Samenstelling
Rozlytrek Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 100 mg, 200 mg
- Toedieningsvorm
- Granulaat, filmomhuld
- Sterkte
- 50 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kisplyx (als mesilaat) XGVS Eisai
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 4 mg, 10 mg
Lenvima (als mesilaat) XGVS Eisai
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 4 mg, 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Patiënten met solide tumoren met een NTRK-genfusie die geen bevredigende behandelopties hebben, vertonen een klinisch relevante respons op behandeling met entrectinib. Of dit zich uiteindelijk vertaalt in een langere overleving is onbekend. De EMA heeft de marktregistratie van dit geneesmiddel voorwaardelijk goedgekeurd om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Zie voor het advies van de commissie BOM nvmo.org (onder entrectinib).
- ZIN-rapport 2021 entrectinib Rozlytrek® als monotherapie bij volwassen patiënten met ROS1-positief gevorderd NSCLC, die niet eerder zijn behandeld met ROS1-remmers
- ZIN-rapport 2023 entrectinib Rozlytrek® als monotherapie bij patienten met solide tumoren die een neurotrofe tyrosinereceptorkinase (NTRK)-genfusie vertonen
Advies
Zie voor het advies voor lenvatinib bij de verschillende indicaties de adviezen van de commissie BOM nvmo.org.
Voor de behandeling van niercelcarcinoom, schildkliercarcinoom en hepatocellulair carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Lokaal gevorderde of gemetastaseerde solide tumoren met een neurotrofe-tyrosinereceptorkinase (NTRK)-genfusie
- als monotherapie bij volwassenen en kinderen > 1 maand die niet eerder behandeld zijn met een NTRK-remmer én mits operatieve resectie leidt tot ernstige morbiditeit en er geen andere toereikende behandelopties zijn.
Gevorderd ROS1-positief niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- als monotherapie bij volwassenen die niet eerder behandeld zijn met een ROS1-remmer.
Indicaties
Kisplyx
- gevorderd niercelcarcinoom (NCC) als eerstelijnsbehandeling, in combinatie met pembrolizumab.
- NCC, in combinatie met everolimus bij volwassenen na één eerdere behandeling gericht op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF).
Lenvima
- progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, gedifferentieerd (papillair/folliculair/Hürthlecel-) schildkliercarcinoom (DTC), refractair voor radioactief jodium.
- gevorderd of niet-reseceerbaar hepatocellulair carcinoom (HCC), indien niet eerder een systemische therapie is ontvangen.
- gevorderd of recidiverend endometriumcarcinoom (EC), in combinatie met pembrolizumab, bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere platinumbevattende therapie, die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of bestraling.
Doseringen
Stel een NTRK-genfusie- of ROS1-positieve status vast vóór start van de behandeling middels een gevalideerde test.
Het filmomhuld granulaat wordt aanbevolen voor kinderen die moeite hebben, of niet in staat zijn, capsules door te slikken, maar wel zacht voedsel, en voor wie de benodigde dosis 50 mg of een veelvoud daarvan is.
De harde capsules kunnen als orale suspensie worden toegediend bij patiënten die moeite hebben, of niet in staat zijn, om de capsules door te slikken, die enterale toediening behoeven (bv. neusmaagsonde) of om doseerstappen van 10 mg mogelijk te maken,
Solide tumoren met NTRK-genfusie
Volwassenen (incl. ouderen)
600 mg 1×/dag. Behandel totdat er ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Kinderen > 6 maanden
De eenmaal daagse dosering is gebaseerd op het lichaamsoppervlak in m²: ≤ 0,42 m²: 250 mg/m² 1×/dag in de vorm van een orale suspensie bereid uit de capsules. De dagelijkse dosering afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg dosering. 0,43–0,50 m²: 100 mg 1×/dag. 0,51–0,80 m²: 200 mg 1×/dag. 0,81–1,10 m²: 300 mg 1×/dag. 1,11–1,50 m²: 400 mg 1×/dag. ≥ 1,51 m²: 600 mg 1×/dag. Behandel totdat er ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Kinderen > 1 maand tot ≤ 6 maanden
250 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/dag in de vorm van een orale suspensie bereid uit de capsules. De dagelijkse dosering afronden naar de dichtstbijzijnde 10 mg dosering. Behandel totdat er ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Gevorderd ROS1-positief niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
600 mg 1×/dag. Behandel totdat er ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Bij niet kunnen vermijden van matige of krachtige CYP3A4-remmer bij volwassenen, gebruik van deze remmer beperken tot 14 dagen en dosering entrectinib verlagen: bij krachtige remmer naar 100 mg 1×/dag en bij matige remmer naar 200 mg 1×/dag. Na staken van de CYP3A4-remmer met een lange halfwaardetijd een uitwasperiode overwegen vóór hervatting gebruikelijke dosering entrectinib.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig. Bij een ernstig verminderde (Child-Pughscore ≥ 10) nauwlettend controleren op bijwerkingen.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet onderzocht bij een ernstig verminderde nierfunctie.
Een gemiste dosis alleen alsnog innemen als dit binnen 12 uur van de gebruikelijke inname gebeurt. Bij braken direct na inname van hele capsules, kan de dosis worden herhaald. Bij braken direct na inname van de orale suspensie de patiënt contact op laten nemen met een arts of apotheker.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. congestief hartfalen, cognitieve aandoeningen, hyperurikemie, verlenging QTc-interval, verhoging transaminasen, anemie en neutropenie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2 en 3), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. De dosis entrectinib mag maximaal tweemaal worden verlaagd.
Toediening
- Entrectinib met of zonder voedsel innemen, niet met grapefruit/pompelmoes(sap) of bittersinaasappelen (pomerans);
- De capsules in hun geheel oraal innemen;
- De suspensie bereid uit capsules onmiddellijk na bereiding oraal of enteraal (bv. via maag- of nasogastrische sonde) toedienen; gooi de suspensie weg als deze niet binnen 2 uur is gebruikt. Na orale inname water drinken om er zeker van te zijn dat de volledige dosis is ingenomen. Bij enterale toediening de sonde vervolgens doorspoelen met water of melk. Zie voor bereidingsinstructies van de suspensie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 6.6, o.a. tabel 11), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
- Het granulaat over één of meer lepels zacht voedsel (bv. appelmoes, yoghurt of pudding) strooien en binnen 20 minuten innemen. Het granulaat niet fijnmaken of er op kauwen, vanwege de bittere smaak. Na inname water drinken, om er zeker van te zijn dat de volledige dosis is ingenomen. De inhoud van een sachet mag niet worden verdeeld om een kleinere dosis te bereiden. Het granulaat is niet geschikt voor enterale toediening, vanwege de kans op verstopping van de sonde.
Doseringen
Stel een optimale medische behandeling in tegen misselijkheid, braken en diarree (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Niercelcarcinoom
Volwassenen
Eerstelijnsbehandeling: 20 mg 1×/dag in combinatie met pembolizumab 200 mg elke 3 weken óf 400 mg elke 6 weken als i.v. infusie gedurende 30 minuten. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Tweedelijnsbehandeling: 18 mg 1×/dag in combinatie met everolimus 5 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen. Zie voor dosisaanpassingen van pembrolizumab en everolimus bij een verminderde nierfunctie de betreffende geneesmiddelteksten: pembrolizumab#doseringen en everolimus#doseringen.
Verminderde leverfunctie: bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. De combinatie bij ernstige leverfunctiestoornis alleen toepassen als het verwachte voordeel opweegt tegen het risico. Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is een aanpassing van de dosis van de combinatie niet nodig. Zie voor dosisaanpassingen van pembrolizumab en everolimus bij een verminderde leverfunctie de betreffende geneesmiddelteksten: pembrolizumab#doseringen en everolimus#doseringen.
Schildkliercarcinoom
Volwassenen
24 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctie: bij een ernstige nier (creatinineklaring < 30 ml/min)- of leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) 14 mg 1×/dag. Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis is aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.
