Samenstelling
Fibclot XGVS CAF-DCF bv-srl
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 1,5 g
- Verpakkingsvorm
- met solvens 100 ml
Bevat na reconstitutie met 100 ml water voor injecties: 15 mg/ml humaan fibrinogeen.
Fibryga XGVS Octapharma GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 1 g
- Verpakkingsvorm
- met solvens 50 ml
Bevat na reconstitutie met 50 ml water voor injecties: 20 mg/ml humaan fibrinogeen.
Haemocomplettan P XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 1 g
Bevat na reconstitutie met 50 ml water voor injecties 20 mg/ml humaan fibrinogeen.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 2 g
Bevat na reconstitutie met 100 ml water voor injecties 20 mg/ml humaan fibrinogeen.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Hemlibra XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 0,7 ml, flacon 1 ml, flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het beleid bij congenitale hypo-, dys- en afibrinogenemie de richtlijn Zeldzame stollingsfactordeficiënties op hematologienederland.nl.
Advies
Profylaxe met subcutaan emicizumab is minstens even effectief in het voorkomen van bloedingen bij ernstige hemofilie A zonder remmers, als profylactische behandeling met intraveneus factor VIII (elke 2–3 dagen) zonder een toename van de ongunstige effecten. Ook als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met matig-ernstige ziekte met een ernstig fenotype voor bloedingen voldoet emicizumab aan de stand van de wetenschap en praktijk. Profylaxe met emicizumab heeft in die groep tevens een gelijke waarde ten opzichte van profylaxe met factor VIII. De s.c.-toediening van emicizumab (1×/week, 1×/2 weken óf 1×/4 weken) heeft een groter gebruiksgemak en kan van voordeel zijn voor patiënten die slecht perifeer te prikken zijn of zelf niet in staat zijn de reguliere intraveneuze profylaxe met factor VIII toe te dienen. De langetermijnervaring met emicizumab is relatief beperkt, met factor VIII is die ruim. Zie voor meer informatie over de behandeling van hemofilie de richtlijn Hemofilie op hematologienederland.nl.
- ZIN-rapport 2020 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers tegen factor VIII
- ZIN-rapport 2023 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers met een ernstig fenotype voor bloedingen
Indicaties
Behandeling en perioperatieve profylaxe van hemorragische diathese:
- ten gevolge van congenitale hypo-, dys- en afibrinogenemie;
- door verworven hypofibrinogenemie ten gevolge van diffuse intravasale stolling en hyperfibrinolyse, indien niet wordt gereageerd op maatregelen om de onderliggende oorzaak van het fibrinogeenverbruik te corrigeren.
Indicaties
Profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A
- met remmers tegen stollingsfactor VIII;
- zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met:
- ernstige ziekte (Factor VIII < 1%)
- matig ernstige ziekte (Factor VIII ≥ 1% en ≤ 5%) met een ernstig fenotype voor bloedingen.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en ernst van de bloeding en de klinische toestand van de patiënt. Bereken de dosering door de (functionele) fibrinogeenspiegel te bepalen. De normale plasma fibrinogeenspiegel ligt tussen 1,5–4,5 g/l, de kritische fibrinogeenspiegel waaronder bloedingen kunnen optreden is ca. 0,5–1 g/l.
Profylaxe van bloedingen bij congenitale hypo-, dys- en afibrinogenemie en bekende bloedingsneiging
Volwassenen
Intraveneus: Om excessieve bloedingen tijdens operatieve ingrepen te voorkomen, profylactisch behandelen om de fibrinogeenspiegel te verhogen tot 1 g/l en dit niveau behouden tot voldoende hemostase is bereikt; de fibrinogeenspiegel > 0,5 g/l houden tot volledige wondgenezing. Formule voor berekening van de dosering Fibclot: dosis (in g) = gewenste stijging fibrinogeengehalte (in g/l) × 0,043 (g/l per g/kg) × lichaamsgewicht (kg). Bij een noodsituatie met onbekende uitgangswaarde van de fibrinogeenspiegel: 0,05 g/kg lichaamsgewicht. Formule voor berekening van de dosering Haemocomplettan: dosis (in g) = gewenste stijging fibrinogeengehalte (in g/l) × lichaamsgewicht (kg)/17 (g/l per g/kg). Formule voor berekening van de dosering Fibryga: dosis (in g) = gewenste stijging fibrinogeengehalte (in g/l) × lichaamsgewicht (kg)/18 (g/l per g/kg). Verder de dosering aanpassen op basis van de klinische toestand van de patiënt en de laboratoriumuitslagen. Vanwege de biologische halfwaardetijd van fibrinogeen (3–4 dagen) is herhaalde behandeling vaak niet nodig als er geen verbruik is.
Kinderen
Intraveneus: Formule voor berekening van de dosering Fibclot bij een lichaamsgewicht < 40 kg: dosis (in g) = gewenste stijging fibrinogeengehalte (in g/l) × 0,053 (g/l per g/kg) × lichaamsgewicht (kg). Bij een gewicht ≥ 40 kg de formule voor volwassenen aanhouden. Bij een noodsituatie met onbekende uitgangswaarde van de fibrinogeenspiegel: 0,05 g/kg lichaamsgewicht bij een lichaamsgewicht ≥ 40 kg, 0,06 g/kg bij een gewicht < 40 kg. Formule voor berekening van de dosering voor kinderen < 12 jaar: Fibryga: dosis (in g) = gewenste stijging fibrinogeengehalte (in g/l) × lichaamsgewicht (kg)/14 (g/l per g/kg). Voor kinderen ≥ 12 jaar de formule voor volwassenen aanhouden. Verder de vervolgdosering (doses en toedieningsfrequentie) aanpassen op basis van de klinische toestand van de patiënt en de laboratoriumuitslagen.
Behandeling van bloedingen bij congenitale hypo-, dys- en afibrinogenemie
Volwassenen
Intraveneus: Verhoog de fibrinogeenspiegel tot 1 g/l om niet-operatieve bloedingen te behandelen, en behoud dit niveau tot voldoende hemostase is bereikt. Daarna de fibrinogeenspiegel > 0,5 g/l houden tot volledige genezing. De dosis voor Fibclot en Fibryga berekenen volgens bovenstaande formules. In het algemeen voor Haemocomplettan: begindosis 1–2 g, gevolgd door aanvullende infusies afhankelijk van de fibrinogeenconcentratie in het plasma en de klinische toestand van de patiënt. In ernstige gevallen, bijvoorbeeld bij loslating van de placenta of een grote operatie, kan een hogere dosis (4–8 g) nodig zijn.
Kinderen
Intraveneus: Verhoog de fibrinogeenspiegel tot 1 g/l om niet-operatieve bloedingen te behandelen, en behoud dit niveau tot voldoende hemostase is bereikt. Daarna de fibrinogeenspiegel > 0,5 g/l houden tot volledige genezing. De dosis voor Fibclot en Fibryga berekenen volgens bovenstaande formules. Stem de dosering af op lichaamsgewicht en klinische noodzaak, gewoonlijk voor Haemocomplettan 20–30 mg/kg lichaamsgewicht.
Behandeling van bloeding bij verworven hypofibrinogenemie
Volwassenen
Intraveneus: Fibryga en Haemocomplettan: In het algemeen: begindosis 1–2 g, gevolgd door aanvullende infusies afhankelijk van de fibrinogeenconcentratie in het plasma en de klinische toestand van de patiënt. In ernstige gevallen, bijvoorbeeld bij loslating van de placenta of een grote operatie, kan een hogere dosis (4–8 g) nodig zijn.
Kinderen
Intraveneus: Fibryga en Haemocomplettan: Stem de dosering af op het lichaamsgewicht en de klinische noodzaak, gewoonlijk 20–30 mg/kg lichaamsgewicht.
Toediening: Langzaam toedienen via een injectie of infuus, in een snelheid die comfortabel is voor de patiënt, max. 4 ml/min voor Fibclot, max. 5 ml/min voor Fibryga en Haemocomplettan. Alleen bij verworven hypofibrinogenemie kan bij gebruik van Fibryga een maximumsnelheid van 10 ml/min worden aangehouden.
Doseringen
Behandeling met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex of geactiveerd eptacog α, de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Profylaxe met FVIII kan gedurende de eerste 7 dagen van de behandeling met emicizumab worden voorgezet.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 1 jaar
s.c.: aanbevolen oplaaddosis: 3 mg/kg 1×/week gedurende de eerste 4 weken. Onderhoudsdosering: 1,5 mg/kg 1×/week of 3 mg 1×/2 weken of 6 mg 1×/4 weken. Per injectie maximaal 2 ml injectievloeistof toedienen en de verschillende concentraties van emicizumab (30 mg/ml en 150 mg/ml) niet combineren in dezelfde injectiespuit.
Bij een licht verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over gebruik bij een matig verminderde nierfunctie en geen gegevens bij een ernstig verminderde nierfunctie.
Bij ouderen (≥ 65 jaar) of een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over gebruik bij een matig verminderde leverfunctie en geen gegevens bij een leeftijd > 77 jaar of bij een ernstig verminderde leverfunctie.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen tot 1 dag vóór de volgende geplande dosis; er mag geen dubbele dosis toegediend worden.
Toediening
- Subcutaan toedienen in dij, buik of achterkant van de bovenarm (bovenarm voor verzorger of medisch personeel). Niet injecteren in gebieden waar de huid rood, beschadigd, pijnlijk of verhard is of in moedervlekken of littekens.
- Patiënten > 7 jaar, mogen na de juiste training en voorlichting het middel in principe zelf (of door hun mantelzorger laten) toedienen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): koorts.
Vaak (1-10%): hoofdpijn.
Soms (0,1-1%): allergische of anafylactische reacties (zoals gegeneraliseerde urticaria, huiduitslag, bloeddrukdaling, tachycardie, pijn op de borst, misselijkheid, rillingen, dyspneu, anafylactische shock). Duizeligheid. Tinnitus. Astma. Nachtzweten, het heet hebben.
Zeer zelden (< 0,01%): trombo-embolische aandoeningen, zoals myocardinfarct en longembolie.
Verder is gemeld: tromboflebitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Artralgie. Reactie op de injectieplaats (erytheem, pijn, jeuk).
Vaak (1-10%): diarree. Myalgie. Koorts. Huiduitslag, urticaria.
Soms (0,1-1%): trombotische microangiopathie (bij combinatie met geactiveerd protrombinecomplex in een dosering > 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer) met als symptomen trombocytopenie, microangiopathische hemolytische anemie en acute nierschade zonder ernstige deficiëntie van de ADAMTS13-activiteit. Sinus cavernosus-trombose. Oppervlakkige tromboflebitis. Huidnecrose, angio-oedeem. Verminderde werkzaamheid door ontwikkeling van remmers (antilichamen) tegen emicizumab.
Interacties
Er zijn geen interacties met fibrinogeen bekend.
Interacties
Behandeling van bloedingen met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) of geactiveerd eptacog α (rFVIIa), de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Bij toepassing van 'bypassing agents', zoals aPCC of rFVIIa, moet de dosering van deze middelen veelal worden verlaagd tijdens en gedurende 6 maanden na de toepassing van emicizumab, doordat emicizumab het stollingspotentieel verhoogt en vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab. Bij patiënten die emicizumab ontvangen het gebruik van aPCC bij voorkeur vermijden; als een alternatief niet beschikbaar is, is de maximale aanvangsdosis van aPCC 50 E/kg lichaamsgewicht met laboratoriumcontroles (incl. maar niet beperkt tot controle van nieren, trombocytenaantal en controle op trombose) vanwege meer kans op trombotische micro-angiopathie (TMA) en trombo-embolie. Als een bloeding niet onder controle komt met een aanvangsdosis van 50 E/kg aPCC controleer dan middels laboratoriumonderzoek op TMA en trombo-embolie en verifieer de bloeding voordat de toediening van aPCC wordt herhaald. Gedurende de eerste 24 uur is de maximale totale dosis aPCC 100 E/kg; weeg het risico op TMA en trombo-embolie zorgvuldig af tegen het risico op bloeding als overwogen wordt meer aPCC toe te dienen dan het maximum van 100 E/kg. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
De ervaring met gelijktijdig gebruik van antifibrinolytica (bv. tranexaminezuur) met aPCC of geactiveerd eptacog α (rFVIIa) bij patiënten die profylaxe met emicizumab ontvangen is beperkt; houd rekening met de mogelijkheid van het optreden van trombotische aandoeningen.
Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die het risico op trombotische microangiopathie verhogen, zoals ciclosporine, kinine, tacrolimus.
Interacties kunnen nog enige tijd na staken van emicizumab optreden vanwege de lange halfwaardetijd.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk, omdat fibrinogeen een humane oorsprong heeft en op dezelfde manier wordt gemetaboliseerd als een lichaamseigen eiwit.
Advies: Kan gebruikt worden.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Manifeste trombose of hartinfarct, behalve bij levensbedreigende bloedingen.
Contra-indicaties
- Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico op trombose de patiënt na toediening nauwkeurig observeren. Wegens het risico op trombo-embolische complicaties is terughoudendheid geboden bij coronaire aandoeningen of hartinfarct in de anamnese, bij leverziekten, peri- of postoperatief, bij neonaten, bij meer kans op trombo-embolieën of diffuse intravasale stolling.
Bij een verworven fibrinogeentekort bestaat een deficiëntie aan alle stollingsfactoren en stollingsremmers. Overweeg een product te geven met alle stollingsfactoren; het stollingssysteem zorgvuldig controleren.
Bij optreden van allergische/ anafylactische reacties de toediening onmiddellijk onderbreken. Bij substitutiebehandeling met stollingsfactoren bij andere congenitale tekorten is de vorming van neutraliserende antistoffen (remmers) gemeld; voor fibrinogeen is hier nog geen informatie over.
Hulpstoffen: wees voorzichtig met natrium, in de injectie-/infusie-oplossing, bij een natriumbeperkt dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Trombotische microangiopathie en trombo-embolie: Indien toepassing van geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) noodzakelijk is (dit wordt bij voorkeur vermeden, zie rubriek interacties) de patiënt controleren op symptomen van trombotische microangiopathie (TMA) en trombo-embolie. Bij combinatie met aPCC in een hoeveelheid van meer dan 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer zijn veelal reversibele ernstige trombotische aandoeningen en TMA gemeld; bij toepassing van geactiveerd eptacog α is dit nog niet gemeld. Bij optreden van TMA of trombo-embolie de toediening van aPCC direct staken en de behandeling met emicizumab onderbreken; deze eventueel hervatten na volledig herstel. Houd er rekening mee dat vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab het onderbreken ervan mogelijk niet direct effect heeft. Wees extra voorzichtig bij een verhoogd risico op TMA (zoals een voorgeschiedenis of familie-anamnese van TMA) of gebruik van geneesmiddelen met een hoger risico op TMA. Zie ook de rubriek Interacties.
Neutraliserende antistoffen: Bij klinische tekenen van verlies van werkzaamheid de oorzaak hiervan direct onderzoeken; overweeg andere behandelopties bij vermoeden van antistoffen tegen emicizumab.
Emicizumab beïnvloedt stollingstesten (sterk verkorte stollingstijd) op basis van de intrinsieke stollingsroute (zoals geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), Bethesda-assays (stollingsgebaseerd) voor FVIII-remmertiters, 'one stage', aPTT-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, aPTT-gebaseerde geactiveerde proteïne C-resistentie (APC-R) of geactiveerde stollingstijd (ACT)). De uitslagen van deze testen mogen daarom niet worden gebruikt om bijvoorbeeld de activiteit van emicizumab te monitoren of de titer van factor VIII-remmers te meten. Gezien de lange halfwaardetijd kunnen de effecten op genoemde stollingstesten tot een half jaar na de laatste dosis aanhouden. Stollingstesten die niet door emicizumab worden beïnvloed: Bethesda assays (bovien chromogeen) voor FVIII-remmertiters, trombinetijd (TT), 'one stage', protrombinetijd-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, chromogeen gebaseerde enkelvoudige factortesten anders dan FVIII, immuungebaseerde testen (zoals ELISA, turbidimetrische methoden), genetische testen van stollingsfactoren (zoals factor V Leiden, Protrombine 20210).
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 1 jaar, ouderen > 77 jaar, een ernstig verminderde nier- of leverfunctie. Tevens is geen informatie beschikbaar bij combinatie met immuuntolerantie-inductie. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet formeel beoordeeld in de perioperatieve setting; in klinische onderzoeken is profylactisch gebruik van emicizumab gecontinueerd tijdens de operatie.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met fibrinogeen contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Hypercoagulabiliteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met emicizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bereid uit normaal humaan plasma. Fibrinogeen wordt onder invloed van trombine, geactiveerde stollingsfactor XIII (FXIIIa) en calciumionen omgezet in een stabiel en elastisch fibrinenetwerk, resulterend in bloedstolling.
Normaalwaarde plasmafibrinogeen: 2–4 g/l; bij < 0,5–1 g/l kunnen bloedingen optreden.
Kinetische gegevens
V d | Fibclot gem. 43 ml/kg bij volwassenen en kinderen ≥ 40 kg en gem. 52 ml/kg bij kinderen < 40 kg, Fibryga gem. 70 ml/kg, Haemocomplettan 53 ml/kg. |
T 1/2el | Fibclot ca. 67 uur bij volwassenen en kinderen ≥ 40 kg en ca. 40 uur bij kinderen < 40 kg, Fibryga gem.76 uur bij volwassenen, gem. 63 uur bij kinderen, Haemocomplettan gem. 79 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gehumaniseerd monoklonaal antilichaam, IgG4, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Emicizumab vormt een brug tussen geactiveerde factor IX en X om zo de functie van de ontbrekende geactiveerde factor VIII te herstellen. Dit is nodig voor een effectieve hemostase. Emicizumab versterkt of induceert niet de ontwikkeling van directe remmers tegen factor VIII, doordat het geen structurele relatie of sequentiehomologie met factor VIII heeft.
Kinetische gegevens
F | 80–93%. |
V d | 0,15 l/kg. |
Metabolisering | waarschijnlijk door lysosomale proteolyse. |
T 1/2el | ca. 27 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fibrinogeen hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
emicizumab hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk