Samenstelling
Trulicity
Bijlage 2
Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '0,75'
- Sterkte
- 1,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '1,5'
- Sterkte
- 3 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '3'
- Sterkte
- 6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '4,5'
- Sterkte
- 9 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Saxenda
Bijlage 2
Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 3 ml
De pen bevat 18 mg liraglutide en levert doses van 0,6 mg, 1,2 mg, 1,8 mg, 2,4 mg en 3,0 mg.
Victoza
Bijlage 2
Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 3 ml
De pen bevat 18 mg liraglutide en levert doses van 0,6 mg, 1,2 mg en 1,8 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
GLP1-agonisten (dulaglutide, liraglutide, semaglutide) verlagen de kans op sterfte door alle oorzaken, sterfte door cardiovasculaire oorzaken, niet-fataal myocardinfarct, niet-fatale beroerte en nierfalen na 5 jaar behandeling bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. De effecten op HbA1C, bloeddruk en lichaamsgewicht lijken additief te zijn bij gecombineerd gebruik van een GLP1-agonist en een SGLT2-remmer. NB: Van lixisenatide is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond.
Aan de vergoeding van dulaglutide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
GLP1-agonisten (dulaglutide, liraglutide, semaglutide) verlagen de kans op sterfte door alle oorzaken, sterfte door cardiovasculaire oorzaken, niet-fataal myocardinfarct, niet-fatale beroerte en nierfalen na 5 jaar behandeling bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. De effecten op HbA1C, bloeddruk en lichaamsgewicht lijken additief te zijn bij gecombineerd gebruik van een GLP1-agonist en een SGLT2-remmer. NB: Van lixisenatide is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond.
De behandeling van obesitas volgt het ‘stepped care’- en ‘matched care’-principe. De keuze voor een behandelmodaliteit vindt plaats op geleide van o.a. het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR). Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) is in principe eerste keus. Overweeg het toevoegen van gewichtsreducerende medicatie na één jaar GLI bij een matig of sterk verhoogd GGR, of al vroeg in de behandeling bij een extreem verhoogd GGR. Kies voor liraglutide, semaglutide, naltrexon/bupropion of eventueel orlistat op basis van o.a. effectiviteit, comorbiditeit, beschikbaarheid en prijs. Overweeg bariatrische chirurgie met name bij een extreem verhoogd GGR.
Liraglutide en semaglutide hebben bij een indicatie voor gewichtsreducerende medicatie de voorkeur bij mensen met obesitas én diabetes type 2.
Bij patiënten met een extreem verhoogd gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (BMI ≥ 35 kg/m² in combinatie met comorbiditeit of BMI ≥ 40 kg/m²) kan liraglutide in combinatie met een door het RIVM erkende GLI worden ingezet, als de GLI niet succesvol is na 1 jaar. Het doel is om een gewichtsafname van 10% of meer te bereiken. De kans op gewichtsbehoud na staken van de therapie is klein en het gebruik gaat gepaard met de kans op gastro-intestinale bijwerkingen. De behandeling na 12 weken met 3,0 mg/dag staken wanneer het aanvankelijke gewicht niet ten minste 5% is afgenomen.
Aan de vergoeding van liraglutide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
- ZIN-rapport 2016 GLP1-agonisten liraglutide® DM2 niet gereguleerd met basale insuline
- ZIN-rapport 2022 GLP1-agonisten liraglutide® bij DM2 en met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten
- ZIN-rapport 2022 liraglutide Saxenda® aanpassing bijlage 2
- ZIN-rapport 2022 liraglutide Saxenda® als aanvulling op een caloriearm dieet en een verhoogde lichamelijke activiteit tbv lichaamsbeheersing bij volwassenen met een extreem verhoogd gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico
Indicaties
Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar met onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als toevoeging aan dieet en lichaamsbeweging:
- als monotherapie indien metformine niet geschikt is vanwege contra-indicatie of intolerantie;
- als aanvulling op andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Victoza
- Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar met onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als toevoeging aan dieet en lichaamsbeweging:
- als monotherapie indien metformine niet geschikt is vanwege contra-indicatie of intolerantie;
- als aanvulling op andere bloedglucoseverlagende middelen.
Saxenda
- Bij volwassenen: als aanvulling op een caloriearm dieet en verhoogde lichamelijke activiteit ten behoeve van gewichtsbeheersing bij een aanvankelijke BMI van:
- ≥ 30 kg/m² (obesitas), of
- ≥ 27 kg/m² tot < 30 kg/m² (overgewicht) met ten minste één gewichtsgerelateerde comorbiditeit, zoals dysglykemie (prediabetes of diabetes mellitus type 2), hypertensie, dyslipidemie of obstructieve slaapapneu.
- Bij kinderen ≥ 12 jaar: als toevoeging aan gezonde voeding en verhoogde lichamelijke activiteit ten behoeve van gewichtsbeheersing bij:
- obesitas (BMI overeenkomend met ≥ 30 kg/m² voor volwassenen volgens internationale grenswaarden*), en
- lichaamsgewicht > 60 kg.
* IOTF ('International Obesity Task Force') BMI-grenswaarden voor obesitas naar geslacht bij leeftijd 12-18 jaar; zie tabel 1 van de officiële productinformatie van Saxenda.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: s.c. 0,75 mg 1×/week.
Combinatietherapie: s.c. 1,5 mg 1×/week. Overweeg voor kwetsbare patiënten een begindosering van 0,75 mg 1×/week. Zo nodig de dosering van 1,5 mg 1×/week na ten minste 4 weken verhogen naar 3 mg 1×/week. Vervolgens zo nodig na ten minste 4 weken verhogen naar max. 4,5 mg 1×/week.
Bij toevoegen aan een bestaande behandeling met metformine en/of een SGLT2-remmer of pioglitazon, kan de huidige dosis van metformine en/of SGLT2-remmer of pioglitazon worden gehandhaafd. Bij toevoegen aan een sulfonylureumderivaat of insuline, een verlaging van de dosis sulfonylureumderivaat of insuline overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen; hierbij is zelfcontrole van de bloedglucosewaarde nodig. Indien de insulinedosis wordt verlaagd, dit stapsgewijs uitvoeren.
Kinderen ≥ 10 jaar
Begindosering: 0,75 mg 1×/week. Zo nodig na ten minste 4 weken verhogen naar max. 1,5 mg 1×/week.
Bij verminderde nierfunctie met creatinineklaring ≥ 15 ml/min is dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring < 15 ml/min) wordt niet aanbevolen, wegens zeer weinig ervaring.
Bij verminderde leverfunctie is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij het missen van een dosis deze alsnog toedienen indien de tijd tot de volgende geplande dosis nog minstens 3 dagen (72 uur) is; de gemiste dosis overslaan indien de tijd tot de volgende geplande dosis < 3 dagen (72 uur) is. In beide gevallen vervolgens verder gaan met het normale innameschema.
Toediening
- De injectie subcutaan toedienen in de dij, buik of bovenarm. Niet intraveneus of intramusculair toedienen;
- De dosis kan op elk moment op de dag worden toegediend, met of zonder voedsel;
- Zo nodig kan de dag van de wekelijkse toediening worden veranderd, zolang de vorige dosis 3 of meer dagen (72 uur) eerder is toegediend.
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar
Victoza: Begindosis s.c. 0,6 mg 1×/dag; na ten minste één week verhogen naar een onderhoudsdosis van 1,2 mg 1×/dag. Enkele patiënten kunnen baat hebben bij een dosisverhoging naar 1,8 mg 1×/dag na ten minste één week. Max. 1,8 mg/dag.
Bij toevoeging aan insuline, een verlaging van de dosis insuline overwegen om het risico op hypoglykemie te verlagen; hierbij is zelfcontrole van de bloedglucosewaarde nodig. De insulinedosis stapsgewijs verlagen.
Bij toevoeging aan een sulfonylureumderivaat (alleen bij volwassenen), een verlaging van de dosis sulfonylureumderivaat overwegen om het risico op hypoglykemie te verlagen; hierbij is zelfcontrole van de bloedglucosewaarde nodig.
Ouderen (> 65 j.), nier- en leverfunctiestoornis: Bij ouderen, lichte tot ernstige nierfunctiestoornis en lichte tot matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij eindstadium nierziekte of ernstige leverfunctiestoornis wordt niet aanbevolen.
Obesitas of overgewicht
Volwassenen
Saxenda: Begindosis s.c. 0,6 mg 1×/dag; in stappen van 0,6 mg en met tussenpozen van ten minste 1 week verhogen tot een onderhoudsdosis van 3,0 mg 1×/dag; max. 3,0 mg/dag. Overweeg de behandeling te staken als verhoging naar de volgende dosisstap gedurende 2 opeenvolgende weken niet wordt verdragen. Staak de behandeling als het aanvankelijke lichaamsgewicht na 12 weken gebruik van 3,0 mg/dag niet ten minste 5% is afgenomen.
Bij personen met diabetes mellitus type 2: niet gebruiken in combinatie met een andere GLP1-agonist. Bij combinatie met een sulfonylureumderivaat of insuline, een verlaging van de dosis sulfonylureumderivaat of insuline overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen; hierbij is zelfcontrole van de bloedglucosewaarde nodig.
Ouderen (≥ 65 j.), nier- en leverfunctiestoornis: Bij ouderen en lichte of matige nier- of leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar, ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min, incl. eindstadium nierziekte) of ernstige leverfunctiestoornis wordt niet aanbevolen.
Kinderen ≥ 12 jaar
Saxenda: Begindosis s.c. 0,6 mg 1×/dag; in stappen van 0,6 mg en met tussenpozen van ten minste 1 week verhogen tot een onderhoudsdosis van 3,0 mg 1×/dag of tot de maximaal te verdragen dosis; max. 3,0 mg/dag. Staak en heroverweeg de behandeling als de patiënt na 12 weken gebruik van de maximaal te verdragen onderhoudsdosis niet ten minste 4% van zijn of haar BMI of van de BMI z-score (standaarddeviatiescore) is kwijtgeraakt.
Ter verbetering van de gastro-intestinale verdraaglijkheid de dosering geleidelijk verhogen.
Toediening
- Subcutaan toedienen in de buik, dij of bovenarm op een vast tijdstip van de dag, onafhankelijk van de maaltijden.
- Een gemiste dosis binnen 12 uur na het gebruikelijke toedientijdstip alsnog zo snel mogelijk toedienen. Als de dosis echter > 12 uur geleden toegediend had moeten worden, de gemiste dosis overslaan en doorgaan met de volgende geplande dosis.
- Niet intraveneus of intramusculair toedienen.
- Niet mengen met andere geneesmiddelen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (bij gebruik in combinatie met insuline of een SU-derivaat met of zonder metformine). Maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken, buikpijn en diarree (m.n. in het begin van de behandeling; nemen gewoonlijk af binnen enkele dagen of weken).
Vaak (1-10%): hypoglykemie (bij gebruik als monotherapie of in combinatie met metformine met of zonder pioglitazon). Verminderde eetlust, dyspepsie, gastro-oesofageale refluxziekte, opboeren, opgezette buik, flatulentie, obstipatie. Vermoeidheid. Sinustachycardie, eerstegraads atrioventriculair blok.
Soms (0,1-1%): systemische overgevoeligheid. Dehydratie. Cholelithiase, cholecystitis. Reacties op de injectieplaats zoals uitslag en/of erytheem (bij kinderen ≥ 10 jaar vaak).
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Acute pancreatitis, vertraagde maaglediging.
Verder zijn gemeld: niet-mechanische darmobstructie. Pulmonale aspiratie tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie als gevolg van vertraagde maaglediging.
Bijwerkingen
Maag-darmstoornissen treden vaker op in het begin van de behandeling en nemen gewoonlijk af binnen enkele dagen of weken. Mogelijk komen bij ouderen (≥ 65 j.) en personen met lichte of matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) maag-/darmstoornissen vaker voor.
Bij diabetes type 2
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, diarree.
Vaak (1-10%): nasofaryngitis, bronchitis. Hypoglykemie (zeer vaak bij combinatie met een sulfonylureumderivaat). Verminderde eetlust, braken, dyspepsie, gastritis, gastro-oesofageale reflux, buikpijn, winderigheid, opgezette buik, obstipatie. Huiduitslag. Kiespijn, hoofdpijn, duizeligheid, moeheid. Verhoogde hartslag. Reactie op de injectieplaats. Stijging serumlipase en -amylase.
Soms (0,1-1%): dehydratie. Dysgeusie. Vertraagde maaglediging. Cholelithiase, cholecystitis. Urticaria, jeuk. Malaise, acuut nierfalen, nierinsufficiëntie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, darmobstructie.
Zeer zelden (< 0,01%): pancreatitis (incl. necrotiserende pancreatitis).
Verder zijn gemeld: effecten op de schildklier (tumor, verhoogde calcitoninespiegel, struma). Pulmonale aspiratie tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie, als gevolg van vertraagde maaglediging.
Bij obesitas/overgewicht
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Hoofdpijn.
Vaak (1–10%): hypoglykemie. Droge mond, dysgeusie, dyspepsie, gastritis, gastro-oesofageale reflux, buikpijn, winderigheid, oprisping, opgezette buik. Cholelithiase. Huiduitslag. Slapeloosheid (vooral tijdens de eerste 3 maanden van behandeling). Duizeligheid, asthenie, vermoeidheid. Reactie op de injectieplaats. Stijging serumlipase en -amylase.
Soms (0,1-1%): dehydratie. Tachycardie. Pancreatitis, vertraagde maaglediging. Cholecystitis. Urticaria. Malaise.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Acuut nierfalen, verminderde nierfunctie.
Verder zijn gemeld: darmobstructie. Pulmonale aspiratie tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie, als gevolg van vertraagde maaglediging.
Interacties
Er zijn geen klinisch relevante interacties beschreven. Wel kan dulaglutide de absorptiesnelheid van gelijktijdig oraal toegediende geneesmiddelen verminderen, omdat het de maaglediging vertraagt. Houd er rekening mee dat in combinatie met orale geneesmiddelen met een snelle gastro-intestinale absorptie of met gereguleerde afgifte, de blootstelling aan deze geneesmiddelen kan veranderen, vooral bij aanvang van de behandeling met dulaglutide.
Interacties
Bij instellen van de therapie met liraglutide bij patiënten die vitamine K-antagonisten gebruiken, de INR vaker controleren.
Liraglutide vertraagt in lichte mate de maaglediging, maar dit heeft geen klinisch relevant effect op de absorptiesnelheid van gelijktijdig oraal toegediende geneesmiddelen.
Zwangerschap
Mogelijk passeert dulaglutide de placenta vanaf het 2e trimester.
Teratogenese: Redelijke ervaring met het gebruik van GLP1-agonisten tijdens de zwangerschap wijst niet op een toename van aangeboren afwijkingen. Er is meer onderzoek nodig om dit resultaat te bevestigen. Bovendien stopten veel vrouwen met de medicatie (vroeg) in het 1e trimester. Ervaring met gebruik in de hele zwangerschap ontbreekt.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Staak het gebruik van dulaglutide 1 tot 2 maanden vóór een geplande zwangerschap, vanwege de lange halfwaardetijd.
Zwangerschap
Teratogenese: Redelijke ervaring met het gebruik van GLP1-agonisten tijdens de zwangerschap wijst niet op een toename van aangeboren afwijkingen. Er is meer onderzoek nodig om dit resultaat te bevestigen. Bovendien stopten veel vrouwen met de medicatie (vroeg) in het 1e trimester. Ervaring met gebruik in de hele zwangerschap ontbreekt.
Advies: Gebruik ontraden. Ook wordt gewichtsvermindering (gebruik bij obesitas) tijdens de zwangerschap ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja, in geringe mate (bij dieren). Vanwege de grootte van het molecuul is overgang in de moedermelk waarschijnlijk beperkt; tevens wordt het middel niet of nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja, in geringe mate (bij dieren). Vanwege de grootte van het molecuul is overgang in de moedermelk waarschijnlijk beperkt; tevens wordt het middel niet of nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overig: Bij dieren is vermindering van neonatale groei gezien.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af. Gewichtsvermindering (gebruik bij obesitas) wordt tijdens de lactatieperiode ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dulaglutide is geen vervanger voor insuline. Niet toepassen bij diabetes mellitus type 1 of diabetische ketoacidose.
Dehydratie, soms leidend tot acuut nierfalen of achteruitgang van de nierfunctie, is gemeld, met name aan het begin van de behandeling. Informeer patiënten over de kans op dehydratie, met name als gevolg van gastro-intestinale bijwerkingen, en op het nemen van voorzorgsmaatregelen om een vochttekort te voorkomen.
Acute pancreatitis is waargenomen bij gebruik van GLP1-agonisten; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling staken. Indien de diagnose pancreatitis wordt gesteld de behandeling niet opnieuw beginnen.
Er zijn gevallen van pulmonale aspiratie gemeld bij behandeling met GLP1-agonisten tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie. Vóór het overgaan tot procedures met algemene anesthesie of diepe sedatie, rekening houden met het grotere risico op residuale maaginhoud als gevolg van vertraagde maaglediging.
Voorvallen die verband houden met verminderde maaglediging zijn gemeld, waaronder ernstige gastroparese. Bij ontstaan van ernstige gastro-intestinale symptomen, de patiënt monitoren; overweeg dosisaanpassing of staken van de behandeling.
Het gebruik wordt niet aanbevolen bij ernstige gastro-intestinale ziekte (waaronder ernstige gastroparese) en bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring < 15 ml/min), vanwege gebrek aan gegevens. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 10 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Liraglutide is geen vervanger voor insuline. Niet toepassen bij diabetes mellitus type 1 of diabetische ketoacidose.
Symptomen van dehydratie, waaronder nierinsufficiëntie en acuut nierfalen zijn gemeld. Informeer patiënten over de kans op dehydratie als gevolg van gastro-intestinale bijwerkingen (met name in het begin van de behandeling); neem voorzorgsmaatregelen om een vochttekort te voorkomen.
Wees voorzichtig bij een schildklieraandoening, wegens gemelde bijwerkingen op de schildklier.
Acute pancreatitis is waargenomen; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling staken. Indien de diagnose pancreatitis wordt gesteld de behandeling niet opnieuw beginnen.
Er zijn gevallen van pulmonale aspiratie gemeld bij behandeling met GLP1-agonisten tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie. Vóór het overgaan tot procedures met algemene anesthesie of diepe sedatie, rekening houden met het grotere risico op residuale maaginhoud als gevolg van vertraagde maaglediging.
Cholelithiase en cholecystitis zijn waargenomen, met name in klinische studies voor gewichtsbeheersing; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan.
Controleer regelmatig de hartfrequentie; indien de hartfrequentie in rust blijvend verhoogd is, de behandeling staken.
Bij kinderen zijn episoden van klinisch significante hypoglykemie gemeld. Informeer patiënten over de kenmerkende symptomen en toepasselijke maatregelen.
Bij de volgende patiëntgroepen zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Gebruik Victoza ontraden bij
- kinderen < 10 jaar;
- hartfalen NYHA-klasse IV;
- eindstadium nierziekte;
- ernstige leverinsufficiëntie.
Gebruik Saxenda ontraden bij
- ouderen ≥ 75 jaar;
- kinderen < 12 jaar;
- hartfalen NYHA-klasse IV;
- gelijktijdige behandeling met andere producten voor gewichtsbeheersing;
- obesitas secundair aan endocrinologe stoornissen, aan eetstoornissen of aan de behandeling met geneesmiddelen die gewichtstoename kunnen veroorzaken;
- ernstige nierinsufficiëntie;
- ernstige leverinsufficiëntie. Wees voorzichtig bij lichte of matige leverfunctiestoornis.
Verder het gebruik van liraglutide ontraden bij inflammatoire darmziekten en diabetische gastroparese, vanwege weinig ervaring en het risico van gastro-intestinale bijwerkingen.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met dulaglutide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met liraglutide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Langwerkende glucagonachtige peptide (GLP-1)-agonist met ca. 90% sequentiehomologie met humaan GLP-1. Geproduceerd met behulp van recombinant-DNA-technologie in de Chinese hamster (CHO-cellen). Bindt zich aan de GLP-1-receptor en activeert deze. Bij hoge bloedglucosespiegels verhoogt dulaglutide het intracellulair cyclisch AMP (cAMP) in β-cellen in de pancreas, wat tot de afgifte van insuline leidt. Het verlaagt de glucagonsecretie, wat leidt tot verminderde hepatische glucoseafgifte. Dulaglutide vertraagt tevens de maaglediging.
Kinetische gegevens
F | 47–65%. |
T max | s.c. ca. 48 uur. |
V d | ca. 0,25–0,27 l/kg. |
Metabolisering | als endogene peptiden door proteolytische enzymen. |
T 1/2el | ca. 5 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Glucagonachtige peptide (GLP-1)-analoog met 97% sequentiehomologie met humaan GLP-1. Geproduceerd met behulp van recombinant-DNA-technologie in Saccharomyces cerevisiae. Bindt zich aan de GLP-1-receptor en activeert deze. Dit leidt tot een verhoging van cyclisch AMP.
Bij hoge bloedglucosespiegels verhoogt liraglutide op een glucoseafhankelijke manier de secretie van insuline door β-cellen en verlaagt het de glucagonafgifte. Omgekeerd vermindert liraglutide tijdens hypoglykemie de insulinesecretie terwijl de glucagonsecretie niet wordt belemmerd.
GLP-1 is een fysiologische regulator van de eetlust en voedselinname, maar het exacte werkingsmechanisme hiervan is niet geheel duidelijk. Door activering van de GLP-1-receptor verhoogt liraglutide het gevoel van verzadiging en vermindert het gevoel van trek en honger; dit leidt tot minder voedselinname. Het verlaagt hierdoor het lichaamsgewicht, vooral door verlies van visceraal vet.
Werkingsduur: ca. 24 uur.
Kinetische gegevens
F | s.c. ca. 55%. De blootstelling aan liraglutide vermindert met toenemend lichaamsgewicht. |
T max | s.c. 8–12 uur. |
V d | 0,15–0,25 l/kg. |
Eiwitbinding | > 98%. |
T 1/2el | ca. 13 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
dulaglutide hoort bij de groep GLP1-agonisten.
Groepsinformatie
liraglutide hoort bij de groep GLP1-agonisten.