Samenstelling
Benepali XGVS Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, wegwerpspuit 1 ml, pen 1 ml
Enbrel XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'MyClic'
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,5 ml, voorgevulde pen 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 25 mg
Met solvens 1 ml.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof voor kinderen
- Sterkte
- 10 mg
Met solvens 1 ml.
Erelzi XGVS Aanvullende monitoring Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, wegwerpspuit 1 ml, 'sensoready' pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Simponi XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- voorgevulde pen 0,5 ml, wegwerpspuit 0,5 ml, voorgevulde pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen. Etanercept komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Etanercept is een optie als inductie- of onderhoudsbehandeling voor patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Zie voor de plaatsbepaling van etanercept binnen JIA de richtlijn Juveniele Idiopatische Artritis (JIA) op richtlijnendatabase.nl.
Voor de medicamenteuze behandeling van arthritis psoriatica staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Zie voor de behandeling van axiale spondyloartritis de richtlijn Diagnostiek en behandeling van Axiale Spondyloartritis op nvr.nl.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Golimumab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt.
Adalimumab, golimumab en infliximab zijn vergelijkbaar effectief; persoonlijke ervaring, wijze van toediening, patiëntkarakteristieken en voorkeur van de patiënt zijn in de praktijk bepalend voor de keuze.
Indicaties
- Reumatoïde artritis
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen in combinatie met methotrexaat indien de respons op 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD's), waaronder methotrexaat (tenzij gecontra-indiceerd) ontoereikend is gebleken. Bij intolerantie voor methotrexaat of indien verdere behandeling met methotrexaat ongeschikt is als monotherapie.
- Ernstige actieve en progressieve reumatoïde artritis bij volwassenen die niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
- Juveniele idiopathische artritis
- Polyartritis (reumafactor positief of negatief) en uitgebreide oligoartritis bij kinderen vanaf 2 jaar die een ontoereikende respons hebben gehad op, of die intolerant zijn gebleken voor methotrexaat.
- Enthesis-gerelateerde artritis bij adolescenten met onvoldoende respons op conventionele therapie of indien deze niet verdragen werd.
- Arthritis psoriatica
- Actieve en progressieve arthritis psoriatica bij volwassenen, bij wie de respons op eerdere DMARD-therapie onvoldoende is gebleken.
- Arthritis psoriatica bij kinderen vanaf 12 jaar met een ontoereikende respons op of intolerantie voor methotrexaat.
- Axiale spondylartritis
- Ernstige spondylitis ankylopoetica bij volwassenen bij wie de respons op conventionele therapie onvoldoende was.
- Ernstige niet-radiografische axiale spondylartritis bij volwassenen, met objectieve ontstekingsverschijnselen (bv. aangegeven door een verhoogd C-reactief proteïne (CRP) en/of met MRI) die onvoldoende reageren op NSAID's.
- Plaque psoriasis
- Matige tot ernstige plaque psoriasis bij volwassenen met onvoldoende respons op, intolerantie of een contra-indicatie voor andere systemische therapie waaronder ciclosporine, methotrexaat of PUVA.
- Chronische ernstige plaque psoriasis bij kinderen vanaf 6 jaar met onvoldoende respons op, intolerantie of een contra-indicatie voor andere systemische therapie of fototherapieën.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen in combinatie met methotrexaat (bij inflammatoire aandoening):
- matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) die onvoldoende verbeterde op behandeling met DMARD's (waaronder methotrexaat);
- ernstige, actieve en progressieve RA waarvoor niet eerder methotrexaat gegeven is.
- Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (pJIA) in combinatie met methotrexaat bij kinderen ≥ 2 jaar, die onvoldoende reageerden op eerdere behandeling met methotrexaat.
- Actieve en progressieve arthritis psoriatica (PsA), alleen of gecombineerd met methotrexaat, bij volwassenen die onvoldoende reageren op eerdere behandeling met DMARD's.
