Samenstelling
Biorphen (hydrochloride) XGVS Sintetica GmbH
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Bevat: fenylefrine 8,2 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Bevat: fenylefrine 0,08 mg/ml.
Fenylefrine injectie (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml, 50 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dobutamine (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 12,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fenylefrine kan gebruikt worden bij het optreden van hypotensie tijdens anesthesie.
Advies
Acuut harfalen: Start zo snel mogelijk met toediening van zuurstof via een ‘non-rebreathing’-masker of neusbril. Geef bij een systolische bloeddruk > 90 mmHg, in afwachting van i.v.-behandeling, nitroglycerine sublinguaal elke 5 minuten tot de klachten voldoende verbeteren. In de tweedelijnszorg worden nitraten veelal i.v. toegepast. Geef in geval van dyspneu door vochtretentie i.v.-furosemide of bumetanide. Overweeg morfine i.v. uitsluitend bij persisterende ernstige onrust, dyspneu, angst of pijn in de vroege fase. Aanvullend onderzoek in de tweedelijnszorg bepaalt de verdere behandeling.
Volgens Het Acute Boekje komen positief inotrope middelen, zoals dobutamine, milrinon en enoximon alleen in aanmerking bij patiënten op de hartbewakingsafdeling; bij onvoldoende effect van vaatverwijders en diuretica of indien sprake is van hypotensief hartfalen (SBD < 85–90 mmHg).
Indicaties
- Hypotensie tijdens spinale, epidurale of algemene anesthesie.
Indicaties
Volwassenen en kinderen
- Hartfalen door een verminderde contractiliteit indien positief-inotrope ondersteuning nodig is bij de behandeling van een laag hartminuutvolume na een myocardinfarct, openhartoperatie, of bij een cardiomyopathie, septische of cardiogene shock.
Volwassenen
- Als diagnostisch hulpmiddel bij stress-echocardiografie bij patiënten die niet in staat zijn tot lichamelijke inspanning of bij wie deze inspanning geen waardevolle informatie oplevert.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Let op: de sterkte is bij de verschillende preparaten op verschillende wijze genoteerd, namelijk als base dan wel als zoutvorm (zie ook rubriek Samenstelling). De hieronder opgegeven doseringen zijn uitgedrukt in, en gelden voor, fenylefrinebase.
Hypotensie tijdens anesthesie
Volwassenen
I.v. als bolus: 50–100 microg per keer, zo nodig herhalen.
I.v. als continu infuus: aanvankelijk 25–50 microg per minuut, dosering verhogen of verlagen ter normalisatie van de systolische bloeddruk, effectieve dosering 25–100 microg per minuut (= 1500–6000 microg/uur). De wegwerpspuit (van 50 microg/ml) is niet geschikt voor gebruik in een perfusor(pomp).
I.m. of s.c. Biorphen 10 mg/ml: 2-5 mg per keer, zo nodig herhalen op geleide van de respons met 1-10 mg per keer.
Verminderde nierfunctie: een lagere dosering kan nodig zijn.
Verminderde leverfunctie: bij levercirrose kan een hogere dosering nodig zijn.
Toediening
- Het concentraat voor injectie/infusie 10 mg/ml vóór toediening verdunnen tot een concentratie van 50 microg/ml of 100 microg/ml met natriumchloride 9 mg/ml (of glucose 50 mg/ml).
- Biorphen 10 mg/ml verdun voor i.v.-toediening 1 ampul met 500 ml natriumchloride-oplossing 9 mg/ml of glucose-oplossing 50 mg/ml. Voor i.m. of s.c.-toediening dit preparaat niet verdunnen.
Doseringen
De dosis, de toedieningssnelheid en de duur van behandeling vaststellen op geleide van de hartfrequentie, bloeddruk, urineproductie en zo mogelijk meting van het hartminuutvolume. De dosis geleidelijk verlagen in plaats van de toediening abrupt te staken.
Hartfalen met een laag hartminuutvolume, bv. na een myocardinfarct, openhartoperatie, of bij een cardiomyopathie, septische of cardiogene shock
Volwassenen
Richtlijn: i.v. als infusie: 2,5–10 microg/kg lichaamsgewicht per min. Soms wordt reeds effect verkregen met 0,5 microg/kg per min; zelden 40 microg/kg per min.
Kinderen
i.v. als infusie: aanvangsdosis 5 microg/kg lichaamsgewicht per min; dosering aanpassen op basis van klinische respons naar 2–20 microg/kg lichaamsgewicht per min, soms 0,5–1 microg/kg per min, zelden tot 40 microg/kg per min. De meeste bijwerkingen (o.a. tachycardie) treden op bij doseringen ≥ 7,5 microg/kg lichaamsgewicht/min. De dosering zorgvuldig titreren vanwege een mogelijk kleinere therapeutische breedte dan bij volwassenen.
Als diagnostisch hulpmiddel bij stress-echocardiografie
Volwassenen
Uitsluitend onder monitoring en in aanwezigheid van de benodigdheden voor reanimatie: I.v. als infusie: volwassenen aanvankelijk 5 microg/kg lichaamsgewicht per min, elke 3 min verhogen tot 10, 20, 30, 40 microg/kg per minuut tot een diagnostisch eindpunt wordt bereikt of bij het optreden van ernstige complicaties. Als geen diagnostisch eindpunt wordt bereikt kan 0,5–2 mg atropine worden toegediend in doseringen van 0,25–0,5 mg, telkens met een interval van 1 min. Als alternatief kan de infusiesnelheid van dobutamine worden verhoogd tot 50 microg/kg/min.
Tijdens langdurige infusie (> 72 uur) kan tolerantie optreden, waardoor dosisverhoging nodig kan zijn.
Toediening
- Het concentraat voor infusievloeistof voor gebruik bij volwassenen verdunnen met fysiologisch zout- of 5% glucoseoplossing, een Ringer-oplossing of een natriumlactaatoplossing; in het algemeen wordt als uiteindelijke concentratie voor infusie 250, 500 of 1000 microg/ml toegepast; de verdunning mag niet geconcentreerder zijn dan 5000 microg/ml.
- Bij continue intraveneuze infusie bij kinderen verdunnen met fysiologisch zout- of 5% glucoseoplossing tot een concentratie van 0,5-1 mg/ml, max. 5 mg/ml bij vloeistofbeperking. Oplossingen met een hogere concentratie uitsluitend toedienen via een centraalveneuze katheter. Bij neonaten op de intensivecare-afdeling 30 mg/kg lichaamsgewicht verdunnen tot een eindvolume van 50 ml infusievloeistof.
Bijwerkingen
De meest voorkomende bijwerkingen zijn: (reflex)bradycardie (door baroreceptor gemedieerde vagale stimulatie), hypertensieve perioden, misselijkheid, braken. Bij hoge doses vaak hypertensie.
Verder zijn gemeld: tachycardie, palpitaties, aritmie, angina pectoris, myocardischemie (o.a. myocardinfarct). Hersenbloeding, hypertensieve crisis, hypotensie met duizeligheid, flauwte. Longoedeem, dyspneu. Hyperhidrose, bleekheid, blozen, koude huid, pilo-erectie, huidnecrose bij extravasatie. Spierzwakte. Urineretentie, moeite met urineren. Angst, prikkelbaarheid, opwinding, psychose, verwarring. Nervositeit, hoofdpijn, drukkend gevoel in het hoofd, tintelingen, paresthesie, tremor, slapeloosheid. Speekselvloed. Mydriase, verergering van nauwe-kamerhoekglaucoom.
Bijwerkingen
Bij hartfalen
Zeer vaak (> 10%): stijging hartfrequentie (met ≥ 30 slagen/min).
Vaak (1–10%): eosinofilie, remming van de trombocytenaggregatie (bij continue infusie gedurende enkele dagen). Overgevoeligheid zoals huiduitslag, eosinofiele myocarditis. Hoofdpijn. Verhoogde bloeddruk vnl. bij arteriële hypertensie (stijging ≥ 50 mmHg), bloeddrukverlaging, ventriculaire ritmestoornis, dosisafhankelijke ventriculaire extrasystolen. Stijging van de ventrikelfrequentie m.n. bij atriumfibrillatie. Vasoconstrictie (m.n. bij combinatie met β-blokkers). Hartkloppingen, pijn op de borst.
Soms (0,1–1%): ventriculaire tachycardie, ventrikelfibrilleren, atriumfibrilleren. Allergische reacties zoals anafylaxie, (levensbedreigende) astma-aanvallen.
Zeer zelden (< 0,01%): hypokaliëmie, bradycardie, myocardischemie, myocardinfarct, hartstilstand. Myoklonie bij ernstig nierfalen.
Verder is gemeld: vermindering van de pulmonale, capillaire druk.
Bij kinderen zijn o.a. de volgende bijwerkingen gemeld: verhoging van de systolische bloeddruk, systemische hypertensie of hypotensie, tachycardie, hoofdpijn, verhoging van de pulmonale capillaire wigdruk (m.n. bij leeftijd < 1 j.) leidend tot pulmonale congestie, oedeem en symptomatische klachten.
Bij gebruik als diagnostisch hulpmiddel
Zeer vaak (> 10%): angina pectoris, ventriculaire extrasystolen (frequentie > 6/min), ST-segmentelevatie.
Vaak (1–10%): supraventriculaire extrasystolen, ventriculaire tachycardie, pijn op de borst. Bronchospasmen, dyspneu. Verhoogde urineaandrang (bij hoge doseringen). Koorts, flebitis op de toedieningsplaats, lokale ontstekingen (bij onbedoelde paraveneuze infiltratie), huiduitslag. Misselijkheid.
Soms (0,1–1%): ventrikelfibrilleren, myocardinfarct, atriumfibrilleren, obstructie van de linker ventriculaire uitstroombaan, fatale cardiale ruptuur.
Zeer zelden (< 0,01%): tweedegraads atrioventriculair blok, coronaire vaatspasmen, hypertensieve en hypotensieve bloeddrukdecompensatie, intracavitaire drukgradiënten, hartkloppingen. Petechiale bloedingen, huidnecrose.
Verder zijn gemeld: stressgeïnduceerde cardiomyopathie (Takotsubocardiomyopathie). Rusteloosheid, hoofdpijn, paresthesieën, tremor, hitte–en angstgevoel, spierkrampen.
Interacties
Combinatie met MAO-remmers of binnen 2 weken na gebruik van een MAO-remmer is gebruik van fenylefrine gecontra-indiceerd vanwege het risico van paroxismale hypertensie en mogelijk fatale hyperthermie.
Voorkom combinatie met dopaminerge of vasoconstrictor ergot-alkaloïden (bromocriptine, cabergoline, ergotamine, methylergometrine), selectieve MAO-A-remmers (moclobemide) en linezolid, vanwege meer kans op ernstige vasoconstrictie en/of hypertensieve crisis. Vermijd om deze reden ook combinatie met indirecte sympathicomimetica (zoals efedrine, methylfenidaat) of α–sympathicomimetica (zoals midodrine, xylometazoline, oxymetazoline).
Vermijd, vanwege de kans op paroxismale hypertensie met mogelijk aritmie, combinatie met TCA's, noradrenerge serotonerge antidepressiva (SNRI's als venlafaxine, duloxetine).
Vermijd ook combinatie met vluchtige gehalogeneerde anesthetica; er is meer kans op ernstige ventriculaire aritmieën.
Niet toepassen in combinatie met digoxine of kinidine vanwege meer kans op hypertensieve crisis en hartritmestoornissen.
Wees extra voorzichtig bij combinatie met oxytocica omdat het effect van fenylefrine versterkt kan worden waardoor een ernstige aanhoudende hoge bloeddruk optreedt met meer kans op een beroerte post partum.
Interacties
Combinatie met de contrastvloeistof zwavelhexafluoride (bv. Sonovue®) is gecontra-indiceerd bij aandoeningen die kunnen wijzen op cardiovasculaire instabiliteit vanwege het optreden van zeldzame, maar ernstige (soms fatale) aritmieën.
In combinatie met dopamine treedt een duidelijkere stijging van de bloeddruk op, en dit voorkomt een daling van de ventriculaire vullingsdruk zoals aangetoond bij dopamine alleen.
Combinatie met perifere vasoconstrictieve middelen zoals noradrenaline verhoogt de arteriële bloeddruk sterker dan ieder middel afzonderlijk.
De werking van dobutamine wordt door MAO-remmers versterkt; dit kan leiden tot levensbedreigende situaties zoals een hypertensieve crisis, cardiovasculaire collaps, intracraniële hemorragie of aritmieën.
Cardioselectieve β-blokkers antagoneren competitief het positief-inotrope effect van dobutamine; bovendien kunnen de α–agonistische effecten perifere vasoconstrictie veroorzaken met daaruit volgend bloeddrukverhoging. Bij gelijktijdige α-receptorblokkade kunnen de overheersende β–mimetische effecten tachycardie en perifere vasodilatatie veroorzaken.
Gelijktijdig gebruik met perifere vasodilatatoren, zoals nitroprusside en nitraten, vergroot het hartminuutvolume en vermindert de perifere weerstand en de ventriculaire vullingsdruk, meer dan elk middel afzonderlijk.
Bij combinatie met ACE–remmers kunnen door een verhoogd hartminuutvolume en myocardiaal zuurstofverbruik pijn op de borst en hartritmestoornissen optreden.
Antipsychotica kunnen de hypertensieve effecten van dobutamine mogelijk verminderen.
Bij combinatie met oxytocine of doxapram is er meer kans op hypertensie.
Bij combinatie met ergotamine is er meer kans op ergotisme.
Bij combinatie met entacapon worden de effecten van dobutamine mogelijk versterkt.
Bij combinatie met atropine is de door dobutamine geïnduceerde toename van de hartslag verhoogd en kan de hartslagafname geantagoneerd worden.
Mogelijk moet de dosering insuline aangepast worden, omdat dobutamine de plasmaspiegels van insuline en glucose kan wijzigen.
Bij stress-echocardiografie kan de ischemische reactie op stress minder uitgesproken zijn of geheel ontbreken bij gelijktijdige behandeling met hartslagvertragende middelen (zoals β–blokkers); deze behandeling indien mogelijk 12 uur voor de stress-echocardiografie staken.
Dobutamine niet toevoegen aan een ander geneesmiddel waarmee de verenigbaarheid niet is aangetoond; raadpleeg bij twijfel de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 6.2) zie hiervoor de link onder ‘Zie ook’.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. In dierstudies is schade gezien bij gebruik van hoge doses fenylefrine.
Farmacologisch effect: α-sympathicomimetica (zoals fenylefrine) kunnen vasoconstrictie van de placentaire bloedvaten veroorzaken, wat kan leiden tot hypoxie bij de foetus.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Fenylefrine oraal wordt bij de zuigeling slecht geabsorbeerd maar cardiovasculaire en neurologische effecten zijn mogelijk.
Advies: Na een enkele bolustoediening tijdens de bevalling is borstvoeding mogelijk.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Dobutamine wordt oraal niet opgenomen; eventueel in de moedermelk uitgescheiden dobutamine heeft daarom en ook vanwege de zeer korte halfwaardetijd naar verwachting geen effect op de zuigeling.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- ernstige hypertensie of een perifere vasculaire aandoening vanwege meer kans op ischemisch gangreen of trombose;
- ernstige hyperthyroïdie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- onbehandelde ernstige ventriculaire hartritmestoornissen;
- obstructie van de ventriculaire vulling of ejectie, of beiden, zoals bij harttamponade, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie, aortaklepstenose, pericarditis constrictiva en idiopathische hypertrofische subaorta stenose;
- feochromocytoom;
- ongecorrigeerde hypovolemie;
- bekende of vermoedelijke overgevoeligheid voor (natriummetabi)sulfiet of andere sulfaten.
-
Bij stress-echocardiografie tevens
- recent myocardinfarct (< 30 dagen);
- instabiele angina pectoris;
- onbehandelde hypertensie;
- aortadissectie;
- aorta–aneurysma;
- onbehandelde hartritmestoornissen (incl. atriumfibrilleren);
- verstoring van de elektrolytenbalans;
- ernstige anemie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig toepassen bij (een voorgeschiedenis van) arteriële hypertensie, bradycardie, tachycardie, gedeeltelijk hartblok, aritmie, coronaire aandoeningen incl. angina pectoris en (andere) chronische hartaandoeningen, niet-ernstige perifere vasculaire insufficiëntie (ernstige perifere vasculaire insufficiëntie is gecontra-indiceerd), aneurysma, diabetes mellitus, ongecontroleerde hyperthyroïdie en gesloten kamerhoekglaucoom. Vanwege een vermindering van het hartminuutvolume verder voorzichtig toepassen bij arteriosclerose, ouderen (meer kans op toxiciteit) en een verminderde cerebrale of coronaire circulatie. Bij verminderd hartminuutvolume of coronaire hartziekte de vitale orgaanfuncties zorgvuldig bewaken en dosisverlaging overwegen als de systemische bloeddruk de ondergrens van het doelbereik nadert. Bij ernstig hartfalen of cardiogene shock kan door vasoconstrictie (toename nabelasting, ook wel 'afterload') een verergering van hartfalen optreden.
Voorkom extravasatie tijdens toediening vanwege de kans op weefselnecrose.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium (in de injectie- en infusievloeistoffen) bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Corrigeer een eventuele hypovolemie voor de behandeling met een gepaste plasmavervanger.
Controleer tijdens de behandeling de kaliumspiegel vanwege de kans op hypokaliëmie.
Monitor tevens bij de start het ECG, totdat een stabiele respons is bereikt en controleer tijdens de behandeling hartslag en -ritme, de arteriële bloeddruk en infusiesnelheid. Bij een ongewenste toename van de hartfrequentie, verhoging van de systolische bloeddruk of aritmie de dosis verminderen of de behandeling tijdelijk onderbreken.
Bij reeds bestaande hypertonie kan de bloeddruk toenemen.
Bij ernstige hypotensie met cardiogene shock (arteriële bloeddruk < 70 mmHg) extra voorzichtig zijn. Verlaag bij een snelle bloeddrukdaling de dosis of onderbreek tijdelijk de behandeling. Zelden is een andere interventie noodzakelijk. Bij een progressief dalende of een stabiel lage arteriële bloeddruk ondanks adequate ventriculaire druk en hartminuutvolume is soms toediening van een perifere vasoconstrictor zoals noradrenaline of dopamine nodig.
Wees extra voorzichtig bij hyperthyroïdie vanwege een grotere cardiovasculaire gevoeligheid voor dobutamine.
Bij ischemische hartziekten kan dobutamine het begin van een aanval van angina induceren.
Wees alert op de mogelijkheid van een myocardinfarct. Door de toename van de hartslag of bloeddruk kan myocardiale ischemie verergeren en zo pijn op de borst en een verhoging van het ST-segment op het ECG veroorzaken.
Bij een duidelijk verminderde ventriculaire werking, zoals bij harttamponade, aortaklepstenose of idiopathische hypertrofische subaorta stenose kan de inotrope respons ontoereikend zijn.
Na beëindiging van een langdurige behandeling (> 7 dagen) met dobutamine kunnen het hartminuutvolume en de pulmonale wiggedruk toegenomen zijn.
Controleer bij diabetici extra de glucosespiegel, omdat dobutamine invloed hierop heeft, en pas zo nodig de dosering van insuline aan.
Wees extra voorzichtig bij kinderen, met name bij een leeftijd ≤ 1 jaar, vanwege mogelijke verschillen in de hemodynamische effecten (kwantitatief en kwalitatief) in vergelijking met volwassenen.
Er zijn geen onderzoeksgegevens over werkzaamheid en veiligheid bij een verminderde nier- of leverfunctie.
Verricht vóór het uitvoeren van de stress-echocardiografie bij patiënten met meer kans op cardiale ruptuur zorgvuldig onderzoek, vanwege meldingen van cardiale ruptuur tijdens de stresstest met dobutamine. Deze trad in klinisch onderzoek op bij patiënten na een recent myocardinfarct (na 4-12 dagen). Stressgeïnduceerde cardiomyopathie (Takotsubocardiomyopathie) is tevens een mogelijke bijwerking; staak indien deze ernstige bijwerking optreedt direct de behandeling. Staak de toediening van dobutamine eveneens bij: ernstige complicaties, het bereiken van de maximale (bij de leeftijd behorende) hartslag, bloeddrukverhoging > 220/120 mmHg, systolische bloeddrukverlaging > 20 mmHg, progressieve symptomen als angina pectoris, dyspneu, duizeligheid, ataxie, progressieve aritmie of geleidingsstoornissen, recent ontwikkelde wandbewegingsstoornissen in meer dan één wandsegment, toename van het eindsystolisch volume, afwijkingen in de repolarisatie en het bereiken van de maximale dosering. Controleer de patiënt na het beëindigen van de infusie tot de toestand gestabiliseerd is.
Hulpstoffen
- Wees voorzichtig met natrium, in de infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
- Natriummetabisulfiet, in de infusievloeistof, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen veroorzaken.
Overdosering
Symptomen
Hoofdpijn, misselijkheid, braken, reflexbradycardie, psychose. Ernstige hypertensie kan leiden tot hersenbloeding of longoedeem. Hartritmestoornis (zoals ventriculaire extrasystolen en korte paroxismale episoden van ventriculaire tachycardie).
Neem voor informatie over een vergiftiging met fenylefrine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Misselijkheid, braken, anorexie, tremor, angst, hartkloppingen, hoofdpijn, benauwdheid, vermoeidheid, anginale of atypische pijn op de borst. Door positief chronotrope en inotrope werking: hypertensie, (supra)ventriculaire aritmieën, ventriculaire fibrillatie en myocardiale ischemie. Hypotensie door perifere vasodilatatie.
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met dobutamine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Fenylefrine is een vasoconstrictor met een directe werking op de α1-receptoren. Er treedt vasoconstrictie op van arteriële en veneuze vaten waardoor de bloeddruk stijgt en een reflexbradycardie ontstaat. Door de krachtige arteriële vasoconstrictie neemt de nabelasting toe; het hartminuutvolume neemt af.
Werking: bij i.m. of s.c.-toediening na 10–15 min. Werkingsduur: 1–2 uur na i.m. of s.c.-toediening; 20 min na i.v.-toediening.
Kinetische gegevens
V d | 4,9 l/kg. |
Metabolisering | in de lever door mono-amine-oxidase (MAO). |
Eliminatie | vnl. via de nieren; vnl. als m-hydroxyamandelzuur (57%) en fenolconjugaten, 16% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 2,5–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch catecholamine. De primaire werking is verhoging van de contractiekracht van de hartspier door stimulering van de β1-receptoren van het hart. Dobutamine verbetert het hartminuutvolume, vnl. door vergroting van het slagvolume (positief inotroop effect). Verder verlaagt het een verhoogde ventriculaire vullingsdruk (de 'preload' ) en bevordert het de AV-geleiding (positief dromotroop effect). Het heeft slechts een lichte β2- en α1-receptorstimulerende werking waardoor er een minimaal direct effect op de systemische vasculatuur is. Dobutamine veroorzaakt geen endogene afgifte van noradrenaline.
Werking: na 2 min, max. na ca. 10 min.
Toepassing als diagnostisch hulpmiddel
Bij dobutamine stress-echocardiografie: Dankzij de positief inotrope, en vooral positief chronotrope effecten tijdens de belasting met dobutamine, stijgen de zuurstof- en energiebehoefte van het myocard. Bij een bestaande coronaire stenose leidt onvoldoende toename van de coronaire bloedstroom tot hypoperfusie. Dit is middels echocardiografie te visualiseren in de vorm van wandbewegingsstoornissen van het myocard in het respectievelijke segment.
Bij vitaliteitsdiagnostiek: Een vitaal myocard, dat hypokinetisch of akinetisch is (bv. vanwege 'stunning', hibernatie) heeft een functionele reserve voor wat betreft de contractiliteit. Deze reserve wordt vooral gestimuleerd door de positief inotrope effecten van dobutamine bij belasting van het myocard door stimulatie met lagere doses (5-20 microg/kg/min). Een verbetering van de systolische contractie, dat wil zeggen toename van de wandbewegingen van het betreffende segment van het hart, kan middels echocardiografie aangetoond worden.
Kinetische gegevens
T max | 10 min. |
V d | 0,2 l/kg. |
Metabolisering | in de lever en ander weefsel via catechol–O–methyltransferase (COMT) tot 3-O-methyldobutamine en in geconjugeerde glucuroniden. |
Eliminatie | vnl. via de urine en in geringe mate via de feces. |
T 1/2el | ca. 2 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fenylefrine (injectie) hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.
Groepsinformatie
dobutamine hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.