Samenstelling
Famciclovir Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Veklury XGVS Aanvullende monitoring Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg
Na reconstitutie is de concentratie 5 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Een cutane herpesinfectie verloopt in het algemeen niet ernstig en geneest meestal spontaan. Doorgaans kan volstaan worden met lokale behandeling met een indifferent middel met zinkoxide of zinksulfaat (eventueel met lidocaïne). Geef bij pijn paracetamol. Start bij acute herpes zoster neuralgie laagdrempelig met amitriptyline (bij ouderen nortriptyline). Orale antivirale behandeling met een nucleoside-analogon (aciclovir, famciclovir of valaciclovir) komt bij de herpesinfecties alleen in bepaalde situaties in aanmerking. Gezien het gebruiksgemak en de kosten gaat de voorkeur in het algemeen uit naar valaciclovir. De antivirale behandeling is slechts zinvol indien gestart binnen een bepaalde termijn na het verschijnen van de eerste symptomen. De lengte van deze termijn hangt af van het type infectie (herpes simplex of zoster, primo-infectie of recidief) en de immuunstatus van de patiënt.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuun-gecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan twee weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling.
Behandel een infectieuze conjunctivitis door chlamydia en/of gonokok met een gericht systemisch antibioticum, conform de behandeling van een anogenitale infectie (soa). Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon (valaciclovir of aciclovir).
Advies
De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of (zeer) ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een (zeer) ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gegeven).
Remdesivir wordt ontraden als standaardbehandeling van opgenomen COVID-19-patiënten, omdat het waarschijnlijk geen effect heeft op harde eindpunten en er wel kans is op bijwerkingen.
Indicaties
- Infecties veroorzaakt door het Varicella zoster-virus (ongecompliceerde herpes zoster en herpes zoster ophthalmicus) bij immuuncompetente volwassenen.
- Ongecompliceerde infecties veroorzaakt door het Varicella zoster-virus bij immuungecompromitteerde volwassenen.
- Behandeling van de eerste episode en recidiverende episoden van herpes genitalis bij immuuncompetente volwassenen.
- (Onderdrukking van) recidiverende genitale herpes bij immuuncompetente en immuungecompromitteerde volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van 'coronavirus disease 2019' (COVID-19) bij:
- volwassenen en kinderen vanaf 4 weken oud, die minstens 3 kg wegen, met pneumonie die zuurstofsuppletie nodig hebben (zuurstoftoediening met lage of hoge flow, of andere niet-invasieve beademing bij het begin van de behandeling);
- volwassenen en kinderen die minstens 40 kg wegen, die (nog) geen zuurstofsuppletie nodig hebben maar die wel een verhoogd risico hebben op progressie naar ernstige COVID-19.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De behandeling zo spoedig mogelijk na verschijnen van de eerste symptomen (afhankelijk van de aandoening) beginnen. Zie ook huidinfectie (herpes virus) om te bepalen binnen welke termijn na aanvang van de eerste symptomen het starten van de therapie nog zinvol is.
De tabletten van 250 mg bevatten geen breukgleuf; een dosering < 250 mg is met de in Nederland beschikbare tabletten niet (meer) mogelijk.
Ongecompliceerde Herpes zoster
Volwassenen
500 mg 3×/dag. Bij immuuncompetente patiënten behandelen gedurende 7 dagen, bij immuungecompromitteerde patiënten gedurende 10 dagen.
Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 40–59 ml/min: 500 mg 2×/dag; 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt: 250 mg na elke dialyse. Bij immuuncompetente patiënten behandelen gedurende 7 dagen, bij immuungecompromitteerde patiënten gedurende 10 dagen.
Overweeg intraveneuze antivirale therapie wanneer orale therapie onvoldoende blijkt.
Herpes genitalis
Volwassenen
Eerste infectie bij immuuncompetente patiënt: 250 mg 3×/dag. Behandelduur: 5 dagen.
Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20–39 ml/min: 250 mg 2×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Behandelduur: 5 dagen.
Recidiverende infectie bij immuuncompetente patiënt: 125 mg 2×/dag gedurende 5 dagen.
Verminderde nierfunctie (en recidiverende infectie bij immuuncompetente patiënt): creatinineklaring < 20 ml/min: 125 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 125 mg na elke dialyse. Behandelduur: 5 dagen.
Recidiverende infectie bij immuungecompromitteerde patiënt: 500 mg 2×/dag. Behandelduur: 7 dagen.
Verminderde nierfunctie (en recidiverende infectie bij immuungecompromitteerde patiënt): creatinineklaring 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Behandelduur: 7 dagen.
Onderdrukking van recidiverende infecties bij immuuncompetente patiënt: 250 mg 2×/dag. Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20-39 ml/min: 125 mg 2×/dag; < 20 ml/min: 125 mg 1×/dag, hemodialysepatiënt 125 mg na elke dialyse. Deze behandeling na max. 12 maanden staken om de recidiverende frequentie en ernst te beoordelen.
Onderdrukking van recidiverende infecties bij immuungecompromitteerde patiënt: 500 mg 2×/dag. Verminderde nierfunctie: creatinineklaring 20–39 ml/min: 500 mg 1×/dag; < 20 ml/min: 250 mg 1×/dag; hemodialysepatiënt 250 mg na elke dialyse. Deze behandeling na max. 12 maanden staken om de recidiverende frequentie en ernst te beoordelen.
Verminderde leverfunctie: Bij een mild tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, er zijn geen gegevens beschikbaar voor patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie.
Ouderen (≥ 65 jaar): geen dosisaanpassing vereist, tenzij sprake is van een verminderde nierfunctie.
Toediening Kan zowel met als zonder voedsel worden ingenomen.
Doseringen
COVID-19, waarbij zuurstofsuppletie nodig is
Volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht ≥ 40 kg
I.v.-infusie: Oplaaddosis van 200 mg op dag 1, en vanaf dag 2: 100 mg 1×/dag. Behandelduur: volgens de fabrikant ten minste 5 en maximaal 10 dagen.
Kinderen vanaf 4 weken oud met een lichaamsgewicht 3–40 kg
I.v.-infusie: Oplaaddosis van 5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, vanaf dag 2: 2,5 mg/kg 1×/dag. Behandelduur: volgens de fabrikant maximaal 10 dagen.
COVID-19, (nog) zonder zuurstofsuppletie maar met verhoogd risico op progressie naar ernstige ziekte
Volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht ≥ 40 kg
I.v.-infusie: Start zo snel mogelijk, in elk geval binnen 7 dagen na aanvang van de symptomen. Oplaaddosis van 200 mg op dag 1, en op dag 2 en 3: 100 mg 1×/dag.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Kan worden toegediend zonder dosisaanpassing, ook bij patiënten die dialyse ondergaan. Voor de timing van toediening hoeft geen rekening gehouden te worden met dialyse. Zie ook rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen, achter Nierfunctie.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig bij patiënten met een lichte, matige of ernstige leverfunctiestoornis. De veiligheidsgegevens bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15) zijn echter beperkt en alleen gebaseerd op toediening van een enkelvoudige dosis van 100 mg.
Toediening
- Toedienen middels intraveneuze infusie gedurende 30–120 minuten.
- Overweeg de max. infusietijd van 120 minuten om overgevoeligheidsreacties mogelijk te voorkomen.
- Niet toedienen als i.m.-injectie.
- Voor informatie over de reconstitutie, verdunning en infusiesnelheid, zie rubriek 4.2 (tabel 3) en 6.6 van de Veklury® epar (officiële productinformatie) via ema.europa.eu.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1–10%): duizeligheid, slaperigheid. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Afwijkende leverfunctiewaarden. Huiduitslag, jeuk.
Soms (0,1–1%): urticaria, angio-oedeem (gelaat, oogleden, peri-orbitaal, farynx), ernstige huidreacties zoals Stevens–Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse en erythema multiforme. Slaperigheid, verwardheid (beide m.n. bij ouderen).
Zelden (0,01–0,1%): palpitaties. Hallucinaties. Cholestatische icterus. Trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie (incl. shock), overgevoeligheidsvasculitis. Insulten.
Bij immuungecompromitteerde patiënten komen misselijkheid, braken en afwijkende leverfunctiewaarden meer frequent voor, vooral bij hogere doses.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): verhoogde transaminasewaarden, verlengde protrombinetijd.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Huiduitslag.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties, incl. infusiegerelateerde reacties. Tekenen en symptomen kunnen bestaan uit: hypotensie, hypertensie, tachycardie, bradycardie, hypoxie, dyspneu, piepende ademhaling, koorts, rillen, zweten, angio-oedeem, huiduitslag, misselijkheid en braken.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie (incl. anafylactische shock). Sinusbradycardie (gewoonlijk genormaliseerd binnen 4 dagen na de laatste toediening en zonder extra medisch ingrijpen). Hoesten.
Interacties
Raloxifeen is in vitro een krachtige remmer van aldehyde-oxidase; het is daarom op theoretische gronden niet uit te sluiten dat raloxifeen de vorming van het werkzame penciclovir remt. Controleer bij gelijktijdig gebruik zorgvuldig de klinische werkzaamheid van de antivirale behandeling.
Interacties
In vitro is remdesivir substraat voor de volgende enzymen: plasma- en weefsel-esterasen, CYP3A4 en de transporteiwitten organisch anion-transporterend polypeptide 1B1 (OATP1B1) en P-glycoproteïne (Pgp), één van de metabolieten is substraat voor OATP1B1 en -1B3. Interacties met remmers van OAT1B1/1B3 en/of met sterke inductoren van CYP3A4 en/of Pgp worden niet verwacht.
Remdesivir is geen klinisch relevante remmer van CYP3A4, OATP1B1 en -1B3. In vitro is remdesivir een remmer van UGT1A1, MATE1, OAT3, OCT1; er worden echter geen klinisch significante interacties met substraten van deze enzymen/transporters verwacht.
Remdesivir is geen klinisch relevante inductor van CYP3A4. In vitro induceert remdesivir CYP1A2, er wordt echter geen klinisch significante interactie verwacht bij gelijktijdige toediening met substraten van dit enzym.
Gelijktijdig gebruik met (hydroxy)chloroquine wordt niet aanbevolen op basis van in vitro gegevens, waaruit een antagonistisch effect van chloroquine op de intracellulaire metabole activering en antivirale effectiviteit van remdesivir blijkt. Toenemende concentraties van chloroquinefosfaat verminderen de vorming van actief remdesivirtrifosfaat in o.a. humane bronchiale epitheelcellen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (volgens Lareb < 30 gevolgde zwangerschappen in het zwangerschapsregister van de fabrikant). Analyse van de beschikbare informatie gaf geen bewijs dat famciclovir specifieke foetale defecten of congenitale malformaties veroorzaakt. De hoeveelheid gegevens is te beperkt voor een goede risico-inschatting. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Vermindering van de mannelijke fertiliteit is niet beschreven bij langdurig gebruik van 250 mg tweemaal daags.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens (< 300 zwangerschapsuitkomsten) betreffende reproductietoxiciteit. Bij 113 zwangerschappen waarbij behandeld werd met remdesivir, vaak in combinatietherapie, tijdens het 2e of 3e trimester zijn geen ernstige nadelige effecten gezien. Bij dieren zijn bij (supra)therapeutische doseringen, bij blootstellingen aan de belangrijkste metaboliet van remdesivir rond of boven het therapeutisch niveau bij de mens geen negatieve effecten gezien op de embryofoetale en de pre- en postnatale ontwikkeling.
Advies: Vanwege de zeer beperkte ervaring remdesivir volgens de fabrikant niet gebruiken tijdens het 1e trimester van de zwangerschap, tenzij de klinische toestand van de vrouw het gebruik van remdesivir vereist. Het gebruik in het 2e of 3e trimester kan (volgens de fabrikant) worden overwogen.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Vruchtbaarheid: In dieronderzoek is vermindering van het aantal corpora lutea, aantal innestelingsplaatsen en levensvatbare embryo's waargenomen. De relevantie voor mensen is onbekend.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren (penciclovir).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate (remdesivir en de actieve metaboliet).
Farmacologisch effect: Naast de lage overdracht in moedermelk is de orale opname van remdesivir en de actieve metaboliet beperkt. De verwachte blootstelling bij de zuigeling via de moedermelk is dus laag (er is een relatieve kinddosis <2% gemeten); een klinisch effect op de zuigeling wordt niet verwacht.
Advies: Volgens de fabrikant: zowel het gebruik van dit geneesmiddel als het geven van borstvoeding ontraden, vanwege de mogelijke bijwerkingen van het middel bij de zuigeling en de niet uitgesloten mogelijkheid van virale transmissie naar een SARS-CoV-2 negatieve zuigeling. Volgens het Standpunt COVID-19 en zwangerschap, bevalling en kraambed (2021) van de NVOG kan borstvoeding door een SARS-CoV-2 positieve vrouw wel gegeven worden, met adequate hoest- en handhygiëne en het dragen van een chirurgisch mondneusmasker. Het masker max. 3× gebruiken (of 3 uur achtereen). Horizontale transmissie kan met deze maatregel echter niet 100% voorkomen worden. Een andere optie is om afgekolfde melk door een ander te laten geven voor de duur van de besmettelijke periode.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor penciclovir.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Volg bij zoster-infecties de klinische respons nauwkeurig, vooral bij immuungecompromitteerde patiënten. Als de respons op orale behandeling onvoldoende is, i.v.-behandeling overwegen. Geef alleen intraveneuze therapie aan patiënten met een gecompliceerde herpes zoster, zoals een gegeneraliseerde met viscerale betrekking, motorische neuropathieën, encefalitis en cerebrovasculaire complicaties. Hetzelfde geldt voor immuungecompromitteerde patiënten met ophthalmische herpes zoster of met een herpes zosterinfectie met een groot risico van verspreiding en van betrokkenheid van de inwendige organen.
De patiënt moet (onbeschermde) geslachtsgemeenschap vermijden als er symptomen aanwezig zijn, ook wanneer met deze antivirale medicatie is gestart. Tijdens de onderdrukkende behandeling is de frequentie van virale overdracht significant minder, maar nog wel mogelijk; instrueer de patiënt maatregelen te nemen voor veiliger seksueel contact.
Verminderde leverfunctie: De omzetting naar de actieve metaboliet penciclovir kan vertraagd zijn bij een ernstig verminderde leverfunctie, wat resulteert in een lagere penciclovir plasmaconcentratie; dit zorgt voor een verminderde werkzaamheid.
Resistente virussen: Na herhaalde behandeling kunnen zich bij immuungecompromitteerde patiënten (2,1%) resistente virussen ontwikkelen.
Niet onderzocht: Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij:
- een ernstig verminderde leverfunctie;
- kinderen (< 18 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Bepaal de nierfunctie voor aanvang, en gedurende de therapie wanneer klinisch aangewezen, middels de eGFR. De veiligheidsgegevens bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min) en terminale nierziekte (ESRD) zijn vergelijkbaar met het bekende veiligheidsprofiel van remdesivir. De gegevens zijn echter beperkt en gebaseerd op een 5-daagse behandelduur. Controleer nauwlettend op bijwerkingen, rekening houdend met een significant hogere blootstelling aan de metaboliet GS-441524.
Overgevoeligheidsreacties met inbegrip van infusiegerelateerde en anafylactische reacties zijn gemeld. Tekenen en symptomen kunnen bestaan uit: hypotensie, hypertensie, tachycardie, bradycardie, hypoxie, dyspneu, piepende ademhaling, koorts, rillen, zweten, angio-oedeem, huiduitslag, misselijkheid en braken; controleer hierop tijdens en na toediening. Overweeg een lagere infusiesnelheid met een max. infusietijd van 120 minuten, om ze mogelijk te voorkomen. Bij klinisch significante overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en een passende behandeling instellen.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij:
- kinderen < 4 weken;
- een lichaamsgewicht < 3 kg;
- immuungecompromitteerden. Over toepassing bij deze patiënten zijn slechts beperkt gegevens beschikbaar. Onduidelijk is of de behandelduur van 3 dagen voldoende is om de 'viral load' te verminderen bij immuungecompromitteerden, bij wie langdurige virusuitscheiding optreedt. Er is een potentieel risico op het ontwikkelen van resistentie.
Overdosering
Symptomen
Acute nierfunctiestoornis is waargenomen, bij patiënten met een onderliggende nierfunctiestoornis bij wie de dosis niet adequaat was aangepast.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met famciclovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een overdosering van remdesivir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Famciclovir is een prodrug van penciclovir, een antivirale stof met in vitro grote werkzaamheid tegen herpes simplex-virus (HSV) type 1 en 2, het Varicella zoster-virus (VZV), Epstein-Barrvirus en cytomegalovirus. Famciclovir wordt in de darmwand en de lever snel en grotendeels omgezet in penciclovir. Dit wordt in de viraal–geïnfecteerde cellen omgezet in het werkzame penciclovirtrifosfaat door middel van het door het virus geïnduceerde thymidinekinase. Penciclovirtrifosfaat houdt zich meer dan 12 uur op in geïnfecteerde cellen, waar het competitief het virale DNA-polymerase remt en zo verdere virale DNA-synthese voorkomt, met als gevolg blokkering van de virale replicatie.
De meeste aciclovir-resistente HSV en VZV klinische isolaten zijn ook resistent tegen penciclovir, maar kruisresistentie is niet universeel. In het algemeen wordt een kleine frequentie penciclovir-resistente isolaten waargenomen: 0,2% bij immuuncompetente, en 2,1% bij immuungecompromitteerde patiënten.
Kinetische gegevens
F | 77% (penciclovir). |
T max | ca. 45 min (penciclovir). |
Eliminatie | vnl. met de urine (o.a. via tubulaire secretie), ca. 60% als penciclovir en klein deel als precursor hiervan, onveranderd famciclovir wordt niet aangetroffen in de urine. Bij 4 uur durende hemodialyse verlaging van 75% van de concentratie penciclovir. |
T 1/2el | van penciclovir: ca. 2 uur, ca. 2,7 uur bij (volwassenen met) herpes zoster, bij verminderde nierfunctie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Nucleotide-analoog, polymeraseremmer. Remdesivir is een adenosinenucleotide-prodrug. Het wordt binnen gastheercellen gemetaboliseerd tot het farmacologisch actieve remdesivirtrifosfaat (GS-443902). Dit fungeert als analoog van adenosinetrifosfaat (ATP) en concurreert met het natuurlijke ATP-substraat om door het coronavirus SARS-CoV-2 RNA-afhankelijke RNA-polymerase-enzym ingebouwd te worden in nieuwe RNA-ketens, wat resulteert in vertraagde ketenterminatie tijdens replicatie van het virale RNA. Substituties in het virale RNA-afhankelijke RNA-polymerase zijn niet geassocieerd met resistentie tegen remdesivir. Als bijkomend mechanisme kan remdesivirtrifosfaat ook de virale RNA-synthese remmen na het inbouwen ervan in het virale RNA-template als gevolg van 'read-through' door het virale polymerase, wat kan plaatsvinden in de aanwezigheid van hoge nucleotideconcentraties. Wanneer een remdesivir-nucleotide in het template van het virale RNA aanwezig is, neemt de efficiëntie waarmee het complementaire natuurlijke nucleotide wordt ingebouwd af, waardoor de virale RNA-synthese wordt geremd.
Coronavirussen zijn RNA-virussen. Remdesivir toont in vitro activiteit tegen het coronavirus SARS-CoV-2, de verwekker van COVID-19, in humane luchtwegepitheelcellen.
Kinetische gegevens
Overig | De meeste farmacokinetische eigenschappen zijn onderzocht bij gezonde vrijwilligers, er zijn weinig gegevens beschikbaar van COVID-19-patiënten. |
T max | 1,5–2 uur na start van een 30 min durende infusie (meest gevormde metaboliet; GS-441524). |
Eiwitbinding | ca. 93% aan humane plasma-eiwitten (o.b.v. ex-vivo gegevens). |
Metabolisering | uitgebreid. Via hydrolyse door esterasen tot een intermediaire metaboliet. In de lever zijn carboxylesterase 1 en cathepsine A verantwoordelijk voor resp. 80% en 10% van het metabolisme. Na fosforylering van de intermediaire metaboliet ontstaat intracellulair het farmacologisch actieve trifosfaat: GS-443902. Defosforylering van alle gefosforyleerde metabolieten kan leiden tot de vorming van de metaboliet GS-441524, welke zelf niet efficiënt opnieuw wordt gefosforyleerd. Decyanering van remdesivir en/of zijn metabolieten, gevolgd door een door rhodaan gemedieerde omzetting, genereert thiocyanaat anion. |
Overig | De thiocyanaatspiegels na toediening van 100 of 200 mg remdesivir zijn aanzienlijk lager dan de endogene niveaus in menselijk plasma. |
Eliminatie | ca. 74% met de urine (49% als de metaboliet GS-441524, en ca. 10% onveranderd) en ca. 18% met de feces. |
T 1/2el | ca. 1 uur (remdesivir), ca. 27 uur (GS-441524). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
famciclovir hoort bij de groep nucleoside- en nucleotide-analoga.
Groepsinformatie
remdesivir hoort bij de groep nucleoside- en nucleotide-analoga.