Samenstelling
Gefitinib XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Iressa XGVS AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Inrebic XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor gefitinib bij niet-kleincellig bronchuscarcinoom staat het advies (2014) van de commisie BOM op nvmo.org.
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Voor de behandeling van primaire myelofibrose (PMF) staat op hematologienederland.nl de geldende behandelrichtlijn (2024).
Indicaties
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met activerende EGFR-TK-mutaties, als monotherapie.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met ziektegerelateerde splenomegalie of symptomen bij primaire myelofibrose of myelofibrose na polycythaemia vera of essentiële trombocytemie, die niet eerder zijn behandeld met Janus-geassocieerde kinase (JAK)-remmers óf na behandeling met ruxolitinib.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie gefitinib van tdm-monografie.org.
Voorafgaand aan de behandeling de EGFR-mutatiestatus van het tumorweefsel beoordelen. Als een tumormonster niet te beoordelen is, dan circulerend tumor-DNA uit bloed(plasma) analyseren.
Lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC:
Volwassenen (incl. ouderen):
250 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie bij een creatinineklaring > 20 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een creatinineklaring ≤ 20 ml/min.
Verminderde leverfunctie bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15) zijn verhoogde plasmaconcentraties van gefitinib; wees voorzichtig. Verhoogde plasmaconcentraties zijn niet waargenomen bij verhoogde ASAT, alkalische fosfatase of bilirubine ten gevolge van levermetastasen.
Ernstige bijwerkingen: bij diarree of huidreacties die ondraaglijk zijn, de behandeling zo nodig max. 14 dagen onderbreken. Bij opnieuw ondraaglijke bijwerkingen na een onderbreking, de behandeling stoppen.
Bij CYP2D6-polymorfisme (poor metabolizer): een dosisaanpassing is niet nodig, maar let op bijwerkingen.
Een gemiste dosis alleen innemen indien de volgende dosis > 12 uur later gepland staat.
Toediening: de tablet heel innemen met wat water elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip. Indien inname van een hele tablet niet mogelijk is: de tablet in een half glas niet-koolzuurhoudend water uiteen laten vallen en af en toe roeren totdat de tablet is gedispergeerd (dit kan 20 min duren); naspoelen met nog een half glas water en opdrinken. De dispersie kan ook via een neus-maagsonde of maagsonde worden toegediend.
Doseringen
Patiënten die worden behandeld met ruxolitinib moeten vóór aanvang van de behandeling met fedratinib het gebruik van ruxolitinib afbouwen en staken.
Voor aanvang van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd baselinetesten van thiaminespiegel (vitamine B1), volledig bloedbeeld, leverwaarden, amylase/lipase, stikstof in bloedureum (BUN) en creatinine bepalen. De behandeling niet starten bij patiënten met een tekort aan thiamine, totdat de thiaminespiegel gecorrigeerd is (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Het starten van de behandeling wordt ontraden bij een baseline aantal trombocyten < 50 × 109/l en een absoluut aantal neutrofielen (ANC) < 1,0 × 109/l.
Profylactisch gebruik van anti-emetica wordt aanbevolen tijdens de eerste 8 weken van de behandeling en daarna verder zoals klinisch geïndiceerd.
Myelofibrose
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen dosis: 400 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten zolang dit klinisch gunstig is voor de patiënt. Staak de behandeling indien de patiënt een dosis van 200 mg 1×/dag niet verdraagt.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-89 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie wel wekelijks controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosis verlagen. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15-29 ml/min) is de aanbevolen dosis 200 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmer: indien vermijden van sterke CYP4A4-remmer niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis fedratinib 200 mg 1×/dag. Controleer daarbij nauwgezet op bijwerkingen. Indien de sterke CYP3A4-remmer daarna wordt gestaakt, de dosis van fedratinib verhogen naar 300 mg 1×/dag gedurende eerste twee weken na staken van de sterke CYP3A4-remmer. Vervolgens, indien dit wordt verdragen, de dosis verder verhogen naar 400 mg 1×/dag.
Gemiste dosis: als een dosis wordt gemist, de volgende geplande dosis de volgende dag innemen. Géén extra capsules innemen om de gemiste dosis te compenseren.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische en niet-hematologische toxiciteiten en de behandeling van Wernicke-encefalopathie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2. tabel 1).
Toediening: de capsules in hun geheel (dus niet openen, kauwen of breken) innemen met water, met of zonder voedsel. Inname met een vetrijke maaltijd verkleint mogelijk de kans op misselijkheid en braken door fedratinib.
Bijwerkingen
Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme (poor metabolizer).
Zeer vaak (> 10%): anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, diarree. Asthenie. Pustuleuze huiduitslag, jeuk, droge huid, huidfissuren, erytheem. Verhoogde ALAT-waarden.
Vaak (1–10%): bloedingen (o.a. epistaxis, hematurie). Interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld). Koorts, dehydratie. Droge mond. Allergische reacties (incl. angio-oedeem en urticaria). Nagelaandoening, alopecia. Conjunctivitis, blefaritis, droog oog, Cystitis. Proteïnurie, verhoogde waarden creatinine, ASAT en totaal bilirubine.
Soms (0,1–1%): perforatie van het maag-darmkanaal. Hepatitis (leverfalen en fatale afloop zijn gemeld). Pancreatitis. Hoornvlieserosie (reversibel, soms met afwijkende wimpergroei), keratitis.
Zelden (0,01-0,1%): hemorragische cystitis. Huidvasculitis, erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, stevens-johnsonsyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Urineweginfectie. Bloeding. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree. Spierspasmen. Hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie. Stijging van amylase, lipase, ALAT, ASAT en creatinine in het bloed. Anemie, trombocytopenie, neutropenie.
Vaak (1-10%): Wernicke-encefalopathie, duizeligheid. Hypertensie. Dyspepsie. Botpijn, pijn in de ledematen. Dysurie. Gewichtstoename.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met krachtige CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol, erytromycine, claritromycine of HIV-proteaseremmers, grapefruitsap), kan de plasmaconcentratie van gefitinib verhogen door een afgenomen klaring. Gelijktijdig gebruik met CYP3A4-inductoren (rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, barbituraten of sint-janskruid) kan de plasmaconcentratie van gefitinib verminderen door een toegenomen klaring.
Gelijktijdige gebruik met antacida, protonpompremmers, en H2-receptorantagonisten vermindert de plasmaconcentratie van gefitinib.
Gelijktijdig gebruik met substraten van CYP2D6 (zoals metoprolol) kan de plasmaconcentratie van het substraat verhogen; dit is van belang bij substraten met een nauwe therapeutische breedte.
Interacties
Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, ritonavir), omdat deze de blootstelling aan fedratinib kunnen verhogen. Als vermijden niet mogelijk is, moet de dosis van fedratinib worden verlaagd, zie de rubriek Dosering. Controleer de patiënt in dat geval ten minste wekelijks op bijwerkingen.
Bij het gelijktijdig gebruik van remmers van zowel CYP3A4 en CYP2C19 (zoals fluconazol, fluvoxamine) de patiënt extra nauwgezet controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosering van fedratinib aanpassen.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van matige of sterke CYP3A4-inductoren (zoals fenytoïne, rifampicine, efavirenz) omdat deze de blootstelling aan fedratinib mogelijk kunnen verlagen.
Bij langdurig gelijktijdig gebruik met een matig-sterke CYP3A4-remmer (zoals erytromycine, diltiazem) de patiënt zorgvuldig controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosis fedratinib verlagen.
Bij gelijktijdig gebruik van substraten van CYP3A4 (zoals midazolam, simvastatine), CYP2C19 (zoals omeprazol) of CYP2D6 (zoals metoprolol, dextromethorfan) zo nodig de dosis van deze gelijktijdig toegediende middelen aanpassen, onder zorgvuldige controle van bijwerkingen.
Wees voorzichtig of verhoog de dosis bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die renaal worden geklaard via multidrug- en toxine-eiwit (MATE)1 en MATE2-K en organisch kationtransporteiwit (OCT2), zoals metformine.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren, in subtherapeutische doses schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik tijdens de zwangerschap is gecontra-indiceerd.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, cumulatie in de melk bij dieren.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gezien het werkingsmechanisme kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Geef geen borstvoeding tijdens en gedurende één maand na de therapie.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Periodiek de leverfunctie controleren vanwege mogelijke bijwerkingen zoals hepatitis en leverfalen. Wees voorzichtig bij ontstaan van milde tot matige veranderingen van de leverfuncties; overweeg onderbreking van de behandeling indien deze veranderingen ernstig zijn. Patiënten met matige tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore ≥ 7) als gevolg van levercirrose hebben verhoogde plasmaconcentraties van gefitinib en dienen daarom zorgvuldig gecontroleerd te worden op het optreden van bijwerkingen.
Vanwege kans op interstitiële longziekte (LD) bij respiratoire achteruitgang (zoals dyspneu, hoest en koorts), de behandeling met gefitinib onderbreken. Indien ILD wordt bevestigd, de behandeling met gefitinib staken.
Bij symptomen van oogaandoeningen direct een oogarts raadplegen. Bv. bij acute of verergerende oogontsteking, verhoogde traanproductie, fotofobie, wazig zien of een pijnlijk of rood oog. Bij vaststelling van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Monitoring: Voor aanvang van de behandeling, ten minste maandelijks gedurende de eerste 3 maanden, daarna periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd baselinetesten van thiaminespiegel (vitamine B1), volledig bloedbeeld, leverwaarden, amylase/lipase, stikstof in bloedureum (BUN) en creatinine bepalen. Bij waargenomen toxiciteit de patiënt ten minste elke 2 weken controleren totdat deze is opgelost. Een dosisaanpassing of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Gevallen van ernstige en fatale encefalopathie, waaronder Wernicke-encefalopathie, zijn gemeld. Wernicke-encefalopathie is een acute neurologische aandoening als gevolg van een tekort aan thiamine (vitamine B1). Mogelijke symptomen van Wernicke-encefalopathie zijn o.a. ataxie, veranderingen van de mentale status en oftalmoplegie (bijv. nystagmus, diplopie). Wees bedacht op een mogelijke encefalopathie, waaronder Wernicke-encefalopathie, bij verandering in de mentale status, verwarring of geheugenstoornis. Voer in die gevallen direct een volledige evaluatie uit met inbegrip van een neurologisch onderzoek, beoordeling van de thiaminespiegel en beeldvorming. Beoordeel de thiaminespiegel en de voedingsstatus van de patiënt voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling (bv. maandelijks gedurende de eerste 3 maanden en daarna om de 3 maanden) en indien klinisch geïndiceerd. De behandeling niet starten bij patiënten met een tekort aan thiamine. Een te lage thiaminespiegel aanvullen vóór de start van en tijdens de behandeling. Als encefalopathie wordt vermoed, de behandeling direct staken en parenterale thiaminebehandeling inzetten terwijl alle mogelijke oorzaken worden geëvalueerd. Monitor de patiënt tot de symptomen zijn verdwenen of verbeterd en de thiaminespiegel is genormaliseerd.
Voer een volledige bloedtelling uit, zowel voorafgaand aan de behandeling als periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd. Anemie en trombocytopenie treden meestal op binnen de eerste 3 maanden van de therapie. Bij een hemoglobinewaarde < 10,0 g/dl en een laag trombocytenaantal (< 100 × 109/l bestaat er tijdens de behandeling respectievelijk een grotere kans op anemie en trombocytopenie van graad 3 of hoger; zorgvuldige monitoring is aangewezen, bv. eenmaal per week gedurende de eerste maand totdat de hemoglobinewaarde of het trombocytenaantal verbetert. Neutropenie is doorgaans reversibel na een tijdelijke stopzetting van de behandeling. Overweeg een dosisverlaging bij aanwezigheid van anemie, met name bij een noodzakelijke bloedtransfusie. Trombocytopenie is doorgaans reversibel na een dosisonderbreking, dosisverlaging en/of zo nodig een bloedplaatjestransfusie.
Ernstige cardiovasculaire voorvallen zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij ouderen > 65 jaar, bij patiënten die lange tijd roken of hebben gerookt of bij een voorgeschiedenis van atherosclerotische cardiovasculaire ziekte of andere cardiovasculaire risicofactoren.
Veneuze trombo-embolische voorvallen, waaronder diepveneuze trombose (DVT) en longembolie, zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij risicofactoren voor VTE of cardiovasculaire risicofactoren. Bij een vermoeden of symptomen van VTE de behandeling direct staken.
Gastro-intestinale toxiciteit: misselijkheid, braken en diarree komen vaak voor bij behandeling met fedratinib. De meeste bijwerkingen zijn van graad 1 of 2 en treden doorgaans op binnen de eerste 2 weken van de therapie. Overweeg profylactische behandeling met anti-emetica, zie ook misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie. Bij misselijkheid, braken of diarree ≥ graad 3 die niet binnen 48 uur reageert op ondersteunende maatregelen de behandeling met fedratrinib tijdelijk staken, totdat de ernst is verminderd tot ≤ graad 1. Start opnieuw met een dagelijkse dosis die 100 mg lager is dan de laatste toegediende dosis. Controleer de thiaminespiegel en corrigeer zo nodig (zie ook achter Encefalopathie).
Secundaire maligniteiten, waaronder lymfoom, zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij ouderen > 65 jaar en bij patiënten die lange tijd roken of hebben gerookt.
Onderzoeksgegevens: de ervaring bij ouderen > 75 jaar is beperkt. Fedratinib is niet onderzocht bij patiënten met een baseline trombocytenaantal < 50 × 109/l en ANC < 1,0 × 109/l. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met fedratinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
EGFR-TK-(tyrosinekinase)remmer. Remt de intracellulaire fosforylering van de epidermale groeifactorreceptor (EGFR) waardoor verstoring optreedt van verschillende voor de ontwikkeling van tumoren belangrijke processen.
Kinetische gegevens
F | 59%. |
T max | 3–7 uur. |
V d | 20 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 90%. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk door CYP3A4 en in mindere mate CYP2D6. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (metabolieten) en < 4% met de urine. |
T 1/2el | 41 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Fedratinib remt selectief Janusgeassocieerde kinase 2 (JAK2) en FMS-achtige tyroskinekinase 3 (FLT3). Zowel JAK2 als FLT3 spelen een rol bij de proliferatie en overleving van hematopoëtische cellen; JAK2 is een tyrosinekinase die cytokine- of groeifactorgemedieerde signalen overdraagt via de JAK-STAT-route. FLT3 is een tyrosinekinase die voorkomt op hematopoëtische stamcellen en myeloïde progenitorcellen. Activerende mutaties van JAK komen voor bij meer dan de helft van de patiënten met myelofibrose en essentiële trombocytemie, en bij het merendeel van de patiënten met polycythaemia vera. Door fedratinib verminderde JAK2-gemedieerde fosforylering van STAT3/5-eiwitten remt maligne celproliferatie en induceert apoptose.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, wordt na orale toediening voor 63-77% geabsorbeerd. |
T max | 3 uur (2-4 uur). |
V d | ca. 25,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk door CYP3A4, en in mindere mate door CYP2C19 en flavine-bevattende mono-oxygenasen (FMO). |
Eliminatie | voor ca. 77% met de feces (waarvan ca. 23% in onveranderde vorm) en voor ca. 5% met de urine (waarvan ca. 3% in onveranderde vorm). |
T 1/2el | wordt bifasisch geëlimineerd, met een effectieve eliminatiehalfwaardetijd van 41 uur en een terminale halfwaardetijd van 114 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gefitinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
fedratinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk