.v.-injectie binnen 1 min in en houdt 5–20 min aan, na i.m.-injectie binnen 5–15 min en houdt 10–40 min aan, afhankelijk van de dosering.
Kinetische gegevens
T max | nasaal bij volwassenen en kinderen 15-20 min; subcutaan (Ogluo) bij volwassenen 50 min, kinderen 6-11 jaar 34 min en bij kinderen 2-5 jaar 41 min. |
V d | 2-35 l/kg. |
Metabolisering | enzymatische afbraak in bloedplasma en organen. |
Eliminatie | glucagonklaring vindt vnl. plaats in lever en nieren (beide ca. 30% van de totale metabole klaringssnelheid). |
T 1/2el | intraveneus 3–6 min, subcutaan (Ogluo) ca. 32 min, nasaal ca. 38 min. |
Overig | Verkoudheid met een verstopte neus met of zonder gelijktijdig gebruik van een decongestivum had geen invloed op de farmacokinetiek via de nasale route. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
diazoxide hoort bij de groep bloedglucoseverhogende middelen.
Groepsinformatie
glucagon hoort bij de groep bloedglucoseverhogende middelen.