Samenstelling
Xospata (als fumaraat) XGVS Astellas Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet omhuld
- Sterkte
- 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Inrebic XGVS Aanvullende monitoring Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van acute myeloïde leukemie de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.
Advies
Voor de behandeling van primaire myelofibrose (PMF) staat op hematologienederland.nl de geldende behandelrichtlijn (2024).
Indicaties
Gerecidiveerde of refractaire acute myeloïde leukemie (AML) bij volwassenen met een FMS-achtige tyrosinekinase 3 (FLT3)-mutatie, als monotherapie.
Indicaties
Behandeling van volwassenen met ziektegerelateerde splenomegalie of symptomen bij primaire myelofibrose of myelofibrose na polycythaemia vera of essentiële trombocytemie, die niet eerder zijn behandeld met Janus-geassocieerde kinase (JAK)-remmers óf na behandeling met ruxolitinib.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op aanwezigheid van een FLT3 interne tandemduplicatie (ITD)- of tyrosinekinasedomein (TKD)-mutatie, middels een gevalideerde test.
Voer voorafgaand aan, op dag 15 en maandelijks gedurende de behandeling een bloedonderzoek uit, met inbegrip van creatinekinase.
Beoordeel het ECG voorafgaand aan de behandeling, op dag 8 en 15 van de eerste cyclus en voorafgaand aan de volgende 3 maanden van de behandeling. Corrigeer een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie alvorens te starten met gilteritinib.
Acute myeloïde leukemie
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
120 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten totdat de patiënt geen klinisch voordeel meer ondervindt of tot onaanvaardbare toxiciteit.
Overweeg de behandeling in ieder geval tot 6 maanden voor te zetten, vanwege een mogelijk vertraagde klinische respons. Als na 4 weken een respons uitblijft, kan de dosis worden verhoogd tot 200 mg 1×/dag, indien getolereerd en klinisch gerechtvaardigd.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt gebruik ontraden, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemiste dosis: Een vergeten of gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog op dezelfde dag innemen, en de volgende dag het normale schema aanhouden. Bij braken na inname niet opnieuw een dosis innemen.
Toediening: De tabletten in hun geheel (dus niet breken of fijnmaken), innemen met water, met of zonder voedsel. Neem de tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in.
Doseringen
Patiënten die worden behandeld met ruxolitinib moeten vóór aanvang van de behandeling met fedratinib het gebruik van ruxolitinib afbouwen en staken.
Voor aanvang van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd baselinetesten van thiaminespiegel (vitamine B1), volledig bloedbeeld, leverwaarden, amylase/lipase, stikstof in bloedureum (BUN) en creatinine bepalen. De behandeling niet starten bij patiënten met een tekort aan thiamine, totdat de thiaminespiegel gecorrigeerd is (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Het starten van de behandeling wordt ontraden bij een baseline aantal trombocyten < 50 × 109/l en een absoluut aantal neutrofielen (ANC) < 1,0 × 109/l.
Profylactisch gebruik van anti-emetica wordt aanbevolen tijdens de eerste 8 weken van de behandeling en daarna verder zoals klinisch geïndiceerd.
Myelofibrose
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen dosis: 400 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten zolang dit klinisch gunstig is voor de patiënt. Staak de behandeling indien de patiënt een dosis van 200 mg 1×/dag niet verdraagt.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-89 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie wel wekelijks controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosis verlagen. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15-29 ml/min) is de aanbevolen dosis 200 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmer: indien vermijden van sterke CYP4A4-remmer niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis fedratinib 200 mg 1×/dag. Controleer daarbij nauwgezet op bijwerkingen. Indien de sterke CYP3A4-remmer daarna wordt gestaakt, de dosis van fedratinib verhogen naar 300 mg 1×/dag gedurende eerste twee weken na staken van de sterke CYP3A4-remmer. Vervolgens, indien dit wordt verdragen, de dosis verder verhogen naar 400 mg 1×/dag.