- Axiale spondylartritis bij volwassenen:
- ernstige actieve spondylitis ankylopoetica (AS, ziekte van Bechterew) die onvoldoende verbeterde op de conventionele behandeling;
- ernstige actieve niet-radiografische axiale spondylartritis (nr-axiale SpA) bij volwassenen met objectief aangetoonde tekenen van ontsteking, die onvoldoende verbeterde op NSAID's of waarbij NSAID's niet verdragen werden.
- Matige tot ernstige colitis ulcerosa bij volwassenen met onvoldoende reactie op, contra-indicatie voor of niet verdragen van conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en azathioprine of 6-mercaptopurine.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 25 mg 2×/week of 50 mg 1×/week. Heroverweeg de behandeling als na 12 weken geen klinische respons is bereikt.
Juveniele idiopatische artritis
Kinderen ≥ 2 jaar
s.c. 0,4 mg/kg (max. 25 mg/dosis) 2×/week met een interval van 3–4 dagen of 0,8 mg/kg (max. 50 mg/dosis) 1×/week. Bij onvoldoende respons na 4 maanden overwegen de behandeling te staken.
Arthritis psoriatica
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 25 mg 2×/week of 50 mg 1×/week. Heroverweeg de behandeling als na 12 weken geen klinische respons is bereikt.
Spondylitis ankylopoetica
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 25 mg 2×/week of 50 mg 1×/week. Heroverweeg de behandeling als na 12 weken geen klinische respons is bereikt.
Ernstige niet-radiografisch te vinden axiale spondylartritis
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 25 mg 2×/week of 50 mg 1×/week. Heroverweeg de behandeling als na 12 weken geen klinische respons is bereikt.
Plaque psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 25 mg 2×/week of 50 mg 1×/week. Indien een snellere respons nodig is 50 mg 2×/week gedurende max. 12 weken; daarna 25 mg 2×/week of 50 mg 1×/week. De behandeling voortzetten tot remissie wordt bereikt, maximaal 24 weken. Voor sommige patiënten kan voortdurende behandeling na 24 weken geschikt zijn. De behandeling staken bij geen respons na 12 weken. Bij herbehandeling een dosering van 25 mg 2×/week of 50 mg 1×/week aanhouden.
Kinderen ≥ 6 jaar
s.c. 0,8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 50 mg/dosis) 1×/week gedurende max. 24 weken. De behandeling staken bij geen respons na 12 weken. Bij herbehandeling hetzelfde doseringsvoorschrift aanhouden.
Verminderde lever- of nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Vergeten dosis: injecteer alsnog, tenzij de volgende dosis de volgende dag gegeven moet worden. In dat geval de vergeten dosis overslaan en overgaan naar het gebruikelijke schema. Geen dubbele dosis op één dag om een vergeten dosis in te halen.
Toediening
- De injectievloeistof voor gebruik niet schudden;
- Subcutaan toedienen in dij, buik of achterkant bovenarm;
- Wissel injectieplaatsen af en niet injecteren in gebieden die rood, hard, gekneusd of gevoelig zijn, niet in striae of littekens;
- Bij psoriasis niet in verheven, dikke, rode of schilferige huidplekken of laesies injecteren.
Doseringen
Arthritis psoriatica, reumatoïde artritis en spondylitis ankylopoetica of nr-axiale spondylartritis
Volwassenen
50 mg subcutaan 1× per maand; altijd op dezelfde dag van de maand toedienen. (Bij reumatoïde artritis combineren met methotrexaat.) Bij patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg bij onvoldoende respons na 3 à 4 doses een verhoging van de dosis overwegen naar 100 mg 1× per maand. Heroverweeg de behandeling als na 3 à 4 extra doses van 100 mg nog steeds geen therapeutisch effect optreedt.
Polyarticulaire juveniele idiopathische artritis
Kinderen ≥ 2 jaar met een lichaamsgewicht ≥ 40 kg
50 mg subcutaan 1× per maand; altijd op dezelfde dag van de maand toedienen. Combineren met methotrexaat.
Colitis ulcerosa
Volwassenen
Lichaamsgewicht < 80 kg: startdosis 200 mg subcutaan, gevolgd door 100 mg op week 2. Bij voldoende respons 50 mg op week 6 en daarna 50 mg elke 4 weken. Bij onvoldoende respons overweeg voortzetting 100 mg op week 6 en daarna 100 mg elke 4 weken; lichaamsgewicht ≥ 80 kg: startdosis 200 mg subcutaan, gevolgd door 100 mg op week 2 en daarna 100 mg elke 4 weken. Corticosteroïden kunnen tijdens onderhoudsbehandeling worden afgebouwd volgens klinische richtlijnen.
Bij onvoldoende respons binnen 12–14 behandelweken (3 à 4 doses), het voortzetten van de behandeling heroverwegen.
Bij gemiste dosis: wanneer < 2 weken na de geplande dosis, de vergeten dosis injecteren en het oorspronkelijke schema voor maandelijkse toediening blijven volgen; wanneer > 2 weken na de geplande dosis, de vergeten dosis injecteren en vanaf de dag van deze injectie een nieuw schema voor de maandelijkse toediening hanteren.
Als meerdere injecties nodig zijn deze op verschillende plekken toedienen.
Toediening
- Subcutane injecties in bovenbeen of onderbuik.
- Als meerdere injecties nodig zijn deze op verschillende plekken toedienen.
- Instrueer de patiënt en/of verzorger over het juiste gebruik van de voorgevulde pen. Er zijn meldingen van prikaccidenten, verbogen naalden en het niet goed functioneren van de pen. Zie voor de gebruikinstructies de bijsluiter via spconline.msd-info.net.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties, met name bovensteluchtweginfectie (meestal verkoudheid en sinusitis), cystitis, huidinfectie, urticaria. Hoofdpijn. Reacties op injectieplaats, deze zijn meestal mild (bloeding, hematoom, erytheem en/of jeuk, pijn of zwelling) en komen vooral in de eerste maand voor, daarna minder vaak; gemiddelde duur 3–5 dagen.
Vaak (1-10%): allergische reacties, auto–antilichaamvorming, jeuk, uitslag, koorts.
Soms (0,1-1%): vormen van niet-melanome huidkanker (vooral bij patiënten met psoriasis), angio-oedeem, urticaria, psoriasiforme huiduitslag, psoriasis (incl. nieuwe of erger wordende pustuleuze, voornamelijk op handpalmen en voetzolen), verergering van congestief hartfalen, inflammatoire darmziekte, ernstige infecties (waaronder pneumonie, cellulitis, septische artritis, sepsis en parasitaire infectie), anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, stijging van leverenzymwaarden, uveïtis, scleritis, systemische vasculitis (waaronder antineutrofiele cytoplasmatische antilichaampositieve vasculitis).
Zelden (0,01-0,1%): ernstige allergische of anafylactische reactie, sarcoïdose, tuberculose, opportunistische infecties (inclusief invasieve schimmel, protozoaire, bacteriële, atypische mycobacteriële en virale infecties waaronder herpes zoster, Legionella, Candida, Pneumocystis, Aspergillus, en Histoplasma), Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, lichenoïde reacties, cutane vasculitis (incl. leukocytoclastische vasculitis), (subacute) cutane lupus erythematodes, lupusachtig syndroom, glomerulonefritis, lymfoom, maligne melanoom, ontstaan van congestief hartfalen, leukemie, pancytopenie, sommige met fatale afloop, (soms fatale) interstitiële longaandoening (inclusief pneumonitis en longfibrose), auto-immuun hepatitis, perifere demyelinisatie (waaronder het syndroom van Guillain-Barré, (chronische inflammatoire) demyeliniserende polyneuropathie en multifocale motorische neuropathie), epileptische aanval, demyelinisatie van het CZS, wijzend op multipele sclerose of gelokaliseerde demyeliniserende aandoeningen zoals optische neuritis en myelitis transversa.
Zeer zelden (< 0,01%): aplastische anemie, toxische epidermale necrose.
Verder zijn gemeld: Merkel-celcarcinoom, Kaposi–sarcoom, macrofaagactivatiesyndroom (MAS), verergering van symptomen van dermatomyositis, Listeria, hepatitis B-reactivering. Bij behandeling van kinderen met JIA zijn ernstige bijwerkingen gerapporteerd: varicella met symptomen van aseptische meningitis, appendicitis, gastro–enteritis, depressie/persoonlijkheidsstoornis, huidulcus, oesofagitis/gastritis, uveïtis, septische shock door streptokokken groep A, diabetes mellitus type I, infectie van weke delen en postoperatieve wonden, inflammatoire darmziekten.
Bij combinatie met methotrexaat kunnen sommige bijwerkingen vaker voorkomen: stijging leverenzymwaarden (vaak), interstitiële longaandoening (soms) en auto-immuunhepatitis (soms).
Tijdens de behandeling kunnen auto-immuunantilichamen zich ontwikkelen; de klinische betekenis hiervan is nog onbekend.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties van bovenste luchtwegen, zoals (naso)faryngitis, laryngitis, rinitis.
Vaak (1-10%): hypertensie. Bacteriële of virale infecties, onderste luchtweginfecties (zoals pneumonie), bronchitis, sinusitis, oppervlakkige schimmelinfecties, abces. Allergische reacties, huiduitslag, jeuk, alopecia, dermatitis. Astma en gerelateerde symptomen. Duizeligheid, hoofdpijn, depressie, slapeloosheid. Paresthesie. Dyspepsie, maag- en buikpijn, misselijkheid, ontstekingen van maag of darmen, stomatitis. Koorts, asthenie, reacties op de injectieplaats (vooral erytheem). Botbreuken. Anemie, leukopenie (waaronder neutropenie). Stijging van ALAT en ASAT.
Soms (0,1-1%): aritmie, ischemische coronaire aandoeningen, diepveneuze en aortische trombose, blozen. Interstitiële longziekte. Sepsis, septische shock. Neoplasmata (huidkanker, plaveiselcelcarcinoom, maligne moedervlek). Slapeloosheid. Evenwichtsstoornis. Problemen met zien, conjunctivitis, jeuk en irritatie aan het oog. Gastritis, reflux-oesofagitis, colitis, obstipatie. Cholelithiase, leveraandoeningen. Blaasaandoeningen, nierafwijkingen, pyelonefritis. (Verergering van) psoriasis. Menstruatiestoornissen, borstaandoeningen. Bulleuze huidreacties, urticaria. Leukopenie, trombocytopenie, pancytopenie. Schildklieraandoeningen (hypo- en hyperthyroïdie, struma), hyperglykemie, hyperlipidemie.
Zelden (0,01-0,1%): (verergering van) hartfalen, Raynaudfenomeen. Hepatitis B-reactivering, tuberculose, opportunistische infecties zoals invasieve schimmelinfecties, bacteriële artritis, infectieuze bursitis. Lymfoom, melanoom, Merkel-celcarcinoom, leukemie. Aplastische anemie, agranulocytose. Lupusachtig syndroom. Hematologische reacties. Ernstige systemische overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties), lichenoïde reacties, exfoliatieve dermatitis, vasculitis. Sarcoïdose. Verminderde wondgenezing. Smaakstoornis, demyelinisatie (centraal en perifeer).
Gemeld is: hepatosplenisch T-cellymfoom (waargenomen bij andere TNF-blokkers), Kaposi-sarcoom.
Interacties
Bij toepassing van anakinra in combinatie met etanercept is een hogere incidentie van ernstige infecties (7%) en neutropenie gezien dan bij de afzonderlijke stoffen. Gelijktijdige toediening van anakinra met TNF-α-blokkerende middelen wordt afgeraden. Combinatie van een TNF-α-blokker met abatacept geeft een toename van de incidentie van ernstige bijwerkingen en wordt daarom afgeraden.
Bij gelijktijdig gebruik van sulfasalazine kan leukopenie optreden.
Bij patiënten die bloedglucoseverlagende middelen gebruiken kan hypoglykemie optreden na start van de behandeling met etanercept; de bloedglucoseverlagende behandeling aanpassen.
Levend vaccins niet tijdens behandeling met etanercept geven. Toediening van levende vaccins aan zuigelingen gedurende 16 weken na de laatste toediening aan de moeder wordt afgeraden.
Interacties
Gelijktijdige toediening van TNF-α-blokkerende middelen met anakinra heeft een hogere incidentie van ernstige infecties en neutropenie en met abatacept een hogere frequentie van algemene en ernstige infecties. Gebruik van TNF-α-blokkerende middelen met anakinra, abatacept en andere biologische DMARD's (biologicals) wordt afgeraden.
Gelijktijdig gebruik van azathioprine of 6-mercaptopurine bij adolescenten en jonge mannen zorgvuldig afwegen vanwege een potentieel risico op hepatosplenisch T–cellymfoom.
Levend verzwakte vaccins niet tijdens behandeling met golimumab geven. Gebruik van levende vaccins bij zuigelingen die in utero zijn blootgesteld aan golimumab wordt niet aanbevolen gedurende 6 maanden na de laatste injectie bij de moeder tijdens de zwangerschap.
Therapeutische infectieuze agentia (zoals BCG-vaccin als blaasinstallatie) niet gelijktijdig toedienen.
Zwangerschap
Etanercept passeert de placenta nauwelijks.
Teratogenese: Bij de mens redelijk veel onderzocht. Het geeft waarschijnlijk geen hogere kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Omdat etanercept de placenta nauwelijks passeert, is een verhoogd risico op immunosuppressie en infecties in het eerste levensjaar niet waarschijnlijk.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Overig: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw om adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 3 weken na de laatste toediening. Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Zwangerschap
Golimumab passeert in het eerste trimester de placenta nauwelijks. Vanaf het tweede trimester neemt de placentapassage door actief transport toe. De passage is het hoogste vlak voor de partus.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Kan nog maanden in het lichaam van het kind aanwezig blijven, zeker bij gebruik tot in het derde trimester. Hierdoor kan het de afweer van de baby onderdrukken en mogelijk een hoger risico geven op infecties in de eerste maanden na de geboorte.
Advies: Weeg de mogelijke nadelige effecten af tegen het belang van behandeling van de moeder.
Overig: De fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw om adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste zes maanden na de laatste toediening. Het gebruik kan gevolgen hebben voor vaccinaties voor de zuigeling, zie ook de rubriek Interacties.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Etanercept is een groot molecuul. Grote moleculen gaan nauwelijks over in de moedermelk. Bovendien worden ze in het maagdarmkanaal van de zuigeling grotendeels geïnactiveerd en slecht opgenomen. Systemische effecten bij de zuigeling door blootstelling via de borstvoeding lijken daardoor onwaarschijnlijk.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Overig: Geen levend vaccin aan een zuigeling toedienen die borstvoeding krijgt, terwijl de moeder etanercept krijgt. Overweeg toediening 16 weken na staken van de borstvoeding (of op een eerder tjdstip als bij de zuigeling geen etanercept aantoonbaar is).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Gebruik ontraden; De fabrikant adviseert: geen borstvoeding geven tot minimaal 6 maanden na behandeling.
Contra-indicaties
- sepsis of kans op sepsis;
- bij actieve infecties met inbegrip van chronische of lokale infecties.
Contra-indicaties
- actieve tuberculose of andere ernstige infecties als sepsis en opportunistische infecties;
- matig of ernstig hartfalen (NYHA-klasse III/IV).
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infecties of bij onderliggende ziekten die een predispositie kunnen vormen voor infecties zoals gevorderde of slecht gecontroleerde diabetes. Patiënten voor, tijdens en na de behandeling met etanercept zorgvuldig controleren op infecties, waaronder tuberculose en invasieve schimmelinfecties. Bij ontwikkeling van ernstige infecties, sepsis of vermoeden van acute tuberculose de behandeling staken. Voor aanvang van de behandeling dient screening op tuberculose plaats vinden met een thoraxfoto en een tuberculine huidtest. Bij latente tbc profylactisch anti-tuberculosetherapie starten alvorens tot behandeling met etanercept over te gaan. Patiënten voor aanvang van de behandeling screenen op hepatitis B. Dragers van het virus die behandeling met etanercept nodig hebben zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte en bij reactivering van hepatitis B de behandeling staken. Tijdens behandeling met etanercept kan hepatitis C verergeren, daarom met voorzichtigheid gebruiken bij patiënten met hepatitis C in de voorgeschiedenis.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van bloeddyscrasieën. Bij aanhoudende koorts, keelpijn, blauwe plekken, bloeding of bleekheid de patiënt onmiddellijk onderzoeken (incl. volledig bloedbeeld); bij bloeddyscrasie de behandeling staken.
Wees voorzichtig bij recidiverende infecties, (verergering van) congestief hartfalen (er zijn nieuwe gevallen gemeld tijdens behandeling met etanercept), bij demyeliniserende ziekten en vanwege een toegenomen mortaliteit bij matig tot ernstige alcoholische hepatitis.
Bij duidelijke blootstelling aan varicellavirus dient de behandeling met etanercept tijdelijk te worden gestaakt en profylactische behandeling met varicella zoster-immunoglobuline te worden overwogen.
Indien mogelijk een lopend vaccinatieprogramma voltooien voor beginnen van de behandeling met etanercept.
Een mogelijk risico van ontwikkeling van lymfomen, leukemie of andere hematopoëtische of vaste maligniteiten door behandeling met een TNF–α-antagonist kan niet worden uitgesloten. Er zijn meldingen van melanoom en niet–melanome huidkanker (NMHK) bij behandeling met een TNF–α-antagonist; daarom wordt periodiek huidonderzoek aanbevolen, vooral bij risicopatiënten.
De veiligheid en effectiviteit van etanercept bij immuungecompromitteerde patiënten of bij chronische infecties is niet beoordeeld.
De werkzaamheid en veiligheid van etanercept is niet vastgesteld bij polyarticulaire JIA bij kinderen jonger dan 2 jaar en bij plaque psoriasis bij kinderen jonger dan 6 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij toediening bij chronische infecties of een voorgeschiedenis van terugkerende infecties is voorzichtigheid geboden. Voorafgaand, tijdens en tot 5 maanden na behandeling met golimumab zorgvuldig controleren op infecties (waaronder tuberculose). Vóór aanvang van de behandeling dient screening op tuberculose plaats te vinden met een thoraxfoto en een tuberculine huid– of bloedtest. Bij latente tuberculose profylactisch anti-tuberculosetherapie starten alvorens tot behandeling met golimumab over te gaan. Bij latente of actieve tuberculose in de voorgeschiedenis waarvan niet zeker is of deze adequaat is behandeld en ook bij de aanwezigheid van meerdere of significante risicofactoren voor tbc en een negatieve uitslag op de test voor latente tuberculose, profylactische anti-tuberculosetherapie overwegen. Verder: bij aanwezigheid of ontwikkeling van een ernstige infectie de behandeling staken.
Reactivering van hepatitis B (soms met dodelijke afloop) is opgetreden bij patiënten die chronische dragers van dit virus waren. Risicopatiënten screenen op hepatitis B voor aanvang van de behandeling. Bij reactivering van hepatitis B de behandeling staken; dragers van het virus die behandeling met golimumab nodig hebben tijdens de behandeling tot enkele maanden erna zorgvuldig monitoren op symptomen van actieve ziekte.
Endemische mycosen: bij patiënten die gewoond of gereisd hebben in gebieden die een groot risico van endemische mycosen (zoals histoplasmose, coccidioïdomycose of blastomycose) opleveren, de voor- en nadelen van behandeling met golimumab afwegen, alvorens de therapie te starten.
Maligniteiten: het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van maligniteiten; meer kans op het ontwikkelen van lymfomen, leukemie en andere maligniteiten kan niet worden uitgesloten. Er zijn meldingen van melanomen en Merkel-celcarcinomen bij behandeling met een TNF–α-blokker; daarom wordt periodiek huidonderzoek aanbevolen, vooral bij risicopatiënten. Wees voorzichtig bij astma, COPD en zware rokers vanwege meer kans op maligniteiten (vooral van de longen en het hoofd-halsgebied). Het is niet bekend welke invloed behandeling met TNF-blokkers kan hebben op de ontwikkeling van colondysplasie of coloncarcinoom bij colitis ulcerosa; risicopatiënten vóór en tijdens de behandeling regelmatig screenen.
Bij symptomen van bloeddyscrasieën (aanhoudende koorts, blauwe plekken, bloedingen, bleekheid) de behandeling heroverwegen.
Wees voorzichtig bij mild hartfalen (NYHA-klasse I en II); bij uitbreiding of toename van de symptomen de toediening staken.
Demyelinisatie van het CZS: zoals bij andere TNF-α-blokkers kunnen nieuwe, of exacerbatie van klinische symptomen optreden en/of kunnen de op röntgenfoto's aantoonbare klachten van aandoeningen die gepaard gaan met demyelinisatie van het CZS optreden, zoals multipele sclerose en perifere demyeliniserende aandoeningen. Wees zeer voorzichtig bij bestaande demyeliniserende aandoeningen. Bij nieuw optreden of verergering van zo'n aandoening de behandeling staken.
Tijdens de behandeling kunnen zich auto-immuunantilichamen ontwikkelen. Bij optreden van een lupusachtig syndroom in combinatie met anti-DNA-antilichamen de behandeling staken.
Bij overstappen van een andere biological beducht zijn op bijwerkingen, waaronder infecties, door overlappende biologische activiteit.
Vaccinaties: Het wordt aanbevolen om, indien mogelijk, bij pediatrische patiënten alle vaccinaties bij te werken volgens de huidige richtlijnen alvorens de behandeling met golimumab te beginnen. Zie verder ook de rubriek Interacties.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij de andere indicaties dan pJIA, zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er is geen doseringsadvies voor gebruik bij gestoorde lever- of nierfunctie.
Eigenschappen
Etanercept is een humaan Tumor Necrosis Factor-receptor p 75 Fc fusie-eiwit geproduceerd met recombinant DNA-technologie. Benepali en Erelzi zijn een biosimilar van Enbrel. Tumor Necrosis Factor (TNF) is een cytokine in het ontstekingsproces bij reumatoïde artritis. Etanercept bindt zich specifiek en met grote affiniteit aan TNF-α en lymfotoxine, waardoor de biologische activiteit van TNF wordt geremd en een door TNF gemedieerde cellulaire respons wordt voorkomen.
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam vanuit de s.c. injectieplaats. |
F | 76%. |
T max | ca. 48 uur. |
V d | 0,15 l/kg bij steady-state. |
T 1/2el | ca. 70 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan monoklonaal IgG1κ -antilichaam met een hoge affiniteit voor zowel de oplosbare als transmembrane bioactieve vormen van humaan TNF-α. Door de vorming van stabiele complexen kan TNF-α zich niet meer binden aan de TNF-α-receptoren. Toediening leidt tot een significante vermindering van de serumconcentraties van interleukine (IL)-6, intracellulair adhesiemolecuul (ICAM)-1, matrixmetalloproteïnase-3 (MMP-3) en vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF). Bij patiënten met progressieve arthritis psoriatica (PsA) neemt de concentratie van IL-8 af.
Kinetische gegevens
F | ca. 51%. |
T max | s.c. 2–6 dagen. |
V d | ca. 0,1–2 l/kg. |
Overig | steady-state-dalconcentratie van golimumab is ca. 30% hoger wanneer toegepast in combinatie met methotrexaat. |
T 1/2el | ca. 12 ± 3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
etanercept hoort bij de groep TNF-alfa-blokkers.
Groepsinformatie
golimumab hoort bij de groep TNF-alfa-blokkers.