Samenstelling
Fomepizole (als sulfaat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Praxbind XGVS Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Infusie-/injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor het advies zie Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, protocol Fomepizol toedienen.
Advies
Zie voor het advies de module Bloeding of ingreep bij DOAC's van de NIV-Richtlijn Antitrombotisch beleid op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
Behandeling van acute ethyleenglycolintoxicatie.
Indicaties
Het snel neutraliseren van het anticoagulerend effect van dabigatran bij volwassenen die hiermee worden behandeld ten bate van:
- het verrichten van spoedoperaties of andere dringende ingrepen;
- het tot stase brengen van een levensbedreigende of ongecontroleerde bloeding.
Doseringen
Ethyleenglycolvergiftiging
Volwassenen inclusief ouderen
Begin de behandeling bij elk vermoeden van een ethyleenglycolintoxicatie en doe dit zo vroeg mogelijk na inname, zelfs als er géén tekenen van toxiciteit zijn. Bij opname het ethyleenglycolgehalte in het plasma bepalen; deze bepaling mag het opstarten van de behandeling echter niet vertragen. Indien het niet mogelijk is tijdig deze bepaling te doen, dan rekening houden met een intoxicatie op basis van de volgende criteria: voorgeschiedenis van de patiënt, metabole acidose met aniondepletie > 16 mmol/l (aanwezigheid van hoge glycolaatspiegels), een osmolaire depletie van ≥ 20 mOsm/kg H 2O en aanwezigheid van calciumoxalaatkristallen in de urine. Het is wenselijk de ethyleenglycolspiegel iedere 12 à 24 uur te bepalen.
Het doseerschema wordt bepaald door de plasmaconcentratie van ethyleenglycol, en de nierfunctie. Naast fomepizol, hemodialyse starten als zich minstens één van de volgende verschijnselen voordoet: een arteriële pH < 7,10; daling van de arteriële pH > 0,05 resulterende in een pH buiten de normale range ondanks bicarbonaatinfusie; onvermogen een arteriële pH > 7,30 te behouden ondanks bicarbonaattherapie; daling van de serumbicarbonaatconcentratie > 5 mmol/l ondanks bicarbonaattherapie; stijging van het serumcreatinine met > 90 micromol/l en daarnaast bij een serumcreatinine > 265 micromol/l (zie voorschrift ernstig gestoorde nierfunctie hieronder).
Bij normale nierfunctie óf mild tot matig gestoorde nierfunctie (serumcreatininespiegel 100–265 micromol/l) én waarbij hemodialyse niet nodig is: startdosis 15 mg/kg lichaamsgewicht, gevolgd door een dosis om de 12 uur, totdat de ethyleenglycolspiegel gedaald is beneden 0,2 g/l (3,2 mmol/l). Het aantal onderhoudsdoses en de dosis na 48 (en 60) uur zal afhangen van de initiële ethyleenglycolconcentratie en het verloop in de tijd van de ethyleenglycolspiegel. In het algemeen worden 1 tot 3 onderhoudsdoses aanbevolen bij een initiële ethyleenglycolspiegel tussen 0,35–1,5 g/l (5,6–24 mmol/l) en 4 tot 5 onderhoudsdoses voor een initiële ethyleenglycolspiegel van 3–6 g/l (48–96 mmol/l). De dosering van de eerste 3 onderhoudsdoses is 10 mg/kg lichaamsgewicht met een interval van 12 uur. Bij een eventuele vierde onderhoudsdosis (48 uur na de startdosis) wordt 7,5–15 mg/kg lichaamsgewicht toegediend; een vijfde onderhoudsdosis (60 uur na de startdosis) bedraagt 5–15 mg/kg.
Bij ernstig gestoorde nierfunctie (serumcreatininespiegel > 265 micromol/l): fomepizol in combinatie met hemodialyse. De startdosis fomepizol is 15 mg/kg lichaamsgewicht, toegediend in 30–45 minuten. Herhaal deze startdosis als er > 6 uur verstreken is voor het initiëren van de hemodialyse. Vervolgens middels continue infusie: 1 mg/kg/uur gedurende het gehele verloop van de hemodialyse. De dosis is niet bekend bij continue veneuze hemodiafiltratie, continue arterioveneuze hemodialyse of andere methoden van extracorporele eliminatie. De toediening van fomepizol en de hemodialyse beëindigen als de metabole acidose gecorrigeerd is, en de ethyleenglycolplasmaconcentratie < 0,2 g/l (3,2 mmol/l) is.
Kinderen 1 maand-18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: startdosis 15 mg/kg lichaamsgewicht i.v. , gevolgd door een dosis om de 12 uur, totdat de ethyleenglycolspiegel gedaald is beneden 0,2 g/l (3,2 mmol/l). Het aantal onderhoudsdoses en de dosis na 48 (en 60) uur zal afhangen van de initiële ethyleenglycolconcentratie en het verloop in de tijd van de ethyleenglycolspiegel. In het algemeen worden 1 tot 3 onderhoudsdoses aanbevolen bij een initiële ethyleenglycolspiegel tussen 0,35–1,5 g/l (5,6–24 mmol/l) en 4 tot 5 onderhoudsdoses voor een initiële ethyleenglycolspiegel van 3–6 g/l (48–96 mmol/l). De dosering van de eerste 3 onderhoudsdoses is 10 mg/kg lichaamsgewicht met een interval van 12 uur. Bij een eventuele vierde onderhoudsdosis (48 uur na de startdosis) wordt 7,5–15 mg/kg lichaamsgewicht toegediend; een vijfde onderhoudsdosis (60 uur na de startdosis) bedraagt 5–15 mg/kg.
Ouderen: de dosering aanpassen aan de nierfunctie.
Verminderde nierfunctie: bij een ernstig gestoorde nierfunctie is een dosisaanpassing nodig (zie hierboven). Bij hemodialysepatiënten het concentraat in uitzonderlijke gevallen verdunnen met een kleiner volume om vloeistofoverload te voorkomen.
Voor aanvullende informatie zie de stofmonografie ethyleenglycol op toxicologie.org/ethyleenglycol en het protocol toediening fomepizol op vergiftigingen.info; let wel, sommige informatie hierin kan anders zijn.
Toediening
- De oplossing verdunnen voor gebruik (in NaCl 0,9% of glucose 5%);
- Elke individuele dosis middels een langzame intraveneuze infusie gedurende 30–45 minuten toedienen;
- Niet als bolusinjectie toedienen.
Doseringen
Het neutraliseren van het anticoagulerend effect van dabigatran
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 5 g (2 ampullen van 2,5 g/50 ml) per keer in twee achtereenvolgende infusies van elk 5–10 minuten, of als bolusinjectie.
Tot 24 uur na toediening kan ongebonden dabigatran terugkeren met daarmee gepaard gaande verlengde stollingstijd. Overweeg een tweede dosis (van 5 g), wanneer sprake is van verlengde stollingstijden én indien er opnieuw klinisch relevante bloedingen optreden óf als een potentieel optredende nieuwe bloeding levensbedreigend zou zijn (bv. subarachnoïdale bloeding) óf als een tweede spoedoperatie of anderszins dringende ingreep verricht moet worden.
Hervatten behandeling: Behandeling met dabigatran kan 24 uur na toediening van idarucizumab weer worden gestart mits de patiënt klinisch stabiel is en er voldoende hemostase is bereikt. Starten met een ander antitromboticum kan op elk moment, eveneens als de patiënt klinisch stabiel is en de hemostase voldoende hersteld is. Weeg hierbij de voordelen van antistolling af tegen de risico’s van hernieuwde bloeding.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening: Niet mengen met andere geneesmiddelen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): sufheid, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): bradycardie, tachycardie, verhoogde bloeddruk. Misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, de hik. Angst, opwinding. Duizeligheid, convulsies, spraakstoornissen, nystagmus. Visusstoornissen. Huiduitslag, jeuk. Anemie, eosinofilie. Verhoogde waarden van transaminasen, creatinekinase. Lokale reactie/ontsteking op de toedieningsplaats.
Soms (0,1-1%): ernstige overgevoeligheidsreacties zoals angio-oedeem, bronchospasmen en shock.
Bijwerkingen
Voorbijgaande proteïnurie is gemeld; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Interacties
Fomepizol en ethanol verlengen elkaars eliminatiehalfwaardetijd. Een eerdere behandeling van de ethyleenglycolintoxicatie met ethanol sluit het gebruik van fomepizol echter niet uit. Desalniettemin wordt de combinatie gewoonlijk niet aangeraden.
Fomepizol induceert in de lever en nieren CYP-enzymen, vooral CYP2E1 met als gevolg een versnelde eliminatie van verbindingen die door deze enzymen gemetaboliseerd worden (o.a. halothaan, isofluraan, sevofluraan).
Interacties
Er is geen formeel onderzoek naar interactie met andere geneesmiddelen gedaan. Op grond van farmacokinetische eigenschappen en het gegeven dat het zich zeer specifiek bindt aan dabigatran, worden klinisch relevante interacties met andere geneesmiddelen onwaarschijnlijk geacht.
Zwangerschap
Passeert de placenta: Onbekend.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (misvormingen voorste ledematen, toename aantal foetusresorpties).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Behandel een zwangere vrouw met een ernstige intoxicatie echter zoals een niet-zwangere.
Zwangerschap
Antilichamen passeren de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, geen gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Fomepizol kan op strikte indicatie worden gebruikt, het geven van borstvoeding dan tijdelijk onderbreken. Over het algemeen wordt het geven van borstvoeding ontraden tijdens een intoxicatie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Antilichamen gaan over in de moedermelk.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden vanwege het ontbreken van gegevens.
Contra-indicaties
Bekende overgevoeligheid voor andere pyrazolen.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ethyleenglycolintoxicatie veroorzaakt in ernstige gevallen een metabole acidose (aniondepletie > 16 mmol/l), convulsieve coma en nierinsufficiëntie.
De behandeling van ethyleenglycolintoxicatie bestaat uit het voorkómen van de metabolisering van ethyleenglycol tot toxische metabolieten, de correctie van de metabole acidose, voldoende hydratie (oraal of zo nodig intraveneus) om dehydratie en hypernatriëmie te voorkómen en de urineklaring van ethyleenglycol te verhogen. Zo nodig de toxische metabolieten middels hemodialyse verwijderen (de criteria hiervoor staan binnen rubriek Dosering). De monitoring bestaat uit frequente bepaling van de plasmaconcentratie van ethyleenglycol, de bloedgassen en pH, elektrolyten (ook Ca en Mg), serumcreatinine, urine-analyse en het opsporen van oxalaatkristallen in de urine.
Bepaal bij alle patiënten de levertransaminasen en het bloedbeeld vóór aanvang van de behandeling én één maand na het staken van de behandeling.
Wees voorzichtig bij een bestaande leverfunctiestoornis; er zijn weinig gegevens over de toepassing hierbij; de transaminasen in dit geval nauwlettend vervolgen.
Bij het optreden van matig ernstige overgevoeligheidsreacties (huiduitslag, eosinofilie) deze goed vervolgen; bij het optreden van ernstigere overgevoeligheidsreacties (angio-oedeem, bronchospasmen, anafylactische shock) de behandeling onmiddellijk definitief staken indien er geen andere aanwijsbare oorzaak is. Start in dit geval de behandeling met ethanol en overweeg toepassing van hemodialyse.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium in het concentraat, bij een natriumbeperkt dieet. Verdun het concentraat in een glucose-oplossing bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Idarucizumab bindt zich specifiek aan dabigatran en heft het anticoagulerend effect ervan op. Het heft niet de effecten van andere anticoagulantia op.
Weeg het risico van gebruik bij eerdere overgevoeligheid voor idarucizumab af tegen het voordeel van deze spoedbehandeling. Als een anafylactische reactie of andere ernstige allergische reactie zich voordoet; staak de toediening en stel een passende behandeling in.
Voorbijgaande proteïnurie kan optreden als gevolg van de grote eiwitbelasting na een intraveneuze bolusinjectie of relatief snelle intraveneuze infusie met idarucizumab. Deze proteïnurie wijst dus niet op nierschade; houd hiermee rekening bij urineonderzoek. De proteïnurie is meestal maximaal na ca. 4 uur en normaliseert in het algemeen binnen 12–24 uur.
Onderzoeksgegevens
- Een nierfunctiestoornis heeft volgens beschikbare gegevens geen invloed op het neutraliserende effect van idarucizumab; de blootstelling aan zowel dabigatran als idarucizumab neemt toe.
- Er is in onderzoek geen relevant effect van een gestoorde leverfunctie gevonden.
- De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.).
Overdosering
Symptomen
sufheid, dronken gevoel, misselijkheid, duizeligheid, hoofdpijn, nystagmus, spraakstoornissen zijn waargenomen bij doseringen van 50–100 mg/kg.
Therapie
fomepizol is dialyseerbaar.
Voor meer informatie over een vergiftiging met fomepizol neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Pyrazolverbinding. Antidotum bij vergiftiging met toxische alcoholen, bijvoorbeeld bij een ethyleenglycolvergiftiging. Fomepizol is een competitieve remmer van het enzym alcoholdehydrogenase (ADH); de affiniteit van fomepizol voor ADH is 8000 keer groter dan van ethyleenglycol. ADH katalyseert de eerste stap in het metabolisme van ethyleenglycol in de lever. Door blokkering hiervan wordt de productie van toxische metabolieten (m.n. de zuren glycolzuur en oxaalzuur) geremd en neemt de eliminatiehalfwaardetijd van ethyleenglycol toe van normaal ca. 4 uur tot 10–16 uur. Ethyleenglycol wordt vervolgens onveranderd uitgescheiden in de urine en induceert daardoor osmotische polyurie.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,7 l/kg. |
Metabolisering | vrijwel volledig in de lever door CYP450 tot één minder actieve metaboliet en inactieve metabolieten, welke geglucuronideerd worden. Na herhaalde toediening induceert fomepizol zijn eigen metabolisme (na 30-40 uur maximaal effect). |
Eliminatie | met de urine, voornamelijk als metabolieten, 2–3% onveranderd. Fomepizol is dialyseerbaar, de extractiecoëfficiënt is ca. 0,75 en de extractie per uur bedraagt 0,4–1,15 mg/kg/uur. |
T 1/2el | ca. 5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Specifiek antidotum voor dabigatran. Gehumaniseerd monoklonaal antilichaamfragment (Fab), geproduceerd door middel van recombinant DNA-technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt met een zeer hoge affiniteit aan (ongebonden) dabigatran, ongeveer 300 × zo sterk als de bindingsaffiniteit van dabigatran voor trombine. Het idarucizumab-dabigatrancomplex is een zeer stabiel complex en neutraliseert zo het anticoagulerend effect van dabigatran. Idarucizumab alleen heeft geen protrombotisch effect.
Werking: onmiddellijk na toediening. Werkingsduur: ca. 12 uur. Tot 24 uur na toediening kan ongebonden dabigatran terugkeren met daarmee gepaard gaande verlengde stollingstijd. Bij opnieuw toedienen van dabigatran 24 uur na de infusie van idarucizumab treedt weer de te verwachten anticoagulerende werking op.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,13 l/kg. |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
Eliminatie | ca. 32% van een i.v. dosis in de urine binnen 6 uur (en ca. 1% vanaf 6 tot 24 uur), men neemt aan dat het resterende deel wordt geëlimineerd via eiwitafbraak, hoofdzakelijk in de nieren. |
T 1/2el | ca. 10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fomepizol hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk
Groepsinformatie
idarucizumab hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk