Samenstelling
Xospata (als fumaraat) XGVS Astellas Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet omhuld
- Sterkte
- 40 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tagrisso (als mesilaat) XGVS AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 40 mg, 80 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van acute myeloïde leukemie de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.
Advies
Zie voor de adviezen van commissie BOMop nvmo.org (onder osimertinib).
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
Gerecidiveerde of refractaire acute myeloïde leukemie (AML) bij volwassenen met een FMS-achtige tyrosinekinase 3 (FLT3)-mutatie, als monotherapie.
Indicaties
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen
- Adjuvante behandeling na volledige tumorresectie bij stadium IB-IIIA NSCLC met tumoren met epidermale groeifactorreceptor (EGFR) exon 19-deleties of exon-21 (L858R)-substitutiemutaties, als monotherapie;
- Eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC met activerende EGFR-mutaties, als monotherapie;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC met een EGFR-T790M-mutatie, als monotherapie.
- Eerstelijnsbehandeling van gevorderd NSCLC met tumoren met EGFR exon-19-deleties of exon-21 (L858R)-substitutiemutaties, in combinatie met pemetrexed en platinumbevattende chemotherapie.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op aanwezigheid van een FLT3 interne tandemduplicatie (ITD)- of tyrosinekinasedomein (TKD)-mutatie, middels een gevalideerde test.
Voer voorafgaand aan, op dag 15 en maandelijks gedurende de behandeling een bloedonderzoek uit, met inbegrip van creatinekinase.
Beoordeel het ECG voorafgaand aan de behandeling, op dag 8 en 15 van de eerste cyclus en voorafgaand aan de volgende 3 maanden van de behandeling. Corrigeer een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie alvorens te starten met gilteritinib.
Acute myeloïde leukemie
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
120 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten totdat de patiënt geen klinisch voordeel meer ondervindt of tot onaanvaardbare toxiciteit.
Overweeg de behandeling in ieder geval tot 6 maanden voor te zetten, vanwege een mogelijk vertraagde klinische respons. Als na 4 weken een respons uitblijft, kan de dosis worden verhoogd tot 200 mg 1×/dag, indien getolereerd en klinisch gerechtvaardigd.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt gebruik ontraden, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemiste dosis: Een vergeten of gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog op dezelfde dag innemen, en de volgende dag het normale schema aanhouden. Bij braken na inname niet opnieuw een dosis innemen.
Toediening: De tabletten in hun geheel (dus niet breken of fijnmaken), innemen met water, met of zonder voedsel. Neem de tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip in.
Doseringen
Vóóraf de status van de EGFR-mutatie zoals gespecificeerd voor de indicatie in tumor- en/of plasmamonster vaststellen met een gevalideerde testmethode.
Niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Mono- of combinatietherapie: 1×/dag 80 mg. In de adjuvante setting de behandeling voortzetten totdat de ziekte terugkeert of tot onaanvaardbare toxiciteit (een behandelduur > 3 jaar is niet onderzocht). Bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte de behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie, zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter Onderzoeksgegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) wordt afgeraden, zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter Onderzoeksgegevens.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (interstitiële longaandoening/pneumonitis, verlenging QT-interval, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, aplastische anemie, overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een vergeten dosis binnen 12 uur alsnog innemen, als het langer dan 12 uur geleden is de dosis overslaan en doorgaan met het gebruikelijke schema.
Toediening: de tablet in zijn geheel (zonder kauwen, breken of fijnmalen) innemen met water. Eventueel kan de tablet worden opgelost in 50 ml niet-koolzuurhoudend water; hierbij de tablet zonder breken of verpulveren toevoegen aan het water en roeren tot de tablet is opgelost. Hierna de oplossing onmiddellijk opdrinken en de tabletresten in het glas met nog eens een half glas water oplossen en opdrinken. Ditzelfde kan ook worden gedaan bij toediening via een sonde, dan met kleinere volumina.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie. Duizeligheid. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid, obstipatie, diarree. Pijn in de extremiteiten, artralgie, myalgie. Vermoeidheid, perifeer oedeem, asthenie. Stijging creatinekinase (CK) en alkalische fosfatase (AF) in het bloed. Stijging ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): anafylactische reactie. QT-verlenging, pericardeffusie, pericarditis, hartfalen. Skeletspierpijn. Differentiatiesyndroom. Acuut nierfalen. Malaise.
Soms (0,1-1%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder is gemeld: pancreatitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree, stomatitis. Huiduitslag (erythemateus, gegeneraliseerd, maculopapuleus, papuleus, pustuleus, folliculitis, acne, (acneïforme) dermatitis), droge huid (incl. huidkloven, eczeem en xeroderma), paronychia, jeuk. Verminderde eetlust. Verlaagd aantal leukocyten, neutrofielen, lymfocyten en trombocyten.
Vaak (1–10%): (concentratie-afhankelijke) verlenging van het QT-interval. Interstitiële longaandoening (incl. pneumonitis, organiserende pneumonie), bloedneus. Linkerventrikelejectiefractie verlaagd. Alopecia, urticaria, hand-voetsyndroom, hyperpigmentatie van de huid. Stijging creatinine in het bloed.
Soms (0,1–1%):hartfalen. Keratitis (incl. keratitis punctata, cornea-epitheeldefecten en cornea-erosie). Cutane vasculitis. Erythema multiforme. Myositis.
Zelden (0,01-0,1%): aplastische anemie. Stevens-Johnsonsyndroom.
Verder is gemeld: toxische epidermale necrolyse.
Bij een laag lichaamsgewicht (< 50 kg) komt verlenging van het QT-intervaL vaker voor, evenals bijwerkingen ≥ graad 3.
Bij ouderen (≥ 65 j.) komen eveneens vaker bijwerkingen ≥ graad 3 voor.
Interacties
Gilteritinib is substraat voor CYP3A4 en P-glycoproteïne (Pgp). Vermijd het gelijktijdig gebruik van sterke inductoren van CYP4A4/Pgp, zoals fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid, omdat deze de blootstelling aan gilteritinib kunnen verlagen.
Wees voorzichtig bij het gelijktijdig gebruik van sterke remmers van CYP3A, Pgp en/of borstkankerresistentie-eiwit (BCRP), zoals azitromycine, captopril, carvedilol, claritromycine, erytromycine, itraconazol, posaconazol, voriconazol, ritonavir; dit kan de blootstelling aan gilteritinib verhogen. Controleer de patiënt nauwgezet op bijwerkingen.
Gilteritinib is in vitro een remmer van Ppg, BCRP en OCT1. Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening met substraten van Pgp (zoals dabigatran, digoxine), BCRP (zoals methotrexaat, mitoxantron, rosuvastatine) en OCT1 (zoals metformine).
Uit in vitro-gegevens blijkt dat gilteritinib het effect kan verminderen van geneesmiddelen die aangrijpen op de 5HT2B-receptor of een aspecifieke δ-receptor, zoals escitalopram, fluoxetine, sertraline. Vermijd het gelijktijdig gebruik van deze middelen, tenzij het gebruik essentieel wordt geacht voor de patiënt.
Het is niet bekend of gilteritinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen, daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Interacties
Sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine) verlagen klinisch relevant de blootstelling aan osimertinib; de combinatie vermijden. Combinatie met sint-janskruid is gecontra-indiceerd. Wees voorzichtig met matig sterke inductoren (zoals bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil). Denk eraan dat het effect van inductoren langzaam intreedt en nog enkele weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden.
Osimertinib remt competitief BCRP en P-glycoproteïne (Pgp). Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die een substraat zijn voor BCRP of Pgp en een relatief nauwe therapeutische breedte hebben, zoals de BCRP-substraten methotrexaat, rosuvastatine, sulfasalazine en topotecan en de Pgp-substraten digoxine, dabigatran en aliskiren.
Osimertinib kan het QT-interval verlengen. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, methadon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica en selectieve serotonine 5HT₃- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren is schadelijkheid gebleken (groeionderdrukking van de foetus, embryofoetale sterfte, teratogeniteit).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Adviseer vruchtbare vrouwen 7 dagen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschapstest uit te voeren om een zwangerschap uit te sluiten. Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de therapie. Het is niet bekend of gilteritinib de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren bij therapeutische en supratherapeutische doseringen geen teratogene afwijkingen, maar wel verminderd foetaal gewicht en verminderde overleving van de jongen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij dieren heeft osimertinib in therapeutische doseringen nadelige effecten op de geslachtsorganen (degeneratieve veranderingen in de testikels, degeneratie van de corpora lutea, epitheelverlies in baarmoeder en vagina) en vermindert het de vruchtbaarheid.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man wordt aangeraden anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en na de therapie; vrouwen tot ten minste 2 en mannen tot ten minste 4 maanden na de therapie. Een verminderde blootstelling aan hormonale anticonceptiva kan niet worden uitgesloten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 2 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Osimertinib en metabolieten zijn bij dieren wel aangetroffen in zogende jongen met als gevolg een verminderde groei en overleving van de jongen. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Differentiatiesyndroom: Gilteritinib is in verband gebracht met het differentiatiesyndroom. Dit syndroom gaat gepaard met een snelle proliferatie en differentiatie van myeloïde cellen en kan indien behandeling uitblijft fataal zijn. Symptomen zijn o.a. koorts, dyspneu, pleurale effusie, pericardeffusie, longoedeem, hypotensie, snelle gewichtstoename, perifeer oedeem, huiduitslag en nierfunctiestoornis. Bij een vermoeden van het differentiatiesyndroom deze volgens protocol behandelen, voor ten minste 3 dagen totdat de symptomen zijn verdwenen. Indien na start van deze behandeling de symptomen > 48 uur aanhouden, de behandeling met gilteritinib onderbreken tot de symptomen verbeteren tot ≤ graad 2.
Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) is gemeld. PRES is een zeldzame, reversibele neurologische aandoening die zich kenmerkt met symptomen die zich doorgaans snel ontwikkelen, zoals convulsie, hoofdpijn, verwardheid, visuele en neurologische stoornissen, hypertensie en veranderde gemoedstoestand. Bij ontwikkeling van PRES de behandeling met gilteritinib staken.
QT-verlenging kan optreden in de eerste drie maanden van de behandeling. Maak daarom een ECG voorafgaand aan de behandeling, tijdens de behandeling op dag 8 en 15 van de eerste behandelmaand en voorafgaand aan de volgende 3 maanden van de behandeling. Corrigeer een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie vóór start van de behandeling. Wees voorzichtig bij een relevante voorgeschiedenis van hartproblemen. Onderbreek gilteritinib bij een QTc-interval > 500 ms. Hervat in een lagere dosis (120 mg of 80 mg) wanneer het QTc-interval terugkeert tot binnen 30 ms van de baselinewaarde of ≤ 480 ms. Als het QTc-interval verhoogd is met > 30 ms op het ECG op dag 8 van de eerste behandelmaand, het ECG de volgende dag bevestigen. Indien bevestigd, overweeg dosisverlaging tot 80 of 120 mg.
Pancreatitis is gemeld. Bij tekenen van pancreatitis, zoals buikpijn, een opgezwollen buik, misselijkheid, braken, koorts of tachycardie, de behandeling onderbreken. Indien de symptomen verdwenen zijn kan gilteritinib in een lagere dosis worden hervat.
Bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierfalen kan de blootstelling aan gilteritinib verhoogd zijn; controleer dan nauwlettend op toxiciteit.
Overige toxiciteit ≥ graad 3: Onderbreek gilteritinib totdat de toxiciteit verdwijnt of verbetert tot graad 1. Hervat de behandeling vervolgens in een lagere dosis (80 of 120 mg).
Hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT): Bij een geplande HSCT de behandeling met gilteritinib één week voor de toediening van het conditioneringsregime voor HSCT onderbreken. Na 30 dagen kan gilteritinib hervat worden, indien de transplantatie geslaagd is, de patiënt geen acute graft-versus-host-ziekte graad ≥ 2 heeft en er sprake is van complete remissie.
Vruchtbare mannen: voor de behandeling van vruchtbare mannen zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoekgegevens: de toepassing bij kinderen < 18 jaar is niet onderzocht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een afname van de linker ventriculaire ejectiefractie (LVEF) met ≥ 10% en een daling naar < 50% is waargenomen tijdens de klinische onderzoeken (bij ca. 4%); een causaal verband is nog niet vastgesteld. Overweeg cardiale monitoring bij aanwezigheid van cardiale risicofactoren (incl. klinisch relevante cardiale ziekten), waaronder een meting van de LVEF voor aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling, alsmede op indicatie indien zich klinisch relevante cardiale symptomen/verschijnselen ontwikkelen.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen. Vermijd het gebruik bij een congenitale of verworven QT-verlenging; bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig elektrolyten en ECG bepalen. Het gebruik van osimertinib definitief staken als 'torsade de pointes', polymorfe ventriculaire tachycardie en/of verschijnselen/symptomen van een andere ernstige ritmestoornis optreden.
In de klinische onderzoeken zijn ernstige, levensbedreigende of fatale interstitiële longaandoening (ILD) of ILD-achtige bijwerkingen (zoals pneumonitis) waargenomen. Bij een Japanse etniciteit is hierop meer kans (ca. 10,4%). Patiënten met een voorgeschiedenis van ILD, door geneesmiddelen geïnduceerde ILD, bestralingspneumonitis waarvoor een behandeling met corticosteroïden nodig was of patiënten met enig bewijs van actieve ILD waren uitgesloten van het klinisch onderzoek. Instrueer de patiënt zich direct te melden bij acuut ontstaan en/of onverklaarbare verergering van respiratoire symptomen zoals dyspneu, hoesten en koorts. Onderbreek de behandeling en sluit eerst ILD uit. Bij bevestiging van ILD de behandeling staken en alleen hervatten na een zorgvuldige risico-baten afweging.
Zeldzame gevallen zijn gemeld van de ernstige huidaandoeningen Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN). Laat de patiënt onmiddellijk contact opnemen bij eerste tekenen hiervan, zoals progressieve huiduitslag, vaak met blaas-, blaar- en schilfervorming. Staak of onderbreek de behandeling bij een vermoeden van SJS of TEN.
Zeldzame gevallen van aplastische anemie, waaronder fatale gevallen, zijn gemeld. Informeer patiënten voorafgaand aan de behandeling over tekenen en symptomen van aplastische anemie, zoals aanhoudende koorts, blauwe plekken, bloedingen, bleekheid, infectie en vermoeidheid. Bij een vermoeden van aplastische anemie overwegen de behandeling te onderbreken of te staken. Bij bevestiging van de diagnose de behandeling definitief staken.
Bij ontstaan van verschijnselen of symptomen van keratitis (zoals een acute of verslechterende ooginfectie, een verhoogde traanproductie, fotosensibilisatie, wazig zien, oogpijn en/of roodheid van het oog) direct doorverwijzen naar een oogarts.
Onderzoeksgegevens: wees voorzichtig bij lichte leverinsufficiëntie (gedefinieerd als Child-Pughscore 5–6 óf gedefinieerd als totale bilirubinewaarde ≤ 'upper limit of normal' (ULN) én ASAT > ULN óf totale bilirubinewaarde 1–1,5× ULN en elke ASAT-waarde) en bij matig-ernstige leverinsufficiëntie (gedefinieerd als Child-Pughscore 7–9 óf gedefinieerd als totale bilirubinewaarde 1,5–3× ULN en elke ASAT-waarde). Het gebruik bij een ernstige leverinsufficiëntie wordt afgeraden omdat de werkzaamheid en veiligheid van osimertinib hierbij niet zijn vastgesteld. Wees ook voorzichtig bij een terminale nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 15 ml/min) en bij dialysepatiënten, omdat de werkzaamheid en veiligheid hierbij niet zijn vastgesteld. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.).
Overdosering
Bij overdosering de behandeling staken. Houd rekening met de lange halfwaardetijd van gilteritinib van ca. 113 uur.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met gilteritinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
In klinisch onderzoek werd bij doses tot 240 mg per dag geen dosisbeperkende toxiciteit waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met osimertinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer. Gilteritinib remt FTL3 en AXL. FLT3 is een tyrosinekinase dat tot expressie komt op myeloïde progenitorcellen. Door een interne tandemduplicatie (ITD-mutatie, bij 20–30% van de AML-patiënten) kan FLT3 constitutief actief zijn. Daarnaast kan het tyrosinekinasedomein van FTL3 gemuteerd zijn (TKD-mutatie, bij ca. 7% van de AML-patiënten), wat mogelijk resistentie veroorzaakt tegen FLT3-remmers. AXL speelt een rol bij activatie van FLT3 en kan tevens resistentie veroorzaken tegen FLT3-remmers. Door remming van FLT3 wordt de proliferatie en differentiatie van myeloïde progenitorcellen geremd.
Kinetische gegevens
T max | 4–6 uur; 2 uur later indien gilteritinib wordt toegediend met een vetrijke maaltijd. |
V d | ca. 14,6 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk via CYP3A4 tot M17, M16 en M10. De effectiviteit van deze metabolieten is niet bekend. |
Eliminatie | voor ca. 64.5% met de feces en voor ca. 16.4% met de urine. |
T 1/2el | ca. 113 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Proteïnekinaseremmer (tyrosinekinaseremmer; TKI). Osimertinib remt irreversibel epidermale-groeifactorreceptoren (EGFR's) met sensibiliserende mutaties (EGFRm) en de TKI-resistente mutatie T790M. Dit leidt in vitro tot remming van de celgroei met tegelijkertijd significant minder activiteit tegen EGFR in wildtype (niet-gemuteerde) cellijnen.
Kinetische gegevens
T max | mediaan ca. 6 uur. |
F | ca. 70%. |
V d | ca. 13,1 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 95%. |
Metabolisering | nog niet geheel opgehelderd. In de lever door vnl. CYP3A5 en in mindere mate door CYP3A4 tot o.a. twee actieve metabolieten, met een vergelijkbare (AZ7550) en een hogere werkzaamheid (AZ5104). AZ5104 is ook werkzaam bij wildtype EGFR. |
Overig | gemiddelde blootstelling aan de twee actieve metabolieten (AZ7550 en AZ5104) is voor beiden ca. 10% ten opzichte van osimertinib. |
Eliminatie | ca. 68% met de feces (ca. 1% onveranderd), ca. 14% met de urine (ca. 1% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 44 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gilteritinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- osimertinib (L01EB04) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk
Groepsinformatie
osimertinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.
- abemaciclib (L01EF03) Vergelijk
- acalabrutinib (L01EL02) Vergelijk
- afatinib (L01EB03) Vergelijk
- alectinib (L01ED03) Vergelijk
- asciminib (L01EA06) Vergelijk
- avapritinib (L01EX18) Vergelijk
- axitinib (L01EK01) Vergelijk
- binimetinib (L01EE03) Vergelijk
- bosutinib (L01EA04) Vergelijk
- brigatinib (L01ED04) Vergelijk
- cabozantinib (L01EX07) Vergelijk
- ceritinib (L01ED02) Vergelijk
- cobimetinib (L01EE02) Vergelijk
- crizotinib (L01ED01) Vergelijk
- dabrafenib (L01EC02) Vergelijk
- dacomitinib (L01EB07) Vergelijk
- dasatinib (L01EA02) Vergelijk
- encorafenib (L01EC03) Vergelijk
- entrectinib (L01EX14) Vergelijk
- erlotinib (L01EB02) Vergelijk
- everolimus (bij maligne aandoening) (L01EG02) Vergelijk
- fedratinib (L01EJ02) Vergelijk
- gefitinib (L01EB01) Vergelijk
- gilteritinib (L01EX13) Vergelijk
- ibrutinib (L01EL01) Vergelijk
- idelalisib (L01EM01) Vergelijk
- imatinib (L01EA01) Vergelijk
- lapatinib (L01EH01) Vergelijk
- larotrectinib (L01EX12) Vergelijk
- lenvatinib (L01EX08) Vergelijk
- lorlatinib (L01ED05) Vergelijk
- midostaurine (L01EX10) Vergelijk
- neratinib (L01EH02) Vergelijk
- nilotinib (L01EA03) Vergelijk
- nintedanib (bij interstitiële longziekte) (L01EX09) Vergelijk
- nintedanib (bij maligne aandoening) (L01EX09) Vergelijk
- palbociclib (L01EF01) Vergelijk
- pazopanib (L01EX03) Vergelijk
- pemigatinib (L01EN02) Vergelijk
- pirtobrutinib (L01EL05) Vergelijk
- ponatinib (L01EA05) Vergelijk
- regorafenib (L01EX05) Vergelijk
- ribociclib (L01EF02) Vergelijk
- ruxolitinib (L01EJ01) Vergelijk
- selpercatinib (L01EX22) Vergelijk
- sorafenib (L01EX02) Vergelijk
- sunitinib (L01EX01) Vergelijk
- temsirolimus (L01EG01) Vergelijk
- tepotinib (L01EX21) Vergelijk
- tivozanib (L01EK03) Vergelijk
- trametinib (L01EE01) Vergelijk
- tucatinib (L01EH03) Vergelijk
- vandetanib (L01EX04) Vergelijk
- vemurafenib (L01EC01) Vergelijk
- zanubrutinib (L01EL03) Vergelijk