Gemiste dosis: als een dosis wordt gemist, de volgende geplande dosis de volgende dag innemen. Géén extra capsules innemen om de gemiste dosis te compenseren.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische en niet-hematologische toxiciteiten en de behandeling van Wernicke-encefalopathie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2. tabel 1).
Toediening: de capsules in hun geheel (dus niet openen, kauwen of breken) innemen met water, met of zonder voedsel. Inname met een vetrijke maaltijd verkleint mogelijk de kans op misselijkheid en braken door fedratinib.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie. Duizeligheid. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid, obstipatie, diarree. Pijn in de extremiteiten, artralgie, myalgie. Vermoeidheid, perifeer oedeem, asthenie. Stijging creatinekinase (CK) en alkalische fosfatase (AF) in het bloed. Stijging ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): anafylactische reactie. QT-verlenging, pericardeffusie, pericarditis, hartfalen. Skeletspierpijn. Differentiatiesyndroom. Acuut nierfalen. Malaise.
Soms (0,1-1%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder is gemeld: pancreatitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Urineweginfectie. Bloeding. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree. Spierspasmen. Hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie. Stijging van amylase, lipase, ALAT, ASAT en creatinine in het bloed. Anemie, trombocytopenie, neutropenie.
Vaak (1-10%): Wernicke-encefalopathie, duizeligheid. Hypertensie. Dyspepsie. Botpijn, pijn in de ledematen. Dysurie. Gewichtstoename.
Interacties
Gilteritinib is substraat voor CYP3A4 en P-glycoproteïne (Pgp). Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke inductoren van CYP4A4/Pgp, zoals fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid, omdat deze de blootstelling aan gilteritinib kunnen verlagen.
Wees voorzichtig bij het gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A, Pgp en/of borstkankerresistentie-eiwit (BCRP), zoals azitromycine, captopril, carvedilol, claritromycine, erytromycine, itraconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir; dit kan de blootstelling aan gilteritinib verhogen. Controleer de patiënt nauwgezet op bijwerkingen.
Gilteritinib is in vitro een remmer van Ppg, BCRP en OCT1. Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening met substraten van Pgp (zoals dabigatran, digoxine), BCRP (zoals methotrexaat, mitoxantron, rosuvastatine) en OCT1 (zoals metformine).
Uit in vitro-gegevens blijkt dat gilteritinib het effect kan verminderen van geneesmiddelen die aangrijpen op de 5HT2B-receptor of een aspecifieke δ-receptor, zoals escitalopram, fluoxetine, sertraline. Vermijd het gelijktijdig gebruik van deze middelen, tenzij het gebruik essentieel wordt geacht voor de patiënt.
Het is niet bekend of gilteritinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen, daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Interacties
Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, ritonavir), omdat deze de blootstelling aan fedratinib kunnen verhogen. Als vermijden niet mogelijk is, moet de dosis van fedratinib worden verlaagd, zie de rubriek Dosering. Controleer de patiënt in dat geval ten minste wekelijks op bijwerkingen.
Bij het gelijktijdig gebruik van remmers van zowel CYP3A4 en CYP2C19 (zoals fluconazol, fluvoxamine) de patiënt extra nauwgezet controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosering van fedratinib aanpassen.
Vermijd het gelijktijdig gebruik van matige of sterke CYP3A4-inductoren (zoals fenytoïne, rifampicine, efavirenz) omdat deze de blootstelling aan fedratinib mogelijk kunnen verlagen.
Bij langdurig gelijktijdig gebruik met een matig-sterke CYP3A4-remmer (zoals erytromycine, diltiazem) de patiënt zorgvuldig controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosis fedratinib verlagen.
Bij gelijktijdig gebruik van substraten van CYP3A4 (zoals midazolam, simvastatine), CYP2C19 (zoals omeprazol) of CYP2D6 (zoals metoprolol, dextromethorfan) zo nodig de dosis van deze gelijktijdig toegediende middelen aanpassen, onder zorgvuldige controle van bijwerkingen.
Wees voorzichtig of verhoog de dosis bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die renaal worden geklaard via multidrug- en toxine-eiwit (MATE)1 en MATE2-K en organisch kationtransporteiwit (OCT2), zoals metformine.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren is schadelijkheid gebleken (groeionderdrukking van de foetus, embryofoetale sterfte, teratogeniteit).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Adviseer vruchtbare vrouwen 7 dagen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest uit te voeren om een zwangerschap uit te sluiten. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de therapie. Het is niet bekend of gilteritinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren, in subtherapeutische doses schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik tijdens de zwangerschap is gecontra-indiceerd.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 2 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gezien het werkingsmechanisme kan een risico voor de zuigeling niet worden uitgesloten.
Advies: Geef geen borstvoeding tijdens en gedurende één maand na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Differentiatiesyndroom: Gilteritinib is in verband gebracht met het differentiatiesyndroom. Dit syndroom gaat gepaard met een snelle proliferatie en differentiatie van myeloïde cellen en kan indien behandeling uitblijft fataal zijn. Symptomen zijn o.a. koorts, dyspneu, pleurale effusie, pericardeffusie, longoedeem, hypotensie, snelle gewichtstoename, perifeer oedeem, huiduitslag en nierfunctiestoornis. Bij een vermoeden van het differentiatiesyndroom deze volgens protocol behandelen, voor ten minste 3 dagen totdat de symptomen zijn verdwenen. Indien na start van deze behandeling de symptomen > 48 uur aanhouden, de behandeling met gilteritinib onderbreken tot de symptomen verbeteren tot ≤ graad 2.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) is gemeld. PRES is een zeldzame, reversibele neurologische aandoening die zich kenmerkt met symptomen die zich doorgaans snel ontwikkelen, zoals convulsie, hoofdpijn, verwardheid, visuele en neurologische stoornissen, hypertensie en veranderde gemoedstoestand. Bij ontwikkeling van PRES de behandeling met gilteritinib staken.
QT-verlenging kan optreden in de eerste drie maanden van de behandeling. Maak daarom een ECG voorafgaand aan de behandeling, tijdens de behandeling op dag 8 en 15 van de eerste behandelmaand en voorafgaand aan de volgende 3 maanden van de behandeling. Corrigeer een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie vóór start van de behandeling. Wees voorzichtig bij een relevante voorgeschiedenis van hartproblemen. Onderbreek gilteritinib bij een QTc-interval > 500 ms. Hervat in een lagere dosis (120 mg of 80 mg) wanneer het QTc-interval terugkeert tot binnen 30 ms van de baselinewaarde of ≤ 480 ms. Als het QTc-interval verhoogd is met > 30 ms op het ECG op dag 8 van de eerste behandelmaand, het ECG de volgende dag bevestigen. Indien bevestigd, overweeg dosisverlaging tot 80 of 120 mg.
Pancreatitis is gemeld. Bij tekenen van pancreatitis, zoals buikpijn, een opgezwollen buik, misselijkheid, braken, koorts of tachycardie, de behandeling onderbreken. Indien de symptomen verdwenen zijn kan gilteritinib in een lagere dosis worden hervat.
Bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierfalen kan de blootstelling aan gilteritinib verhoogd zijn; controleer dan nauwlettend op toxiciteit.
Overige toxiciteit ≥ graad 3: Onderbreek gilteritinib totdat de toxiciteit verdwijnt of verbetert tot graad 1. Hervat de behandeling vervolgens in een lagere dosis (80 of 120 mg).
Hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT): Bij een geplande HSCT de behandeling met gilteritinib één week voor de toediening van het conditioneringsregime voor HSCT onderbreken. Na 30 dagen kan gilteritinib hervat worden, indien de transplantatie geslaagd is, de patiënt geen acute graft-versus-host-ziekte graad ≥ 2 heeft en er sprake is van complete remissie.
Vruchtbare mannen: voor de behandeling van vruchtbare mannen zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoekgegevens: de toepassing bij kinderen < 18 jaar is niet onderzocht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Monitoring: Voor aanvang van de behandeling, ten minste maandelijks gedurende de eerste 3 maanden, daarna periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd baselinetesten van thiaminespiegel (vitamine B1), volledig bloedbeeld, leverwaarden, amylase/lipase, stikstof in bloedureum (BUN) en creatinine bepalen. Bij waargenomen toxiciteit de patiënt ten minste elke 2 weken controleren totdat deze is opgelost. Een dosisaanpassing of staken van de behandeling kan nodig zijn.
Gevallen van ernstige en fatale encefalopathie, waaronder Wernicke-encefalopathie, zijn gemeld. Wernicke-encefalopathie is een acute neurologische aandoening als gevolg van een tekort aan thiamine (vitamine B1). Mogelijke symptomen van Wernicke-encefalopathie zijn o.a. ataxie, veranderingen van de mentale status en oftalmoplegie (bijv. nystagmus, diplopie). Wees bedacht op een mogelijke encefalopathie, waaronder Wernicke-encefalopathie, bij verandering in de mentale status, verwarring of geheugenstoornis. Voer in die gevallen direct een volledige evaluatie uit met inbegrip van een neurologisch onderzoek, beoordeling van de thiaminespiegel en beeldvorming. Beoordeel de thiaminespiegel en de voedingsstatus van de patiënt voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling (bv. maandelijks gedurende de eerste 3 maanden en daarna om de 3 maanden) en indien klinisch geïndiceerd. De behandeling niet starten bij patiënten met een tekort aan thiamine. Een te lage thiaminespiegel aanvullen vóór de start van en tijdens de behandeling. Als encefalopathie wordt vermoed, de behandeling direct staken en parenterale thiaminebehandeling inzetten terwijl alle mogelijke oorzaken worden geëvalueerd. Monitor de patiënt tot de symptomen zijn verdwenen of verbeterd en de thiaminespiegel is genormaliseerd.
Voer een volledige bloedtelling uit, zowel voorafgaand aan de behandeling als periodiek tijdens de behandeling en indien klinisch geïndiceerd. Anemie en trombocytopenie treden meestal op binnen de eerste 3 maanden van de therapie. Bij een hemoglobinewaarde < 10,0 g/dl en een laag trombocytenaantal (< 100 × 109/l bestaat er tijdens de behandeling respectievelijk een grotere kans op anemie en trombocytopenie van graad 3 of hoger; zorgvuldige monitoring is aangewezen, bv. eenmaal per week gedurende de eerste maand totdat de hemoglobinewaarde of het trombocytenaantal verbetert. Neutropenie is doorgaans reversibel na een tijdelijke stopzetting van de behandeling. Overweeg een dosisverlaging bij aanwezigheid van anemie, met name bij een noodzakelijke bloedtransfusie. Trombocytopenie is doorgaans reversibel na een dosisonderbreking, dosisverlaging en/of zo nodig een bloedplaatjestransfusie.
Ernstige cardiovasculaire voorvallen zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij ouderen > 65 jaar, bij patiënten die lange tijd roken of hebben gerookt of bij een voorgeschiedenis van atherosclerotische cardiovasculaire ziekte of andere cardiovasculaire risicofactoren.
Veneuze trombo-embolische voorvallen, waaronder diepveneuze trombose (DVT) en longembolie, zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij risicofactoren voor VTE of cardiovasculaire risicofactoren. Bij een vermoeden of symptomen van VTE de behandeling direct staken.
Gastro-intestinale toxiciteit: misselijkheid, braken en diarree komen vaak voor bij behandeling met fedratinib. De meeste bijwerkingen zijn van graad 1 of 2 en treden doorgaans op binnen de eerste 2 weken van de therapie. Overweeg profylactische behandeling met anti-emetica, zie ook misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie. Bij misselijkheid, braken of diarree ≥ graad 3 die niet binnen 48 uur reageert op ondersteunende maatregelen de behandeling met fedratrinib tijdelijk staken, totdat de ernst is verminderd tot ≤ graad 1. Start opnieuw met een dagelijkse dosis die 100 mg lager is dan de laatste toegediende dosis. Controleer de thiaminespiegel en corrigeer zo nodig (zie ook achter Encefalopathie).
Secundaire maligniteiten, waaronder lymfoom, zijn gemeld. Weeg voorafgaand aan en tijdens de behandeling de voordelen en risico's van fedratinib af, in het bijzonder bij ouderen > 65 jaar en bij patiënten die lange tijd roken of hebben gerookt.
Onderzoeksgegevens: de ervaring bij ouderen > 75 jaar is beperkt. Fedratinib is niet onderzocht bij patiënten met een baseline trombocytenaantal < 50 × 109/l en ANC < 1,0 × 109/l. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Bij overdosering de behandeling staken. Houd rekening met de lange halfwaardetijd van gilteritinib van ca. 113 uur.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met gilteritinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met fedratinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Gilteritinib remt FTL3 en AXL. FLT3 is een tyrosinekinase dat tot expressie komt op myeloïde progenitorcellen. Door een interne tandemduplicatie (ITD-mutatie, bij 20–30% van de AML-patiënten) kan FLT3 constitutief actief zijn. Daarnaast kan het tyrosinekinasedomein van FTL3 gemuteerd zijn (TKD-mutatie, bij ca. 7% van de AML-patiënten), wat mogelijk resistentie veroorzaakt tegen FLT3-remmers. AXL speelt een rol bij activatie van FLT3 en kan tevens resistentie veroorzaken tegen FLT3-remmers. Door remming van FLT3 wordt de proliferatie en differentiatie van myeloïde progenitorcellen geremd.
Kinetische gegevens
T max | 4–6 uur; 2 uur later indien gilteritinib wordt toegediend met een vetrijke maaltijd. |
V d | ca. 14,6 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk via CYP3A4 tot M17, M16 en M10. De effectiviteit van deze metabolieten is niet bekend. |
Eliminatie | voor ca. 64.5% met de feces en voor ca. 16.4% met de urine. |
T 1/2el | ca. 113 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Fedratinib remt selectief Janusgeassocieerde kinase 2 (JAK2) en FMS-achtige tyroskinekinase 3 (FLT3). Zowel JAK2 als FLT3 spelen een rol bij de proliferatie en overleving van hematopoëtische cellen; JAK2 is een tyrosinekinase die cytokine- of groeifactorgemedieerde signalen overdraagt via de JAK-STAT-route. FLT3 is een tyrosinekinase die voorkomt op hematopoëtische stamcellen en myeloïde progenitorcellen. Activerende mutaties van JAK komen voor bij meer dan de helft van de patiënten met myelofibrose en essentiële trombocytemie, en bij het merendeel van de patiënten met polycythaemia vera. Door fedratinib verminderde JAK2-gemedieerde fosforylering van STAT3/5-eiwitten remt maligne celproliferatie en induceert apoptose.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, wordt na orale toediening voor 63-77% geabsorbeerd. |
T max | 3 uur (2-4 uur). |
V d | ca. 25,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk door CYP3A4, en in mindere mate door CYP2C19 en flavine-bevattende mono-oxygenasen (FMO). |
Eliminatie | voor ca. 77% met de feces (waarvan ca. 23% in onveranderde vorm) en voor ca. 5% met de urine (waarvan ca. 3% in onveranderde vorm). |
T 1/2el | wordt bifasisch geëlimineerd, met een effectieve eliminatiehalfwaardetijd van 41 uur en een terminale halfwaardetijd van 114 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gilteritinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
fedratinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk