Samenstelling
Glimepiride Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Diamicron Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte 'MR'
- Sterkte
- 30 mg
Gliclazide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 30 mg, 60 mg, 80 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Indicaties
- Diabetes mellitus type 2, indien met dieet, lichamelijke inspanning of gewichtsvermindering alléén onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, indien met dieet en lichamelijke inspanning alléén onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen
Begindosering 1 mg 1×/dag bij het ontbijt. Zo nodig op geleide van bloed- en urineglucosebepaling elke 1–2 weken stapsgewijs met 1 mg verhogen tot 4 mg per dag; max. 6 mg per dag.
Bij toevoeging van insuline aan de behandeling met glimepiride, de dosering van glimepiride handhaven en een lage dosis insuline toevoegen en langzaam verhogen afhankelijk van de gewenste metabole controle.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant is gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis gecontra-indiceerd. Volgens de 'Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie' van KNMP bij een creatinineklaring 10–50 ml/min starten met 50% van de normale begindosering, daarna zo nodig geleidelijk verhogen tot de normale onderhoudsdosering.
In de loop van de behandeling kan de insulinegevoeligheid toenemen; vermindering of onderbreking van de dosering kan dan nodig zijn. Overweeg tevens dosisaanpassing bij gewichtsverandering, verandering van levensgewoonten of andere factoren die de kans op hypo- of hyperglykemie verhogen.
Het vergeten van een dosis niet corrigeren door de volgende dosis te verhogen.
De tabletten kort vóór of tijdens het ontbijt innemen. De tabletten heel doorslikken met wat vloeistof.
Doseringen
Let op! Gliclazide is beschikbaar in twee verschillende formuleringen: als tablet mga 30 mg en 60 mg (langwerkend) en als tablet mga 80 mg (middellangwerkend). Wissel niet tussen deze twee formuleringen en combineer ze niet.
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen (incl. ouderen)
Tabletten mga 30 mg en 60 mg: begindosis 30 mg 1×/dag bij het ontbijt; bij onvoldoende glykemische controle de dosering stapsgewijs (elke 2–4 weken) verhogen met 30 mg/dag tot max. 120 mg 1×/dag.
Tabletten mga 80 mg: een gebruikelijke dosering is 80 mg 2×/dag 's ochtends en 's avonds, na 14 dagen zo nodig de dosering aanpassen tot 80 mg 1×/dag of tot max. 240 mg per dag in 3 doses.
Bij overschakeling van een ander oraal bloedglucoseverlagend middel is doorgaans geen overgangsperiode nodig; bij overschakeling van een langwerkend sulfonylureumderivaat wordt een behandelvrije periode van enkele dagen aangeraden. Een combinatiebehandeling met metformine, insuline of eventueel acarbose is mogelijk.
Verminderde nierfunctie: volgens de 'Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie' van KNMP is bij een creatinineklaring > 10 ml/min geen dosisaanpassing nodig.
Een vergeten dosis mag niet worden ingehaald door de volgende dosis te verhogen.
De tabletten heel innemen kort vóór of tijdens de maaltijd.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): hypoglykemie. Trombocytopenie, leukopenie, erytropenie, hemolytische anemie, granulocytopenie, agranulocytose en pancytopenie (in het algemeen reversibel na het staken van de behandeling). Dysgeusie. Alopecia. Gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): misselijkheid, braken, drukkend gevoel in de maag, buikpijn, diarree. Allergische vasculitis, overgevoeligheidsreacties waaronder ernstige reacties met dyspneu, hypotensie en shock. Leverfunctiestoornis (bv. met cholestase en icterus), hepatitis, leverfalen. Hyponatriëmie.
Verder zijn gemeld: trombocytopenische purpura. Voorbijgaande visusstoornis, vooral bij start van de behandeling, als gevolg van verandering in bloedglucosespiegel. Stijging van leverenzymwaarden. Jeuk, huiduitslag, urticaria, fotosensibilisatie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hypoglykemie.
Soms (0,1-1%): maag-darmklachten, zoals misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, diarree, obstipatie.
Zelden (0,01-0,1%): hematologische veranderingen, waaronder anemie, leukopenie, trombocytopenie, granulocytopenie; in het algemeen reversibel na staken behandeling. Voorbijgaande visusstoornis, vooral bij start van de behandeling, als gevolg van verandering in bloedglucosespiegel. Stijging van leverenzymen (ASAT, ALAT, AF), hepatitis, cholestatische icterus. Jeuk, (maculopapuleuze) huiduitslag, urticaria, angio-oedeem, erytheem, bulleuze reacties (zoals Stevens-Johnson-syndroom en toxische epidermale necrolyse), DRESS.
Verder zijn gemeld: erytropenie, agranulocytose, hemolytische anemie, pancytopenie. Allergische vasculitis. Hyponatriëmie.
Interacties
De hypoglykemische werking kan worden versterkt door o.a. ACE-remmers, allopurinol, androgene en anabole steroïden, chlooramfenicol, claritromycine, cyclofosfamide, disopyramide, fenylbutazon, fibraten, fluconazol, fluoxetine, ifosfamide, MAO-remmers, miconazol, probenecide, salicylaten (in hoge doses), sommige sulfonamiden (bv. sulfadiazine), tetracyclinen en vitamine K-antagonisten.
De hypoglykemische werking kan worden verminderd door o.a. acetazolamide, chloorpromazine, diazoxide, fenobarbital, fenothiazine-derivaten, fenytoïne, glucagon, glucocorticoïden, laxantia (bij langdurig gebruik), nicotinezuurderivaten, oestrogenen en progestagenen, rifampicine, sympathicomimetica, (thiazide)diuretica en thyromimetica.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met fluorchinolonen; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Alcohol, β-blokkers, clonidine en H2-antagonisten kunnen de hypoglykemische werking zowel versterken als verzwakken.
Colesevelam bindt zich aan glimepiride, waardoor de absorptie van glimepiride wordt verminderd; adviseer om glimepiride ten minste 4 uur vóór colesevelam in te nemen.
Glimepiride kan het effect van vitamine K-antagonisten doen toenemen of verminderen.
β-Blokkers en clonidine kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren.
Interacties
Gebruik van miconazol (systemisch, oromucosaal) is volgens de fabrikant gecontra-indiceerd, vanwege versterking van de hypoglykemische werking.
De hypoglykemische werking kan worden versterkt door o.a. fenylbutazon, alcohol, andere bloedglucoseverlagende middelen, ACE-remmers, H2-antagonisten, MAO-remmers, sulfonamiden, claritromycine en NSAID's.
De hypoglykemische werking kan worden verminderd door o.a. danazol, chloorpromazine (hoge dosering), glucocorticoïden en β2-agonisten.
Sint-janskruid kan de blootstelling aan gliclazide verlagen.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met fluorchinolonen; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Sulfonylureumderivaten vertragen de eliminatie van vitamine K-antagonisten, waardoor de protrombinetijd wordt verlengd.
Niet-selectieve β-blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren en het herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie vertragen.
Zwangerschap
Glimepiride passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (waarschijnlijk door opgetreden hypoglykemie).
Farmacologisch effect: Hypoglykemie bij de neonaat is mogelijk.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Gliclazide passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Hypoglykemie bij de neonaat is mogelijk.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Farmacologisch effect: Hypoglykemie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Hypoglykemie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonylureumderivaten of sulfonamiden;
- diabetes mellitus type I;
- diabetisch (pre)coma, ketoacidose;
- ernstige nier- of leverfunctiestoornis.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonylureumderivaten of sulfonamiden;
- diabetes mellitus type I;
- diabetisch (pre)coma, diabetische ketoacidose;
- ernstige nierfunctiestoornis (NB: volgens de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 bij creatinineklaring < 10 ml/min);
- ernstige leverfunctiestoornis.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie vanwege de kans op hemolytische anemie bij behandeling met sulfonylureumderivaten: Overweeg een bloedglucoseverlagend middel uit een andere klasse.
Periodieke controle van het bloedbeeld (vooral leukocyten- en trombocytentelling) en de leverfunctie zijn gewenst.
Bij gebruik van sulfonylureumderivaten kan hypoglykemie optreden. De kans op hypoglykemie neemt toe bij: nier- of leverfunctiestoornis, onregelmatige voeding en ondervoeding, ongewone lichamelijke belasting, alcoholgebruik, combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties) en bepaalde ontregelingen van het endocriene systeem (bv. schildklieraandoening, hypofyse- of bijnierinsufficiëntie). Hypoglykemie kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel door gebruik van koolhydraten.
In stress-situaties (bv. trauma, operatieve ingreep, infectie met koorts) kan diabetes ontregelen; tijdelijk overschakelen op insuline kan nodig zijn.
Overschakeling van insuline op een sulfonylureumderivaat als regel in een ziekenhuis uitvoeren.
Gebruik bij kinderen tot 18 jaar wordt niet aanbevolen, vanwege onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie vanwege de kans op hemolytische anemie bij behandeling met sulfonylureumderivaten; overweeg een bloedglucoseverlagend middel uit een andere klasse.
Bij gebruik van sulfonylureumderivaten kan hypoglykemie optreden. De kans op hypoglykemie neemt toe bij: hoge leeftijd, nier- of leverfunctiestoornis, onregelmatige voeding en ondervoeding, ongewone lichamelijke belasting, alcoholgebruik, combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties) en bepaalde ontregelingen van het endocriene systeem (bv. schildklieraandoening, hypofyse- of bijnierinsufficiëntie). Hypoglykemie kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel door gebruik van koolhydraten.
In stress-situaties (koorts, trauma, infectie of operatieve ingreep) kan diabetes ontregelen; tijdelijk overschakelen op insuline kan nodig zijn.
Er zijn gevallen van acute porfyrie beschreven met enkele andere sulfonylureumderivaten bij patiënten met porfyrie.
In geval van cholestatische icterus de behandeling staken.
De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Symptomen
Hypoglykemie, die 12 tot 72 uur kan aanhouden en kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel. Symptomen kunnen tot 24 uur na inname optreden. Verschijnselen zijn misselijkheid, braken, buikpijn, neurologische verschijnselen (onrust, tremor, visusstoornis, coördinatiestoornis, slaperigheid, coma, convulsies).
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Oraal bloedglucoseverlagend middel, behorend tot de sulfonylureumderivaten. Sulfonylureumderivaten stimuleren de secretie van insuline uit de β-cellen in de pancreas. De hydroxymetaboliet is verantwoordelijk voor een klein deel van de hypoglykemische werking.
De werking is maximaal binnen 2–3 uur en houdt 24 uur aan.
Kinetische gegevens
Resorptie | zeer goed. |
T max | ca. 2½ uur. |
V d | ca. 0,13 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in de lever door voornamelijk CYP2C9 tot o.a. actieve hydroxymetaboliet. |
Eliminatie | met de urine en feces volledig als metabolieten. |
T 1/2el | 3–6 uur (hydroxymetaboliet), 5–8 uur (glimepiride). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Oraal bloedglucoseverlagend middel, behorend tot de sulfonylureumderivaten. Sulfonylureumderivaten stimuleren de afgifte van insuline door de β-cellen in de pancreas. Gliclazide vermindert tevens het microtromboseproces via een partiële inhibitie van de plaatjesaggregatie en -adhesie met vermindering van de markers van plaatjesactivatie, en via een effect op de fibrinolytische activiteit van het vaatendotheel. De tablet mga 80 mg heeft andere farmacokinetische eigenschappen dan de tabletten mga 30 mg en 60 mg; o.a. de hoeveelheid beschikbare werkzame stof verschilt.
Kinetische gegevens
Resorptie | 100% (tablet mga 30 mg en 60 mg), > 80% (tablet mga 80 mg). |
T max | 6–24 uur (tablet mga 80 mg). Tablet mga 30 mg en 60 mg: de plasmaconcentraties stijgen geleidelijk totdat een plateau wordt gevormd 6–12 uur na toediening. |
V d | ca. 0,14–0,43 l/kg. |
Eiwitbinding | 85–97%. |
Metabolisering | vnl. in de lever, mogelijk door CYP2C19 en in mindere mate door CYP2C9, tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine, < 1% onveranderd. |
T 1/2el | 12–20 uur (tablet mga 30 mg en 60 mg), 6–14 uur (tablet mga 80 mg). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
glimepiride hoort bij de groep sulfonylureumderivaten.
Groepsinformatie
gliclazide hoort bij de groep sulfonylureumderivaten.