Samenstelling
Trulicity
Bijlage 2
Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '0,75'
- Sterkte
- 1,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '1,5'
- Sterkte
- 3 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '3'
- Sterkte
- 6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '4,5'
- Sterkte
- 9 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lyxumia
Bijlage 2
Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '20'
- Sterkte
- 100 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 3 ml
Elke dosis (0,2 ml) bevat 20 microg lixisenatide. Een pen bevat 14 doses.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
GLP1-agonisten (dulaglutide, liraglutide, semaglutide) verlagen de kans op sterfte door alle oorzaken, sterfte door cardiovasculaire oorzaken, niet-fataal myocardinfarct, niet-fatale beroerte en nierfalen na 5 jaar behandeling bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. De effecten op HbA1C, bloeddruk en lichaamsgewicht lijken additief te zijn bij gecombineerd gebruik van een GLP1-agonist en een SGLT2-remmer. NB: Van lixisenatide is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond.
Aan de vergoeding van dulaglutide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
GLP1-agonisten (dulaglutide, liraglutide, semaglutide) verlagen de kans op sterfte door alle oorzaken, sterfte door cardiovasculaire oorzaken, niet-fataal myocardinfarct, niet-fatale beroerte en nierfalen na 5 jaar behandeling bij patiënten met een zeer hoog risico op HVZ. De effecten op HbA1C, bloeddruk en lichaamsgewicht lijken additief te zijn bij gecombineerd gebruik van een GLP1-agonist en een SGLT2-remmer. NB: Van lixisenatide is een eventuele meerwaarde vooralsnog onvoldoende aangetoond.
Aan de vergoeding van lixisenatide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar met onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als toevoeging aan dieet en lichaamsbeweging:
- als monotherapie indien metformine niet geschikt is vanwege contra-indicatie of intolerantie;
- als aanvulling op andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen: om glykemische controle te bereiken in combinatie met orale bloedglucoseverlagende middelen en/of basale insuline, indien deze samen met dieet en lichaamsbeweging geen adequate glykemische controle geven.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: s.c. 0,75 mg 1×/week.
Combinatietherapie: s.c. 1,5 mg 1×/week. Overweeg voor kwetsbare patiënten een begindosering van 0,75 mg 1×/week. Zo nodig de dosering van 1,5 mg 1×/week na ten minste 4 weken verhogen naar 3 mg 1×/week. Vervolgens zo nodig na ten minste 4 weken verhogen naar max. 4,5 mg 1×/week.
Bij toevoegen aan een bestaande behandeling met metformine en/of een SGLT2-remmer of pioglitazon, kan de huidige dosis van metformine en/of SGLT2-remmer of pioglitazon worden gehandhaafd. Bij toevoegen aan een sulfonylureumderivaat of insuline, een verlaging van de dosis sulfonylureumderivaat of insuline overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen; hierbij is zelfcontrole van de bloedglucosewaarde nodig. Indien de insulinedosis wordt verlaagd, dit stapsgewijs uitvoeren.
Kinderen ≥ 10 jaar
Begindosering: 0,75 mg 1×/week. Zo nodig na ten minste 4 weken verhogen naar max. 1,5 mg 1×/week.
Bij verminderde nierfunctie met creatinineklaring ≥ 15 ml/min is dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring < 15 ml/min) wordt niet aanbevolen, wegens zeer weinig ervaring.
Bij verminderde leverfunctie is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij het missen van een dosis deze alsnog toedienen indien de tijd tot de volgende geplande dosis nog minstens 3 dagen (72 uur) is; de gemiste dosis overslaan indien de tijd tot de volgende geplande dosis < 3 dagen (72 uur) is. In beide gevallen vervolgens verder gaan met het normale innameschema.
Toediening
- De injectie subcutaan toedienen in de dij, buik of bovenarm. Niet intraveneus of intramusculair toedienen;
- De dosis kan op elk moment op de dag worden toegediend, met of zonder voedsel;
- Zo nodig kan de dag van de wekelijkse toediening worden veranderd, zolang de vorige dosis 3 of meer dagen (72 uur) eerder is toegediend.
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen
Begindosering: s.c. 10 microg 1×/dag gedurende 14 dagen. Vervolgens overgaan op onderhoudsdosering: 20 microg 1×/dag. NB: De begindosering is niet mogelijk met de preparaten die in Nederland in de handel zijn.
Bij toevoeging aan een behandeling met metformine kan de huidige dosis metformine worden voortgezet. Bij toevoeging aan een sulfonylureumderivaat of een basale insuline, een verlaging van de dosis sulfonylureumderivaat of basale insuline overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen; hierbij kan zelfcontrole van de bloedglucosewaarde nodig zijn. Vanwege de kans op hypoglykemie, lixisenatide niet combineren met zowel een sulfonylureumderivaat als een basale insuline (tripeltherapie).
Toediening
- De injectie subcutaan toedienen in de dij, buik of bovenarm, iedere dag binnen een uur voorafgaand aan dezelfde maaltijd.
- Een gemiste dosis toedienen binnen een uur voorafgaand aan de volgende maaltijd, vervolgens verder gaan met het normale innameschema.
- Niet intraveneus of intramusculair toedienen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (bij gebruik in combinatie met insuline of een SU-derivaat met of zonder metformine). Maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken, buikpijn en diarree (m.n. in het begin van de behandeling; nemen gewoonlijk af binnen enkele dagen of weken).
Vaak (1-10%): hypoglykemie (bij gebruik als monotherapie of in combinatie met metformine met of zonder pioglitazon). Verminderde eetlust, dyspepsie, gastro-oesofageale refluxziekte, opboeren, opgezette buik, flatulentie, obstipatie. Vermoeidheid. Sinustachycardie, eerstegraads atrioventriculair blok.
Soms (0,1-1%): systemische overgevoeligheid. Dehydratie. Cholelithiase, cholecystitis. Reacties op de injectieplaats zoals uitslag en/of erytheem (bij kinderen ≥ 10 jaar vaak).
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Acute pancreatitis, vertraagde maaglediging.
Verder zijn gemeld: niet-mechanische darmobstructie. Pulmonale aspiratie tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie als gevolg van vertraagde maaglediging.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (in combinatie met een sulfonylureumderivaat en/of een basale insuline). Hoofdpijn. Misselijkheid en braken (m.n. in het begin), diarree.
Vaak (1-10%): hypoglykemie (in combinatie met alleen metformine). Duizeligheid, slaperigheid. Dyspepsie. Griep, bovenste-luchtweginfectie, cystitis, virale infectie. Rugpijn. Jeuk op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): Anafylactische reactie. Cholelithiase, cholecystitis. Urticaria. Tachycardie, palpitaties.
Interacties
Er zijn geen klinisch relevante interacties beschreven. Wel kan dulaglutide de absorptiesnelheid van gelijktijdig oraal toegediende geneesmiddelen verminderen, omdat het de maaglediging vertraagt. Houd er rekening mee dat in combinatie met orale geneesmiddelen met een snelle gastro-intestinale absorptie of met gereguleerde afgifte, de blootstelling aan deze geneesmiddelen kan veranderen, vooral bij aanvang van de behandeling met dulaglutide.
Interacties
Lixisenatide vertraagt de maaglediging en kan de absorptiesnelheid van oraal toegediende geneesmiddelen verminderen: bij gelijktijdig gebruik van middelen met smalle therapeutische breedte nauwgezet controleren, met name in het begin van de behandeling met lixisenatide. Wanneer dergelijke middelen met voedsel moeten worden ingenomen, deze zo mogelijk innemen tijdens een maaltijd waarbij geen lixisenatide wordt toegediend. Geneesmiddelen die voor de werkzaamheid afhankelijk zijn van drempelconcentraties zoals antibiotica, evenals maagsapresistente preparaten, minimaal 1 uur vóór of 4 uur na de injectie met lixisenatide innemen.
Bij combinatie met paracetamol 1–4 uur na injectie met lixisenatide rekening houden met een vertraagde werking van paracetamol.
Bij behandeling met vitamine K-antagonisten de INR frequent controleren bij aanvang en staken van de behandeling met lixisenatide.
Zwangerschap
Mogelijk passeert dulaglutide de placenta vanaf het 2e trimester.
Teratogenese: Redelijke ervaring met het gebruik van GLP1-agonisten tijdens de zwangerschap wijst niet op een toename van aangeboren afwijkingen. Er is meer onderzoek nodig om dit resultaat te bevestigen. Bovendien stopten veel vrouwen met de medicatie (vroeg) in het 1e trimester. Ervaring met gebruik in de hele zwangerschap ontbreekt.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Staak het gebruik van dulaglutide 1 tot 2 maanden vóór een geplande zwangerschap, vanwege de lange halfwaardetijd.
Zwangerschap
Teratogenese: Redelijke ervaring met het gebruik van GLP1-agonisten tijdens de zwangerschap wijst niet op een toename van aangeboren afwijkingen. Er is meer onderzoek nodig om dit resultaat te bevestigen. Bovendien stopten veel vrouwen met de medicatie (vroeg) in het 1e trimester. Ervaring met gebruik in de hele zwangerschap ontbreekt.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient gedurende de behandeling adequate anticonceptie toe te passen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja, in geringe mate (bij dieren). Vanwege de grootte van het molecuul is overgang in de moedermelk waarschijnlijk beperkt; tevens wordt het middel niet of nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja, in geringe mate (bij dieren). Vanwege de grootte van het molecuul is overgang in de moedermelk waarschijnlijk beperkt; tevens wordt het middel niet of nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dulaglutide is geen vervanger voor insuline. Niet toepassen bij diabetes mellitus type 1 of diabetische ketoacidose.
Dehydratie, soms leidend tot acuut nierfalen of achteruitgang van de nierfunctie, is gemeld, met name aan het begin van de behandeling. Informeer patiënten over de kans op dehydratie, met name als gevolg van gastro-intestinale bijwerkingen, en op het nemen van voorzorgsmaatregelen om een vochttekort te voorkomen.
Acute pancreatitis is waargenomen bij gebruik van GLP1-agonisten; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling staken. Indien de diagnose pancreatitis wordt gesteld de behandeling niet opnieuw beginnen.
Er zijn gevallen van pulmonale aspiratie gemeld bij behandeling met GLP1-agonisten tijdens algehele anesthesie of diepe sedatie. Vóór het overgaan tot procedures met algemene anesthesie of diepe sedatie, rekening houden met het grotere risico op residuale maaginhoud als gevolg van vertraagde maaglediging.
Voorvallen die verband houden met verminderde maaglediging zijn gemeld, waaronder ernstige gastroparese. Bij ontstaan van ernstige gastro-intestinale symptomen, de patiënt monitoren; overweeg dosisaanpassing of staken van de behandeling.
Het gebruik wordt niet aanbevolen bij ernstige gastro-intestinale ziekte (waaronder ernstige gastroparese) en bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring < 15 ml/min), vanwege gebrek aan gegevens. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 10 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Lixisenatide is geen vervanger voor insuline. Niet toepassen bij diabetes mellitus type 1 en diabetische ketoacidose.
Gebruik ontraden bij ernstige gastro-intestinale ziekte (waaronder gastroparese) en bij terminale nierziekte of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), vanwege gebrek aan gegevens.
Vanwege de kans op dehydratie bij het optreden van gastro-intestinale bijwerkingen (met name in het begin van de behandeling), voorzorgsmaatregelen nemen om een vochttekort te voorkomen.
Acute pancreatitis is waargenomen; informeer patiënten over kenmerkende symptomen hiervan. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling staken. Indien de diagnose pancreatitis wordt gesteld de behandeling niet opnieuw beginnen. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis.
De veiligheid en effectiviteit is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Combinatie met dipeptidylpeptidase-4-remmers is niet onderzocht.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met dulaglutide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met lixisenatide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Langwerkende glucagonachtige peptide (GLP-1)-agonist met ca. 90% sequentiehomologie met humaan GLP-1. Geproduceerd met behulp van recombinant-DNA-technologie in de Chinese hamster (CHO-cellen). Bindt zich aan de GLP-1-receptor en activeert deze. Bij hoge bloedglucosespiegels verhoogt dulaglutide het intracellulair cyclisch AMP (cAMP) in β-cellen in de pancreas, wat tot de afgifte van insuline leidt. Het verlaagt de glucagonsecretie, wat leidt tot verminderde hepatische glucoseafgifte. Dulaglutide vertraagt tevens de maaglediging.
Kinetische gegevens
F | 47–65%. |
T max | s.c. ca. 48 uur. |
V d | ca. 0,25–0,27 l/kg. |
Metabolisering | als endogene peptiden door proteolytische enzymen. |
T 1/2el | ca. 5 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Glucagonachtige peptide (GLP-1)-agonist. Bindt zich aan de GLP-1-receptor en activeert deze. Dit leidt tot een verhoging van cyclisch AMP. Bij hoge bloedglucosespiegels verhoogt lixisenatide op een glucoseafhankelijke manier de secretie van insuline door β-cellen en verlaagt het de glucagonafgifte. Tijdens hypoglykemie echter vermindert lixisenatide de insulinesecretie zonder belemmering van de glucagonsecretie. Lixisenatide vertraagt tevens de maaglediging, waardoor glucose uit een maaltijd minder snel wordt opgenomen.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en onafhankelijk van de dosis en toedieningsplek. |
T max | s.c. 1–3,5 uur. |
V d | ca. 1,4 l/kg |
Metabolisering | als endogene peptiden door proteolytische enzymen. |
T 1/2el | ca. 3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
dulaglutide hoort bij de groep GLP1-agonisten.
Groepsinformatie
lixisenatide hoort bij de groep GLP1-agonisten.