Hepatocellulair carcinoom
Volwassenen
Bij een lichaamsgewicht < 60 kg: 8 mg 1×/dag; bij een lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 12 mg 1×/dag. De dosis alleen aanpassen bij het optreden van toxiciteiten, niet bij veranderingen in het lichaamsgewicht (bv. door afvallen). De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan vanwege onvoldoende gegevens geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan vanwege onvoldoende gegevens geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9). Lenvatinib is niet onderzocht bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15); gebruik hierbij wordt niet aanbevolen.
Endometriumcarcinoom
Volwassenen
20 mg 1×/dag, in combinatie met pembrolizumab 200 mg elke 3 weken óf 400 mg elke 6 weken als i.v. infusie gedurende 30 minuten.. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde leverfunctie: bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. De combinatie bij ernstige leverfunctiestoornis alleen toepassen als het verwachte voordeel opweegt tegen het risico. Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is een aanpassing van de dosis van de combinatie niet nodig.
Verminderde nierfunctie: bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) is de aanbevolen dosis lenvatinib 10 mg 1×/dag. Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is een aanpassing van de dosis niet nodig. Patiënten met een terminale nierziekte zijn niet onderzocht; het gebruik bij hen wordt niet aanbevolen.
Ouderen (> 65 j): een aanpassing van de dosis is niet nodig. Bij een leeftijd van ≥ 75 jaar is er meer kans op bijwerkingen/toxiciteiten; er zijn weinig gegevens over het gebruik bij deze ouderen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige of ondraaglijke bijwerkingen (hypertensie, hartfalen, verlenging QT-interval, hemorragie, arteriële trombo-embolie, proteïnurie, nierfunctiestoornis, nefrotisch syndroom, PRES/RPLS, hepatotoxiciteit, diarree, maag-darmperforatie of fistel, niet-gastro-intestinale fistel) de officiële productinformatie CBG/EMA van Kisplyx of Lenvima (rubriek 4.2).
Een vergeten dosis binnen 12 uur alsnog innemen, als het langer dan 12 uur geleden is de dosis overslaan en de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening: de capsule in zijn geheel innemen met water, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip, met of zonder voedsel. De capsule niet openen, om herhaalde blootstelling aan de inhoud van de capsule te vermijden. Wel kunnen de capsules in hun geheel worden opgelost in water, appelsap of melk. De suspensie kan oraal worden toegediend of via een voedingssonde. Bij toediening via een voedingssonde de suspensie met water bereiden. Indien niet direct gebruikt, de suspensie maximaal 24 uur in een afgesloten beker bewaren in de koelkast. Schud de suspensie ongeveer 30 seconden voor gebruik nadat deze uit de koelkast is gehaald.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): luchtweg- en longinfectie, urineweginfectie. Gewichtstoename, verminderde eetlust. Dysgeusie, duizeligheid (incl. draaiduizeligheid en posturale duizeligheid), dysesthesie (incl. paresthesie, hyperesthesie, hypo-esthesie), cognitieve aandoeningen (vaker bij ouderen) (incl. aandachtsstoornis, amnesie, hallucinatie, delier), hoofdpijn, perifere neuropathie (incl. sensorische en motorische neuropathie, neuralgie), ataxie, slaapstoornis (incl. slapeloosheid en slaperigheid). Wazig zien (incl. diplopie). (Orthostatische) hypotensie. Dyspneu, hoest. Dysfagie, misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie. diarree. Huiduitslag (incl. (maculo-)papuleuze en erythemateuze huiduitslag), jeuk. Spierpijn, spierzwakte, gewrichtspijn. Urineretentie (incl. incontinentie en mictiestoornis). Vermoeidheid (incl. asthenie), oedeem (incl. gegeneraliseerd, perifeer en gezichtsoedeem), pijn (incl. rugpijn, nekpijn en borstkaspijn), koorts. Fracturen. Hyperurikemie. Anemie, neutropenie, stijging ASAT en ALAT, stijging creatininespiegel in bloed.
Vaak (1-10%): Dehydratie. Stemmingsstoornis (incl. affectlabiliteit, angst, agitatie, prikkelbaarheid, depressie, psychomotorische retardatie). Syncope. Congestief hartfalen (incl. acuut en chronisch rechterventrikelfalen, verminderde ejectiefractie, pulmonaal oedeem). Pleurale effusie. Fotosensitiviteit. Verlengde QTc-tijd op ECG.
Soms (0,1-1%): Tumorlysissyndroom.
Het bijwerkingenprofiel bij kinderen is in het algemeen vergelijkbaar met het bijwerkingenprofiel bij volwassenen.
Bijwerkingen
De percentages van bijwerkingen kunnen per indicatie en combinatietherapie iets verschillen. Zie voor details de productinformatie.
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Bloedingen. Urineweginfectie. Droge mond, stomatitis, glossitis, mondulcera, misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree, obstipatie, buikpijn. Gewichtsverlies, verminderde eetlust. Slapeloosheid. Duizeligheid, hoofdpijn, smaakstoornis. Dysfonie. Vermoeidheid, asthenie, perifeer oedeem. Artralgie, myalgie, rugpijn, pijn in ledematen, spierpijn. Huiduitslag, hand-voetsyndroom, alopecia. Hypothyroïdie. Trombocytopenie, leukopenie, neutropenie, symfopenie. Proteïnurie. Hypokaliëmie, hypocalciëmie. Hypercholesterolemie. Stijging TSH. Hypoalbuminemie, stijging ALAT, ASAT, AF, γ-GT, amylase, lipase en bilirubine in het bloed.
Vaak (1-10%): myocardinfarct, hartfalen, verminderde ejectiefractie, verlengd QT-interval. CVA. Longembolie. Anusfistel, flatulentie, gastro-intestinale perforatie. Nierfalen (incl. tubulusnecrose). Leverfunctiestoornis, hepatische encefalopathie. Cholecystitis. Malaise. Hyperkeratose. Dehydratie. Stijging creatinine en/of ureum, AF, γGT. Hypomagnesiëmie.
Soms (0,1-1%): TIA, monoparese, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Miltinfarct. Pneumothorax. Nefrotisch syndroom. Bijnierinsufficiëntie. Hepatocellulaire schade, leversteatose, icterus, (acute) hepatitis. Pancreatitis, colitis. Perineaal abces. Verstoorde wondgenezing. Osteonecrose van de kaak.
Verder zijn gemeld: aneurysma en/of arteriële dissectie. Fistels gelegen buiten de gastro-intestinale tractus zoals een tracheale, tracheo-oesofageale, oesofageale, cutane fistel of een fistel in de vrouwelijke geslachtsorganen.
Interacties
Onderzoek naar interacties met entrectinib zijn alleen uitgevoerd bij volwassenen.
Entrectinib is een zwakke remmer van CYP3A4. CYP3A4 is het belangrijkste enzym voor de metabolisering van entrectinib en de vorming van M5, de belangrijkste actieve metaboliet van entrectinib.
Vermijd gelijktijdig gebruik met matige en krachtige CYP3A-remmers (zoals ritonavir, saquinavir, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, posaconazol, (sap van) grapefruit/pompelmoes en bittere (Sevilla-)sinaasappelen) vanwege meer kans op verhoogde blootstelling aan entrectinib. Als gelijktijdig gebruik onvermijdelijk is, de dosis van entrectinib aanpassen (zie ook de rubriek Dosering).
Vermijd gelijktijdig gebruik met krachtige of matige CYP3A/Pgp-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid, apalutamide, ritonavir), vanwege een verlaagde blootstelling van entrectinib.
Gelijktijdig gebruik met matige en krachtige Pgp-remmers (zoals verapamil, nifedipine, felodipine, fluvoxamine, paroxetine), kan de blootstelling aan entrectinib verhogen.
Wees voorzichtig met gevoelige CYP3A4-substraten met een smalle therapeutische breedte (zoals ciclosporine, ergotamine, fentanyl, pimozide, kinidine, tacrolimus, alfentanil, sirolimus) vanwege meer kans op bijwerkingen.
Gelijktijdig gebruik met gevoelige orale BCRP-substraten (zoals methotrexaat, mitoxantron, topotecan, lapatinib) en gevoelige orale OATP1B1-substraten (zoals atorvastatine, pravastatine, rosuvastatine, repaglinide, bosentan), kan de absorptie van deze geneesmiddelen verhogen.
Gelijktijdig gebruik met CYP2C8-, CYP2C9- of CYP2C19-substraten (zoals repaglinide, tolbutamide, omeprazol) kan de blootstelling aan deze geneesmiddelen verlagen.
Interacties
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, disopyramide, kinidine, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron).
Tijdens een behandeling met lenvatinib ontstaat zeer vaak hypertensie die met antihypertensiva moet worden behandeld. Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.
Wees voorzichtig met de combinatie met antiresorptieve bottherapie en/of andere angiogeneseremmers, zoals bevacizumab, vanwege de kans op osteonecrose van de kaak. Voer bij patiënten die zijn behandeld met een intraveneus bisfosfonaat indien mogelijk geen invasieve tandheelkundige behandeling uit, omdat dit een risicofactor is.
Er zijn geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker. Mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit. In klinisch onderzoek werd een 'wash out' periode van ten minste 4 weken aangehouden.
Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen (zie ook de rubriek Zwangerschap) of de kans op trombo-embolische complicaties bij deze anticonceptiva vergroot.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend bij de mens. Op basis van dieronderzoek en het werkingsmechanisme kan entrectinib foetale schade veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient zeer effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 5 weken na de therapie. Een vruchtbare man dient zeer effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 3 maanden na de therapie. Het is onbekend of abemaciclib invloed heeft op de blootstelling van orale anticonceptiva; een aanvullende anticonceptiemethode (zoals een barrièremiddel) wordt aanbevolen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren in subtherapeutische doses schadelijk gebleken (uitwendig zichtbare als ook viscerale en skeletafwijkingen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn bij hoog-therapeutische doses lenvatinib reversibele effecten op de vruchtbaarheid gezien (hypocellulariteit van het seminifereus epitheel, folliculaire atresie).
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie (ten minste 8 weken bij combinatie met everolimus). Het is niet bekend of lenvatinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen, daarom een additioneel barrièremiddel toepassen. Indien ook everolimus wordt gebruikt wordt combinatie met hormonale anticonceptiva met oestrogenen afgeraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Gezien het werkingsmechanisme kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het effect van entrectinib kan kwantitatief verschillen afhankelijk van tumortype en gelijktijdige genoomveranderingen, om deze reden mag dit geneesmiddel alleen gebruikt worden als er geen toereikende behandelopties zijn.
Cognitieve aandoeningen, waaronder verwardheid, verandering in psychische toestand, geheugenproblemen en hallucinaties, zijn gemeld. De patiënt mag bij symptomen hiervan geen voertuigen besturen en machines bedienen, tot de symptomen verdwenen zijn. Voor eventuele dosisaanpassingen bij ernstige bijwerkingen, zie de rubriek Dosering.
Onderzoek patiënten direct bij klachten of symptomen van fracturen (zoals pijn, loopstoornis, verandering in mobiliteit of misvorming). Facturen traden in studies voornamelijk op bij kinderen jonger dan 12 jaar.
Controleer vanwege de kans op hyperurikemie de serumurinezuurspiegels vóór start van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling. Controleer ook op klachten en symptomen van hyperurikemie. Start indien klinisch geïndiceerd de behandeling met allopurinol en onderbreek de behandeling met entrectinib (zie ook de rubriek Dosering).
Congestief hartfalen is gemeld bij patiënten met of zonder voorgeschiedenis van cardiale aandoeningen en verdween na behandeling met diuretica en/of dosisverlaging/onderbreking (zie ook de rubriek Dosering). Controleer bij symptomen (zoals dyspneu of oedeem) of bekende risicofactoren van congestief hartfalen de linkerventrikelejectiefractie (LVEF) vóór start van de behandeling en controleer de status nauwlettend tijdens de behandeling. Verlenging van het QTc-interval is waargenomen.
Verlenging van het QTc–interval is gemeld. Vermijd gebruik bij QTc-interval langer dan 450 ms, bij congenitaal lang-QTc-intervalsyndroom en bij patiënten die middelen gebruiken waarvan bekend is dat ze het QTc-interval verlengen. Vermijd gebruik bij gestoorde elektrolytenbalans of significante cardiale ziekte (zoals myocardinfarct, congestief hartfalen, instabiele angina en bradyaritmie); bij deze risicogroepen alleen met aanvullende controles gebruiken; overweeg daarbij een gespecialiseerde arts te raadplegen. Beoordeel ECG en controleer elektrolyten bij start van de behandeling en na 1 maand behandelen, daarna op klinische indicatie.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid van entrectinib bij kinderen ≤ 1 maand zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypertensie komt zeer vaak voor. Reacties van CTCAE graad 3–4 kwamen in de klinische onderzoeken voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen van hypertensie varieert van 16 dagen tot 5 weken. . Bij slecht gecontroleerde hypertensie zijn ernstige complicaties gemeld waaronder aortadissectie. Vóór aanvang van de behandeling moet de bloeddruk goed onder controle zijn en moet de patiënt zonodig gedurende ten minste één week op een stabiele dosis antihypertensivum zijn ingesteld. Na aanvang van de behandeling de bloeddruk controleren na 1 week, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks. Het is belangrijk een eventuele bloeddrukverhoging zo snel mogelijk op te sporen om onderbreking van de behandeling en dosisverlagingen zoveel mogelijk te vermijden. Antihypertensieve medicatie instellen, zodra een verhoogde bloeddruk wordt waargenomen bij een daarvoor normotensieve patiënt. Zie hiervoor ook de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.4, tabel 2). Wees bij de combinatiebehandeling (lenvatinib + everolimus) echter voorzichtig met geneesmiddelen die inwerken op het renine-angiotensine-aldosteronsysteem vanwege meer kans op acuut nierfalen.
Hartaandoeningen: wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokalïemie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling het ECG controleren en eventuele elektrolytafwijkingen corrigeren; overweeg ook tijdens de behandeling periodiek de elektrolyten en het ECG te bepalen. De mediane tijd tot de eerste symptomen van bv. hypocalciëmie is 28 weken (niercelcarcinoom) en 11 weken (schildkliercarcinoom). Controleer tevens op het ontstaan van symptomen of verschijnselen van hartfalen.
Tijdens de behandeling zijn bloedingen en trombo-embolieën waargenomen; wees voorzichtig bij bestaande risicofactoren hiervoor. Lenvatinib is niet onderzocht bij patiënten die een arteriële trombo-embolie hadden doorgemaakt in de 6 maanden voorafgaand aan de behandeling; bij deze patiënten voorzichtig zijn. De mediane tijd tot eerste symptomen van een bloeding is ca. 10-12 weken. Bij bestaande levercirrose screenen op slokdarmspataderen; deze eerst behandelen vóór het beginnen van de behandeling met lenvatinib. Bij sommige patiënten met hersenmetastasen is een fatale intracraniële bloeding ontstaan. Verder zijn ernstige tumorgerelateerde bloedingen gezien. Ernstige en fatale bloedingen in de halsslagaders zijn vaker waargenomen; neem voorafgaand aan de behandeling de graad van tumorinvasie/infiltratie van grote bloedvaten (zoals de halsslagader bij schildkliercarcinoom) in overweging in verband met de kans op een ernstige bloeding door inkrimping/necrose van de tumor door de behandeling met lenvatinib. Andere voorbeelden van mogelijke bloedingen door tumorinkrimping zijn die bij tracheo-oesofageale fistels. Ook zijn bloedingen gemeld in de longen, trachea en buik.
Aneurysma's en arteriële dissecties: de kans hierop is groter bij gebruik van remmers van de VEGF-route, ook indien geen sprake is van hypertensie. Weeg voor aanvang van de behandeling af of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met lenvatinib is geïndiceerd.
Schildklieraandoeningen: lenvatinib vermindert de exogene schildkliersuppressie. Controleer voorafgaand aan de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling de TSH-spiegel en pas zonodig de dosis schildklierhormoon aan.
Hepatotoxiciteit: de leverfunctie (leverenzymen en bilirubine) controleren vóór aanvang van de behandeling, vervolgens elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden en daarna maandelijks. De mediane tijd tot eerste symptomen van een leverreactie varieert van 7-12 weken. . Toxiciteit van graad 3 of hoger treedt op bij 3–5 % van de patiënten. Leverfalen (met fatale afloop) is gemeld bij aanwezigheid van progressieve levermetastasen. Bij hepatocellulair carcinoom nauwgezet monitoren op verslechtering van de leverfunctie zoals hepatische encefalopathie en leverfalen; risicofactoren voor het ontstaan van deze complicaties zijn een ernstiger leverfunctiestoornis en/of grotere levertumorlast voor aanvang van de behandeling en voor hepatische encefalopathie tevens een leeftijd ≥ 75 jaar. Bij een reeds aanwezige leverfunctiestoornis de aanvangsdosis verminderen; zie rubriek Dosering.
Fistels: komen zowel gastro-intestinaal als buiten het maag-darmstelsel voor. Pneumothorax is gemeld al dan niet met een duidelijk bewijs voor een bronchopleurale fistel. Soms kwamen fistels of pneumothorax voor in combinatie met tumorregressie of necrose. Start geen behandeling bij aanwezigheid van een fistel om verergering te voorkómen. Risicofactoren voor het ontstaan van fistels zijn o.a. een eerdere operatie of lokale radiotherapie; ook longmetastasen kunnen het risico op pneumothorax vergroten. Net als andere proteïnekinaseremmers kan lenvatinib een negatief effect hebben op de wondgenezing.
Vanwege een mogelijk vertraagde wondgenezing lenvatinib tijdelijk onderbreken indien een ingrijpende operatie nodig is. Het is niet onderzocht wanneer lenvatinib weer kan worden hervat ná zo'n operatie.
Nierfunctiestoornissen en nierfalen zijn gemeld. Een grote risicofactor hiervoor is dehydratie en/of hypovolemie veroorzaakt door gastro-intestinale toxiciteit. Stel een optimale behandeling in voor misselijkheid, braken en diarree, voordat de behandeling wordt onderbroken of de dosis wordt verlaagd. Proteïnurie komt zeer vaak voor tijdens de behandeling 26–34%); toxiciteit van graad 3 en hoger komt bij ca. 6–14% van de patiënten voor. De mediane tijd tot de eerste symptomen is 6–7 weken. Controleer regelmatig op proteïnurie. De behandeling definitief staken bij optreden van een nefrotisch syndroom.
Gastro-intestinale toxiciteit: diarree komt zeer vaak voor tijdens de behandeling; graad 3 of hoger treedt op bij ca. 21% (niercelcarcinoom), 9% (schildkliercarcinoom) en 4% (hepatocellulair carcinoom) van de patiënten. Medische behandeling van diarree tijdig instellen om dehydratie te voorkómen. Dehydratie is een risicofactor voor o.a. nierfalen. Risicofactoren voor het ontstaan van gastro-intestinale perforatie of fistels zijn o.a. een eerdere abdominale ingreep of lokale radiotherapie.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) kan tot uiting komen als hoofdpijn, convulsies, lethargie, verwardheid, blindheid en andere visuele of neurologische stoornissen. Ook kan lichte tot ernstige hypertensie optreden.
Osteonecrose van de kaak (ONJ) is gemeld. Overweeg een tandheelkundig onderzoek of preventieve tandheelkundige behandeling voorafgaand aan de behandeling met lenvatinib, omdat een invasieve tandheelkundige behandeling een risicofactor is voor (ONJ).
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (≥ 75 jaar), bij patiënten met een lichaamsgewicht < 60 kg en bij patiënten met een andere etnische afkomst dan blank of Aziatisch. Overigens wordt lenvatinib gemiddeld genomen minder goed verdragen door oudere patiënten of door Aziatische patiënten. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn niet vastgesteld. Op grond van onderzoek bij dieren wordt om veiligheidsredenen gebruik bij kinderen < 2 jaar ontraden. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ECOG performance status ≥ 2. Ook zijn er geen gegevens over gebruik direct na gebruik van sorafenib of andere behandelingen tegen kanker; mogelijk is er een risico van bijkomende toxiciteit, in klinisch onderzoek werd een 'wash out' periode van ten minste 4 weken aangehouden.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met entrectinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
o.a. nier- en hartfalen.
Voor meer informatie over een vergiftiging met lenvatinib neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Entrectinib is een remmer van tropomyosinereceptor-tyrosinekinasen TRKA, TRKB en TRKC (gecodeerd door resp. neurotrofe-tyrosinereceptor-kinasegenen NTRK1, NTRK2 en NTRK3), proto-oncogentyrosine-proteïnekinase ROS1 en anaplastisch-lymfoomkinase (ALK) met IC50 -waarden van 0,1 tot 2 nM. De belangrijkste metaboliet M5 heeft in vitro vergelijkbare potentie, en activiteit laten zien tegen TRK, ROS1 en ALK. Eerdere behandelingen met andere geneesmiddelen die dezelfde kinasen remmen, kunnen resistentie voor entrectinib veroorzaken. De resistentiemutaties die geïdentificeerd zijn na stoppen van de behandeling met entrectinib omvatten voor het TRK-kinasedomein NTRK1 (G595R, G667C) en NTRK3 (G623R, G623E en G623K) en voor het ROS1-kinasedomein G2032R, F2004C en F2004I. Er zijn geen moleculaire oorzaken voor primaire resistentie voor entrectinib bekend.
Kinetische gegevens
T max | 4–6 uur. |
Resorptie | bij gezonde volwassen proefpersonen waren de AUC en Cmax van het granulaat vergelijkbaar met die van de capsules. De absorptie na toediening van de capsules als orale suspensie of via een neusmaagsonde is daarnaast vergelijkbaar met die na geheel doorslikken van de capsules. |
V d | ca. 8,6 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | Hoofdzakelijk door CYP3A4 (ca. 76%). De twee belangrijkste metabolieten zijn M5 (gevormd door CYP3A4) en M11 (gevormd door UGT1A4). |
Eliminatie | ca. 83% (waarvan ca. 36% onveranderd en 22% als M5) met de feces en ca. 3% met de urine. |
T 1/2el | entrectinib ca. 20 uur; M5 ca. 40 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Lenvatinib is een meervoudige angiokinaseremmer die kinaseactiviteit blokkeert van receptoren van vasculaire endotheliale groeifactor (VEGFR 1-3), de fibroblastgroeifactorreceptoren (FGFR) 1-4, KIT en RET, en receptoren van aan bloedplaatjes afgeleide receptoren ('platelet-derived growth factor') PDGFR α. Lenvatinib heeft hierdoor anti-angiogene eigenschappen en remt (in vitro) de tumorgroei.
Kinetische gegevens
T max | 1–4 uur. |
F | ca. 85%. |
V d | 0,6–1,7 l/kg. |
Eiwitbinding | 98–99%, hoofdzakelijk aan albumine, daarnaast aan α1-zure glycoproteïne en γ-globuline. |
Metabolisering | gedeeltelijk, via diverse mechanismen (CYP3A4 en een aanzienlijk deel niet-CYP-gemedieerde routes). |
Eliminatie | met de feces ca. 67%, met de urine ca. 25%. |
T 1/2el | ca. 28 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
entrectinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
lenvatinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk