Samenstelling
Taloxa Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Suspensie
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 230 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet 'Tabs'
- Sterkte
- 600 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fenobarbital drank FNA met acetem Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank (vette oplossing in acetem)
- Sterkte
- 4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- In fles met maatbekertje of doseerspuit
Fenobarbital injectie XGVS Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Fenobarbital tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 25 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Felbamaat is bij Lennox-Gastautsyndroom één van de laatste therapeutische opties, omdat het minder veilig is en minder goed wordt verdragen dan andere anti-epileptica.
Felbamaat is bij andere vormen van epilepsie niet geïndiceerd.
Advies
Fenobarbital is een eerstekeusmiddel voor status epilepticus bij neonaten/prematuren. De toepassing bij overige vormen van epilepsie komt pas in aanmerking, wanneer met andere anti-epileptica onvoldoende resultaat wordt verkregen. Het gebruik is beperkt vanwege de bijwerkingen en mogelijke interacties.
(dreigende) Status epilepticus: Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt offlabel midazolam nasaal, oromucosaal of intramusculair. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus bij volwassenen en een gelijkwaardig alternatief bij kinderen, en kan voor beide groepen in de thuissituatie soms eerste keus zijn als noodmedicatie. Overweeg in de tweede lijn bij voortdurende convulsieve status epilepticus indien deze niet met een benzodiazepine is onderdrukt: fenytoïne, offlabel valproïnezuur of offlabel levetiracetam (alle intraveneus).
Indicaties
- Adjuvante behandeling bij het syndroom van Lennox-Gastaut bij falen van alle beschikbare anti-epileptica bij kinderen van 4 jaar of ouder.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Intraveneus (offlabel) en oraal: alle vormen van epilepsie, met name tonisch-klonische aanvallen en focale (voorheen partiële) epilepsie, met uitzondering van absences.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij gelijktijdig gebruik met carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital of valproïnezuur moet de dosering van die stof met 20–30% worden verlaagd bij aanvang van de behandeling met felbamaat.
Adjuvante behandeling bij het syndroom van Lennox-Gastaut:
Kinderen: 4–14 jaar:
Begindosering 7,5 mg/kg lichaamsgewicht per dag tot 15 mg/kg per dag in 2–3 giften.
De dagdosering kan met intervallen van ten minste 1 week met 7,5–15 mg/kg worden verhoogd tot max. 45 mg/kg per dag; max. 3600 mg per dag. De onderhoudsdosering moet worden verdeeld in 3–4 giften.
Ouder dan 14 jaar:
Begindosering 600–1200 mg (= 5–10 ml suspensie) per dag in 2–3 giften; met intervallen van ongeveer 1 week kan deze met 600–1200 mg worden verhoogd tot max. 3600 mg per dag in 3–4 giften.
Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 50 ml/min): begindosis halveren en vervolgens voorzichtig de dosis aanpassen.
Toediening: De suspensie goed schudden voor gebruik en doseren met de meegeleverde doseerspuit met maatverdeling van 0,1 ml; het streepje van 0,1 ml is geschikt voor het afmeten van 12 mg, het streepje van 0,5 ml voor 60 mg en het streepje van 5,0 ml voor 600 mg felbamaat.
De breukstreep is alleen bedoeld voor breken om het inslikken makkelijker te maken en niet om in gelijke doses te verdelen.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Fenobarbital van tdm-monografie.org.
Epilepsie
Volwassenen
Oraal: aanvankelijk 50 mg 2×/dag, indien nodig geleidelijk verhogen tot 250 mg per dag in 2 giften.
Kinderen
Oraal: 2–12 maanden: 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag: 10–20 kg: 5 mg/kg per dag; 20–30 kg: 4 mg/kg per dag; 30–45 kg: 3,5 mg/kg per dag.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij epilepsie én onderhoud na neonatale convulsies/status epilepticus: oraal en i.v.: 1 maand–2 jaar: 7–10 mg/kg/dag in 1–2 doses; 2–10 jaar: 3–7 mg/kg/ dag in 1–2 doses; > 10 jaar: 2–3 mg/kg/dag in 1–2 doses.
Neonaten (waaronder prematuren)
Oraal: neonaten: 3–4 mg/kg per dag na een i.v. oplaaddosis; prematuren: 2–3 mg/kg per dag na een i.v. oplaaddosis.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij epilepsie én onderhoud na neonatale convulsies/status epilepticus: oraal en i.v. postnatale leeftijd 1–14 dagen: 2,5–5 mg/kg/dag in 2 doses; postnatale leeftijd 14–28 dagen: 6 mg/kg/dag in 1–2 doses. Voortzetting van anti-epileptica na de acute fase (asfyxie) lijkt geïndiceerd bij structurele afwijkingen op de MRI, die epileptogeen kunnen zijn.
Offlabel: Neonatale convulsies; status epilepticus
Neonaten (incl. prematuren)
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: I.v.: 20 mg/kg/dosis éénmalig, zonodig na 1 uur 10 mg/kg. Bij aanhoudende aanvallen: 10/mg/kg/dosis, zo nodig nog éénmaal herhalen. Indien aanvallen blijven aanhouden midazolam geven. Vanwege het risico van accumulatie de plasmaconcentratie bepalen op dag 3 na starten. Dosis titreren op geleide van kliniek en plasmaconcentratiebepaling.
Kinderen > 1 maand
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: I.v. (langzaam in 15 min): 20 mg/kg/dosis, zonodig herhalen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): infecties van de bovenste luchtwegen bij kinderen, misselijkheid, braken, abdominale pijn, dyspepsie, gewichtsverlies, anorexia, slapeloosheid/slaperigheid, ataxie, duizeligheid, hoofdpijn, dubbelzien, visusstoornissen, vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): hypofosfatemie, spraakstoornissen, depressie, angst, huiduitslag, abnormale gang.
(Zeer) zelden (< 0,1%): bloeddyscrasieën (aplastische anemie, trombocytopenie, leukopenie, pancytopenie), hepatotoxiciteit; (voor beide afwijkingen in 30% van de gevallen met fatale afloop), ernstige overgevoeligheidsreacties (toxische epidermale necrolyse, bulleuze eruptie, Stevens-Johnsonsyndroom), anafylactische shock, toename van de epilepsie-aanvallen.
Bijwerkingen
Sufheid en lusteloosheid, vooral in het begin van de behandeling. Verder: hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid en braken, ataxie, visuele stoornis, nystagmus, diplopie, acute psychotische reacties; megaloblastaire anemie, bloeddyscrasie; osteomalacie.
(Zeer) zelden: Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, systemisch lupus erythematodes, exfoliatieve dermatitis en megaloblastaire anemie.
Bij langdurige behandeling zijn gemeld: verminderde minerale botdichtheid, osteopenie, osteoporose, botbreuken. Bij chronisch gebruik: osteomalacie.
Bij kinderen kunnen gedragsstoornissen in de vorm van irritatie, agressie, slaapstoornis en hyperactiviteit optreden; bij ouderen agitatie en verwardheid.
Na i.v. injectie ook: hypotensie, shock, laryngospasme, apneu.
Behandeling van status epilepticus met fenobarbital en diazepam, beide i.v. toegediend, kan leiden tot ernstige ademhalingsdepressie, laryngospasme en apneu.
Interacties
Felbamaat verhoogt door remming van de eliminatie de plasmaconcentratie van fenytoïne (20–60%) en valproïnezuur (> 18%) en verlaagt die van carbamazepine met ca. 25%, terwijl die van de actieve metaboliet carbamazepine-epoxide met 50% stijgt. Felbamaat verhoogt de beschikbaarheid van fenobarbital met 25%. Andersom kunnen carbamazepine en fenytoïne een plasmaconcentratiedaling van felbamaat veroorzaken tot 20%, fenobarbital doet dit met 35%. De bijwerkingen van carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne of valproïnezuur kunnen worden versterkt.
De werkzaamheid van orale anticonceptiva (gestodeen, ethinylestradiol) kan verminderen.
Hulpstof: Sorbitol in de suspensie kan de biologische beschikbaarheid van andere oraal toegediende geneesmiddelen beïnvloeden.
Interacties
Fenobarbital veroorzaakt inductie van CYP3A en CYP2C en uridinedifosfaat-glucuronosyltransferase (UGT). Het kan 1–3 weken duren voordat de inductie maximaal is én voordat het effect na staken is verdwenen. De werking van o.a. orale anticoagulantia, anticonceptiva, ulipristal (ook als noodanticonceptie), tricyclische antidepressiva, antipsychotica, corticosteroïden, andere anti-epileptica (als fenytoïne, topiramaat, lamotrigine, perampanel, zonisamide), theofylline, verapamil, ivabradine, propafenon, disopyramide, HCV-middelen, HIV-middelen, immunosuppressiva, caspofungine, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, tyrosinekinaseremmers, irinotecan, alprazolam, midazolam, zolpidem, ticagrelor, atorvastatine, simvastatine, doxycycline, methadon, kinidine kan door inductie verminderen.
Het gebruik van fenobarbital (in de afgelopen 4 weken) vermindert ook de werkzaamheid van de morning-afterpil met levonorgestrel; een verdubbeling van het aantal tabletten van de morning-afterpil met levonorgestrel kan dit effect tegen gaan; plaatsen van een koperspiraaltje door een arts heeft echter de voorkeur.
Gebruik van fytotherapeutica die sint-janskruid bevatten, vermijden omdat door enzyminductie de werkzaamheid van fenobarbital kan verminderen tot ten minste 2 weken na staken van het gebruik. Indien al sint-janskruid wordt gebruikt, dit gebruik staken en de concentratie van het anti-epilepticum bepalen.
De absorptie van griseofulvine is verminderd.
Valproïnezuur en stiripentol kunnen de werking versterken.
De depressieve werking op het centrale zenuwstelsel van alcohol, centraal aangrijpende analgetica, antihistaminica, antidepressiva, hypnotica, anxiolytica, MAO-remmers en antipsychotica wordt versterkt.
Zwangerschap
Felbamaat passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden, vanwege het risico van beenmergdepressie bij de foetus. Vermijd plotseling stoppen van de behandeling met anti-epileptica.
Overige: Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten gedurende behandeling en tot 1 maand erna een effectief anticonceptivum gebruiken; zie ook de rubriek Interacties. Heroverweeg de noodzaak van behandeling met anti-epileptica als de vrouw zwanger wil worden. Indien mogelijk heeft monotherapie met de kleinste effectieve dosis, de voorkeur.
Zwangerschap
Fenobarbital passeert de placenta.
Teratogenese: Barbituraten zijn teratogeen. Gebruik van fenobarbital verdubbelt tot verdrievoudigt tijdens het 1e trimester van de zwangerschap de kans op aangeboren afwijkingen. Het risico op het ontstaan van afwijkingen is dosisafhankelijk en neemt toe in combinatie met andere anti-epileptica. Gemeld zijn: afwijkingen van aangezicht (dysmorfe kenmerken en schisis), hart, ledematen en urinewegen.
Farmacologische effecten: Bij hogere doseringen tot aan de bevalling kan de pasgeborene ontwenningsverschijnselenen respiratoire insufficiëntie krijgen en door vitamine K-tekort stollingsstoornissen en bloedingen. Er is meer kans op groeivertraging. Langetermijngevolgen, zoals verminderd cognitief functioneren, zijn gemeld. Fenobarbital is een foliumzuurantagonist.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken in uitzonderingsgevallen bij epilepsie, als een veiliger alternatief niet mogelijke is en onder extra controles: bij voorkeur als monotherapie en in de laagst effectieve dosis; controleer de bloedspiegel en de foliumzuurspiegel. Tijdens zwangerschap fenobarbital niet staken vanwege risico voor de moeder. Tijdens de zwangerschap verandert de farmacokinetiek. Hierdoor kunnen de plasmaspiegels in de loop van de zwangerschap dalen. Dit kan leiden tot verminderde aanvalscontrole. Pas de dosering aan op geleide van de plasmaspiegel. Stel de dosering na de geboorte tijdig bij. Zorg voor foliumzuursuppletie; net als voor elke zwangere vrouw 0,4 mg/dag; alleen bij zwangeren met een bewezen foliumzuurtekort of met eerder een kind met een neuralebuisdefect (spina bifida) 5 mg/dag. Er is geen overtuigend bewijs dat maternale vitamine-K-profylaxe vóór de geboorte zinvol is.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling. Bij zwangerschapswens de medicatie heroverwegen; kies zo mogelijk voor een veiliger middel of staak – tijdelijk – de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden, vanwege het risico van beenmergdepressie en levertoxiciteit bij de zuigeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (concentratie: ca. 50% van plasmaspiegel van de moeder).
Farmacologisch effect: Sedatie, voedingsproblemen, ontwenningsverschijnselen.
Advies: Overweeg of een veiliger middel gebruikt kan worden. Als dat niet kan, weeg dan de nadelige effecten af tegen het belang van borstvoeding. Bij gelijktijdige borstvoeding de pasgeborene controleren op ongewenste sedatie en slecht drinken. Staak de borstvoeding als de zuigeling deze symptomen krijgt.
Contra-indicaties
In de voorgeschiedenis:
- bloeddyscrasie;
- verstoorde leverfunctie.
Contra-indicaties
- acute intermitterende porfyrie;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- hyperkinesie bij kinderen;
- overgevoeligheid voor barbituraten.
Waarschuwingen en voorzorgen
De patiënt voor de behandeling op de hoogtestellen van de zeer ernstige bijwerkingen, als aplastische anemie en leverinsufficiëntie, die fataal kunnen zijn.
Hematologisch bloedbeeld en leverfunctietesten (ASAT, ALAT, bilirubine) vóór het begin en gedurende de behandeling elke 2 weken bepalen. Bij verschijnselen zoals ecchymose, petechiën, bloedingen of verschijnselen van infectie en/of anemie onmiddellijk het bloedbeeld controleren; bij icterus, anorexia, misselijkheid, braken en bij abdominale pijn de leverfunctie. Bij neutropenie (neutrofielen < 1500/mm³) en/of trombocytopenie (trombocyten < 150.000/mm³) of bij klinisch significante leverfunctiestoornissen de behandeling staken.
Wees voorzichtig bij bewezen overgevoeligheidsreacties op andere carbamaten. Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de behandeling onmiddellijk staken.
De dosering niet abrupt staken, tenzij noodzakelijk en onder nauwgezet medisch toezicht.
Zorg voor een goede hydratie van de patiënt om het risico van kristalurie te verkleinen.
Controle op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag wordt aanbevolen.
Voor vrouwen die zwanger kunnen worden, zie de rubriek Zwangerschap.
De veiligheid en werkzaamheid is niet vastgesteld bij kinderen < 4 jaar.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op symptomen van levensbedreigende huidreacties (progressieve huiduitslag vaak met blaren of slijmvliesletsel), met name in de eerste weken van de behandeling. Staak bij dergelijke symptomen van Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse de behandeling onmiddellijk en zet bij deze patiënt fenobarbital nooit meer in.
Wees voorzichtig bij ernstige lever- en/of nierfunctiestoornissen en bij depressieve en suïcidale patiënten.
Controleer op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag.
Er bestaat gevaar voor gewenning en afhankelijkheid bij langdurige behandeling. Om onthoudingsverschijnselen, zoals langdurige slapeloosheid, gegeneraliseerde insulten en delirium te voorkomen, de behandeling niet plotseling staken en zeer langzaam afbouwen.
Bij optreden van een megaloblastaire anemie de behandeling staken en behandelen met foliumzuur en/of vitamine B12.
Overweeg bij vrouwen die zwanger kunnen worden vóór de start van de behandeling een zwangerschapstest uit te voeren. Informeer de vrouw over de risico's van fenobarbital voor de foetus tijdens zwangerschap, en de noodzaak van effectieve anticonceptie (orale anticonceptiva zijn onbetrouwbaar, zie ook de rubriek Interacties) tijdens de behandeling. Zie ook de rubriek Zwangerschap.
De drank is onverenigbaar met (sondes van) PVC. De doseerspuit van de drank niet met water spoelen, maar met warm sop.
Hulpstoffen
- Propyleenglycol, in injectievloeistof, bij een nier- of leverfunctiestoornis alleen gebruiken met extra controle op achteruitgang. Wees voorzichtig met propyleenglycol bij kinderen < 5 jaar, zeker in combinatie met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals propyleenglycol of ethanol, bevatten.
- Wees voorzichtig met ethanol, in injectievloeistof, bij alcoholisme, leverziekte, epilepsie, zwangerschap, lactatie en jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere middelen die die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals ethanol of propyleenglycol bevatten.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Voor symptomen en behandeling zie vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Depressie van het CZS en het cardiovasculaire systeem, zich uitend in ataxie tot coma. Verder: Cheyne-Stokesademhaling, hypothermie gevolgd door koorts, hypo- of areflexie, tachycardie, hypotensie, verlaagde urineproductie, collaps en ademhalingsstilstand. Kristalurie is kenmerkend voor een ernstige intoxicatie. Late gevolgen: pneumonie, hartfalen, urinewegontsteking.
Therapie
Symptomatisch. Hemodialyse is mogelijk.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op toxicologie.org/barbituraten en vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Anti-epilepticum.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 2–6 uur. |
Overig | therapeutische plasmaconcentratie: 32–82 microg/ml, 18 microg/ml bij atonale aanvallen bij syndroom van Lennox-Gastaut. |
T 1/2el | 15–23 uur. |
Metabolisering | 15% via CYP3A4 en CYP2E1, 10% wordt geglucuronideerd. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine waarvan 50% onveranderd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Barbituraat, veroorzaakt depressie van het centrale zenuwstelsel.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal goed (70–90%) doch langzaam, i.m. volledig en relatief snel. |
T max | oraal 8–12 uur, in de hersenen 10–15 uur, i.m. 1–2 uur. |
Overig | Therapeutische bloedspiegel bij epilepsie: 15–40 mg/l na 3–4 weken. Sedatie treedt op bij ≥ 10 mg/ml; coma bij > 50 mg/ml en > 80 mg/ml is letaal. |
Metabolisering | in de lever tot de inactieve metaboliet p-hydroxyfenobarbital. |
Eliminatie | met de urine, waarvan 25% onveranderd. |
T 1/2el | 2–6 dagen, bij nierfunctiestoornis langer. Kan bij neonaten verlengd zijn. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
felbamaat hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
fenobarbital hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk