Samenstelling
Xospata (als fumaraat) XGVS Astellas Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet omhuld
- Sterkte
- 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Balversa XGVS Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 3 mg, 4 mg, 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van acute myeloïde leukemie de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.
Advies
Voor erdafitinib is door de Commissie BOM nog geen advies vastgesteld.
Indicaties
Gerecidiveerde of refractaire acute myeloïde leukemie (AML) bij volwassenen met een FMS-achtige tyrosinekinase 3 (FLT3)-mutatie, als monotherapie.
Indicaties
Als monotherapie bij volwassenen met niet-reseceerbaar of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom (UC) met gevoelige veranderingen in het fibroblastgroeifactorreceptor 3 (FGFR3)-gen, die minstens één therapielijn met een PD-1- of PD-L1-remmer hebben gekregen in een niet-reseceerbare of gemetastaseerde behandelsetting.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op aanwezigheid van een FLT3 interne tandemduplicatie (ITD)- of tyrosinekinasedomein (TKD)-mutatie, middels een gevalideerde test.
Voer voorafgaand aan, op dag 15 en maandelijks gedurende de behandeling een bloedonderzoek uit, met inbegrip van creatinekinase.
Beoordeel het ECG voorafgaand aan de behandeling, op dag 8 en 15 van de eerste cyclus en voorafgaand aan de volgende 3 maanden van de behandeling. Corrigeer een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie alvorens te starten met gilteritinib.
Acute myeloïde leukemie
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
120 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten totdat de patiënt geen klinisch voordeel meer ondervindt of tot onaanvaardbare toxiciteit.
Overweeg de behandeling in ieder geval tot 6 maanden voor te zetten, vanwege een mogelijk vertraagde klinische respons. Als na 4 weken een respons uitblijft, kan de dosis worden verhoogd tot 200 mg 1×/dag, indien getolereerd en klinisch gerechtvaardigd.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt gebruik ontraden, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemiste dosis: Een vergeten of gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog op dezelfde dag innemen, en de volgende dag het normale schema aanhouden. Bij braken na inname niet opnieuw een dosis innemen.
Toediening: De tabletten in hun geheel (dus niet breken of fijnmaken), innemen met water, met of zonder voedsel. Neem de tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in.
Doseringen
Bepaal voorafgaand aan de behandeling of er een gevoelige verandering in het FGFR3-gen aanwezig is middels een gevalideerde test.
urotheelcelcarcinoom (UC)
Volwassenen (incl. ouderen)
De aanbevolen startdosering is 8 mg 1×/dag. Beoordeel de serumfosfaatspiegel na 14-21 dagen na het begin van de behandeling. Verhoog de dosering naar 9 mg 1×/dag als de serumfosfaatspiegel < 9,0 mg/dl (< 2,91 mmol/l) is en er geen toxiciteit opgetreden is. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk op dezelfde dag inhalen, de volgende dag het normale schema hervatten. Neem geen dubbele dosis om een gemiste dosis in te halen.
Bij braken geen extra dosis nemen, maar de volgende dag het normale schema hervatten.
Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Overweeg bij een ernstig verminderde nierfunctie een alternatieve behandeling, vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Overweeg bij een ernstig verminderde leverfunctie een alternatieve behandeling, vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-inductor de dosis voorzichtig verhogen met 1 tot 2 mg (tot max. 9 mg/dag) en elke 2-3 weken geleidelijk aanpassen op basis van klinische controle op bijwerkingen. Bij het staken van een matige CYP3A4-inductor de dosering aanpassen op basis van verdraagbaarheid. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1 en rubriek 4.5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP2C9- of een sterke CYP3A4-remmer, de dosering verlagen tot de eerstvolgende lagere dosering op basis van verdraagbaarheid; als deze remmer wordt gestaakt, kan de dosering terug worden verhoogd op basis van verdraagbaarheid. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1 en rubriek 4.5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'
Bijwerkingen: Zie dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals hyperfosfatemie, oogaandoeningen, nagelafwijkingen, droge huid, huidtoxiciteit, orale mucositis of droge mond), de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1-5), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening
- De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip heel innemen, met of zonder voedsel.
- Vermijd gebruik van grapefruit/pompelmoes of pomerans (zure sinaasappel).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie. Duizeligheid. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid, obstipatie, diarree. Pijn in de extremiteiten, artralgie, myalgie. Vermoeidheid, perifeer oedeem, asthenie. Stijging creatinekinase (CK) en alkalische fosfatase (AF) in het bloed. Stijging ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): anafylactische reactie. QT-verlenging, pericardeffusie, pericarditis, hartfalen. Skeletspierpijn. Differentiatiesyndroom. Acuut nierfalen. Malaise.
Soms (0,1-1%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder is gemeld: pancreatitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hyperfosfatemie, hyponatriëmie, afgenomen eetlust. Dysgeusie. Centrale sereuze retinopathie (zoals glasvochtloslating, macula-loslating, (sereuze) retina-loslating, loslating van (maculair) retinaal pigmentepitheel, retina-oedeem, subretinaal vocht, retinale verdikking, choroïdale vochtophoping, choroïdoretinitis, chorioretinopathie, maculopathie, afgenomen gezichtsvermogen), droge ogen. Bloedneus. Stomatitis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Paronychie, onycholyse, onychomadese, nageldystrofie, nagelafwijking, nagelverkleuring, palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom, alopecia, droge huid. Asthenie, vermoeidheid. Anemie. Gewichtsverlies. Stijging serumcreatininespiegel, stijging ALAT, stijging ASAT.
Vaak (1-10%): hyperparathyroïdie. Hypercalciëmie, hypofosfatemie. (Ulceratieve) keratitis, conjunctivitis, xeroftalmie, cataract, blefaritis, toegenomen traanproductie. Droge neus. Dyspepsie. Onychalgie, onychoclase, nagelrichels, huidkloven, jeuk, huidexfoliatie, xerodermie, hyperkeratose, huidlaesie, eczeem, huiduitslag. Acuut nierletsel, verminderde nierfunctie, nierfalen. Hepatische cytolyse, verminderde leverfunctie, hyperbilirubinemie.
Soms (0,1-1%): vaatverkalking. Nagelbedbloeding, nagelongemak, huidatrofie, palmair erytheem, huidtoxiciteit. Droge slijmvliezen.
Interacties
Gilteritinib is substraat voor CYP3A4 en P-glycoproteïne (Pgp). Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke inductoren van CYP4A4/Pgp, zoals fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid, omdat deze de blootstelling aan gilteritinib kunnen verlagen.
Wees voorzichtig bij het gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A, Pgp en/of borstkankerresistentie-eiwit (BCRP), zoals azitromycine, captopril, carvedilol, claritromycine, erytromycine, itraconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir; dit kan de blootstelling aan gilteritinib verhogen. Controleer de patiënt nauwgezet op bijwerkingen.
Gilteritinib is in vitro een remmer van Ppg, BCRP en OCT1. Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening met substraten van Pgp (zoals dabigatran, digoxine), BCRP (zoals methotrexaat, mitoxantron, rosuvastatine) en OCT1 (zoals metformine).
Uit in vitro-gegevens blijkt dat gilteritinib het effect kan verminderen van geneesmiddelen die aangrijpen op de 5HT2B-receptor of een aspecifieke δ-receptor, zoals escitalopram, fluoxetine, sertraline. Vermijd het gelijktijdig gebruik van deze middelen, tenzij het gebruik essentieel wordt geacht voor de patiënt.
Het is niet bekend of gilteritinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen, daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Interacties
Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de serumfosfaatspiegels kunnen veranderen tot de beoordeling van de serumfosfaatspiegel na 14-21 dagen, vanwege de mogelijke invloed op de dosering van erdafitinib. Vermijd tevens gelijktijdig gebruik van deze middelen bij serumfosfaatspiegels ≥ 5,5 mg/dl. Suppletie met vitamine D wordt niet aanbevolen, omdat dit de serumfosfaat- en -calciumspsiegels kan verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP2C9- of een sterke CYP3A4-remmer (zoals itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, fluconazol, miconazol, ceritinib, claritromycine, elvitegravir, ritonavir, lopinavir, amiodaron), is een dosisaanpassing vereist (zie de rubriek Doseringen). Vermijd gebruik van grapefruit/pompelmoes of pomerans (zure sinaasappel), vanwege sterke CYP3A4-remming.
Vermijd gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-inductor, zoals apalutamide, enzalutamide, lumacaftor, ivosidenib, mitotaan, rifampicine, carbamazepine, fenytoïne en sint-janskruid. Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-inductor (zoals dabrafenib, bosentan, cenobamaat, efavirenz, etravirine, lorlatinib, modafinil, fenobarbital, primidon, rifabutine, sotorasib, telotristat-ethyl) is een dosisaanpassing vereist (zie de rubriek Dosering).
Door CYP3A4-inductie van erdafitinib kan de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva verminderen. Gebruik een alternatief anticonceptiemiddel, dat niet wordt beïnvloed door enzyminductoren (bv. een niet-hormonale spiraal) of een aanvullend niet-hormonaal anticonceptiemiddel (bv. condooms) tijdens de behandeling met en tot 1 maand na de laatste dosis.
Erdafitinib is een Pgp-remmer. Gelijktijdig gebruik van orale Pgp-substraten, kan de blootstelling aan deze middelen verhogen, neem daarom middelen met een smalle therapeutische index, zoals colchicine, digoxine, dabigatran en apixaban ten minste 6 uur voor of na erdafitinib in.
Wees voorzichtig met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen of 'torsade de pointes' kunnen induceren, zoals antiaritmica van klasse IA (o.a. kinidine, disopyramide) of klasse III (o.a. amiodaron, sotalol, ibutilide), macrolide antibiotica, SSRI’s (o.a. citalopram, escitalopram), methadon, moxifloxacine en antipsychotica (o.a. haloperidol).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren is schadelijkheid gebleken (groeionderdrukking van de foetus, embryofoetale sterfte, teratogeniteit).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Adviseer vruchtbare vrouwen 7 dagen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest uit te voeren om een zwangerschap uit te sluiten. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de therapie. Het is niet bekend of gilteritinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens, bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen, tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling. Erdafitinib kan de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva verminderen; pas een alternatief anticonceptiemiddel toe (zie ook de rubriek Interacties). Voer voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest uit.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 2 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 1 maand na de behandeling.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Differentiatiesyndroom: Gilteritinib is in verband gebracht met het differentiatiesyndroom. Dit syndroom gaat gepaard met een snelle proliferatie en differentiatie van myeloïde cellen en kan indien behandeling uitblijft fataal zijn. Symptomen zijn o.a. koorts, dyspneu, pleurale effusie, pericardeffusie, longoedeem, hypotensie, snelle gewichtstoename, perifeer oedeem, huiduitslag en nierfunctiestoornis. Bij een vermoeden van het differentiatiesyndroom deze volgens protocol behandelen, voor ten minste 3 dagen totdat de symptomen zijn verdwenen. Indien na start van deze behandeling de symptomen > 48 uur aanhouden, de behandeling met gilteritinib onderbreken tot de symptomen verbeteren tot ≤ graad 2.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) is gemeld. PRES is een zeldzame, reversibele neurologische aandoening die zich kenmerkt met symptomen die zich doorgaans snel ontwikkelen, zoals convulsie, hoofdpijn, verwardheid, visuele en neurologische stoornissen, hypertensie en veranderde gemoedstoestand. Bij ontwikkeling van PRES de behandeling met gilteritinib staken.
QT-verlenging kan optreden in de eerste drie maanden van de behandeling. Maak daarom een ECG voorafgaand aan de behandeling, tijdens de behandeling op dag 8 en 15 van de eerste behandelmaand en voorafgaand aan de volgende 3 maanden van de behandeling. Corrigeer een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie vóór start van de behandeling. Wees voorzichtig bij een relevante voorgeschiedenis van hartproblemen. Onderbreek gilteritinib bij een QTc-interval > 500 ms. Hervat in een lagere dosis (120 mg of 80 mg) wanneer het QTc-interval terugkeert tot binnen 30 ms van de baselinewaarde of ≤ 480 ms. Als het QTc-interval verhoogd is met > 30 ms op het ECG op dag 8 van de eerste behandelmaand, het ECG de volgende dag bevestigen. Indien bevestigd, overweeg dosisverlaging tot 80 of 120 mg.
Pancreatitis is gemeld. Bij tekenen van pancreatitis, zoals buikpijn, een opgezwollen buik, misselijkheid, braken, koorts of tachycardie, de behandeling onderbreken. Indien de symptomen verdwenen zijn kan gilteritinib in een lagere dosis worden hervat.
Bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierfalen kan de blootstelling aan gilteritinib verhoogd zijn; controleer dan nauwlettend op toxiciteit.
Overige toxiciteit ≥ graad 3: Onderbreek gilteritinib totdat de toxiciteit verdwijnt of verbetert tot graad 1. Hervat de behandeling vervolgens in een lagere dosis (80 of 120 mg).
Hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT): Bij een geplande HSCT de behandeling met gilteritinib één week voor de toediening van het conditioneringsregime voor HSCT onderbreken. Na 30 dagen kan gilteritinib hervat worden, indien de transplantatie geslaagd is, de patiënt geen acute graft-versus-host-ziekte graad ≥ 2 heeft en er sprake is van complete remissie.
Vruchtbare mannen: voor de behandeling van vruchtbare mannen zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoekgegevens: de toepassing bij kinderen < 18 jaar is niet onderzocht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hyperfosfatemie is een verwacht, voorbijgaand farmacodynamisch effect van FGFR-remmers. Controleer de serumfosfaatspiegel voorafgaand aan de behandeling, 14-21 dagen na het begin van de behandeling en vervolgens wekelijks bij afwijkende waarden en anders maandelijks en tijdens onderbrekingen. Overweeg bij hyperfosfatemie de dosis te verlagen of de behandeling te onderbreken dan wel definitief te staken en/of een fosfaatbinder toe te voegen, afhankelijk van de duur en de ernst van de hyperfosfatemie. De mediane tijd tot het optreden van hyperfosfatemie, onafhankelijk van de graad is 16 dagen. Beperk de fosfaatinname via voeding (600-800 mg/dag) bij serumfosfaatspiegels ≥ 5,5 mg/dl. Langdurige hyperfosfatemie kan leiden tot mineralisatie van weke delen, cutane calcinose, niet-uremische calcifylaxie, hypocalciëmie, anemie, secundaire hyperparathyroïdie, spierkrampen, insultactiviteit, verlenging van het QT-interval en aritmie.
Tijdens behandeling kan hypofosfatemie optreden. Controleer de serumfosfaatspiegel ook tijdens onderbrekingen. Als de serumfosfaatspiegel in serum daalt tot onder het normale niveau, beëindig dan een eventuele fosfaatverlagende behandeling en/of fosfaatbeperkend dieet. Ernstige hypofosfatemie kan leiden tot verwardheid, insulten, focale neurologische bevindingen, hartfalen, respiratoir falen, spierzwakte, rabdomyolyse en hemolytische anemie.
Oogaandoeningen, zoals centrale sereuze retinopathie (incl. loslating van retinaal pigmentepitheel), kunnen voorkomen en resulteren in gezichtsvelduitval. Voorafgaand aan de behandeling moet een oogheelkundig onderzoek plaatsvinden. Voer daarna gedurende de eerste 4 maanden elke maand en daarna elke 3 maanden een oogheelkundig onderzoek uit; voer dit onderzoek tevens direct uit bij visuele symptomen. Controleer nauwgezet bij een leeftijd > 65 jaar, bij eerdere oculaire bijwerkingen waarvoor de behandeling tijdelijk gestaakt is en bij patiënten met klinisch significante medische oogaandoeningen, zoals netvliesaandoeningen. Onderbreek de behandeling als centrale sereuze retinopathie optreedt; staak de behandeling definitief als de aandoening niet verdwijnt binnen 4 weken of een ernst heeft van graad 4.
Geef alle patiënten profylaxe tegen droge ogen of een behandeling met oculaire kalmerende middelen. Ernstige klachten van droge ogen laten beoordelen door een oogarts.
Controleer op symptomen van nagelafwijkingen, zoals onycholyse, nagelverkleuring en paronychie. Geef advies over preventie, zoals goede hygiëne, vrij verkrijgbare nagelversterkende middelen en regelmatige controle op symptomen van infectie. De mediane tijd tot het optreden van een nagelafwijking, onafhankelijk van de graad is 63 dagen. Volg bij nagelafwijkingen de richtlijnen voor dosisaanpassing of beëindiging (zie de rubriek Dosering en de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 4).
Controleer op symptomen van huidaandoeningen, waaronder droge huid, palmoplantaire erytrodysesthesie, alopecia en jeuk. Geef advies over preventie, zoals het vermijden van geparfumeerde producten en van overmatig gebruik van zeep en langdurig douchen, en adviseer regelmatig gebruik van vochtinbrengende middelen. Adviseer voorzichtig te zijn met blootstelling aan zonlicht, vanwege het risico op fototoxische reacties. Adviseer het dragen van beschermende kleding en/of het gebruik van zonnebrandcrème. De mediane tijd tot het optreden van een huidaandoening, onafhankelijk van de graad, is 47 dagen.
Controleer op stomatitis en droge mond. Geef advies over preventie, zoals goede mondhygiëne, zo nodig mondspoelingen met baking soda (natriumwaterstofcarbonaat) en het vermijden van pittig gekruide en/of zure voedingsmiddelen. Adviseer patiënten medische hulp in te schakelen als de symptomen verergeren.
Voer regelmatig een volledige bloedtelling en serumchemie uit. Stijging van de serumcreatininespiegel, hyponatriëmie, stijging van transaminase en anemie zijn gemeld.
Onderzoeksgegevens: Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over het gebruik bij ouderen > 85 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Overdosering
Bij overdosering de behandeling staken. Houd rekening met de lange halfwaardetijd van gilteritinib van ca. 113 uur.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met gilteritinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met erdafitinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Gilteritinib remt FTL3 en AXL. FLT3 is een tyrosinekinase dat tot expressie komt op myeloïde progenitorcellen. Door een interne tandemduplicatie (ITD-mutatie, bij 20–30% van de AML-patiënten) kan FLT3 constitutief actief zijn. Daarnaast kan het tyrosinekinasedomein van FTL3 gemuteerd zijn (TKD-mutatie, bij ca. 7% van de AML-patiënten), wat mogelijk resistentie veroorzaakt tegen FLT3-remmers. AXL speelt een rol bij activatie van FLT3 en kan tevens resistentie veroorzaken tegen FLT3-remmers. Door remming van FLT3 wordt de proliferatie en differentiatie van myeloïde progenitorcellen geremd.
Kinetische gegevens
T max | 4–6 uur; 2 uur later indien gilteritinib wordt toegediend met een vetrijke maaltijd. |
V d | ca. 14,6 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk via CYP3A4 tot M17, M16 en M10. De effectiviteit van deze metabolieten is niet bekend. |
Eliminatie | voor ca. 64.5% met de feces en voor ca. 16.4% met de urine. |
T 1/2el | ca. 113 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Erdafitinib is een pan-fibroblastgroeifactorreceptor (FGFR)-tyrosinekinaseremmer. Het remt de fosforylering en -signalering van FGFR.
Kinetische gegevens
T max | 2,5 uur (bereik 2-6 uur), ca. 1,5 uur langer bij inname met voedsel. |
Overig | De 'steady state'-concentratie wordt na 2 weken bereikt. |
V d | 0,411 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | grotendeels door CYP2C9 en CYP3A4, voornamelijk tot de O-gedemethyleerde metaboliet. De bijdrage van CYP2C9 is ca. 39% en die van CYP3A4 is ca. 20%. |
Eliminatie | 69% met de feces (waarvan 14-21% onveranderd) en ca. 19% met de urine (waarvan 13% onveranderd). |
T 1/2el | 58,9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gilteritinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erdafitinib (L01EN01) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
erdafitinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk