Samenstelling
Natriumfusidaat Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Metronidazol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, zak 'viaflo' 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De Commissie wijst op het zeer beperkte indicatiegebied van systemisch fusidinezuur. De toepassing zal hierdoor meestal tot de kliniek beperkt blijven.
De systemische toediening van fusidinezuur komt pas voor behandeling van een community-acquired pneumonie (CAP) in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling. Zie hiervoor community-acquired pneumonie.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft de lokale toepassing van fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur. Zie voor meer informatie over (andere) bacteriële huidinfecties ook de link in deze alinea.
Advies
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Bij een CAP veroorzaakt door anaerobe bacteriën is oraal of i.v. metronidazol derde keus.
Proctocolitis, leverabces en giardiasis veroorzaakt door amoeben: hierbij is behandeling met metronidazol eerste keus.
Voor anaerobe infecties zijn metronidazol en clindamycine middelen van eerste keus.
Voor metronidazol is voor de overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Bij het voorschrijven van dit geneesmiddel dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.
Indicaties
- Stafylokokkeninfecties zoals pneumonie, superinfecties bij cystische fibrose, sepsis, osteomyelitis, endocarditis, huid- en wondinfecties, met name wanneer er resistentie tegen en/of overgevoeligheid voor andere antibacteriële middelen bestaat.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling en profylaxe van infecties bij volwassenen en kinderen veroorzaakt door anaerobe micro-organismen die gevoelig zijn voor metronidazol;
- infecties van het CZS (bv. hersenabces, meningitis);
- infecties van de longen en pleurabladen (bv. longabces, aspiratiepneumonie, necrotiserende pneumonie);
- infecties van het maag-darmkanaal en abdominale gebied (bv. peritonitis, leverabces, postoperatieve infecties na operatieve ingrepen aan colon en rectum, etterige aandoeningen in buik- en bekkenholte, Clostridioides difficile-geassocieerde diarree);
- gynaecologische infecties (bv. endometritis, infecties na hysterectomie of keizersnede, kraamvrouwenkoorts, septische abortus);
- bot- en gewrichtsinfecties (bv. osteomyelitis);
- gasgangreen;
- bacteriëmie samenhangend met een van bovengenoemde infecties.
Profylactisch gebruik is steeds aangewezen vóór ingrepen met veel kans op anaerobe infecties (bv. bij intra-abdominale en gynaecologische ingrepen).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Stafylokokken huidinfecties
Volwassenen (incl. ouderen)
250 mg 2×/dag, gedurende 5–10 dagen.
Overige stafylokokkeninfecties
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
500 mg 3×/dag. In ernstige gevallen of bij fulminante infecties kan de dosering verdubbeld worden of kan een geschikte combinatietherapie gebruikt worden. Behandelduur: Bij acute infecties gedurende minstens 6 dagen. Bij chronische infecties, zoals bv. osteomyelitis, de behandelduur afstemmen op het klinische en bacteriologische resultaat.
Kinderen < 12 jaar
Afhankelijk van de ernst van de infectie 25–50 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 doses. Behandelduur: Bij acute infecties gedurende minstens 6 dagen. Bij chronische infecties, zoals bv. osteomyelitis, de behandelduur afstemmen op het klinische en bacteriologische resultaat.
Bij een vergeten dosis deze alsnog zo snel mogelijk in nemen. Als het bijna tijd is voor de volgende dosis, de gemiste dosis overslaan en doorgaan met het normale doseerschema.
Verminderde leverfunctie: Er kunnen uitzonderlijk hoge plasmaspiegels van fusidinezuur ontstaan; pas de dosering aan op geleide van de leverfunctiewaarden en eventueel creatinekinase en het bloedbeeld.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, gezien fusidinezuur wordt geëlimineerd via de gal.
Toediening: De tabletten heel innemen met een glas water.
Doseringen
Anaerobe infecties en angina van Plaut-Vincent
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
I.v.: Volgens de fabrikanten: 500 mg 3×/dag (elke 8 uur), zo nodig na een oplaaddosis van 15 mg/kg lichaamsgewicht óf 20–25 mg/kg per dag in 3 doses. Eén van de fabrikanten geeft als optie om de eerste dag één dosis van 1500 mg te geven, en de daarop volgende dagen 1000 mg 1×/dag. Zodra het mogelijk is, overschakelen op orale medicatie. Behandelduur: Gewoonlijk 7 dagen, zo nodig langer. Zie als het een Clostridioides difficile betreft, ook het SWAB-advies voor volwassenen Clostridium difficile (dat is de oude naam van Clostridioides difficile). De link naar het betreffende SWAB-advies voor kinderen staat hieronder.
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: bij kinderen tot 18 jaar: 30 mg/kg/dag in 3 doses, max. 4000 mg/dag.
Kinderen tot 12 jaar
I.v.: Volgens de fabrikant bij kinderen ≥ 8 weken: 7,5 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag (elke 8 uur), een andere optie is 20–30 mg/kg 1×/dag. De dagdosis kan afhankelijk van de ernst van de infectie verhoogd worden tot 40 mg/kg. Zodra mogelijk overschakelen op de orale medicatie. Behandelduur: Gewoonlijk 7 dagen. Zie als het een Clostridioides difficile betreft, echter ook het SWAB-advies Clostridium difficile (de oude naam).
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: bij kinderen vanaf 1 maand: 30 mg/kg/dag in 3 doses, max. 4000 mg/dag.
Kinderen < 8 weken (incl. à terme neonaten)
I.v.: Volgens de fabrikant: 15 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1–2 doses. Bij neonaten, geboren na een zwangerschapsduur < 40 weken, kan accumulatie van metronidazol optreden gedurende de eerste levensweek. Controleer bij voorkeur na enkele dagen van behandeling de serumconcentratie van metronidazol. Mogelijk zijn lagere doses noodzakelijk. Behandelduur: Gewoonlijk 7 dagen.
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: Bij een à terme neonaat startdosering 15 mg/kg/dosis éénmalig. Onderhoudsdosering: 12 uur na de startdosering: 20 mg/kg/dag in 2 doses. Bij kinderen vanaf 1 maand: 30 mg/kg/dag in 3 doses, max. 4000 mg/dag. Voorschriften voor prematuren: zie hieronder.
Prematuren
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK is de startdosering 15 mg/kg/dosis éénmalig. De onderhoudsdosering hangt af van de postconceptionele leeftijd, zie voor deze doseringen het NKFK (indicatie anaerobe infecties).
Als peri-operatieve profylaxe
Algemeen
Volgens de meeste fabrikanten zal intraveneus metronidazol in de regel preventief toegediend worden 24 uur voor operatie tot minimaal 4 uur na het sluiten van de wond, of langer, afhankelijk van de kans op contaminatie.
Volwassenen
I.v.: Volgens de fabrikanten: 500 mg vlak vóór (waarbij de toediening ca. 1 uur voor de ingreep voltooid is), gedurende of direct na de operatieve ingreep, (indien nodig) gevolgd door 500 mg 8 uur en 16 uur postoperatief. Bij colonchirurgie kan volgens één van de fabrikanten ook 1500 mg als eenmalige dosis gegeven worden, 1 uur vóór de operatie. Zie voor meer informatie de SWAB-sectie Chirurgische profylaxe.
Kinderen
I.v.: Volgens één van de fabrikanten bij kinderen ≥ 12 jaar: 500 mg vlak vóór de ingreep (waarbij de toediening ca. 1 uur voor de ingreep voltooid is), gevolgd door 500 mg 8 uur en 16 uur postoperatief.
I.v.: Volgens de fabrikanten bij kinderen < 12 jaar: 20–30 mg/kg/lichaamsgewicht 1–3 uur voorafgaand aan de ingreep, in één dosis. Eén van de fabrikanten geeft als optie bij colonchirurgie of appendectomie: 7,5 mg/kg, gevolgd door dezelfde dosis elke 8 uur als dit noodzakelijk wordt geacht.
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: bij kinderen ≥ 33 kg 500 mg/dosis en bij kinderen < 33 kg 15 mg/kg lichaamsgewicht in 1 dosis, toedienen binnen 1 uur voor de ingreep, zo nodig na 8 uur herhalen.
Pasgeborenen na een zwangerschapsduur < 40 weken
I.v.: Volgens de fabrikanten: 10 mg/kg in één dosis 1–3 uur voorafgaand aan de ingreep.
Amoebiasis
Volwassenen
I.v.: Volgens het SWAB-advies amoebiasis: 500 mg 3×/dag. Behandelduur: 5–10 dagen, en volgens het SWAB-advies bij een amoebenabces in de lever 7–10 dagen. Na de behandeling met metronidazol om intra-luminaal cystedragerschap te behandelen: clioquinol oraal 250 mg 3×/dag gedurende 10 dagen.
Ernstig gestoorde leverfunctie: De dagelijkse dosering verlagen tot 1/3 van de gebruikelijke dosering bij de betreffende indicatie, toe te dienen in 1 gift.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Bij hemodialyse: Metronidazol en metabolieten worden gedurende een 8 uur durende hemodialyse volledig geëlimineerd; daarom de bij de indicatie gebruikelijke dosis metronidazol direct na de hemodialyse (weer) toedienen.
Peritoneale dialyse: Geen dosisaanpassing nodig bij het ondergaan van intermitterende of continue peritoneale dialyse.
Overig, behandelduur: In vitro testen met niet-humaan materiaal hebben mutagene en karyotoxische eigenschappen van metronidazol laten zien; alleen op strikte indicatie een behandelduur van 10 dagen overschrijden.
Toediening
- Infusiesnelheid: 5 ml/min, dat wil zeggen max. 100 ml in 20 min, gewoonlijk is echter 100 ml in één uur;
- De oplossing kan verdund worden in natriumchloride 0,9%-oplossing of glucose 5%-oplossing;
- Vermijd contact van de infusievloeistof met aluminium omdat dan een neerslag kan ontstaan.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): dyspepsie, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, andere buikklachten. Lethargie, vermoeidheid, asthenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie/shock. Cholestase, (cholestatische of cytolytische) hepatitis, icterus, leverfalen. Rabdomyolyse (soms fataal). (Acuut) nierfalen (vooral bij icterus en in combinatie met andere risicofactoren). Hoofdpijn, slaperigheid. Huiduitslag (erythemateus, maculopapuleus, pustuleus, geneesmiddeleruptie, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), urticaria). Leukopenie (incl. neutropenie, granulocytopenie en agranulocytose), trombocytopenie, anemie; pancytopenie (vooral na gebruik > 15 dagen). Hyperbilirubinemie, stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, AF, γGT).
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, jeuk, (andere) overgevoeligheidsreactie. Andere leverfunctieafwijkingen.
Verder zijn gemeld: 'Drug Reaction with Eosinophilia and Systemic Symptoms' (DRESS)-syndroom, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Hepatorenaal syndroom.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): superinfecties met Candida (bv. genitale infectie).
Soms (0,1-1%): donkerverkleuring van de urine (door de metabolieten).
Zelden (0,01-0,1%): ernstige acute systemische overgevoeligheidsreacties: anafylaxie tot de graad van anafylactische shock. Pseudomembraneuze colitis (zich tijdens of na de behandeling manifesterend als ernstige diarree). ECG-veranderingen (o.a. afplatting van de T-top).
Zeer zelden (< 0,01%): allergische huidreacties, bv. urticaria, jeuk, Stevens-Johnsonsyndroom. Encefalopathie, subacuut cerebellair syndroom, hoofdpijn, gedaald bewustzijn, (draai)duizeligheid, bewegingsstoornissen, coördinatiestoornissen (ataxie), dysartrie, convulsies. Psychiatrische klachten; psychotische stoornis, incl. verwardheid, hallucinaties. Visusstoornissen (bv. diplopie, myopie). Hepatitis, icterus, pancreatitis (reversibel). Spierpijn, gewrichtspijn. Voorbijgaande afname van het aantal leukocyten en bloedplaatjes (granulocytopenie, agranulocytose, leukopenie, trombocytopenie, pancytopenie). Afwijkende leverenzym- en bilirubinewaarden. Koorts.
Verder zijn gemeld: milde tot matige overgevoeligheidsreacties (bv. huidreacties). Angio-oedeem. Slaperigheid of slapeloosheid, myoclonus. Aseptische meningitis. Depressie, prikkelbaarheid. Oculogyrische crisis, nervus opticus neuropathie. Gevallen van irreversibele hepatotoxiciteit/acuut leverfalen, soms fataal en zeer snel beginnend bij systemisch gebruik van metronidazol, bij patiënten met het Cockayne-syndroom (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Misselijkheid, braken, diarree, glossitis, stomatitis, oprispingen met bittere smaak, een metaalsmaak, harige of beslagen tong, tongverkleuring (mogelijk als gevolg van een Candida-infectie), drukkend gevoel in epigastrio, dysfagie (veroorzaakt door effecten op het CZS). Anorexie. Huiduitslag, toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme. Aplastische anemie. Asthenie. Irritatie van aangeprikt bloedvat (tot tromboflebitis).
Tijdens intensieve en/of langdurige behandeling zijn perifere neuropathie en epileptiforme aanvallen enkele malen gemeld. De perifere neuropathie manifesteert zich als paresthesie, pijn, doof gevoel en tintelingen in de ledematen. In de meeste gevallen was neuropathie reversibel na dosisverlaging of het staken.
Interacties
Het is mogelijk dat fusidinezuur wordt gemetaboliseerd door CYP3A4 en dat het zelf CYP3A4 remt.
Vermijd gelijktijdig gebruik met atorvastatine, rosuvastatine of simvastatine, vanwege meldingen van rabdomyolyse, soms met fatale afloop. De aard van het interactiemechanisme is onbekend, mogelijk is het farmacokinetisch via CYP3A4 en/of de transporteiwitten OATP/BCRP of betreft het een farmacodynamische interactie, of een combinatie van beide. Het gebruik van zo'n statine kan 7 dagen na de laatste dosis fusidinezuur hervat worden. In uitzonderlijke gevallen kan bij langdurig oraal gebruik van fusidinezuur bij ernstige infecties het gebruik van deze statinen worden voortgezet onder strikt medisch toezicht. Wees alert op spierzwakte en -pijn en laat de patiënt zich melden als deze klachten, of donkere bruine urine of minder plassen zich voordoen.
Wees voorzichtig met geneesmiddelen die voornamelijk door CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een relatief smalle therapeutische breedte hebben zoals ciclosporine, tacrolimus en sommige HIV-proteaseremmers zoals ritonavir.
Sterke CYP3A4–remmers zoals itraconazol, ketoconazol, claritromycine, cobicistat en sommige HIV-proteaseremmers (lopinavir, ritonavir) kunnen mogelijk de plasmaspiegel van fusidinezuur verhogen. Het gelijktijdig gebruik van ritonavir wordt ook afgeraden vanwege de kans op hepatotoxiciteit door een verhoogde plasmaspiegel van ritonavir.
Wees voorzichtig en controleer de leverfuncties bij gebruik van hepatotoxische geneesmiddelen of bij combinatie met andere middelen die eenzelfde eliminatieroute volgen, zoals rifampicine.
Het anticoagulerende effect van vitamine K–antagonisten kan veranderen; een aanpassing van de dosering van deze orale anticoagulantia of soortgelijke middelen kan nodig zijn. Dit hoeft niet te berusten op een direct effect op het VKA door een farmacokinetische (of farmacodynamische) interactie, het kan ook het gevolg zijn van de (koortsende) infectie - wellicht door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren - waardoor de VKA-behoefte tijdelijk verminderd kan zijn.
Interacties
De werking van vitamine K-antagonisten kan worden versterkt door afname van hun metabolisme; controleer de INR vaker.
Metronidazol kan de plasmaspiegels verhogen van lithium (met kans op nefrotoxische reacties; controleer de lithiumplasmaconcentratie, creatinine en elektrolyten), busulfan, capecitabine en 5-fluoro-uracil (toxiciteit met ernstige gevolgen).
De plasmaspiegel van CYP3A4-substraten zoals amiodaron, carbamazepine en kinidine kan stijgen door metronidazol. Controleer zo nodig de plasmaspiegels.
Mogelijk kan ook de serumspiegel van ciclosporine toenemen; de serumspiegel volgen evenals de creatininespiegel.
De antimicrobiële werkzaamheid kan verminderen door inductie van de leverenzymactiviteit door fenobarbital of fenytoïne.
HIV-proteaseremmers en cimetidine kunnen de plasmaspiegel van metronidazol verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik van disulfiram en metronidazol zijn verwardheid en psychotische reacties gemeld. Vermijd metronidazol bij patiënten die de voorafgaande 2 weken disulfiram hebben gebruikt.
Vermijd de combinatie met orale middelen (sommige dranken en capsules) en infusievloeistoffen die alcohol en/of propyleenglycol bevatten tijdens én gedurende ten minste 72 uur na beëindiging van de behandeling; dit vanwege de mogelijkheid van een disulfiram-achtige reactie met een versnelde hartslag, roodaanlopen, hevige transpiratie, hoofdpijn en braken.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Zwangerschap
Fusidinezuur passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens is er geen ervaring, bij dieren zijn er geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Fusidinezuur verdringt competitief bilirubine van zijn bindingsplaats aan albumine. In theorie zou dit bij systemisch gebruik in de laatste weken vóór de partus kunnen leiden tot een hemolytische anemie, hyperbilirubinemie en kernicterus bij de neonaat. Vooral voor een prematuur geboren kind, of een neonaat die icterisch, acidotisch en/of ernstig ziek is, kan dit een risico zijn.
Advies: Vanwege onvoldoende gegevens uit voorzorg het gebruik ontraden, met name rondom de uitgerekende datum. Bij overig gebruik, zijnde niet rondom de uitgerekende datum, de risico's van het niet behandelen en de risico's van wel behandelen voor moeder en kind afwegen.
Zwangerschap
Metronidazol passeert de placenta.
Teratogenese: De toediening van metronidazol aan de moeder is in één enkele dierstudie in verband gebracht met een carcinogeen of mutageen risico, echter bij de mens laten gegevens over een groot aantal zwangerschappen geen toename zien van het aantal aangeboren afwijkingen of andere nadelige effecten.
Advies: Kan worden gebruikt.
Vruchtbaarheid: Bij de mens, geen klinische gegevens. Uit dieronderzoek zijn bij gebruik van supratherapeutische doseringen bijwerkingen op het mannelijke voortplantingsstelsel gebleken (testiculaire toxiciteit, lager testiculair en epididymaal gewicht, lagere spermatellingen) die geheel of gedeeltelijk reversibel bleken na het staken van metronidazol.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in een redelijke hoeveelheid. De relatieve kinddosis ligt rond de 12–13,5%. Metronidazol wordt ook aan zuigelingen gegeven. De dosering via de borstvoeding is lager dan wat het kind bij directe toediening krijgt. Na eenmalige toediening wordt de hoogste concentratie bereikt na 2–4 uur. De melk kan een onaangename metaalsmaak krijgen.
Farmacologisch effect: De halfwaardetijd bij zuigelingen, vooral bij prematuren, is verlengd, waardoor stapeling kan optreden. Er zijn echter geen duidelijke aanwijzingen voor nadelige effecten op de zuigeling bij (oraal) gebruik van eenmalig 2 gram of gebruik van 250 mg driemaal per dag, tot een duur van 10 dagen.
Advies: Kan als een eenmalige dosis worden gebruikt, overweeg de dosis te geven na de laatste voeding van de dag. Bij meerdaagse kuren eventueel de borstvoeding onderbreken tot 12 uur na het staken van de behandeling met metronidazol, als de borst geweigerd wordt (vanwege de mogelijke metaalsmaak).
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor (nitro-)imidazoolderivaten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Combineer bij langdurig gebruik met een ander antibioticum in verband met mogelijke resistentie-ontwikkeling.
Levensbedreigende huidreacties zoals SJS, TEN en het DRESS-syndroom zijn gemeld bij oraal gebruik van fusidinezuur, meestal in de eerste 8 weken van de behandeling. Staak bij een vermoeden van een dergelijke reactie het gebruik en hervat dit niet.
Controleer de leverfuncties regelmatig bij toepassing bij bestaande gestoorde leverfunctie, bij galwegziekten of -obstructie, bij noodzakelijk langdurig gebruik en/of hoge doses, en als de patiënt hepatotoxische geneesmiddelen ontvangt of middelen gebruikt die langs dezelfde eliminatieroute worden uitgescheiden (zie rubriek Interacties). Staak het gebruik bij hyperbilirubinemie, met of zonder icterus, en verhoogde leverenzymwaarden. Deze waarden (en de icterus) herstellen zich in de meeste gevallen snel na het staken. In vitro verdringt fusidinezuur bilirubine van zijn bindingsplaats aan albumine; houd hier vooral bij prematuren en bij neonaten die icterisch, acidotisch of ernstig ziek zijn rekening mee, omdat er daarmee risico is op kernicterus.
Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen van rabdomyolyse, zoals spierzwakte, spierpijn, donkere urine, myoglobinurie en een verhoogd serum creatinekinase. Staak dan het gebruik om acuut nierfalen en hartritmestoornissen te voorkomen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Geen alcoholische dranken gebruiken tijdens en tot 72 uur na beëindiging van de behandeling vanwege de mogelijkheid van een disulfiram-achtige reactie met braken, hoofdpijn, versnelde hartslag, hevige transpiratie en rood aanlopen.
Wees voorzichtig bij ernstige leverfunctiestoornissen en hepatische encefalopathie, vanwege mogelijke stapeling van metronidazol; lager doseren is noodzakelijk (zie onderin rubriek Dosering). Ernstige irreversibele hepatotoxiciteit en acuut leverfalen (soms fataal) zijn gemeld bij patiënten met het syndroom van Cockayne; gebruik metronidazol niet in deze populatie, tenzij het voordeel opweegt tegen het risico en als er geen alternatieve behandeling beschikbaar is. Controleer de leverfunctie vóór aanvang, tijdens én na afloop van de behandeling. Wees alert op eerste tekenen van potentiële leverbeschadiging - deze kunnen zeer snel intreden na aanvang van de behandeling, en fataal verlopen - en staak de behandeling bij het optreden hiervan. Bij patiënten met ernstige leverbeschadiging metronidazol alleen gebruiken als de verwachte voordelen duidelijk opwegen tegen de mogelijke risico's en regelmatig klinische en laboratoriumcontroles uitvoeren.
Verminderde nierfunctie: controleer op tekenen van toxiciteit door stapeling van toxische metabolieten.
Bestaande aandoeningen van het CZS: Vanwege de kans op exacerbatie van klachten metronidazol alleen gebruiken bij patiënten met actieve of chronische ernstige aandoeningen van het perifere en centrale zenuwstelsel als de te verwachten voordelen duidelijk opwegen tegen de risico's. Ernstige neurologische stoornissen (convulsies, perifere of optische neuropathieën, myoclonus) zijn gemeld. Perifere neuropathie door metronidazol wordt voornamelijk gekenmerkt door gevoelloosheid of paresthesie van een arm of been.
Controleer bij langdurig gebruik het bloedbeeld, omdat beenmergdepressie kan optreden. Gebruik metronidazol met voorzichtigheid bij bewezen bloeddyscrasie (ook in de voorgeschiedenis). Bij patiënten met verminderde hematopoëse (bv. granulocytopenie) metronidazol alleen gebruiken als de verwachte voordelen opwegen tegen de mogelijke risico's.
Controleer regelmatig klinisch en ook relevante laboratoriumparameters (waaronder volledig bloedbeeld) bij langdurige behandeling of bij hoge doses, in geval van een ernstige infectie.
De behandelduur is korter dan 10 dagen, vanwege mogelijke schade aan de menselijke kiemcellen.
Overgevoeligheid: Kruisovergevoeligheid met andere imidazolverbindingen kan optreden. Staak onmiddellijk de behandeling bij het optreden van symptomen van Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) of acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus (AGEP).
De metabolieten kunnen de urine donkerbruin kleuren.
Hulpstoffen: Let op het natrium, in de infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Symptomen
In de acute fase: maag-darmstoornissen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met systemisch toegepast fusidinezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Maag-darmklachten, ataxie, verwardheid, convulsies, perifere neuropathie.
Zie voor meer informatie over de symptomen en behandeling de monografie metronidazol op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Fusidinezuur remt de synthese van de bacteriële celwand door inhibitie van de verlengingsfactor G. Deze factor kan vervolgens niet meer binden aan de ribosomen en GTP, waardoor geen energie meer geleverd kan worden die noodzakelijk is voor de synthese van de bacteriële celwand.
Fusidinezuur is vooral werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën, zoals stafylokokken, inclusief meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus aureus (resistentie 1–10%) (incl. meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen); Clostridium spp., Corynebacterium minutissimum, Peptococcus spp. en Peptostreptococcus spp.
- Gram-negatief: Bacteroides fragilis en Neisseria spp.
Resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief: Staphylococcus epidermidis (resistentie 10–20%) (incl. meticilline-resistente en β-lactamase producerende stammen); Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes (resistentie bij beide 10–20%).
- Gram-negatief: Haemophilus influenza (resistentie 10–20%).
Ongevoelig zijn:
- Gram-positief: Streptococcus viridans.
- Gram-negatief: de meeste Gram-negatieve bacillen inclusief Enterobacteriaceae, Escherichia coli, Klebsiella pneumoniae en Pseudomonas spp.
Kruisresistentie tussen fusidinezuur en andere antibiotica is tot op heden niet beschreven.
Kinetische gegevens
Resorptie | gelijktijdige inname van voedsel vertraagt de absorptie van fusidinezuur, de geabsorbeerde hoeveelheid verandert niet. |
F | ca. 90%. |
T max | na ca. 2–3 uur. |
V d | ca. 0,3 l/kg. |
Overig | Fusidinezuur diffundeert goed in diverse weefsels, incl. botten en gewrichten, weke delen, de ogen, hartspier en in pus en sputum, maar niet in cerebrospinaal vocht. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | bijna volledig, in de lever, mogelijk via CYP3A4, tot diverse metabolieten. |
Eliminatie | vnl. via de gal met de feces als onwerkzame metabolieten en ca. 2% van de dosis als onveranderd fusidinezuur. Kleine hoeveelheden worden met de urine uitgescheiden. Fusidinezuur wordt niet geëlimineerd uit de circulatie via dialyse. |
T 1/2el | ca. 9 uur, langer bij hogere doses. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Nitro-imidazoolderivaat. Metronidazol heeft zelf géén antimicrobiële werking. Onder anaerobe omstandigheden worden vanuit metronidazol nitrosoradicalen gevormd door microbiële enzymen (pyruvaat-ferridoxine oxidoreductase). Deze radicalen binden aan het microbiële DNA wat leidt tot breuken in het DNA en celdood.
- Het werkingsspectrum bestaat uit protozoën en bacteriën, uitsluitend anaeroben. Hiertoe behoren o.a.:
- Protozoën: Trichomonas (incl. Trichomonas vaginalis), Giardia (incl. Giardia lamblia) en Entamoeba (incl. Entamoeba histolytica);
- Bacteriën: Clostridioides difficile (voorheen Clostridium difficile), diverse Clostridium spp. (C. novyi, C. septicum, C. tetani, C. botulinum, C. perfringens, C. histolyticum), Bacteroides fragilis, F. fusiforme, Fusobacterium spp., Gardnerella vaginalis, Peptococcus spp., Peptoniphilus spp., Peptostreptococcus spp., Porphyromonas spp., Prevotella spp., Ristella, Streptococcus en Veillonella spp. (bv. Veillonella gazogenes).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Helicobacter pylori en Actinobacillus actinomycetemcomitans.
Inherent resistent zijn: alle obligaat aeroben, Enterococcus spp., Staphylococcus spp., Streptococcus spp., Enterobacteriaceae en Haemophilus spp.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,51–1,0 l/kg. |
Overig | Metronidazol wordt na systemische toediening bijna volledig verdeeld over de lichaamsweefsels en vloeistoffen; concentraties in speeksel, gal, botten, cerebrale abcessen en cerebrospinaalvocht (bij ontstoken hersenvliezen), spermavocht en vaginale secreties komen overeen met de plasmaconcentratie. In de maag, lever, nieren en blaas kunnen hogere concentraties gemeten worden. |
Metabolisering | in de lever via CYP3A4 en CYP2C9 door glucuronidering, hydroxylering en oxidatie tot 5 metabolieten. De hydroxymetaboliet heeft een activiteit van 30–65% ten opzichte van die van metronidazol, de azijnzuurmetaboliet heeft een activiteit van ca. 5%. |
Eliminatie | met de urine ca. 34–80%, met de feces ca. 24%. Hemodialyse elimineert metronidazol en metabolieten (volledig als de dialysesessie 8 uur duurt). Peritoneale dialyse verwijdert metronidazol of de metabolieten niet. |
T 1/2el | ca. 7–8 uur (metronidazol), ca. 10–13 uur (hydroxymetaboliet). Een verminderde leverfunctie kan de plasmahalfwaardetijd van metronidazol verhogen; de klaring bij een ernstig verminderde leverfunctie kan ca. 65% afnemen. |
T 1/2el | bij hemodialyse: ca. 2,5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fusidinezuur (oraal) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
metronidazol (intraveneus) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- fusidinezuur (oraal) (J01XC01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk