Samenstelling
Ethinylestradiol/gestodeen
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Verpakkingsvorm
- strip met 21 tabletten
Sub-30 pil. Bevat per tablet: ethinylestradiol 20 microg en gestodeen 75 microg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Verpakkingsvorm
- strip met 21 tabletten
Sub-50 pil. Bevat per tablet: ethinylestradiol 30 microg en gestodeen 75 microg.
Minulet
Bijlage 2
Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Dragee
- Verpakkingsvorm
- strip met 21 tabletten
Sub-50 pil. Bevat per tablet: ethinylestradiol 30 microg en gestodeen 75 microg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Evra
Bijlage 2
Gedeon Richter Benelux Sprl.
- Toedieningsvorm
- Pleister
- Verpakkingsvorm
- doosje met 3 pleisters
Bevat per pleister: ethinylestradiol (EE) 600 microg, norelgestromine (NGMN) 6 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bespreek bij een anticonceptiewens de voorkeur, verwachte therapietrouw en persoonlijke situatie van de vrouw. Begeleid haar bij het kiezen voor een passende methode op basis van kenmerken van de verschillende methoden zoals betrouwbaarheid, toepassing, invloed op het bloedingspatroon, (ernstige) bijwerkingen en contra-indicaties; zie tabel 1 en 3 van de NHG-Standaard Anticonceptie. De meest betrouwbare anticonceptiemethoden zijn (in willekeurige volgorde): combinatiepreparaten (pil, pleister, vaginale ring), de pil met alleen progestageen (desogestrel), het implantatiestaafje (etonogestrel), de prikpil (medroxyprogesteron) en de hormoonspiraal (levonorgestrel IUD) of koperspiraal. Bij combinatiepreparaten en bij de pil met alleen progestageen is de betrouwbaarheid afhankelijk van de therapietrouw.
Bij de keuze voor een combinatiepreparaat gaat de voorkeur uit naar een pil met ethinylestradiol (EE) 30 microg en levonorgestrel 150 microg. Tweede keus zijn EE/gestodeen (20/75 microg), EE/levonorgestrel (20/100 microg) en EE/norgestimaat (35/250 microg). Andere orale combinatiepreparaten en waarschijnlijk ook de ring en de pleister geven een grotere risicotoename op VTE.
Aan de vergoeding van ethinylestradiol/gestodeen zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bespreek bij een anticonceptiewens de voorkeur, verwachte therapietrouw en persoonlijke situatie van de vrouw. Begeleid haar bij het kiezen voor een passende methode op basis van kenmerken van de verschillende methodes zoals betrouwbaarheid, toepassing, invloed op het bloedingspatroon, (ernstige) bijwerkingen en contra-indicaties; zie tabel 1 en 3 van de NHG-Standaard Anticonceptie. De meest betrouwbare anticonceptiemethoden zijn (in willekeurige volgorde): combinatiepreparaten (pil, pleister, vaginale ring), de pil met alleen progestageen (desogestrel), het implantatiestaafje (etonogestrel), de prikpil (medroxyprogesteron) en de hormoonspiraal (levonorgestrel IUD) of koperspiraal. Bij combinatiepreparaten en bij de pil met alleen progestageen is de betrouwbaarheid afhankelijk van de therapietrouw.
Bij de keuze voor een combinatiepreparaat gaat de voorkeur uit naar een pil met ethinylestradiol (EE) 30 microg en levonorgestrel 150 microg. Tweede keus zijn EE/gestodeen (20/75 microg), EE/levonorgestrel (20/100 microg) en EE/norgestimaat (35/250 microg). Andere orale combinatiepreparaten en waarschijnlijk ook de ring en de pleister geven een grotere risicotoename op VTE.
Aan de vergoeding van ethinylestradiol/norelgestromine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Hormonale anticonceptie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Hormonale anticonceptie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Hormonale anticonceptie
Volwassenen
1 tablet per dag gedurende 21 opeenvolgende dagen, bij de strips met placebotabletten gedurende 28 dagen. Elke volgende strip starten na een tabletvrij interval van 7 dagen ('stopweek') of direct na de placebotabletten (laatste rij van de strip). In de stopweek of placebofase treedt doorgaans een onttrekkingsbloeding op, die meestal op de tweede of derde dag na de laatste actieve tablet begint en mogelijk niet voorbij is voordat wordt begonnen met de volgende strip.
Geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand: de eerste tablet op de eerste dag van de natuurlijke cyclus innemen (d.i. op de eerste dag van de menstruatie). Eventueel op de tweede tot vijfde cyclusdag beginnen; in dat geval tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus aanvullend een condoom gebruiken.
Van een ander oraal combinatiepreparaat overschakelen: bij voorkeur beginnen op de dag na inname van de laatste actieve tablet, uiterlijk op de dag na de gebruikelijke stopweek of na de laatste placebotablet van het voorafgaande combinatiepreparaat.
Van een combinatiepreparaat in de vorm van een vaginale ring of transdermale pleister overschakelen: bij voorkeur beginnen op de dag van verwijdering, maar uiterlijk op de dag dat de nieuwe ring of pleister geplaatst had moeten worden.
Van een progestageenmethode overschakelen: van de minipil op een willekeurige dag overschakelen, van een implantaat of intra-uterien systeem op de dag van verwijdering en van een injectiepreparaat op de dag waarop de volgende injectie zou worden gegeven. Tijdens de eerste 7 dagen na de overschakeling aanvullend een condoom gebruiken.
Na een abortus in het 1 e trimester: de vrouw kan direct beginnen, aanvullende anticonceptieve maatregelen zijn niet nodig.
Na een bevalling of na een abortus in het 2 e trimester: beginnen tussen de 21 e–28 e dag na de partus of abortus, indien later wordt begonnen de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken. Indien inmiddels onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, zwangerschap uitsluiten of de eerste menstruatie afwachten alvorens te starten met het gebruik. Voor gebruik tijdens lactatie, zie de rubriek Lactatie.
Adviezen bij afwijkend gebruik
Vergeten van inname van actieve tabletten
Direct aansluitend aan de stopweek of placebofase (vanaf dag 1 ): Bij ≥ 24 uur te laat starten: de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en een condoom gebruiken totdat 7 dagen aaneengesloten een actieve tablet is ingenomen. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens de voorgaande 5 dagen onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).
Van een vergeten tablet is sprake als deze > 12 uur te laat (> 36 uur na de laatste tablet) wordt ingenomen. Bij vergeten van één tablet vanaf dag 2 van de cyclus: deze alsnog zo snel mogelijk innemen; er gelden geen aanvullende adviezen. Volg onderstaande adviezen bij vergeten van meerdere tabletten.
Week 1 (dag 2-7): Bij ≥ 2 vergeten tabletten (≥ 60 uur na laatst ingenomen tablet): de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en een condoom gebruiken totdat 7 dagen aaneengesloten een actieve tablet is ingenomen. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens de voorgaande 5 dagen onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).
Week 2 (dag 8-14): Bij ≥ 3 vergeten tabletten (≥ 84 uur na laatst ingenomen tablet): de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en een condoom gebruiken totdat 7 dagen aaneengesloten een actieve tablet is ingenomen.
Week 3 en vanaf dan bij continu gebruik (dag 15 en verder): Bij ≥ 2 vergeten tabletten (≥ 60 uur na laatst ingenomen tablet): laat een stopweek of placebofase ingaan van max. 7 dagen vanaf de eerste vergeten tablet óf hervat de pil volgens schema (neem de laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk in) en sla de stopweek of placebofase over.
Hevig braken of waterdunne diarree: Indien binnen 3–4 uur na inname van een tablet hevig braken of waterdunne diarree optreedt, kan enkele uren later een nieuwe tablet worden ingenomen. Dit kan tot uiterlijk 36 uur na inname van de laatste tablet die nog goed in het lichaam is opgenomen. Als deze periode voorbij is, gelden de adviezen zoals bij het Vergeten van inname van tabletten. Bij één niet opgenomen tablet door hevig braken of waterdunne diarree blijft de betrouwbaarheid gehandhaafd (met uitzondering van de eerste tablet direct na de stopweek of placebofase).
Uitstellen maandelijkse bloeding: Zonder stopweek of placebofase doorgaan met een nieuwe pilstrip zoveel dagen als men wenst. Tijdens de verlenging kan doorbraakbloeding of 'spotting' optreden. Na de gebruikelijke stopweek of placebofase de reguliere inname hervatten.
Veranderen begindag van de maandelijkse bloeding: De stopweek of placebofase inkorten. Hoe korter de stopweek of placebofase, des te meer kans op het uitblijven van een onttrekkingsbloeding en het optreden van doorbraakbloeding of 'spotting' tijdens het gebruik van de volgende strip.
De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip innemen, in de volgorde die op de strip staat aangegeven.
Doseringen
Hormonale anticonceptie
Volwassenen
Cyclische toediening (met een cyclusduur van 28 dagen): 1 pleister per 7 dagen (dag 1, 8, en 15), gevolgd door een pleistervrije periode van 7 dagen. Daarna begint een nieuwe cyclus; de volgende pleister aanbrengen, ongeacht of de onttrekkingsbloeding voorbij is.
Geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand: beginnen op de eerste dag van de menstruatie. Indien de vrouw begint na de eerste dag van de menstruatie, dan tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus aanvullend een condoom gebruiken.
Van een oraal combinatiepreparaat overschakelen: beginnen op de eerste dag van de onttrekkingsbloeding. Indien binnen 5 dagen na het innemen van de laatste actieve tablet geen onttrekkingsbloeding is opgetreden, zwangerschap uitsluiten vóór beginnen met de pleister. Indien de vrouw begint na de eerste dag van de onttrekkingsbloeding, dan tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus aanvullend een condoom gebruiken. Indien meer dan 7 dagen zijn verstreken na inname van de laatste actieve tablet, heeft mogelijk een ovulatie plaatsgevonden en moet dus rekening worden gehouden met een mogelijke zwangerschap.
Van een progestageenmethode overschakelen: van de minipil op een willekeurige dag overschakelen, van een implantaat op de dag van verwijdering en van een injectiepreparaat op de dag dat de volgende injectie zou moeten worden gegeven. Tijdens de eerste 7 dagen na de overschakeling aanvullend een condoom gebruiken.
Na een abortus of miskraam die optreedt gedurende de eerste 20 weken van de zwangerschap: de vrouw kan direct beginnen; aanvullende anticonceptieve maatregelen zijn niet nodig. Indien optredend na een zwangerschap van 20 weken: starten op dag 21 na de abortus óf op de eerste dag van de spontane menstruatie (afhankelijk wat zich het eerst voordoet). De incidentie van ovulatie op dag 21 na de abortus is niet bekend.
Na een bevalling: indien de vrouw geen borstvoeding geeft: niet eerder dan 4 weken na de bevalling beginnen. Bij een later begin de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken; indien al onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, rekening houden met een mogelijke zwangerschap. Voor vrouwen die borstvoeding geven, zie de rubriek Lactatie.
Adviezen bij afwijkend gebruik
Vergeten om pleister te vervangen:
Aan het begin van de pleistercyclus (week 1/dag 1): de eerste pleister van de nieuwe cyclus alsnog aanbrengen en de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens deze verlengde pleistervrije periode onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).
In het midden van de pleistercyclus (week 2/dag 8 of week 3/dag 15): indien gedurende max. 48 uur vergeten: direct een nieuwe pleister aanbrengen en de volgende pleister op de gebruikelijke vervangdag aanbrengen; er zijn dan geen aanvullende maatregelen nodig (bij correct gebruik in de voorgaande 7 dagen). Indien gedurende ≥ 48 uur vergeten: stoppen met de huidige pleistercyclus en direct starten met een nieuwe cyclus van 4 weken door het aanbrengen van een nieuwe pleister, daarbij gedurende de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken.
Aan het einde van de pleistercyclus (week 4/dag 22): indien de pleister niet is verwijderd op dag 22, de pleister alsnog zo spoedig mogelijk verwijderen en de volgende cyclus op de gebruikelijke vervangdag beginnen.
Uitstellen onttrekkingsbloeding: aan het begin van week 4 (dag 22) weer een pleister aanbrengen en de pleistervrije week dus overslaan. Er kan een doorbraakbloeding of 'spotting' optreden. Na 6 opeenvolgende weken een pleister te hebben gedragen, moet er een pleistervrije periode van 7 dagen zijn. Hierna de normale toepassing hervatten.
Verschuiven vervangdag: Tijdens de pleistervrije week een nieuwe vervangdag kiezen door de eerste pleister van de volgende cyclus op de eerstvolgende gewenste dag aan te brengen (max. 7 pleistervrije dagen). Hoe korter de pleistervrije periode hoe meer kans op doorbraakbloeding en 'spotting' tijdens de volgende behandelcyclus.
Bij (gedeeltelijke) loslating: gedurende max. 24 uur: de pleister opnieuw op dezelfde plaats aanbrengen (alleen indien kleefkracht nog intact) of direct vervangen door een nieuwe pleister, er zijn dan geen aanvullende maatregelen nodig. De volgende pleister op de gebruikelijke vervangdag aanbrengen. Bij loslating gedurende > 24 uur of bij een onbekende duur is er mogelijk geen bescherming tegen zwangerschap: de huidige anticonceptiecyclus staken en onmiddellijk een nieuwe cyclus beginnen door een nieuwe pleister aan te brengen, daarbij gedurende de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken.
Een nieuwe pleister direct na verwijdering van de vorige aanbrengen; dit mag op een willekeurig moment van de geplande vervangdag.
De pleister aanbrengen op een schone, droge, onbehaarde en intacte huid op de bil, abdomen, buitenkant bovenarm of bovenkant romp op een plaats waarvan hij niet door nauwsluitende kleding kan worden afgewreven. Een nieuwe pleister aanbrengen op een ander huiddeel.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): doorbraakbloedingen of 'spotting'.
Vaak (1-10%): vaginitis, incl. candidiase. Stemmingswisselingen, waaronder depressie. Hoofdpijn, nervositeit, duizeligheid. Misselijkheid, buikpijn. Acne. Pijnlijke of gevoelige borsten, dysmenorroe, amenorroe. Gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): verandering in eetlust, vochtretentie. Afname libido. Migraine. Buikkrampen, braken, opgeblazen gevoel, diarree. Huiduitslag, urticaria, chloasma, hirsutisme, alopecia. Hypertrofie van de borsten. Hypertensie, stijging van de triglyceridenconcentratie.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties, waaronder zeer zeldzame gevallen van urticaria, angio-oedeem en ernstige reacties met respiratoire en circulatoire symptomen. Glucose-intolerantie. Toename libido. Intolerantie voor contactlenzen. Veneuze en arteriële trombo-embolie. Cholestatische geelzucht. Erythema nodosum, erythema multiforme. Vaginale afscheiding, afscheiding uit de tepel. Gewichtsafname.
Zeer zelden (< 0,01%): neuritis optica, retinale vasculaire trombose. Pancreatitis. Levertumoren.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Gevoelige borsten.
Vaak (1–10%): vaginale schimmelinfectie. Stemmings-, affect- en angststoornissen. Migraine, duizeligheid. Braken, buikpijn, opgezette buik, diarree. Acne, huiduitslag, jeuk, huidirritatie. Spierspasme. Dysmenorroe, doorbraakbloeding, menstruatiestoornis, vaginale afscheiding. Malaise, vermoeidheid, gewichtstoename. Reacties op de plakplaats zoals irritatie, jeuk, roodheid.
Soms (0,1–1%): overgevoeligheid. Hypercholesterolemie, vochtretentie, toegenomen eetlust. Slapeloosheid, verminderd libido. Hypertensie. Alopecia, allergische- of contacteczeem, eczeem, fotosensibilisatie, urticaria, erytheem. Galactorroe, premenstrueel syndroom (verergering van), vaginale droogheid. Oedeem.
Zelden (0,01–0,1%): levertumor, mammacarcinoom, cervixcarcinoom, leiomyoom van de uterus, fibroadenoom van de borst. Anafylactische reactie. Hyperglykemie, insulineresistentie. Toegenomen libido. Cerebrovasculair accident, smaakstoornis. Intolerantie voor contactlenzen. Veneuze of arteriële trombo-embolie, myocardinfarct, hypertensieve crisis. Colitis. Leverschade, cholestatische geelzucht, aandoeningen aan de galblaas (incl. galstenen). Angio-oedeem, erythema multiforme of nodosum, chloasma, pustuleuze of exfoliatieve huiduitslag, seborroe. Cervixdysplasie, genitale afscheiding. Gewijzigde bloedglucosespiegel.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen op de lever; een andere vorm van anticonceptie wordt aanbevolen (bv. anticonceptiva met alleen een progestageen of niet-hormonale methoden) tot 2 weken na afloop van de behandeling met deze geneesmiddelen.
Tijdens en tot 4 weken na gebruik van leverenzyminducerende stoffen (anti-epileptica zoals carbamazepine, felbamaat, fenobarbital, fenytoïne, oxcarbazepine, primidon, rufinamide, topiramaat; overige enzyminductoren zoals bosentan, griseofulvine, modafinil, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) is de anticonceptiepil minder betrouwbaar door verlaging van de spiegels van het oestrogeen en progestageen. Indien deze interactie niet kan worden vermeden, de anticonceptiepil vervangen door een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil. Een andere optie is het gebruik van condooms in combinatie met de anticonceptiepil; deze gebruiken tot ten minste 4 weken na staken van de inductor. Als de inductor nog in gebruik is bij het einde van de strip, dan direct beginnen met een volgende strip zonder de gebruikelijke stopweek.
Bepaalde HIV/HCV-proteaseremmers (bv. ritonavir) en HIV non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (bv. nevirapine) kunnen de spiegels van het oestrogeen of progestageen uit de anticonceptiepil verlagen of verhogen; raadpleeg de voorschrijfinformatie van deze middelen.
Bij gelijktijdig innemen met colesevelam of colestyramine neemt de absorptie af; de anticonceptiepil ten minste 4 uur vóór colesevelam of colestyramine innemen.
Etoricoxib kan de plasmaconcentratie van ethinylestradiol met gem. 50% verhogen.
Oestrogenen uit de anticonceptiepil en aromataseremmers of tamoxifen kunnen elkaars werking verminderen.
Door gebruik van hormonale anticonceptiva kan de plasmaspiegel van lamotrigine dalen en die van ciclosporine stijgen.
Oestrogeentherapie kan leiden tot een stijging van de concentratie thyroxinebindend globuline en daarmee tot een toegenomen behoefte aan thyromimetica.
Ethinylestradiol kan de klaring van CYP1A2-substraten remmen; dit kan leiden tot een stijging van de plasmaconcentratie van melatonine, theofylline en tizanidine.
Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan de uitslag van bepaalde laboratoriumtesten beïnvloeden.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met glecaprevir/pibrentasvir of sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen op de lever; een andere vorm van anticonceptie wordt aanbevolen (bv. anticonceptiva met alleen een progestageen of niet-hormonale methoden) tot 2 weken na afloop van de behandeling met deze geneesmiddelen.
Tijdens en tot ten minste 4 weken na gebruik van leverenzyminducerende stoffen (anti-epileptica zoals carbamazepine, felbamaat, fenobarbital, fenytoïne, oxcarbazepine, primidon, rufinamide, topiramaat; overige enzyminductoren zoals bosentan, griseofulvine, modafinil, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) is de anticonceptiepleister minder betrouwbaar door verlaging van de spiegels van het oestrogeen en progestageen. Indien deze interactie niet kan worden vermeden, de anticonceptiepleister vervangen door een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil. Een andere optie is het gebruik van condooms in combinatie met de anticonceptiepleister; deze gebruiken tot ten minste 4 weken na staken van de inductor. Als de inductor nog in gebruik is na het einde van de pleisterperiode, dan direct beginnen met een volgende pleister zonder de gebruikelijke pleistervrije periode.
Veel combinaties van HIV-proteaseremmers en niet-nucleoside reverse-transcriptase remmers, incl. combinaties met HCV-remmers kunnen de spiegels van anticonceptieve steroïden verlagen of verhogen; raadpleeg de voorschrijfinformatie van deze middelen.
Etoricoxib kan de plasmaconcentratie van ethinylestradiol met ca. 50% verhogen.
Oestrogenen en aromataseremmers of tamoxifen kunnen elkaars werking verminderen.
Door gebruik van hormonale anticonceptiva kan de plasmaspiegel van lamotrigine dalen en die van ciclosporine stijgen.
Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan de uitslag van bepaalde laboratoriumtesten beïnvloeden.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: In het geval van accidenteel (door)gebruik van de anticonceptiepil tijdens de vroege zwangerschap zijn er geen aanwijzingen voor nadelige effecten op de zwangerschap of foetus.
Overige: Vóór begin van het gebruik, zwangerschap uitsluiten. Mocht zich tijdens het gebruik het vermoeden van zwangerschap voordoen, dan de toediening staken en gebruik maken van een (betrouwbare) niet-hormonale methode van anticonceptie, totdat zwangerschap is uitgesloten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: In het geval van accidenteel (door)gebruik van de anticonceptiepil tijdens de vroege zwangerschap zijn er geen aanwijzingen voor nadelige effecten op de zwangerschap of foetus.
Overige: Vóór begin van het gebruik, zwangerschap uitsluiten. Mocht zich tijdens het gebruik het vermoeden van zwangerschap voordoen, dan de toediening staken en gebruik maken van een (betrouwbare) niet-hormonale methode van anticonceptie, totdat zwangerschap is uitgesloten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, zowel oestrogenen als progestagenen in geringe mate.
Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten op de zuigeling gezien. In de eerste zes weken na de bevalling, kan de combinatiepil de borstvoeding mogelijk nadelig beïnvloeden (gering effect op de productie en samenstelling van de moedermelk). Daarbij kan de combinatiepil de kans op trombose (bij de moeder) in de eerste weken na de bevalling verder verhogen.
Advies: Gebruik ontraden tijdens de eerste 6 weken na de bevalling; daarna kan dit middel waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, zowel oestrogenen als progestagenen in geringe mate.
Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten op de zuigeling gezien. In de eerste zes weken na de bevalling, kan een gecombineerd hormonaal anticonceptivum de borstvoeding mogelijk nadelig beïnvloeden (gering effect op de productie en samenstelling van de moedermelk). Daarbij kan een gecombineerd hormonaal anticonceptivum de kans op trombose (bij de moeder) in de eerste weken na de bevalling verder verhogen.
Advies: Gebruik ontraden tijdens de eerste 6 weken na de bevalling; daarna kan dit middel waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- (risico op) veneuze trombo-embolie (VTE):
- voorgeschiedenis van diepveneuze trombose of longembolie;
- trombofilie (APC-resistentie door factor-V-Leiden-mutatie, proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie);
- zware operatie met langdurige immobilisatie;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor VTE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (risico op) arteriële trombo-embolie (ATE):
- voorgeschiedenis van myocardinfarct, cerebrovasculaire ziekte (beroerte of TIA), angina pectoris, perifeer arterieel vaatlijden;
- aandoening met verhoogd risico op ATE: diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie, ernstige dyslipoproteïnemie, hyperhomocysteïnemie of aanwezigheid van anti-fosfolipide-antilichamen;
- voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor ATE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (voorgeschiedenis van) geslachtshormoon-afhankelijke maligniteit, zoals mammacarcinoom;
- drager BRCA-genmutatie of belaste familie-anamnese bij leeftijd > 35 jaar;
- (voorgeschiedenis van) ernstige leveraandoening, zolang de leverfunctie niet is genormaliseerd, waaronder levertumor;
- bariatrische chirurgie, gericht op bereiken verminderde absorptie van voedingsstoffen;
- vaginale bloeding met onbekende oorzaak.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- (Risico op) veneuze trombo-embolie (VTE):
- voorgeschiedenis van diepe veneuze trombose of longembolie;
- trombofilie (APC-resistentie door factor-V-Leiden-mutatie, proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie);
- zware operatie met langdurige immobilisatie;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor VTE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (Risico op) arteriële trombo-embolie (ATE):
- voorgeschiedenis van myocardinfarct, cerebrovasculaire ziekte (beroerte of TIA), angina pectoris, perifeer arterieel vaatlijden;
- aandoening met verhoogd risico op ATE: diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie, ernstige dyslipoproteïnemie, hyperhomocysteïnemie of aanwezigheid van anti-fosfolipide-antilichamen;
- voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor ATE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (voorgeschiedenis van) geslachtshormoon-afhankelijke maligniteit, zoals mammacarcinoom;
- drager BRCA-genmutatie of belaste familieanamnese bij leeftijd > 35 jaar;
- (voorgeschiedenis van) ernstige leveraandoening, zolang de leverfunctie niet is genormaliseerd, waaronder levertumor;
- onverklaarde genitale bloedingen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het risico op veneuze trombo-embolie (VTE) neemt toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij gebruik van een combinatiepil met gestodeen en 30 microg EE is deze kans significant hoger dan bij gebruik van een combinatiepil met levonorgestrel. De meeste kans op VTE bestaat in het eerste jaar van gebruik, of bij opnieuw gebruiken van de pil na een onderbreking van ten minste een maand. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor VTE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie (eerstegraads familielid < 50 jaar met VTE), de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., immobilisatie, een operatieve ingreep (m.n. operatie van de benen of neurochirurgie), groot trauma, een recente bevalling of miskraam in het tweede trimester en obesitas. Ook de volgende aandoeningen zijn een risicofactor: kanker, sikkelcelziekte, SLE, HUS en IBD en mogelijk oppervlakkige tromboflebitis en varicosis.
Het risico op arteriële trombo-embolie (ATE; myocardinfarct of ischemisch CVA) neemt iets toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor ATE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., roken, obesitas, hypertensie en migraine. Ook andere aandoeningen waarbij vaatstoornissen kunnen optreden zijn een risicofactor: diabetes mellitus, hartklepziekte en atriumfibrilleren, dyslipoproteïnemie en SLE.
Een lichte toename van de kans op mammacarcinoom is gerapporteerd in epidemiologisch onderzoek. Deze toegenomen kans verdwijnt binnen 10 jaar na staken van het gebruik. Het is onduidelijk of er een negatieve invloed is op de kans op cervixcarcinoom. Bij hevige pijn in de bovenbuik, leververgroting of symptomen van een abdominale bloeding de mogelijkheid van een levertumor in de diagnosestelling betrekken.
Staak gebruik bij:
- de eerste symptomen van tromboflebitis of trombo-embolie;
- onverklaarbaar gezichtsverlies, proptose, diplopie, papiloedeem of retinale vasculaire schade;
- een toename in frequentie of ernst van migraine;
- stijging van de bloeddruk die onvoldoende op antihypertensieve therapie reageert;
- achteruitgang van de leverfunctie (tot normalisatie optreedt).
Wees voorzichtig bij:
- (familiegeschiedenis van) hypertriglyceridemie, vanwege het verhoogde risico op pancreatitis;
- erfelijk of verworven angio-oedeem, omdat een aanval kan worden uitgelokt;
- diabetes mellitus (controleer met name in het begin van het gebruik zorgvuldig, omdat de glucosetolerantie kan veranderen);
- predispositie voor melasma (vermijd blootstelling aan zonlicht of UV-straling);
- een medische conditie die kan verergeren door vochtretentie.
Depressie is gemeld; adviseer de vrouw contact op te nemen met de arts bij symptomen hiervan, ook kort na aanvang van de behandeling.
Beoordelen van eventueel onregelmatig bloedverlies is pas zinvol na een periode van 3 cycli, omdat vooral tijdens de eerste maanden van gebruik 'spotting' of doorbraakbloeding optreedt. Sluit eerst een zwangerschap uit, als het anticonceptivum niet volgens de aanwijzingen is ingenomen voorafgaand aan een uitgebleven onttrekkingsbloeding of als er tweemaal geen onttrekkingsbloeding optreedt.
Het foliumzuurgehalte in bloed kan dalen bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het risico op veneuze trombo-embolie (VTE) neemt toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij gebruik van een product met norelgestromine is deze kans tot twee keer zo hoog als bij gebruik van een tweedegeneratiepil (zoals met levonorgestrel). De meeste kans bestaat in het eerste jaar van het gebruik en mogelijk neemt de kans toe nadat het gebruik gedurende vier weken of langer is onderbroken. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor VTE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie (eerstegraads familieleden < 50 jaar met VTE), de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren voor VTE zijn een leeftijd > 35 j., immobilisatie, een operatieve ingreep (m.n. operatie van de benen of neurochirurgie), groot trauma, een recente bevalling of miskraam in het 2e trimester en obesitas. Ook de volgende aandoeningen zijn een risicofactor: kanker, sikkelcelziekte, SLE, HUS en IBD en mogelijk oppervlakkige tromboflebitis en varicosis.
Het risico op arteriële trombo-embolie (ATE) (myocardinfarct of ischemisch CVA) neemt iets toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor ATE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren voor ATE zijn een leeftijd > 35 j., roken, obesitas, hypertensie en migraine. Ook andere aandoeningen waarbij vaatstoornissen kunnen optreden zijn een risicofactor: diabetes mellitus, hartklepziekte en atriumfibrilleren, dyslipoproteïnemie en SLE.
Risico op maligniteiten: In epidemiologisch onderzoek is een lichte toename van de kans op mammacarcinoom gerapporteerd. Deze toegenomen kans verdwijnt binnen 10 jaar na staken van het gebruik. Het is onduidelijk of er een negatieve invloed is op de kans op cervixcarcinoom. Bij hevige pijn in de bovenbuik, leververgroting of symptomen van een abdominale bloeding de mogelijkheid van een levertumor in de diagnosestelling betrekken.
Staak de toediening bij een toename in frequentie of ernst van migraine, bij de eerste symptomen van tromboflebitis of trombo-embolie, bij stijging van de bloeddruk die onvoldoende op antihypertensieve therapie reageert en bij cholestatische icterus. Bij abnormale leverfunctiewaarden de toediening onderbreken totdat normalisatie optreedt.
Depressie is gemeld; adviseer de vrouw contact op te nemen met de arts bij symptomen hiervan, ook kort na aanvang van de behandeling.
Andere aandoeningen: Bij hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese hiervoor, bedacht zijn op meer kans op pancreatitis. Bij erfelijk of verworven angio-oedeem kunnen exogene oestrogenen mogelijk aanvallen van angio-oedeem induceren. Bij diabetes mellitus met name in het begin van het gebruik zorgvuldig controleren, omdat de perifere insulineresistentie en glucosetolerantie kan worden beïnvloed. Bij predispositie voor melasma blootstelling aan zonlicht of UV-straling vermijden.
Beoordeling van eventueel onregelmatig bloedverlies is pas zinvol na een periode van 3 cycli, omdat vooral tijdens de eerste maanden van gebruik 'spotting' of doorbraakbloeding optreedt. Indien het anticonceptivum niet volgens de aanwijzingen is toegepast voorafgaand aan een uitgebleven onttrekkingsbloeding of indien er tweemaal geen onttrekkingsbloeding optreedt, zwangerschap uitsluiten alvorens het gebruik voort te zetten.
De veiligheid en werkzaamheid is alleen vastgesteld bij vrouwen van 18 tot 45 jaar. Bij vrouwen ≥ 90 kg is de anticonceptieve werking mogelijk verlaagd.
Bij optreden van onaangename huidirritatie kan een nieuwe pleister op een nieuwe plaats op de huid worden aangebracht, die dan tot de volgende vervangdag blijft zitten.
Eigenschappen
Combinatie van een vaste hoeveelheid progestageen en oestrogeen. De anticonceptieve werking berust vooral op remming van de ovulatie, door onderdrukking van de secretie van FSH en LH.
Eigenschappen
De pleister bevat een vaste hoeveelheid oestrogeen (EE) en progestageen (NGMN).
Kinetische gegevens
Resorptie | de pleister geeft 34 microg EE en 203 microg NGMN af per 24 uur. Serumconcentraties van EE en NGMN bereiken 48 uur na toediening een plateau. |
Eiwitbinding | > 97% (NGMN en norgestrel). |
Metabolisering | NGMN wordt in de lever in o.a. norgestrel en een aantal gehydroxyleerde en geconjugeerde metabolieten omgezet. EE wordt grotendeels geconjugeerd tot het sulfaat en het glucuronide. |
Eliminatie | via de urine en feces als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 28 uur (NGMN), ca. 17 uur (EE). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ethinylestradiol/gestodeen (éénfase) hoort bij de groep anticonceptiva, combinatiepreparaten.
- estetrol/drospirenon (G03AA18) Vergelijk
- estradiol/dienogest (G03AB08) Vergelijk
- estradiol/nomegestrol (G03AA14) Vergelijk
- ethinylestradiol/desogestrel (éénfase) (G03AA09) Vergelijk
- ethinylestradiol/drospirenon (G03AA12) Vergelijk
- ethinylestradiol/etonogestrel (G02BB01) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (driefasen) (G03AB03) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (gefaseerd continu) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (éénfase) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/norelgestromine (G03AA13) Vergelijk
- ethinylestradiol/norgestimaat (G03AA11) Vergelijk
Groepsinformatie
ethinylestradiol/norelgestromine hoort bij de groep anticonceptiva, combinatiepreparaten.
- estetrol/drospirenon (G03AA18) Vergelijk
- estradiol/dienogest (G03AB08) Vergelijk
- estradiol/nomegestrol (G03AA14) Vergelijk
- ethinylestradiol/desogestrel (éénfase) (G03AA09) Vergelijk
- ethinylestradiol/drospirenon (G03AA12) Vergelijk
- ethinylestradiol/etonogestrel (G02BB01) Vergelijk
- ethinylestradiol/gestodeen (éénfase) (G03AA10) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (driefasen) (G03AB03) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (gefaseerd continu) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (éénfase) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/norgestimaat (G03AA11) Vergelijk