Samenstelling
Biorphen (hydrochloride) XGVS Sintetica GmbH
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Bevat: fenylefrine 8,2 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Bevat: fenylefrine 0,08 mg/ml.
Fenylefrine injectie (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml, 50 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dopamine (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fenylefrine kan gebruikt worden bij het optreden van hypotensie tijdens anesthesie.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Hypotensie tijdens spinale, epidurale of algemene anesthesie.
Indicaties
- Shock ten gevolge van pompfunctiestoornissen van het hart, zoals bij myocardinfarct, hartfalen of tijdens of na openhartchirurgie.
- Shock ten gevolge van trauma of sepsis, indien deze niet berust op ondervulling.
Doseringen
Let op: de sterkte is bij de verschillende preparaten op verschillende wijze genoteerd, namelijk als base dan wel als zoutvorm (zie ook rubriek Samenstelling). De hieronder opgegeven doseringen zijn uitgedrukt in, en gelden voor, fenylefrinebase.
Hypotensie tijdens anesthesie
Volwassenen
I.v. als bolus: 50–100 microg per keer, zo nodig herhalen.
I.v. als continu infuus: aanvankelijk 25–50 microg per minuut, dosering verhogen of verlagen ter normalisatie van de systolische bloeddruk, effectieve dosering 25–100 microg per minuut (= 1500–6000 microg/uur). De wegwerpspuit (van 50 microg/ml) is niet geschikt voor gebruik in een perfusor(pomp).
I.m. of s.c. Biorphen 10 mg/ml: 2-5 mg per keer, zo nodig herhalen op geleide van de respons met 1-10 mg per keer.
Verminderde nierfunctie: een lagere dosering kan nodig zijn.
Verminderde leverfunctie: bij levercirrose kan een hogere dosering nodig zijn.
Toediening
- Het concentraat voor injectie/infusie 10 mg/ml vóór toediening verdunnen tot een concentratie van 50 microg/ml of 100 microg/ml met natriumchloride 9 mg/ml (of glucose 50 mg/ml).
- Biorphen 10 mg/ml verdun voor i.v.-toediening 1 ampul met 500 ml natriumchloride-oplossing 9 mg/ml of glucose-oplossing 50 mg/ml. Voor i.m. of s.c.-toediening dit preparaat niet verdunnen.
Doseringen
Uitsluitend klinisch toepassen via continue i.v. infusie in een grote vene (bij voorkeur centraal veneuze toediening) onder continue controle van bloeddruk, ECG, diurese en eventueel centraal veneuze druk en de pulmonale capillaire druk (wiggedruk). Bij een voorafbestaande arteriële afwijking of toegenomen kans op trombo-embolie tevens de extremiteiten voortdurend controleren.
Shock
Volwassenen
Geadviseerd wordt bij shock ten gevolge van hartfalen de dosis zo laag mogelijk te houden. Er worden 4 doseringsniveaus met bijbehorende effecten onderscheiden:
i.v.-infuus: 1-2 microg/kg/min aanhoudend tot ongeveer 20 microg/kg/min: verbetering van de renale doorbloeding en glomerulaire filtratie.
i.v.-infuus: 2-10 microg/kg/min: vergroting van het hartminuutvolume, zonder sterke verhoging van pols en bloeddruk.
i.v.-infuus: 10-20 microg/kg/min: verhoging van de bloeddruk door vaatvernauwing.
i.v.-infuus: > 20 microg/kg/min: gegeneraliseerde vaatvernauwing waardoor de renale doorbloeding weer kan verminderen. Het gewenste therapeutisch effect treedt gewoonlijk in bij een infuussnelheid van minder dan 20 microg/kg per min.; in sommige gevallen van ernstige circulatoire insufficiëntie zijn echter doses van meer dan 50 microg/kg per min toegepast.
Bij gebruik van een MAO-remmer (ook als deze recentelijk gestopt is) een lagere dosis geven, bijvoorbeeld 1/10e van de normale dosis of zelfs 1/20e. Ook bij combinatie met een tricyclisch antidepressivum de dosering van dopamine verlagen.
De oplossing bij voorkeur verdunnen met 0,9% NaCl-oplossing of 5% glucose-oplossing, niet verdunnen met alkalische oplossingen, omdat dopamine dan geïnactiveerd wordt.
De oplossing onmiddellijk vóór toepassing bereiden en minder dan 24 uur bewaren.
Bijwerkingen
De meest voorkomende bijwerkingen zijn: (reflex)bradycardie (door baroreceptor gemedieerde vagale stimulatie), hypertensieve perioden, misselijkheid, braken. Bij hoge doses vaak hypertensie.
Verder zijn gemeld: tachycardie, palpitaties, aritmie, angina pectoris, myocardischemie (o.a. myocardinfarct). Hersenbloeding, hypertensieve crisis, hypotensie met duizeligheid, flauwte. Longoedeem, dyspneu. Hyperhidrose, bleekheid, blozen, koude huid, pilo-erectie, huidnecrose bij extravasatie. Spierzwakte. Urineretentie, moeite met urineren. Angst, prikkelbaarheid, opwinding, psychose, verwarring. Nervositeit, hoofdpijn, drukkend gevoel in het hoofd, tintelingen, paresthesie, tremor, slapeloosheid. Speekselvloed. Mydriase, verergering van nauwe-kamerhoekglaucoom.
Bijwerkingen
Hypotensie, hypertensie, vasoconstrictie. (Supra)ventriculaire ritmestoornissen, bradycardie, palpitaties, (sinus)tachycardie, angineuze pijn. Dyspneu, bronchospasmen. Overgevoeligheidsreactie. Hoofdpijn. Misselijkheid, braken. Perifere weefselnecrose, kippenvel. Gangreen. Uremie. Mydriase.
Interacties
Combinatie met MAO-remmers of binnen 2 weken na gebruik van een MAO-remmer is gebruik van fenylefrine gecontra-indiceerd vanwege het risico van paroxismale hypertensie en mogelijk fatale hyperthermie.
Voorkom combinatie met dopaminerge of vasoconstrictor ergot-alkaloïden (bromocriptine, cabergoline, ergotamine, methylergometrine), selectieve MAO-A-remmers (moclobemide) en linezolid, vanwege meer kans op ernstige vasoconstrictie en/of hypertensieve crisis. Vermijd om deze reden ook combinatie met indirecte sympathicomimetica (zoals efedrine, methylfenidaat) of α–sympathicomimetica (zoals midodrine, xylometazoline, oxymetazoline).
Vermijd, vanwege de kans op paroxismale hypertensie met mogelijk aritmie, combinatie met TCA's, noradrenerge serotonerge antidepressiva (SNRI's als venlafaxine, duloxetine).
Vermijd ook combinatie met vluchtige gehalogeneerde anesthetica; er is meer kans op ernstige ventriculaire aritmieën.
Niet toepassen in combinatie met digoxine of kinidine vanwege meer kans op hypertensieve crisis en hartritmestoornissen.
Wees extra voorzichtig bij combinatie met oxytocica omdat het effect van fenylefrine versterkt kan worden waardoor een ernstige aanhoudende hoge bloeddruk optreedt met meer kans op een beroerte post partum.
Interacties
De werking van dopamine wordt door MAO-remmers versterkt; in combinatie met MAO-remmers de dosering van dopamine verlagen (zie rubriek Doseringen).
Bij combinatie met een tricyclisch antidepressivum wordt de werking van dopamine versterkt en verlengd; de dosering van dopamine aanpassen.
Wees voorzichtig bij combinatie met diuretica of een COMT-remmer vanwege een verlenging en versterking van het effect van dopamine.
Bij combinatie met oxytocica (o.a. oxytocine) of ergotalkaloïden kan een ernstige, persisterende bloeddrukverhoging optreden.
Bij combinatie met fenytoïne een ander anti-epilepticum overwegen vanwege meldingen van hypotensie en bradycardie bij deze combinatie.
Er is meer kans op aritmie bij combinatie met schildklierhormonen, digoxine, anti-aritmica omdat deze middelen effect hebben op de hartgeleiding.
Bij anesthesie met gehalogeneerde anesthetica kan de prikkelbaarheid van het myocard verhoogd zijn.
Remmend effect door α-, β- en dopamineblokkerende middelen (zoals haloperidol, pipamperon, fenothiazinen).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. In dierstudies is schade gezien bij gebruik van hoge doses fenylefrine.
Farmacologisch effect: α-sympathicomimetica (zoals fenylefrine) kunnen vasoconstrictie van de placentaire bloedvaten veroorzaken, wat kan leiden tot hypoxie bij de foetus.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij kippenembryo's werden hartafwijkingen gezien mogelijk veroorzaakt door een verhoogde intracardiale bloeddruk. Bij ratten embryotoxiciteit zonder teratogeniteit.
Farmacologisch effect: Er is zowel een verhoging als verlaging van de placentaire bloedstroom gezien.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Fenylefrine oraal wordt bij de zuigeling slecht geabsorbeerd maar cardiovasculaire en neurologische effecten zijn mogelijk.
Advies: Na een enkele bolustoediening tijdens de bevalling is borstvoeding mogelijk.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Niet waarschijnlijk vanwege de lage orale biologische beschikbaarheid en korte halfwaardetijd van dopamine.
Advies: Indien mogelijk kan de borstvoeding na dopamine-behandeling hervat worden.
Overig: Dopamine kan de lactatie remmen.
Contra-indicaties
- ernstige hypertensie of een perifere vasculaire aandoening vanwege meer kans op ischemisch gangreen of trombose;
- ernstige hyperthyroïdie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- tachyaritmie, atriumfibrilleren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig toepassen bij (een voorgeschiedenis van) arteriële hypertensie, bradycardie, tachycardie, gedeeltelijk hartblok, aritmie, coronaire aandoeningen incl. angina pectoris en (andere) chronische hartaandoeningen, niet-ernstige perifere vasculaire insufficiëntie (ernstige perifere vasculaire insufficiëntie is gecontra-indiceerd), aneurysma, diabetes mellitus, ongecontroleerde hyperthyroïdie en gesloten kamerhoekglaucoom. Vanwege een vermindering van het hartminuutvolume verder voorzichtig toepassen bij arteriosclerose, ouderen (meer kans op toxiciteit) en een verminderde cerebrale of coronaire circulatie. Bij verminderd hartminuutvolume of coronaire hartziekte de vitale orgaanfuncties zorgvuldig bewaken en dosisverlaging overwegen als de systemische bloeddruk de ondergrens van het doelbereik nadert. Bij ernstig hartfalen of cardiogene shock kan door vasoconstrictie (toename nabelasting, ook wel 'afterload') een verergering van hartfalen optreden.
Voorkom extravasatie tijdens toediening vanwege de kans op weefselnecrose.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium (in de injectie- en infusievloeistoffen) bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Indien de shock door hypovolemie is veroorzaakt (vooral hemorragische shock), eerst met bloed of plasma of andere fysiologische oplossingen het circulerend volume herstellen.
Wees extra voorzichtig vanwege een grotere cardiovasculaire gevoeligheid voor dopamine bij: aritmie, tachycardie, coronaire hartziekte, hypertensie, hyperthyroïdie, diabetes en bij ouderen. Verder ook voorzichtig toepassen bij occlusieve aandoeningen (zoals atherosclerose, ziekte van Raynaud etc.). Bij pulmonale hypertensie is er meer kans op pulmonale vasoconstrictie.
Om de minimale therapeutische dosis te vinden, de infuussnelheid doorlopend aan de hemodynamische parameters aanpassen.
Bij abusievelijke subcutane infiltratie of bij sterke overdosering kan weefselnecrose optreden of bestaande weefselnecrose verergeren. Infiltratie van de plaats van weefselnecrose met fentolamine kan verdere necrotisering voorkomen.
Hulpstof: Kaliummetabisulfiet, in de infusievloeistof, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven.
Overdosering
Symptomen
Hoofdpijn, misselijkheid, braken, reflexbradycardie, psychose. Ernstige hypertensie kan leiden tot hersenbloeding of longoedeem. Hartritmestoornis (zoals ventriculaire extrasystolen en korte paroxismale episoden van ventriculaire tachycardie).
Neem voor informatie over een vergiftiging met fenylefrine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
gerelateerd aan de vasoconstrictie: o.a. flushing, koude extremiteiten.
Therapie
de toediening verminderen of staken. Tegenmaatregelen zijn meestal niet nodig, vanwege de zeer korte halfwaardetijd van dopamine.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met dopamine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Fenylefrine is een vasoconstrictor met een directe werking op de α1-receptoren. Er treedt vasoconstrictie op van arteriële en veneuze vaten waardoor de bloeddruk stijgt en een reflexbradycardie ontstaat. Door de krachtige arteriële vasoconstrictie neemt de nabelasting toe; het hartminuutvolume neemt af.
Werking: bij i.m. of s.c.-toediening na 10–15 min. Werkingsduur: 1–2 uur na i.m. of s.c.-toediening; 20 min na i.v.-toediening.
Kinetische gegevens
V d | 4,9 l/kg. |
Metabolisering | in de lever door mono-amine-oxidase (MAO). |
Eliminatie | vnl. via de nieren; vnl. als m-hydroxyamandelzuur (57%) en fenolconjugaten, 16% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 2,5–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Dopamine stimuleert direct dopamine1-, dopamine2-, α- en β-receptoren. De werking op de α2- en β2-receptoren is echter gering. Dopamine is de directe precursor van noradrenaline (een catecholamine) met positief-inotrope werking op het myocard; het verhoogt daardoor het hartminuutvolume. Het verwijdt de vaten van de nieren en het mesenterium; door de verhoogde renale doorbloeding nemen de nierfiltratie, diurese en natriumuitscheiding toe. In lage of gemiddelde dosering (2–10 microg/kg per min.) stimuleert dopamine de β-receptoren in het myocard; dit heeft toename van het minuutvolume, gewoonlijk zonder frequentietoename of bloeddrukstijging, tot gevolg. Dopamine onderscheidt zich hiermee van de andere catecholaminen. In hoge doses (10–20 microg/kg per min.) stimuleert het de α-receptoren; mede door de toename van het hartminuutvolume stijgt de bloeddruk. Bij doseringen boven 20 microg/kg per min. overweegt het α-adrenerge effect, waardoor de doorbloeding van de nier en het mesenterium weer afneemt. Werkingsaanvang: snel. Werkingsduur: minder dan 10 minuten.
Kinetische gegevens
V d | groot, dringt echter niet tot in de hersenen door. |
Metabolisering | in < 2 minuten: in lever, nieren en plasma door MAO en COMT tot inactieve metabolieten, ca. 25% tot noradrenaline. |
Eliminatie | ca. 80% binnen 24 uur met de urine, vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | 2 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fenylefrine (injectie) hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.
Groepsinformatie
dopamine hoort bij de groep adrenerge en dopaminerge middelen.