Samenstelling
Pifeltro
Bijlage 2
Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Efavirenz
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 600 mg
Stocrin
Bijlage 2
Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 200 mg, 600 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Doravirine is een NNRTI. In combinatie met emtricitabine/tenofoviralafenamide (of als vaste combinatie doravirine/tenofovirdisoproxil/lamivudine) komt het in specifieke situaties in aanmerking, als niet wordt uitgekomen met de voorkeurscombinaties. In gerandomiseerde studies was doravirine niet-inferieur aan zowel efavirenz als darunavir/ritonavir wanneer het werd gecombineerd met 2 NRTI’s. Doravirine heeft qua bijwerkingen op het CZS als voordeel boven efavirenz dat het te verdragen is en gunstigere effecten op lipiden dan darunavir/ritonavir en efavirenz. Doravirine heeft ook minder potentiële geneesmiddelinteracties dan efavirenz of rilpivirine, en de virologische effectiviteit wordt, anders dan bij rilpivirine, niet beperkt door een hoge HIV-RNA-waarde en/of een laag CD4-aantal. Opkomende resistentie op het moment van virologisch falen is gemeld met doravirine (incidentie in de registratiestudies ~1%).
Aan de vergoeding van doravirine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Efavirenz is een NNRTI. In combinatie met emtricitabine of lamivudine plus tenofovir(alafenamide of –disoproxil) komt het in specifieke situaties in aanmerking, als niet wordt uitgekomen met de voorkeurscombinaties. De meeste NNRTI-bevattende regimes, vooral efavirenz en rilpivirine, hebben namelijk een lage barrière tegen resistentie. De relatief hoge mate van CZS-bijwerkingen reduceert de mate waarin efavirenz-bevattende regimes te tolereren zijn voor de patiënt. Overweeg het gebruik van efavirenz-bevattende regimes te vermijden bij psychiatrische aandoeningen en HIV-geassocieerde dementie, dit vanwege de neuropsychiatrische effecten, en overweeg dit ook voor patiënten die andere geneesmiddelen gebruiken met een bekend risico van ‘torsade de pointes’. Efavirenz wordt daarnaast geassocieerd met dyslipidemie.
Aan de vergoeding van efavirenz zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar met een lichaamsgewicht van ten minste 35 kg:
- Behandeling van een HIV-1-infectie zonder aanwijzingen voor resistentie tegen de NNRTI-klasse, en in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen van 3 jaar en ouder:
- behandeling van een HIV-1-infectie, in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Efavirenz is onvoldoende bestudeerd bij een gevorderde HIV–1–infectie (CD4–aantal < 50 cellen/mm³) of na een falende behandeling die een proteaseremmer (PI) bevat.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
HIV-1-infectie
Volwassenen (incl. ouderen), kinderen vanaf 12 jaar en met een lichaamsgewicht van ten minste 35 kg
100 mg 1×/dag.
Dosisaanpassing comedicatie matig-sterke CYP3A-inductoren: Bij gelijktijdig gebruik van rifabutine of andere matig-sterke CYP3A-inductoren (bosentan, dabrafenib, modafinil, telotristat-ethyl), als dit niet vermijdbaar is, 100 mg 2×/dag (met een interval van ca. 12 uur).
Verminderde nierfunctie: Bij een lichte tot ernstige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Doravirine is niet onderzocht bij terminaal nierfalen of dialysepatiënten.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte of matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15), doravirine is hierbij niet onderzocht; onbekend is of de blootstelling aan doravirine toeneemt.
Vergeten dosis: Deze alleen nog innemen als de volgende (geplande) dosis minstens 12 uur later moet worden ingenomen. Geen dubbele dosis innemen om een gemiste dosis in te halen.
Toediening: De tablet oraal innemen, met of zonder voedsel.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
Efavirenz niet als monotherapie gebruiken (het virus wordt dan snel resistent) en evenmin als enig geneesmiddel toegevoegd aan een behandeling die eerder niet het gewenste resultaat opleverde.
Doordat de drank en de 50 mg-tablet niet meer beschikbaar zijn in Nederland, zijn mogelijk niet alle onderstaande doseervoorschriften voor kinderen goed op te volgen.
HIV-1 infectie
Volwassenen en kinderen ≥ 40 kg lichaamsgewicht
600 mg 1×/dag.
Bij gebruik van voriconazol: verminder de dosis efavirenz met 50% naar 300 mg 1×/dag en verhoog de dosis voriconazol naar 400 mg 2×/dag.
Bij gebruik van rifampicine: bij een lichaamsgewicht > 50 kg: overweeg een dosisaanpassing van efavirenz naar 800 mg/dag.
Kinderen van 3–17 jaar met een lichaamsgewicht < 40 kg
Afhankelijk van het lichaamsgewicht; 32,5–<40 kg: 400 mg 1×/dag; 25–32,5 kg: 350 mg 1×/dag; 20–25 kg: 300 mg 1×/dag; 15–20 kg: 250 mg 1×/dag; 13–15 kg: 200 mg 1×/dag.
CYP2B6-polymorfisme: Pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie
- Bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-6) is geen dosisaanpassing nodig; controleer zorgvuldig op bijwerkingen, met name op het centraal zenuwstelsel.
- Bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7-9) wordt het gebruik afgeraden; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
- Toepassing bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15) is gecontra-indiceerd.
Toediening
- De tabletten op de lege maag innemen. Bij inname met voedsel is er meer kans op bijwerkingen, vanwege toename van de biologische beschikbaarheid.
- Om neurologische bijwerkingen zoveel mogelijk te beperken is toediening voor het slapengaan aan te bevelen, zeker de eerste 2–4 weken en bij patiënten bij wie deze symptomen aanhouden.
Bijwerkingen
Gemeld in combinatie met andere antiretrovirale middelen zijn:
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid. Abnormale dromen, slapeloosheid. Misselijkheid, braken, (boven)buikpijn, flatulentie, diarree. Huiduitslag (erythemateus, gegeneraliseerd, (maculo)papuleus, urticaria). Vermoeidheid. Verhoogde ALAT-waarde.
Soms (0,1-1%): hypertensie. Aandachtsstoornis, geheugenverlies, paresthesie, hypertonie, slaap van een slechte kwaliteit. Nachtmerrie, depressie, angst (incl. gegeneraliseerde angststoornis), prikkelbaarheid, verwardheid, zelfmoordgedachten. Abdominale distensie of - ongemak, dyspepsie, obstipatie, zachte ontlasting, gestoorde maag-darmmotiliteit (incl. frequente stoelgang). Spierpijn, gewrichtspijn. Jeuk. Malaise, asthenie. Afgenomen hemoglobinewaarde. Toegenomen waarden van ASAT, amylase, lipase. Hypofosfatemie.
Zelden (0,01-0,1%): dyspneu, tonsillaire hypertrofie. Agressie, hallucinaties, aanpassingsstoornis, veranderde stemming, slaapwandelen. Verminderde nierfunctie, nefrolithiase, urinewegsteen, (andere) nieraandoening. Rectaal tenesmus. Pijn (o.a. op de borst), dorst, rillingen. Pustuleuze huiduitslag, allergische dermatitis, rosacea. Hypomagnesiëmie. Verhoogde CK-waarde in bloed.
Verder zijn gemeld: het immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) en auto-immuunziekten, voor meer informatie zie rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bij kinderen 12-18 jaar is het veiligheidsprofiel hetzelfde als bij volwassenen (hierboven vermeld).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): huiduitslag (bij ca. 18%), die binnen de eerste 2 weken optreedt en meestal bestaat uit lichte tot matige maculopapuleuze huiduitslag. In de meeste gevallen verdwijnt de huiduitslag binnen één maand onder voortzetting van de behandeling. Bij kinderen is vaker (bij ca. 46%) en ernstiger huiduitslag waargenomen. Stijging van amylase- en lipidenwaarden.
Vaak (1-10%): angst, depressie, abnormaal dromen, slaapstoornissen, aandachtsstoornis, hoofdpijn, duizeligheid, gestoorde cerebellaire coördinatie en evenwicht. Vermoeidheid. Buikpijn, diarree, misselijkheid, braken. Jeuk. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, γ-GT), hypertriglyceridemie.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Affectlabiliteit, agressie, euforie, abnormaal denken, verwardheid, hallucinaties, paranoia, psychose, manie, katatonie, poging tot suïcide, amnesie, ataxie, agitatie, tremor, convulsies. Wazig zien. Vertigo, oorsuizen. Plotselinge roodheid van het gezicht. Acute hepatitis. Pancreatitis. Gynaecomastie. Hypercholesterolemie.
Zelden (0,01–0,1%): leverfalen (soms fataal verlopend). Fotoallergische dermatitis. Wanen, neurose, overlijden door suïcide.
Verder zijn gemeld: encefalopathie. QT-verlenging.
Antiretrovirale combinatietherapie (cART) kan gepaard gaan met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals insulineresistentie, hyperglykemie en het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus. Verder kan cART aanleiding geven tot het immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS). Ook osteonecrose kan voorkomen, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART.
Interacties
Doravirine is substraat voor CYP3A4. Volgens de fabrikant is gelijktijdig gebruik van krachtige inductoren van CYP3A gecontra-indiceerd, vanwege naar verwachting sterke daling van de plasmaconcentratie van doravirine. Voorbeelden van dergelijke geneesmiddelen zijn: carbamazepine, oxcarbazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, lumacaftor, enzalutamide, mitotaan, sint-janskruid.
Vermijd combinatie met matig-sterke CYP3A-inductoren (bv. rifabutine, bosentan, dabrafenib, modafinil, telotristat-ethyl), als dit niet mogelijk is de dosis doravirine aanpassen, zie rubriek Dosering.
Voor meer informatie over deze en andere interacties van doravirine en eventuele benodigde dosisaanpassingen, zie de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
Interacties
Volgens de fabrikant is gebruik met middelen die het QTc-interval verlengen gecontra-indiceerd, voorbeelden zijn:
- antiaritmica klasse IA en III (disopyramide, kinidine, procaïnamide, amiodaron), flecaïnide;
- sommige antipsychotica (bv. haloperidol, pimozide, pipamperon), methadon, sommige antidepressiva;
- macroliden, fluorchinolonen;
- antischimmelmiddelen uit de imidazool- en triazoolgroep;
- bepaalde antimalariamiddelen.
Volgens de fabrikant is ook combinatie met elbasvir/grazoprevir gecontra-indiceerd, wegens afname van de plasmaconcentraties van elbasvir en grazoprevir, wat kan leiden tot verlies van de virologische respons op deze middelen.
Zie voor meer informatie over deze en de andere interacties en eventuele dosisaanpassingen van efavirenz (of de gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen) de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
Zwangerschap
Doravirine passeert de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid bij supratherapeutische doseringen.
Advies: Uit voorzorg het gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Mogelijk neemt bij de mens de kans op neuralebuisdefecten toe wanneer efavirenz tijdens het 1e trimester wordt gebruikt (bron het 'Antiretroviral Pregnancy Registry'). In dierproeven zijn bij therapeutische doseringen teratogene effecten opgetreden (anoftalmie, microftalmie, gespleten gehemelte, anencefalie).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Voorafgaand aan de therapie, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen (barrièremiddel + een andere vorm van anticonceptie) te nemen tijdens en tot 12 weken na staken van efavirenz.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Bij dieren met een veel hogere concentratie dan in het plasma van de moeder.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Ernstig gestoorde leverfunctie (Child–Pughscore 10–15);
- In verband met het mogelijk optreden van verlenging van het QTc-interval (proaritmisch effect):
- toediening aan personen met een familiegeschiedenis van plotseling overlijden óf congenitale verlenging van het QTc-interval op het ECG;
- aandoeningen die het QTc-interval verlengen;
- voorgeschiedenis van symptomatische aritmie of klinisch relevante bradycardie;
- congestief hartfalen samen met een verminderde linkerventrikelejectiefractie (LVEF);
- ernstige verstoringen van de elektrolytenbalans bv. hypokaliëmie of hypomagnesiëmie.
Zie voor contra-indicaties met gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen ook de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Doravirine is niet onderzocht na eerder virologisch falen op enige andere antiretrovirale behandeling. Er is onvoldoende bewijs om het gebruik van doravirine te rechtvaardigen bij infectie met HIV-1 met bewijs van resistentie tegen de NNRTI-klasse. Er zijn verscheidene NNRTI-substituties die in verband staan met een reductie van de klinische werkzaamheid, zie voor meer informatie hierover het subkopje Resistentie in rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Onvoldoende onderzocht: De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 12 jaar of die minder dan 35 kg wegen zijn niet vastgesteld, er zijn geen gegevens beschikbaar. Doravirine is niet onderzocht bij terminaal nierfalen of bij dialysepatiënten, ook niet bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15).
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij de keuze voor nieuwe antiretrovirale middelen rekening houden met mogelijke virale kruisresistentie. Bij (noodzakelijk) staken van de therapie met efavirenz ook de andere antiretrovirale middelen (tijdelijk) staken om resistentievorming te voorkómen.
Verlenging van het QTc-interval is waargenomen, overweeg alternatieven bij patiënten met een grotere kans op 'torsade de pointes' en bij gebruik van geneesmiddelen bekend om hun kans op 'torsade de pointes'; zie ook (de link in) de rubriek Interacties.
Leverziekten/-functie: Wees voorzichtig bij licht gestoorde leverfunctie; bij matig gestoorde leverfunctie wordt het gebruik niet aanbevolen omdat er onvoldoende gegevens zijn om vast te stellen of dosisaanpassing noodzakelijk is; controleer bij gebruik in beide gevallen regelmatig de leverfunctie en op (neurologische) bijwerkingen. Bij bekende of vermoede hepatitis B- of C-infectie en bij gebruik van geneesmiddelen die in verband zijn gebracht met levertoxiciteit neemt de kans op ernstige en mogelijk fataal verlopende leverbijwerkingen toe; als er aanwijzingen zijn dat de bestaande leverziekte verergert of bij aanhoudende verhoging van de serumtransaminasen > 5× ULN, staken van de therapie overwegen.
Neuropsychiatrische bijwerkingen: Wees voorzichtig bij convulsies in de voorgeschiedenis. Symptomen waaronder duizeligheid, slapeloosheid, sufheid, concentratiestoornissen en abnormaal dromen zijn vaak gemelde bijwerkingen die meestal beginnen tijdens de eerste 2 dagen, maar ook verdwijnen na de eerste 2–4 weken. Informeer de patiënt hierover en dat deze bijwerkingen niet het optreden van zeldzamere psychische bijwerkingen op lange termijn voorspellen. Wees voorzichtig bij patiënten met pre-existente psychiatrische stoornissen (met name depressie) of drugsverslaving in de anamnese in verband met meer kans op psychische bijwerkingen. Laat alle patiënten direct contact opnemen bij optreden van symptomen van ernstige depressie, psychose of suïcidale gedachten en stel vast of voortgezet gebruik verantwoord is.
De behandeling staken bij ernstige huiduitslag (blaren, desquamatie, mucosaletsel en/of koorts). Vooral bij kinderen wordt om huiduitslag te voorkomen, profylaxe met een antihistaminicum aanbevolen, vóórdat behandeling met efavirenz wordt begonnen. Patiënten bij wie de behandeling met een ander NNRTI is gestaakt vanwege huiduitslag, kunnen tijdens behandeling met efavirenz meer kans op uitslag hebben; efavirenz wordt niet aanbevolen bij patiënten die een levensbedreigende huidreactie (zoals Stevens-Johnsonsyndroom) kregen van een andere NNRTI.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Gewicht, serumlipiden en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens de behandeling met cART.
Wees bedacht op de mogelijkheid van osteonecrose bij het optreden van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten of wanneer de patiënt problemen ondervindt met bewegen.
Beïnvloeding van diagnostische testen: Bij sommige screenings-assay's kunnen fout-positieve resultaten voor cannabinoïd in de urine optreden; pas een meer specifieke methode toe zoals gaschromatografie of massaspectrometrie.
De werkzaamheid en veiligheid is niet vastgesteld bij kinderen < 3 jaar of die < 13 kg wegen. Er zijn aanwijzingen dat de farmacokinetiek van efavirenz bij zeer jonge kinderen afwijkend kan zijn.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met doravirine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met efavirenz contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
NB. In geval van een eenmalige toediening is de halfwaardetijd verlengd; 52–76 uur, als nog geen zelfinductie door eerdere en recente efavirenz-toediening heeft plaatsgevonden.
Eigenschappen
Doravirine is een antiretroviraal middel, behorend tot de zogenoemde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's). Het werkingsspectrum is beperkt tot HIV type 1. Doravirine is een niet-competitieve remmer van het HIV-1-reverse-transcriptase. Doravirine remt niet de menselijke DNA-polymerasen α, β en γ. Er is kruisresistentie waargenomen tussen doravirine en andere NNRTI's (efavirenz, etravirine, nevirapine en rilpivirine).
Kinetische gegevens
T max | ca. 2 uur. |
F | ca. 64%. |
V d | ca. 0,86 l/kg. |
Metabolisering | vooral oxidatief; gemedieerd door CYP3A(4). |
Eliminatie | vooral door metabolisering; in geringe mate onveranderd, via de gal en de urine. |
T 1/2el | ca. 15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antiviraal middel, behorend tot de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's). Het werkingsspectrum van efavirenz is beperkt tot HIV type 1. Efavirenz is een niet-competitieve remmer van het HIV-reverse-transcriptase. Het bindt zich rechtstreeks aan het reverse-transcriptase-enzym en blokkeert zo de RNA- en DNA-afhankelijke DNA-polymeraseactiviteit van het virus door ontregeling van het katalytische gedeelte van het enzym.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed, verminderd bij hogere doses en vermeerderd bij inname met een vetrijke maaltijd (met dan meer kans op bijwerkingen). |
T max | 3–5 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in de lever hoofdzakelijk door de CYP2B6 en CYP3A4 iso-enzymen tot onwerkzame metabolieten. |
Overig | De plasmablootstelling aan efavirenz kan verhoogd zijn bij patiënten met de homozygote genetische variant G516T van het iso–enzym CYP2B6. |
Overig | Concentratie in cerebrospinale vloeistof: 0,3–1,2% van de overeenkomstige plasmaconcentratie. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces; voor 14–34% met de urine als inactieve metabolieten en < 1% als onveranderde stof. |
T 1/2el | na herhaalde toediening 40–55 uur (door zelfinductie); bij ernstig gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) is deze verdubbeld. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
doravirine hoort bij de groep HIV Non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers.
Groepsinformatie
efavirenz hoort bij de groep HIV Non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers.